gepubliceerd op 06 maart 1999
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis, gesloten op 27 november 1981, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten
2 DECEMBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis, gesloten op 27 november 1981, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis, gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 december 1981, inzonderheid op de artikelen 3 en 13;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis, gesloten op 27 november 1981, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 9 december 1981, Belgisch Staatsblad van 6 januari 1982.
Bijlage Paritair Subcomité voor de uitzendarbeid Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44953/CO/322)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : a) de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, verder genoemd "de werkgever";b) de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3° van voornoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzendbureaus worden tewerkgesteld, verder genoemd "de werknemer".
Art. 2.Artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 36bis betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, van 27 november 1981 wordt aangevuld als volgt : « 8° initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen te bevorderen.
Het betreft de volgende risicogroepen : a) De langdurig werklozen Werkzoekenden die, gedurende de 6 maanden die aan hun indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor alle dagen van de week.b) De laaggeschoolde werklozen Werklozen, ouder dan 18 jaar, die minstens 1 dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type; - hetzij een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs. c) De gehandicapten Werkzoekenden mindervaliden die, op het ogenblik van hun indienstneming, bij het Rijksfonds voor de sociale reclassering van de mindervaliden (of bij één van zijn rechtsopvolgers) zijn ingeschreven.d) De deeltijds leerplichtigen Werkzoekenden van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.e) De herintreders Werkzoekenden die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen : 1) minstens 24 jaar zijn op 1 januari 1997.2) geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat.3) geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat.4) voor de in 2) en 3) bedoelde periode van 3 jaar hun beroepsactiviteit onderbroken hebben ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn.f) De bestaansminimumtrekkers Werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming sinds minstens 3 maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangen.g) Oudere werklozen Werkzoekenden, ouder dan 44 jaar, die minstens één dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van het universitair onderwijs - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of het lange type.9° het bevorderen van initiatieven inzake vorming, in uitvoering van het tewerkstellingsakkoord gesloten voor de jaren 1997-1998.»
Art. 3.Artikel 13, b) van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt vervangen door de volgende bepaling : « b) Vanaf 1 juli 1997 bedraagt de bijdrage 8,6 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten. »
Art. 4.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt een nieuw artikel 13bis ingevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 13bis.Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° wordt de bijdrage die door de werkgevers, bedoeld bij artikel 5, a) aan het fonds verschuldigd is, vastgesteld voor 1997 en voor 1998 op 0,10 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten.
Voor de vier kwartalen van 1997 worden de bijdragen rechtstreeks door het fonds geïnd volgens de modaliteiten, welke door de raad van beheer worden bepaald. »
Art. 5.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst nr 36bis van 27 november 1981 wordt een artikel 13 ingevoerd, dat luidt als volgt : «
Art. 13ter.Voor de verwezenlijking van artikel 3, 9° wordt een bijdrage van 0,3 pct. van de brutolonen van de uitzendkrachten ingevoerd, verschuldigd door de werkgevers met ingang van 1 juli 1997 tot en met 31 december 1998.
Voor de twee trimesters van 1997 worden de bijdragen rechtstreeks door het fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. »
Art. 6.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt een artikel 14bis ingevoegd als volgt : «
Art. 14bis.De bijdragen, bedoeld bij de artikelen 13bis en 13ter, worden vanaf het eerste kwartaal van 1998 ingevorderd en geïnd zoals bepaald bij artikel 14. »
Art. 7.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981 wordt een artikel 19bis ingevoegd als volgt : «
Art. 19bis.Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° kan de raad van beheer, onder meer, binnen de perken van de financiële middelen, die voortvloeien uit de toepassing van artikel 13bis : - cursussen organiseren; - tussenkomsten in opleidingsprogramma's en in de kosten van didactisch materiaal; - gedurende de opleidingsprogramma's de lonen en sociale lasten van de uitzendkrachten ten laste nemen; - tegemoetkomingen verlenen in de lonen en sociale lasten met het oog op de tewerkstelling van de uitzendkrachten die tot de risicogroepen, bedoeld in artikel 3, 8° behoren.
De raad van beheer bepaalt : - de toekenningsmodaliteiten voor de tegemoetkomingen en de nodige bewijsstukken die bij de aanvragen voor tussenkomst gevoegd moeten worden; - de data waarbinnen de aanvragen ingediend moeten worden en de data waarbinnen de raad over de ingediende aanvragen een beslissing neemt; - de terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen wanneer niet of niet langer aan de toekenningsmodaliteiten is voldaan.
Commentaar : De bij het laatste lid van artikel 19bis bedoelde terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen, zou bijvoorbeeld moeten gebeuren wanneer een uitzendkracht de opleiding voortijdig beëindigt. »
Art. 8.Artikel 21bis van voornoemde arbeidsovereenkomst wordt als volgt gewijzigd : «
Art. 21bis.De artikelen 3, 8°, 13bis, 14bis en 19bis treden in werking op 1 januari 1997 en houden op van kracht te zijn op 31 december 1998.
De artikelen 3, 9° en 13ter treden in werking op 1 juli 1997 en houden op van kracht te zijn op 31 december 1998.
Artikel 13 b) treedt in werking op 1 juli 1997. »
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan mits een opzeggingstermijn van drie maanden door elk van de partijen worden opgezegd bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 december 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET