gepubliceerd op 11 december 1997
Koninklijk besluit tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries
26 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op de personeelsleden van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscornmissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, inzonderheid op artikel 57;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries;
Gelet op het protocol nr. 94/4 van 19 juni 1997 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 juni 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 1997;
Gelet op het protocol nr. 279 van 16 oktober 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de verhoogde limietbedragen voor de toekenning van de haard- of standplaatstoelage op 1 december 1997 van toepassing worden en dat zodoende deze maatregel zonder verwijl dient te worden meegedeeld aan de onderscheiden betaaldiensten van de personeelsleden bedoeld in artikel 1;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de volgende overheidsdiensten : 1° de ministeries en de andere diensten van de ministeries;2° de volgende openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen : - het Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen; - de Regie der gebouwen; - de Regie voor maritiem transport; - het Instituut voor veterinaire keuring; - de Dienst voor regeling der binnenvaart; - het Nationaal onderzoeksinstituut voor arbeidsomstandigheden; - het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie; - het Federaal planbureau; - de Belgische dienst voor de buitenlandse handel; - het Belgisch interventie- en restitutiebureau; - het Belgisch instituut voor normalisatie; - de Centrale dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap; - het Nationaal geografisch instituut; - het Nationaal instituut voor Oorlogsinvaliden, Oudstrijders en Oorlogsslachtoffers; - het Nationaal orkest van België; - de Koninklijke Muntschouwburg; - het Paleis voor Schone Kunsten; - de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden; - de Controledienst voor de verzekeringen; - het Federaal agentschap voor nucleaire controle; - de Bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der diamantnijverheid; - de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid; - het Fonds voor arbeidsongevallen; - het Fonds voor beroepsziekten; - de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden; - de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen; - de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers; - de Pool van de zeelieden ter koopvaartdij; - de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid; - de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten; - het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen; - het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering; - de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie; - de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening; - de Rijksdienst voor pensioenen; - de Kruispuntbank van de sociale zekerheid; 3° de volgende andere overheidsdiensten : - het secretariaat van de Nationale arbeidsraad; - het secretariaat van de Centrale raad voor het bedrijfsleven; - het secretariaat van de Hoge raad voor de middenstand.
Art. 2.§ 1. Een haardtoelage wordt toegekend : 1° aan de gehuwde, niet van tafel en bed gescheiden personeelsleden, behalve wanneer de toelage aan hun echtgenoot of echtgenote wordt toegekend;2° aan de andere personeelsleden van beider kunne die één of meer kinderen ten laste hebben voor dewelke hun kinderbijslagen toegekend en uitbetaald worden, behalve als zij samenwonen met een personeelslid van het andere geslacht dat de haardtoelage geniet. § 2. Als beide echtgenoten personeelslid zijn van een overheidsdienst bedoeld in artikel 1, wordt de haardtoelage toegekend aan degene die de laagste wedde geniet. Om deze wedde te bepalen moet een vergelijking worden gemaakt tussen de toegekende jaarbedragen (100 %) die voorkomen in de uitgewerkte weddeschalen, zoals deze zijn vastgesteld voor volledige prestaties.
Wanneer den van de echtgenoten of beiden, zonder de eventueel toe te kennen haardtoelage in aanmerking te nemen, de gewaarborgde bezoldiging genieten, wordt de haardtoelage toegekend aan degene die de hoogste wedde heeft, indien deze laatste er recht op heeft overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van dit besluit.
Bij gelijke jaarbedragen kunnen de echtgenoten met wederzijds akkoord bepalen wie van beiden begunstigde zal zijn van de haardtoelage.
De vereffening van de haardtoelage is in beide gevallen afhankelijk van een verklaring op erewoord opgesteld door het personeelslid, volgens het als bijlage bij dit besluit gevoegd model en toegestuurd in drie exemplaren aan de dienst belast met het personeelsbeheer.
De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op de personeelsleden die samenwonen en die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 2, § 1, 2°, van dit besluit. § 3. Een standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden die geen haardtoelage bekomen. § 4. De in disponibiliteit gestelde personeelsleden genieten noch de haardtoelage, noch de standplaatstoelage.
Art. 3.Het jaarlijks bedrag van de haardtoelage of van de standplaatstoelage wordt vastgesteld als volgt : 1° Wedden die 643 035 frank niet te boven gaan : Haardtoelage : 29 040 frank Standplaatstoelage : 14 520 frank 2° Wedden die hoger liggen dan 643 035 frank doch 732 080 frank niet te boven gaan : Haardtoelage : 14 520 frank Standplaatstoelage : 7 260 frank De bezoldiging van het personeelslid wiens wedde 643 035 frank te boven gaat, mag niet kleiner zijn dan die welke het zou bekomen ware zijn wedde gelijk aan dit bedrag.Bij voorkomend geval wordt het verschil hem toegekend in de vorm van een gedeeltelijke haardtoelage of van een gedeeltelijke standplaatstoelage.
De bezoldiging van het personeelslid wiens wedde 732 080 frank te boven gaat, mag niet kleiner zijn dan die welke het zou bekomen, ware zijn wedde gelijk aan dit bedrag. Bij voorkomend geval wordt het verschil hem toegekend in de vorm van een gedeeltelijke haardtoelage of van een gedeeltelijke standplaatstoelage.
Onder bezoldiging moet worden verstaan de wedde, verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haardtoelage of de volledige of gedeeltelijke standplaatstoelage, verminderd met de inhouding bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen.
Art. 4.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries geldt ook voor de haardtoelage, de standplaatstoelage en de grenswedden vastgesteld voor de toekenning ervan.
Ze worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art. 5.De haardtoelage of de standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden met onvolledige dienstverstrekkingen, naar rata van die verstrekkingen.
Zij wordt niet toegekend wegens nevenbetrekkingen.
Art. 6.De haardtoelage of de standplaatstoelage wordt betaald terzelfdertijd als de wedde van de maand waarop zij betrekking heeft.
Zij wordt betaald in dezelfde mate en volgens dezelfde modaliteiten als de wedde wanneer deze voor geen volle maand verschuldigd is.
Wanneer zich in de loop van een maand een feit voordoet dat het recht op de haard- of standplaatstoelage wijzigt, zoals het bepaald is in artikel 2 van dit besluit, wordt het voordeligste stelsel voor de volle maand toegepast.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 december 1997.
Art. 8.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld verklaart op erewoord : 19. dat de echtgenoten of de personeelsleden die samenwonen (3*), indien zij een gelijke wedde genieten, in onderling akkoord beslist hebben dat het bij rubriek 1 hierboven vermelde personeelslid, de begunstigde zal zijn van de haardtoelage (4*);20. dat de bovenvermelde inlichtingen echt en juist zijn;21. dat hij/zij elke wijziging aan de rubrieken 12, 13, 15, 18 en 19, evenals iedere wijziging in de burgerlijke stand, onmiddellijk zal mededelen aan zijn/haar personeelsdienst door middel van een nieuwe verklaring opgesteld volgens hetzelfde model. Gedaan te.........................................., op........................................
Handtekening van het personeelslid dat de aanvraag indient. (1*) De in drievoud opgestelde verklaring wordt toegestuurd aan de personeelsdienst van het ministerie of de dienst vermeld bij rubriek 4. (2*) Onder wedde verstaat men het toegekende jaarbedrag (100 %) dat voorkomt in de uitgewerkte weddeschaal zoals deze is vastgesteld voor volledige prestaties, dus zonder rekening te houden met toelagen en vergoedingen, noch met de indexkoppeling (zie weddefiche). (3*) Personeelsleden die samenwonen en die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 2, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 26 november 1997 tot vervanging, voor het personeel van sommige overheidsdiensten, van het koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries. (4*) Te schrappen indien de wedde verschillend is.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 26 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT