Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2000
gepubliceerd op 30 augustus 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van diverse verordeningsbepalingen die ressorteren onder de bevoegheid van het ministerie van ambtenarenzaken met het oog op de omschakeling naar de euro

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
2000003472
pub.
30/08/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/20/2000003472/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse verordeningsbepalingen die ressorteren onder de bevoegheid van het ministerie van ambtenarenzaken met het oog op de omschakeling naar de euro


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 april 1952 betreffende de anciënniteitsbijslag bepaald bij artikel 13 van de wet van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, bij de wet van 14 februari 1955 en bij het koninklijk besluit nr. 6 van 21 januari 1957, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 januari 1965 houdende vaststelling van de manier van aanwijzing van de groepsleiders in de typediensten en van hun bezoldiging;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 maart 1989;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot regeling van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering van de leden van het personeel der ministeries, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1965 houdende toekenning van een weddebijslag aan sommige leden van het door de Staat bezoldigd personeel wier indiensttreding door de oorlog 1940-1945 merkelijk is vertraagd, laatst gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel van sommige overheidsdiensten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 maart 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instelligen van openbaar nut, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de ministeries, laatst gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 september 1976 tot instelling van een toelage voor sommige ambtenaren van de Rijksbesturen, die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van `s lands algemeen bestuur, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 juni 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van de programmawet van 30 december 1988 - Titel III - Hoofdstuk II tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen, laatst gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1991 tot toekenning van een premie voor tweetaligheid aan het personeel van de rijksbesturen;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 1992 tot uitvoering van artikel 53, § 2, van het koninklijk besluit van 22 november 1991 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de Executieven en van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 september 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel van sommige overheidsdiensten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 april 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de elementen en de referentiepunten in de zin van artikel 9bis, § 6, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 oktober 1999 tot toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met het ontwikkelen van projecten in sommige overheidsdiensten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 juni 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 29 juni 2000;

Gelet op het protocol nr 117/3 van 10 juli 2000 van het gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 368 van 10 juli 2000 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat in tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden ( in regel 1 januari 2002, hetzij binnen 18 maanden), de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend is; dat het van het hoogste belang is dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en dat de limietdatum hiervoor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000;

Overwegende dat de dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste helft van juli ondertekend worden;

Overwegende dat de strikte eerbiediging van deze termijn, wat betreft de koninklijke besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel heeft dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen;

Overwegende dat er ook voor ogen moet worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen;

Overwegende dat wat de overheidsbesturen betreft de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen laat. Deze termijn is strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te brengen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt). Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor juli 2001;

Overwegende dat rekening gehouden met deze zeer strakke planning elke vertraging nadelig is voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan;

Overwegende dat in geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen;

Overwegende dat de voor de goedkeuring van de teksten voorziene limietdatum niet mag worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren, hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden;

Overwegende dat deze diensten reeds in grote mate zijn overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering, en zij dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Dat ze echter nog op korte termijn moeten kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen;

Overwegende dat het strakke tijdschema bovendien vereist dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen;

Overwegende dat de planning van de administratie van Financiën zo voorziet dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren;

Overwegende dat deze fase zelf berust op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meer op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen;

Overwegende dat anderzijds niet uit het oog mag worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanpassingen van wetten en koninklijke besluiten inhouden. Dat dit dus betekent dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten; dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren;

Overwegende dat na deze aanpassingen van de regelgeving zoals vermeld in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten zullen volgen;

Overwegende dat ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) zonder verwijl dienen te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om met kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen;

Overwegende dat het bijzonder wenselijk is dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eigen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.

Dat dit zeer ongunstig zou zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren;

Overwegende dat naarmate de vervaldag steeds dichterbij komt ( op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen), de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken, riskeren bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om op de euro over te stappen, uit te stellen;

Overwegende dat elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten voor de ondernemingen dus een negatieve weerslag heeft en dat verder uitstel van de publicatie van de besluiten vele projecten in gevaar kan brengen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFSTUK I. - Wijziging van verordeningsbepalingen Afdeling 1. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 22 april 1952

betreffende de anciënniteitsbijslag bepaald bij artikel 13 van de wet van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, bij de wet van 14 februari 1955 en bij het koninklijk besluit nr. 6 van 21 januari 1957

Artikel 1.In de hierna vermelde bepalingen van het koninklijk besluit van 22 april 1952 betreffende de anciënniteitsbijslag bepaald bij artikel 13 van de wet van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, bij de wet van 14 februari 1955 en bij het koninklijk besluit nr. 6 van 21 januari 1957, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 25.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 26.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^