Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 december 2011
gepubliceerd op 29 december 2011

Decreet houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering

bron
waalse overheidsdienst
numac
2011027237
pub.
29/12/2011
prom.
15/12/2011
ELI
eli/decreet/2011/12/15/2011027237/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2011. - Decreet houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Titel I - Machtiging, begripsomschrijving en toepassingsgebied

Artikel 1.Dit decreet legt de bepalingen vast betreffende de begroting en de boekhouding van de in artikel 3 bedoelde diensten.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° wet tot vaststelling van de algemene bepalingen : de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;2° Parlement : het Waalse Parlement;3° Regering : de Waalse Regering;4° Minister van Begroting : de Minister van de Waalse Regering bevoegd voor de Begroting;5° administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie : dienst waarvan het beheer en de boekhouding bij een wet of een decreet zijn gescheiden van die van het algemeen bestuur, zonder dat hem een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid wordt toegekend en die beschikt over een autonome thesaurie en boekhouding;6° ordonnateur : bevoegde overheid die bij besluit van de Regering aangewezen en gemachtigd wordt om : a) de rechten ten laste van de derden vast te stellen en hun invordering te bevelen;b) binnen de perken van de toegelaten en beschikbare kredieten elke uitgave die op de begroting uitgetrokken mag worden vast te leggen en uit te betalen alsmede de betalingsopdracht ervan op te stellen;7° ontvanger : elke persoon gemachtigd om over te gaan tot de invordering van de vastgestelde rechten ten laste van de derden;8° penningmeester : elke persoon gemachtigd om : a) de ontvangsten te innen;b) de op de begroting toegerekende uitgaven te betalen;c) de financiële verrichtingen die niet gebonden zijn aan de begroting uit te voeren;9° economische classificatie : classificatie van de begrotingsontvangsten en Buitgaven naar gelang van de macro-economische criteria, waarbij het Instituut voor nationale rekeningen de voor de uitvoering van zijn opdrachten nodige gegevens, zoals bepaald in artikel 108 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, kan ontvangen.Die classificatie is verenigbaar met het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESR), dat de boekhoudnormen bepaalt met het oog op een coherente, betrouwbare en vergelijkbare kwantitatieve beschrijving van de economie van de lidstaten van de Europese Unie. Ze bestaat uit numerieke codes van maximum vier cijfers en duidingen; 10° vastgesteld recht : recht dat voldoet aan alle volgende voorwaarden : a) het bedrag ervan wordt precies aangegeven;b) de identiteit van de schuldenaar of van de schuldeiser kan bepaald worden;c) de verplichting tot betaling bestaat;d) een verantwoordingsstuk is in het bezit van de eenheid zoals bedoeld in artikel 3;11° vastlegging in de begroting : de handeling waarbij het krediet door de ordonnateur wordt gereserveerd ter uitvoering van een juridische verbintenis.De vastlegging in de begroting houdt de verificatie in van de regelmatigheid van de aanwijzing in de begroting, van de beschikbaarheid van kredieten, van de overeenstemming van de uitgave met de wetten, decreten, uitvoeringsbesluiten, vonnissen en contracten alsmede de naleving van het beginsel van goed financieel beheer bepaald in 14° ; 12° juridische verbintenis : de registratie door de ordonnateur van een onomkeerbare verplichting ten laste van de begroting;13° betaalbaarstelling : de handeling waarbij de ordonnateur het bestaan van vastgestelde rechten ten gunste van derden verifieert;14° beginsel van goed financieel beheer : dat beginsel omvat : a) het beginsel zuinigheid, dat bepaalt dat de door de ordonnateur uitgevoerde middelen ter uitvoering van de activiteiten tijdig beschikbaar worden gesteld in de aangepaste hoeveelheden en kwaliteiten en tegen de beste prijs;b) het beginsel efficiëntie, dat de beste verhouding tussen de uitgevoerde middelen en de behaalde resultaten beoogt;c) het beginsel doeltreffendheid dat het bereiken van de bepaalde specifieke doelstellingen en het behalen van de verwachte resultaten beoogt.

Art. 3.De titels II tot IX, XI en XII zijn van toepassing op de diensten van het algemeen bestuur en op de ministeriële kabinetten die samen een enige eenheid vormen.

De Titels X tot XII, met uitzondering van de artikelen 78 tot 81, zijn van toepassing op de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie van het Waalse Gewest die individueel een specifieke eenheid vormen.

Titel II. - Bepalingen betreffende de begroting HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 4.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen is de begroting de akte die voor elk begrotingsjaar en in decreten voorziet in alle ontvangsten en alle uitgaven van de eenheid zonder onderlinge compensatie en die ze toelaat. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december daaropvolgend.

De gezamenlijke ontvangsten zijn bestemd voor de gezamenlijke uitgaven. In afwijking van dat beginsel kan een decreet een begrotingsfonds oprichten door voor uitgaven, waarvan het het voorwerp vaststelt, sommige ontvangsten te bestemmen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de structuur, de specialisatie en de inhoud van de begroting Afdeling 1. - De ontvangsten

Art. 5.§ 1. Op de begroting worden als ontvangsten geboekt : 1° de raming van de rechten die tijdens het begrotingsjaar ten bate van de eenheid vastgesteld zullen worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, eerste lid, 1°, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, met inbegrip van de rechten betreffende de in artikel 4, tweede lid, bedoelde bestemde ontvangsten;2° de raming van de ontvangsten die contant geïnd moeten worden, in voorkomend geval. § 2. De begroting, wat de ontvangsten betreft, laat de inkohiering en de inning van de belastingen en taksen toe krachtens en overeenkomstig de vigerende wetten, decreten, besluiten en tarieven.

Onverminderd de bepalingen van artikel 2 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten zijn de andere ontvangsten dan de bovenvermelde belastingen en taksen de schuldvorderingen vastgesteld krachtens en overeenkomstig de wetten, decreten, besluiten overeenkomsten, arresten en vonnissen. § 3. De geraamde bedragen van de ontvangsten zijn niet-limitatief.

Art. 6.Naast de in artikel 5, § 2, bedoelde machtiging omvat de begroting, wat de ontvangsten betreft, minstens : 1° de globale raming van het bedrag van de in artikel 5, § 1, bedoelde rechten en ontvangsten;2° de machtigingen gegeven aan de Regering om over te gaan tot het beheer van de thesaurie en de geconsolideerde schulden en om te kunnen inspelen op de financieringsbehoeften voortvloeiend uit de uitvoering van de begroting.De Regering zorgt voor dit financiële beheer met inachtneming van de voorzichtigheids- en efficiëntiebeginselen. Ze zorgt voor de overeenstemming van de behoeften of van de financieringscapaciteit met de nationale en Europese doelstellingen; 3° de voorwaarden waarin de invordering van de niet-fiscale ontvangsten opgegeven kan worden;4° in bijlage, een tabel waarin de in 1° bedoelde bedragen verdeeld worden tussen onderafdelingen en per basisallocatie volgens de volgende regels : a) een afzonderlijke onderafdeling omvat de ramingen van de algemene ontvangsten terwijl de specifieke ontvangsten, met inbegrip van de voor de begrotingsfondsen bestemde ontvangsten, vermeld worden in de onderafdelingen overeenstemmend met de in artikel 8, § 1, bedoelde organisatieafdelingen van de ontvangstenbegroting;b) de ramingen van ontvangsten van de onderafdelingen worden per basisallocatie verdeeld.Elke basisallocatie wordt gecodificeerd volgens de economische classificatie en identificeert de aard of het doel van de ontvangst via een omschrijving. Als het gaat om een terugbetaling van uitgaven moet de code van de basisallocatie dezelfde zijn als die van de vorige uitgavenverrichting. Afdeling 2. - De uitgaven

Art. 7.Op de begroting worden als uitgaven geboekt : 1° overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, 2°, van de bijzondere wet tot vaststelling van de algemene bepalingen : a) de vastleggingskredieten, namelijk de kredieten ten belope waarvan bedragen kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren voordoen, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen;b) de vereffeningskredieten, namelijk de kredieten ten belope waarvan bedragen tijdens het begrotingsjaar kunnen worden vereffend uit hoofde van de rechten vastgesteld in uitvoering van de voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen.De vereffeningskredieten kunnen niet-limitatief zijn voor de in de begroting vermelde uitgaven; 2° de verwachte uitgaven ten laste van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde begrotingsfondsen die bepaald zijn met inachtneming van de beschikbare middelen die voor elk fonds bestaan uit de bestemde ontvangsten verhoogd, in voorkomend geval, met de werkelijke of geraamde overdracht van de ontvangsten die tijdens de vorige jaren niet gebruikt zijn. De verwachte uitgaven ten laste van de begrotingsfondsen zijn : a) voor de vastlegging, de sommen die kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren voordoen, de sommen die tijdens het begrotingsjaar opeisbaar zullen zijn;b) voor de vereffening, de sommen die tijdens het begrotingsjaar kunnen worden vereffend uit hoofde van de rechten vastgesteld in uitvoering van de voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen. Tijdens de uitvoering van de begroting zullen deze uitgaven evenwel beperkt worden door het bedrag van de werkelijk geïnde bestemde ontvangsten verhoogd in voorkomend geval met het reële overgedragen saldo van het vorige begrotingsjaar; 3° in voorkomend geval een voorraad van vastleggingskredieten die specifiek bestemd is voor de uitgaven van administratief personeel die bij de stemming van de begroting niet precies kunnen worden vastgesteld.Het gebruik door de Regering van een dergelijke voorraad moet behoorlijk verantwoord zijn.

Art. 8.§ 1. De begroting, wat de uitgaven betreft, wordt onderverdeeld in organisatieafdelingen, in programma's en in basisallocaties.

Een organisatieafdeling omvat de programma's die bijdragen tot de uitvoering van een bepaald openbaar beleid.

Elke organisatieafdeling omvat een functioneel programma en één of meerdere operationele programma's. De in die twee types programma's te boeken kredieten worden als volgt geregeld : 1° de kredieten van het functionele programma zijn bestemd om de algemene werkingsuitgaven binnen de organisatieafdeling te dekken;2° de kredieten van een operationeel programma zijn bestemd voor de financiering van een activiteit of een coherent geheel van specifieke activiteiten waardoor één of meerdere doelstellingen van het voor de organisatieafdeling toegewezen bepaalde openbare beleid kunnen worden bereikt.Een operationeel programma kan de verwachte uitgaven ten laste van één of meerdere begrotingsfondsen omvatten op voorwaarde dat ze worden onderscheiden van de kredieten, maar mag in geen geval gespijsd worden door niet-limitatieve vereffeningskredieten.

De kredieten van de programma's en de verwachte uitgaven ten laste van de begrotingsfondsen worden in basisallocaties verdeeld. Elke basisallocatie wordt gecodificeerd volgens de economische classificatie en identificeert de aard of het doel van de uitgave of de uitvoeringsmodus voor de uitgave. § 2. De vastleggingskredieten worden toegelaten en per programma beperkt. § 3. Enerzijds worden de vereffeningskredieten van elk van de functionele programma's toegelaten en per programma beperkt, behalve als ze niet-limitatief zijn, in welk geval ze beperkt worden binnen de perken van het totaal bedrag van de functionele programma's van de organisatieafdeling. Anderzijds worden de vereffeningskredieten van de operationele programma's per programma toegelaten maar beperkt binnen de perken van het totaal bedrag van de operationele programma's van alle organisatieafdelingen. § 4. De begroting, wat de uitgaven betreft, omvat minstens : 1° de bepalingen tot vaststelling van de algemene voorwaarden betreffende de uitgaven;2° de bepalingen tot vaststelling, overeenkomstig artikel 7, 1°, b ), van de uitgaven waarvoor de kredieten niet-limitatief kunnen zijn;3° de bepalingen tot vaststelling, overeenkomstig artikel 3, laatste lid, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, de aard van de toegelaten uitgaven bij gebrek aan een organiek decreet.4° de bepalingen, waarbij beheersmachtigingen worden toegekend aan de Regering;5° de per organisatieafdeling en programma voorgestelde samenvattende tabel van de vastleggings- en vereffeningskredieten, waarbij de in 2° bedoelde niet-limitatieve kredieten en, in voorkomend geval, verwachte uitgaven ten laste van de begrotingsfondsen worden onderscheiden;6° in bijlage, de tabel, waarin de kredieten en de in 5° bedoelde uitgaven per basisallocatie worden gedetailleerd. Afdeling 3. - Informatieve documenten en bewijsstukken van de

begroting

Art. 9.§ 1. De begroting gaat vergezeld van de volgende informatieve documenten en bewijsstukken : 1° de algemene toelichting met vermelding van o.a. de richtlijnen van de begroting, een synthese van de ontvangsten en uitgaven, de sociaal-economische context waarop ze aansluiten, een financieel rapport, een inventaris van de fiscale uitgaven alsmede een meerjarige projectie over vijf jaar van de ontvangsten en uitgaven met een beleid dat ongewijzigd en, in voorkomend geval, verbeterd is om een bepaalde budgettaire doelstelling te bereiken; 2° een bijzondere toelichting die de ontvangsten en uitgaven ten opzichte van de doelstellingen van het bepaalde openbare beleid rechtvaardigt en uitlegt.Ze brengt o.a. hetgeen volgt aan het licht : a) wat de ontvangsten betreft en per onderafdeling, de wettelijke grondslag en de rechtvaardiging van elke van de op de begroting uitgetrokken basisallocaties;b) wat de uitgaven betreft en per organisatieafdeling, de wijze waarop de activiteit of het geheel van specifieke activiteiten van elk programma bijdraagt tot de uitvoering van de doelstelling van de afdeling en, per basisallocatie, de wettelijke grondslag en de in de begroting overwogen middelen. § 2. Wat betreft de uitgaven, omvat de bijzondere toelichting bovendien : 1° als het gaat om uitgaven waarvan de uitvoering over verschillende begrotingsjaren geprogrammeerd wordt, het overwogen en becijferde vereffeningsplan;2° als het gaat om verwachte uitgaven ten laste van een begrotingsfonds, de volgende bedragen, waarbij ze voor de vastlegging en voor de vereffening onderscheiden worden : a) het uit het vorige jaar overgedragen reële of geraamde saldo;b) de raming van de inning van de tijdens het begrotingsjaar bestemde ontvangsten;c) de raming van de beschikbare middelen die door de optelling van de twee bovenvermelde bedragen wordt verkregen;d) de raming per basisallocatie gecodificeerd volgens de economische classificatie van de middelen die tijdens het begrotingsjaar gebruikt zullen worden;e) het eindsaldo voortvloeiend uit de vooruitzichten van de verrichtingen van het begrotingsjaar;3° als het gaat om uitgaven betreffende de financiering van een eerste schijf van meerjarige verbintenissen genomen in uitvoering van een contract gesloten door de Regering, een synthese van het financiële plan en zijn eventuele parameters betreffende een jaarlijkse aanpassing. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het opmaken van de begroting en de aanpassingen, de begrotingskalender en de goedkeuring door het Parlement

Art. 10.§ 1. Gelet op het begrotingskader dat op middellange termijn rechtstreeks toepasselijk is, zorgt de Regering voor het opmaken van de decreetsontwerpen, waarbij het ene de ontvangsten van de begroting omvat, en het andere de uitgaven van de begroting, en van de in artikel 9 bedoelde documenten alsmede, in voorkomend geval, van de decreetsontwerpen tot aanpassing van de begroting en de in § 4 bedoelde documenten. § 2. Uiterlijk half november van het vorige jaar dient de Regering de decreetsontwerpen van de begroting van het begrotingsjaar samen met de in artikel 9 bedoelde documenten bij het Parlement in, dat ze uiterlijk op 31 december daaropvolgend aanneemt. Het decreet houdende de ontvangsten van de begroting moet uiterlijk op 31 december in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden. § 3. Tijdens het quadrimester van het lopende begrotingsjaar verifieert de Regering de uitvoering van de begroting ten einde, in voorkomend geval, de begroting van de ontvangsten en van de uitgaven aan te passen.

Tijdens het begrotingsjaar kan de Regering ontwerpen tot aanpassing van de begroting van de ontvangsten en van de uitgaven indienen.

Bij de integrale hernieuwing van het Parlement gaat de Regering over tot een begrotingscontrole en dient ze, in voorkomend geval, de ontwerpen tot aanpassing van de begroting van de ontvangsten en van de uitgaven in om ze aan te passen aan de doelstellingen van haar beleidsverklaring. § 4. De aanpassing van de begroting vindt plaats op de volgende wijze : 1° de begroting van de ontvangsten en van de uitgaven wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5, 6, 7 en 8, waarbij de oorspronkelijke en de aangepaste bedragen in de tabellen worden vergeleken;2° de in artikel 9, § 1, 1°, bedoelde algemene toelichting kan zich beperken tot de voorstelling van een synthese van de aangepaste ontvangsten en uitgaven, tot de motivering van de bijwerkingen en, in voorkomend geval, tot de updating van het financiële rapport;3° de in artikel 9, § 1, 1° en 2° bedoelde bijzondere toelichtingen worden bijgewerkt, waarbij de oorspronkelijke en de aangepaste bedragen worden vergeleken.Voor de rest kunnen ze zich beperken tot de rechtvaardiging van de bijwerkingen. § 5. De Regering dient de ontwerpen van decreet tot aanpassing van de begroting samen met de in § 4, 2° en 3° bedoelde documenten bij het Parlement in. De kredieten die in deze ontwerpen het voorwerp uitmaken van een vernietiging of een vermindering, worden dan in evenredige mate onbeschikbaar gesteld om uitgaven vast te leggen of uit te betalen.

De aanpassingen moeten uiterlijk op 31 december van het lopende begrotingsjaar goedgekeurd worden.

Art. 11.Zowel voor de begroting als voor een aanpassing heeft de goedkeuring van het Parlement achtereenvolgens betrekking op : 1° het beschikkend gedeelte wat betreft de ontvangstenbegroting;2° het beschikkend gedeelte en de in artikel 8, § 4, 5°, bedoelde samenvattende tabel wat betreft de uitgavenbegroting. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen die de afwezigheid of het tekort aan kredieten regelen

Art. 12.§ 1. Als in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het decreet houdende de uitgavenbegroting niet voor 31 december dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, zal gestemd worden, terwijl het project overeenkomstig artikel 10, § 2, in het Parlement werd neergelegd, zorgt de Regering, met een gemotiveerde beraadslaging die onmiddellijk ter kennis wordt gebracht van het Parlement en rechtstreeks vanaf 1 januari van het betrokken begrotingsjaar uitvoerbaar is, voor de continuïteit van de diensten door vastleggingskredieten en vereffeningskredieten te openen.

Deze beslissing dekt een periode die zijzelf bepaalt en die niet minder dan één maand of meer dan drie maanden mag bedragen, behalve als wettelijke of contractuele verplichtingen een andere duur vereisen. De kredieten moeten van aard gelijk zijn en evenredig, voor de betrokken periode, met de toegelaten bedragen van het vorig jaar.

De kredieten voor uitgaven die automatisch of contractueel verbonden zijn met de index der consumptieprijzen of de gezondheidsindexindexering kunnen echter worden verhoogd met de verhogingen die strikt met deze indexering verbonden zijn.

Vanaf de eerste dag van de maand na de goedkeuring van de uitgavenbegroting door het Parlement houden de gevolgen van de lopende beraadslaging onmiddellijk op en worden de gedane uitgaven sinds het begin van het begrotingsjaar aangerekend ten laste van de kredieten van de goedgekeurde begroting. § 2. Als in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting niet overeenkomstig artikel 10, § 2, in het Parlement werd neergelegd, en dat het decreet dan ook niet voor 31 december dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, zal gestemd worden, opent een decreet voorlopige kredieten die voor de werking van de diensten noodzakelijk zijn en in mindering komen van de begroting van dat begrotingsjaar.

Het decreet waarbij voorlopige kredieten worden geopend, stelt de termijn vast waarop deze kredieten betrekking hebben. De termijn waarvoor vastleggings- en vereffeningskredieten worden toegekend, mag niet minder dan één maand en niet meer dan drie maanden bedragen, behalve wanneer wettelijke of contractuele verplichtingen een andere termijn opleggen.

De kredieten moeten van aard gelijk zijn en evenredig, voor de betrokken periode, met de toegelaten bedragen van het vorig jaar. De kredieten voor uitgaven die automatisch of contractueel verbonden zijn met de index der consumptieprijzen of de gezondheidsindex kunnen echter worden verhoogd met de verhogingen die strikt met deze indexering verbonden zijn.

Vanaf de eerste dag van de maand na de goedkeuring van de uitgavenbegroting door het Parlement houden de gevolgen van de decreten die voorlopige kredieten openen onmiddellijk op en worden de gedane uitgaven sinds het begin van het begrotingsjaar aangerekend ten laste van de kredieten van de goedgekeurde begroting. § 3. De uitgaven van de begrotingsfondsen hebben niet te lijden onder het uitblijven van de stemming van de uitgavenbegroting voor 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat. Hun overgedragen ontvangsten die van bij het begin van het begrotingsjaar zijn ontvangen, zijn onmiddellijk beschikbaar om de uitgaven te dekken.

Art. 13.In dringende gevallen, veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden en bij gebrek of in geval van een tekort aan kredieten kan de Regering, met een gemotiveerde beraadslaging die het openen van de nodige kredieten verdeeld in basisallocaties, machtiging verlenen tot : 1° hetzij het vastleggen van de uitgave;2° hetzij het vereffenen;3° hetzij het vastleggen en het vereffenen. Samen met deze beslissing legt de Regering bij het Parlement een ontwerp van decreet tot aanpassing van de begroting neer overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, §§ 1, 4 en 5. Door dit neerleggen wordt de beslissing uitvoerbaar verklaard. De onmiddellijke neerlegging van een specifiek ontwerp van decreet tot aanpassing is echter niet vereist daar de beslissing betrekking heeft op een bedrag dat lager is dan een drempel dat jaarlijks bepaald is in de bepalingen bedoeld in artikel 8, § 4, 4°. In dit geval wordt de beslissing uitvoerbaar verklaard op de datum bepaald door de Regering.

Elke beraadslaging moet het voorwerp uitmaken van een regularisatie via aanpassing van de begroting waarvan het project uiterlijk op 31 december van het lopende jaar zal moeten goedgekeurd worden.

Art. 14.De beraadslagingen bedoeld in de artikelen 12, § 1, 13 en 23, § 2, worden onverwijld aan het Rekenhof overgemaakt dat, desgevallend, zijn opmerkingen meedeelt aan het Parlement en de Minister van Begroting op de hoogte brengt.

De kredieten die door deze beraadslagingen en door de decreten van voorlopige kredieten bedoeld in artikel 12, § 2, worden geopend, alsook hun gebruik worden apart geboekt in de begrotingsboekhouding.

Titel III. - Bepalingen inzake uitvoering van de begroting en begrotingsboekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 15.De begrotingsboekhouding moet een permanente opvolging toelaten van de naleving van de begrotingsmachtigingen toegekend door het Parlement en van de uitvoering van de begroting. Ze wordt opgenomen in de algemene boekhouding bedoeld in titel IV.

Art. 16.§ 1. Op de begroting worden voor een bepaald begrotingsjaar slechts aangerekend : 1° als ontvangsten, de tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten, met inbegrip van de rechten met betrekking tot de toegewezen ontvangsten, alsook de ontvangsten die contant geïnd zijn;2° als uitgaven ten laste van de vastleggingskredieten, a) de bedragen die worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar;b) voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren voordoen, de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen;3° als uitgaven ten laste van de vereffeningskredieten, de bedragen die worden vereffend tijdens het begrotingsjaar uit hoofde van de rechten die zijn vastgesteld, in uitvoering van de voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen;4° ten laste van de begrotingsfondsen, a) op de beschikbare middelen voor de vastlegging, de bedragen die worden vastgelegd tijdens het begrotingsjaar;b) op de beschikbare middelen voor de vereffening, de bedragen die worden vereffend tijdens het begrotingsjaar uit hoofde van de rechten die zijn vastgesteld, in uitvoering van de voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen. § 2. De op 31 december van het begrotingsjaar vastgestelde rechten die niet worden aangerekend op de begroting van dat jaar vóór 1 februari van het volgend jaar, behoren van ambtswege tot het nieuw begrotingsjaar.

Art. 17.De Regering verstrekt het Parlement op gezette tijden een toestand van de uitvoering van de begroting, opgesplitst : 1° in onderverdelingen wat de ontvangsten betreft;2° in organisatieafdelingen, in programma's en in basisallocaties wat de uitgaven betreft.

Art. 18.Elk decreet dat aanleiding kan geven tot een uitgave die niet voorzien is in de begroting, opent de nodige vastleggings- en vereffeningskredieten voor zijn uitvoering tijdens het lopende begrotingsjaar en, indien nodig, tijdens het volgend jaar. Bij gebrek wordt zijn inwerkingtreding uitgesteld tot de begroting die het verricht. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de begrotingsontvangsten

Art. 19.§ 1. Onverminderd de bepalingen inzake belastingen stellen de ordonnateurs, elk in het kader van hun bevoegdheden, de rechten ten laste van derden vast. Ze delen hen minstens het doel van de schuldvordering, de te betalen som, de betalingsmodaliteiten en de vervaldatum mede. § 2. De vastgestelde rechten worden in de boekhouding aangerekend en tegelijkertijd meegedeeld aan een ontvanger. Voor de niet-fiscale ontvangsten kan de entiteit een centraliserende ontvanger aanwijzen.

Art. 20.De ambten van ontvanger en schatbewaarder zijn onderling verenigbaar maar onverenigbaar met het ambt van ordonnateur.

De ontvanger brengt verslag uit over zijn beheer overeenkomstig de bepalingen van artikel 39 in zijn hoedanigheid van boekhouder in de zin van de algemene bepalingen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende de begrotingsuitgaven

Art. 21.§ 1. Binnen de perken van de bedragen die op elke basisallocatie worden vastgesteld, kunnen de ordonnateurs de uitgavenkredieten gebruiken overeenkomstig het principe van het goede financiële beheer.

Elke uitgave maakt opeenvolgend het voorwerp uit van een vastlegging, vereffening, betaalopdracht door tussenkomst van de ordonnateur en een betaling door tussenkomst van de schatbewaarder. § 2. Bij gebrek aan betalingstermijnen bepaald in de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, in elke andere wettelijke en reglementaire bepaling die bepaalde termijnen vastlegt, ofwel een vervaldatum die contractueel vooraf is vastgesteld met een derde schuldeiser, mag de termijn tussen de vereffening van de uitgave en de betaling van de opeisbare som geen twintig dagen overschrijden. § 3. Wanneer het bedrag van het vastgestelde recht niet in handen van de schuldeiser kan betaald worden wegens beslag onder derden, verzet, overdracht of een delegatie ten laste van de schuldvorderingen van het Waalse Gewest of elk ander juridisch of administratief beletsel dat behoorlijk wordt genotificeerd of tegenstelbaar wordt gemaakt, wordt de som op een wachtrekening geregistreerd tot op het ogenblik dat de geschilbeheerder, aangewezen bij besluit van de Regering, de betalingsopdrachten geeft ten gunste van de wettelijk bepaalde begunstigden. In dit geval zijn de bepalingen bedoeld in § 2 niet van toepassing. § 4. Wanneer een ordonnateur zijn ambt neerlegt, maakt hij de boekhoud- en begrotingsgegevens van de aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren, volledig en onverwijld aan zijn opvolger over. De modaliteiten van deze procedure worden bepaald door de Regering overeenkomstig de bepalingen van artikel 41, tweede lid.

Art. 22.§ 1. De contracten en de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten zoals omschreven in de geldende wetgeving, alsook de besluiten voor de toekenning van subsidies en, in voorkomend geval, van prijzen mogen pas aan derden ter kennis worden gebracht door de ordonnateurs nadat het bedrag op de voorziene vastleggingskredieten werd aangerekend.

De vastlegging in de begroting moet door een correlatieve juridische verbintenis worden bevestigd. § 2. Indien het bedrag van de juridische verbintenis verschilt van het bedrag van de begrotingsvastlegging, moet laatstgenoemde, naargeland het geval, onmiddellijk worden aangevuld door de ordonnateur of in evenredige mate ambtshalve worden tegengeboekt. § 3. Andere uitgaven dan die bedoeld in paragraaf 1 mogen alleen d.m.v. een bewijsstuk van een ordonnateur dat het bestaan en de juiste spreiding van de verplichting vaststelt, ten laste van de vastleggingskredieten worden aangerekend.

Art. 23.§ 1. Elke vereffening van een niet voorafgaandelijk vastgelegde uitgave, in overtreding met artikel 21, § 1, tweede lid, die toch aan de vereisten van het vaststellen van het recht ten gunste van de derde voldoet, wordt voorafgegaan door een regulerende vastlegging ten laste van de kredieten van het lopende begrotingsjaar.

De Regering bepaalt de modaliteiten ervan. § 2. Indien na uitputting van elke mogelijkheid van nieuwe verdeling van de kredieten zoals bedoeld in artikel 26, blijkt : 1° hetzij, dat er geen gespecialiseerd vastleggingskrediet bestaat of dat het onvoldoende is voor de regularisatie bedoeld in § 1;2° hetzij dat een regelmatig vastgelegde uitgave niet kan vereffend worden wegens onvoldoende vereffeningskredieten terwijl de rechten van derden ontegenzeglijk vastgesteld worden en onverminderd de bepalingen van artikel 16, § 2, Opent de Regering het nodige krediet door een begrotingsberaadslaging aan te nemen volgens de procedure en modaliteiten bedoeld in de artikelen 13 en 14. Indien de beraadslaging echter voldoet aan de drempelvoorwaarde bepaald in artikel 13, derde lid, moet ze bovendien het geopende bedrag compenseren door een blokkering van toegestane kredieten in evenredige mate.

Art. 24.§ 1. Minstens een keer per begrotingsjaar moet de toestand van in behandeling zijnde rechtsverbintenissen het voorwerp uitmaken van een onderzoek.

De verbintenissen worden geannuleerd als, enerzijds, uit de bewijsstukken blijkt dat ze overbodig geworden zijn en, anderzijds, ambtshalve, als ze binnen een termijn van vijf jaar na het jaar van hun aanrekening niet werden uitgevoerd, behalve in de gevallen waarin de ordonnateurs het behoud ervan na deze periode rechtvaardigen. § 2. De toestand van de uitstaande uitgaven die moeten vereffend worden, wordt regelmatig nagezien om anomalieën op te sporen die vertragingen zouden kunnen veroorzaken voor de vereffening en de betaling.

Art. 25.Met ingang van 1 november mogen de verbintenissen nodig om de ononderbroken werking van de diensten te verzekeren, worden aangegaan ten laste van de vastleggingskredieten van de programma's van het volgende begrotingsjaar. Het bedrag van deze verbintenissen mag de goedgekeurde kredieten voor de overeenkomstige uitgaven van het lopende jaar niet overschrijden.

Deze vastleggingen worden aangerekend in de vastleggingen buiten balansstelling van het lopende jaar tot de opening van het volgende begrotingsjaar. Bij het begin van dat nieuw jaar worden ze onmiddellijk aangerekend in de begrotingsboekhouding. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de nieuwe verdeling van de kredieten tijdens het begrotingsjaar

Art. 26.§ 1. Onverminderd artikel 27, kunnen de ordonnateurs een wijziging vragen van de verdeling van de kredieten van de programma's tussen de basisallocaties volgens de procedure en de modaliteiten bepaald door de Regering en voorzover de volgende regels worden nageleefd : 1° wat de vastleggingskredieten betreft, kan een nieuwe verdeling plaatsvinden tussen de basisallocaties van éénzelfde programma;2° wat de limitatieve vereffeningskredieten betreft, kan een nieuwe verdeling plaatsvinden tussen de basisallocaties van het functioneel programma en de basisallocaties van alle operationele programma's van eenzelfde organisatieafdeling;3° wat de niet-limitatieve vereffeningskredieten betreft, kan een nieuwe verdeling uitsluitend plaatsvinden tussen de basisallocaties voorzien van kredieten van die aard die behoorlijk zijn toegestaan;4° zowel voor de vastleggingkredieten als voor de vereffeningskredieten moeten de kredietverhogingen worden gecompenseerd door overeenkomstige kredietverminderingen wanneer een nieuwe verdeling plaatsvindt. § 2. In dringende gevallen, veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden en een tekort aan vastleggingskredieten in een functioneel programma van een organisatieafdeling die de vereffening van de bezoldigingen van het administratief personeel verhinderen, kan de Regering, in afwijking van paragraaf 1, 1°, bij gemotiveerde beraadslaging, machtiging verlenen tot een overdracht naar dit programma en tot de overdracht van de nodige vastleggingskredieten afkomstig uit één of meerdere andere programma's. Deze overdracht is onmiddellijk uitvoerbaar.

Art. 27.De begrotingsfondsen worden van het gebied van de wijzigingen van de kredietverdeling van de programma's zoals gepland in artikel 26 uitgesloten.

Tussen de begrotingsfondsen mag er geen overdracht van middelen plaatsvinden. HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de rekening van uitvoering van de begroting

Art. 28.§ 1. De vastleggings- en vereffeningskredieten uitgetrokken op de basisallocaties die op het einde van het begrotingsjaar niet gebruikt zijn, worden geannuleerd. § 2. Worden naar het volgende jaar overgedragen : 1° het saldo van de middelen van de niet gebruikte begrotingsfondsen, van vastleggingen en vereffeningen, op het einde van het begrotingsjaar;2° het saldo van de begrotingsvastleggingen die door de correlatieve rechtsverbintenissen niet worden bevestigd op het einde van het begrotingsjaar;het overgedragen saldo wordt op het einde van het volgend jaar ambtshalve geannuleerd als het juridisch niet wordt bevestigd; 3° het saldo van de juridische verbintenissen die op het einde van het begrotingsjaar niet aangezuiverd zijn door een vereffening;4° het saldo van de uitgaven die op het einde van het begrotingsjaar nog moeten vereffend worden, na toepassing van de bepalingen van artikel 16, § 2.

Art. 29.§ 1. De rekening van uitvoering van de begroting wordt voorgelegd : 1° overeenkomstig de tabel bedoeld in artikel 6, 4°, wat de ontvangsten betreft;2° overeenkomstig de tabel bedoeld in artikel 8, § 4, 5°, wat de uitgavenkredieten betreft. § 2. Worden in de rekening van uitvoering van de begroting ingeschreven, tegenover de ramingen of machtigingen naargelang het geval, de aanrekeningen die overeenkomstig artikel 16 in de begrotingsboekhouding worden verricht. In de uitgaven worden de te schrappen kredieten bedoeld in artikel 28, § 1, bepaald door het verschil tussen de toegestane kredieten en de aanrekeningen. § 3. In de rekening van uitvoering van de begroting maakt de bepaling van de saldo's bedoeld in artikel 28, § 2, 2° tot 4° het voorwerp uit van een verslag. § 4. Het begrotingssaldo wordt verkregen door het verschil tussen de aangerekende ontvangsten en de uitgaven die vereffend zijn. § 5. Moeten in de bijlage bij de rekening van uitvoering van de begroting voorkomen : 1° de aanrekeningen bedoeld in paragraaf 2, per basisallocatie gedetailleerd, overeenkomstig de tabel bedoeld in artikel 8, § 4, 6° ;2° een lijst met de overschrijdingen van de niet-limitatieve vereffeningskredieten die overeenkomstig artikel 8, § 4, 2° zijn toegestaan;3° wat de begrotingsfondsen betreft, het detail van de aanrekeningen van het jaar volgens hetzelfde informatieschema als het schema vermeld in artikel 9, § 2, 2°, om het saldo bedoeld in artikel 28, § 2, 1°, te bepalen. Titel IV. - Bepalingen inzake de algemene boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 30.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen voert de entiteit in een geïnformatiseerd boekhoudsysteem een algemene boekhouding volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden met inachtneming van het boekhoudplan vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen.

Die algemene boekhouding is van toepassing op alle bestanddelen van het vermogen, de rechten, de schulden, de verplichtingen en verbintenissen allerhande van de entiteit.

Art. 31.Het boekhoudjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december. Het valt samen met het begrotingsjaar.

Art. 32.§ 1. Elke boekhoudverrichting wordt zonder uitstel, getrouw, volledig en naar tijdsorder in ofwel een centraal dagboek of in gespecialiseerde hulpdagboeken geboekt.

In dat laatste geval worden de aangerekende totale bewegingen minstens één keer per maand op samenvattende wijze in het centraal dagboek geboekt. § 2. Wanneer de verrichting voortvloeit uit de relatie met een derde, dienen de rechten te zijnen gunste of laste vooraf vastgesteld te zijn. § 3. Elke boeking berust op een van een datum voorzien verantwoordingsstuk met een aanwijzing ter verwijzing daarnaar.

De Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de verantwoordingsstukken dienen te voldoen.

Elk van een referte voorzien verantwoordingsstuk moet methodisch bewaard worden, waarbij zowel de onaantastbaarheid als de toegankelijkheid ervan gevrijwaard wordt. § 4. Het geïnformatiseerd boekhoudsysteem moet de regelmatigheid en de onomkeerbaarheid van de boekingen waarborgen.

Art. 33.Met inachtneming van de bepalingen van Titel XI stelt de Regering de duur en de nadere regels voor de bewaring van de boeken, de verantwoordingsstukken en de boekhoudstukken vast, met dien verstande dat die minstens beschikbaar blijven zolang het decreet tot goedkeuring van de algemene rekening bedoeld in artikel 44, § 2, niet door het Parlement is goedgekeurd.

Art. 34.De entiteit voert minstens één keer per jaar, en op het einde van het boekjaar, de verrichtingen uit inzake de opgave, het nazicht, het onderzoek en de toetsing voor de vaststelling, op 31 december, van een volledige inventaris van haar vermogen, haar rechten, haar schulden, haar verplichtingen en haar verbintenissen, met inbegrip van haar rechten en verbintenissen buiten balans en, in dat geval, onverminderd de bepalingen van artikel 24, § 1.

De rekeningen worden in overeenstemming gebracht met de inventarisgegevens waarvan de verantwoordingsstukken bewaard worden volgens dezelfde regels als die bedoeld in artikel 33, voor de opmaak van de algemene rekening bedoeld in artikel 41.

Art. 35.De algemene boekhouding moet de opmaak op 31 december mogelijk maken van de balans en de resultatenrekeningen, evenals, periodiek en op 31 december, van cashflow overzichten door een onderscheid te maken al naar gelang ze verrichtingen betreffen met betrekking tot de begroting, de financiering en de beheer van tot derden behorende fondsen.

Het resultaat, verkregen door het verschil tussen de lasten en de opbrengsten van het boekjaar, wordt overgedragen.

Art. 36.Na afsluiting van het boekjaar en tot op het ogenblik waarop het Rekenhof de algemene rekening aan het Parlement overzendt, kunnen er overeenkomstig artikel 44, § 1, correcties geboekt worden ten gevolge van het nazicht en de certificering door het Rekenhof zonder dat dit een af- of bijboeking tot gevolg heeft, met het oog op de uitvoering van een regelmatig, getrouw en oprecht overzicht over de jaarrekening. HOOFDSTUK II. - Organisatieregels voor de boekhoudkundige en financiële diensten

Art. 37.De Regering stelt de regels vast voor de organisatie van de boekhouding, met vrijwaring van het beginsel van de scheiding van de functies.

Art. 38.§ 1. In- en uitboeking van geldmiddelen worden door toedoen van rekenplichtigen verricht. Zij worden gecentraliseerd. § 2. De Regering kan afwijkend en onder de door haar bepaalde voorwaarden de toelating geven voor een gedecentraliseerd financieel beheer dat onder de verantwoordelijk van een rekenplichtige staat. Er kunnen hem voorschotten gestort worden voor het dekken van de werkingsuitgaven, op voorwaarde dat hij dan de verrichte uitgaven verantwoordt. § 3. Het centrale systeem voor in- en uitboekingen staat in rechtstreeks verband tot de algemene boekhouding en biedt alle veiligheidswaarborgen tegen elke vorm van bedrog.

Art. 39.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, §§ 1 ten 3, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen vallen de ontvangers en rekenplichtigen in hun hoedanigheid van rekenplichtigen in de zin van bedoelde wet onder de berechtingsbevoegdheid van het Rekenhof.

Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de artikelen 7 en 8 van de wet van 29 oktober 1846 voor de organisatie van het Rekenhof maken ze jaarlijks op 31 december een rekening op van hun jaarlijks beheer, dat door toedoen van de Minister van Begroting overgezonden wordt naar het Rekenhof voor 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarvoor de rekening is opgemaakt.

Als een ontvanger of een rekenplichtige zijn jaarrekening niet overlegt binnen de wettelijke termijn of, in de andere gevallen, binnen de termijn vastgesteld door de entiteit waarvan hij afhangt, of indien hij overleden is zonder zijn rekening te hebben overgelegd, stelt de entiteit ze van rechtswege vast.

Art. 40.Er wordt jaarlijks een vastleggings- en een vereffeningskrediet op de begroting voorzien ter dekking van eventuele verliezen voortvloeiend uit tekorten, ongeacht de oorsprong of de oorzaak ervan. Indien dat tekort verhaalbaar is, wordt het recht vastgesteld en boekhoudkundig aangerekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 19.

Titel V. - Bepalingen betreffende de algemene rekening

Art. 41.Tegen 31 maart stelt de Regering de algemene rekening van de entiteit vast voor het afgelopen begrotingsjaar en boekjaar.

Ze kan de inhoud, de vorm, de nadere regels, de bestemming en de periodiciteit van de tussentijdse verslagen bepalen.

Art. 42.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen omvat de algemene rekening : 1° de jaarrekening, bestaande uit : a) de balans;b) de resultatenrekeningen vastgesteld op grond van de lasten en de opbrengsten;c) de samenvattingsrekening van de begrotingsverrichten van het jaar, gerangschikt per bestemming volgens de economische klassificering en met inachtneming van de nationale en Europese normen voor de nationale boekhouding;d) het cashflowoverzicht;2° de uitvoeringsrekening van de begroting, vastgesteld overeenkomstig artikel 29;3° de bijlage bedoeld in artikel 43. De vermelde bedragen zijn de bedragen vastgesteld op 31 december van het afgelopen boekhoudkundig en begrotingsjaar.

Art. 43.De bijlage verstrekt ten minste : 1° de informatie nuttig voor de beoordeling van de gegevens in verband met de roerende activa, de schuldvorderingen en de schuldenlast;2° een commentaar voor de verzoening van het begrotingssaldo, zoals bedoeld in artikel 29, § 4, met het resultaat van ht boekjaar van de eenheid, zoals bedoeld in artikel 35, lid 2;3° een staat van de rechten en verbintenissen buiten balans;4° een verslag over de overdrachten van roerende goederen bedoeld in de artikelen 57, 63 en 66, evenals over de vervreemdingen ten bezwarenden titel van de onroerende goederen verricht krachtens Titel IX.

Art. 44.§ 1. Uiterlijk 15 april maakt de Regering de algemene rekening van de eenheid aan het Rekenhof over, opgesteld overeenkomstig de artikelen 41 tot en met 43.

Het Rekenhof zendt de algemene rekening, samen met zijn opmerkingen en de certificering die hij overeenkomstig artikel 92 verleent, aan het Parlement over tegen uiterlijk eind juni van het daaropvolgend jaar.

Daarbij voegt hij ten behoeve van de Regering een afschrift met zijn opmerkingen en de certificering. § 2. Tegen uiterlijk 31 augustus legt de Regering het ontwerp-decreet tot goedkeuring van de algemene rekening van de eenheid in het Parlement neer. De goedkeuring van dat ontwerp moet uiterlijk op 31 oktober plaatsvinden. § 3. De opmerkingen en de certificering van het Rekenhof, evenals de algemene rekening, uitgezonderd het deel van de bijlage bij de uitvoeringsrekening van de begroting bedoeld in artikel 29, § 5, 1°, worden als bijlage bij het decreet tot goedkeuring ervan bekendgemaakt.

Art. 45.Het boekhoudkundig en het begrotingsjaar worden definitief gesloten door de stemming van het decreet tot goedkeuring van de algemene rekening van dat jaar.

Titel VI. - Bepalingen betreffende het toezicht en de controle HOOFDSTUK I. - Interne controle en interne audit

Art. 46.De eenheid voert een intern systeem in om haar processen en activiteiten te controleren volgens de nadere regels, vast te stellen door de Regering.

Die interne controle strekt ertoe, zich redelijkerwijs in te dekken tegen risico's betreffende met name : 1° de overeenstemming van de beslissingen met de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven en contracten;2° de naleving van de fases betreffende de vastleggingen en de vereffening van de uitgaven en de juiste vaststelling van de rechten ten opzichte van de derden;3° het voorkomen en het opsporen van fraude en vergissingen;4° het uitvoeren van de toegewezen doelstellingen;5° de betrrouwbaarheid en de integriteit van de operationele en financiële gegevens;6° het zorgvuldig financieel beheer;7° de vermogensbescherming;8° de bewaring van de stukken en waarden die door de penningmeesters bewaard worden;9° het beheer van de bevoorradingen en leveringen die noodzakelijk zijn voor de activiteit van de eenheid.

Art. 47.Om zich te vergewissen van de goede werking van de diensten en het intern controlesysteem te beoordelen, richt de Regering de interne audit in door deze de noodzakelijke onafhankelijkheid te verlenen die voor diens werking nodig is, en stelt de nadere regels vast voor diens tussenkomsten. De interne audit heeft ook een adviserende functie. HOOFDSTUK II. - Administratieve en budgettaire controle

Art. 48.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 51 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, ziet de Regering toe op de uitvoering van de begroting door een administratieven budgettaire en beheerscontrole in te richten volgens de door haar bepaalde nadere regels. § 2. Om haar in het kader van die controle bij te staan, beschikt de Regering over inspecteurs van financiën die haar ter beschikking worden gesteld en onder haar gezag worden geplaatst.

De inspecteurs van financiën vullen eveneens de functie in van budgettair en financieel adviesverlener van de Regering. Volgens de nadere regels die laatstgenoemde vervult, voeren ze daarbovenop specifieke budgettaire en financiële onderzoeken uit.

Art. 49.De inspecteurs van financiën brengen hun voorafgaande adviezen uit of verstrekken op eigen initiatief dan wel op verzoek hun aanbevelingen in alle onafhankelijkheid en overeenkomstig de deontologie van het interfederale corps van de inspectie van financiën.

Met de meest uitgebreide bevoegdheden tot hun beschikking voeren ze hun opdracht uit aan de hand van de stukken en ter plaatse. Ze hebben toegang tot alle dossiers, archiefstukken en informaties die ze nuttig achten voor de uitoefening ervan.

Zij mogen niet deelnemen aan het beleid noch het beheer van de diensten en ook geen bevelen geven tot het verhinderen of schorsen van verrichtingen. HOOFDSTUK III. - De externe controle en de certificering van de algemene rekening

Art. 50.Overeenkomstig artikel 10, § 1, van de bijzondere wet tot vaststelling van de algemene bepalingen wordt door het Rekenhof : 1° de controle uitgevoerd op de algemene boekhouding en de budgettaire boekhouding van de eenheid;2° erop toegezien dat geen enkel uitgavenkrediet van de begroting overschreden wordt en dat geen enkele overdracht plaatsvindt;3° de wettelijkheid en de regelmatigheid van de uitgaven en de ontvangsten onderzocht.Wat laatstgenoemden betreft, voert het Rekenhof een algemene contrôle uit op de verrichten betreffende de vaststelling en de inning; 4° de verantwoorde aanwending van de openbare gelden gecontroleerd; daarbij wordt de naleving van de beginselen inzake zuinigheid, doeltreffendheid en de doelmatigheid onderzocht.

Art. 51.Voor de uitvoering van zijn opdrachten bedoeld in artikel 50 krijgt het Rekenhof : 1° overeenkomstig artikel 10, § 1, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen ertoe machtiging zich alle stukken en gegevens te laten overmaken, ongeacht de aard ervan, met betrekking tot het beheer van de eenheid.Hij mag een controle ter plaatse uitvoeren; 2° rechtstreeks en ononderbroken inzicht in het geïnformatiseerd boekhoudsysteem;3° een rechtstreeks contact met de bevoegde ministers, die hem binnen een termijn van maximim één maand van antwoord moeten dienen.Op hun verzoek kan het Hof die termijn verlengen; 4° toelating zijn opmerkingen aan het Parlement mede te delen en licht hij de Minister van Begroting en, in de situaties die dat vereisen, de vakminister in.

Art. 52.§ 1. In het kader van de controle van de algemene boekhouding en de budgettaire boekhouding bedoeld in artikel 50, 1°, verricht het Rekenhof de certificering van de algemene rekening door een standpunt mede te delen : 1° over de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan wat betreft de voering van de boekhouding en de vaststelling van de algemene rekening;2° over de regelmatigheid, de oprechtheid en de getrouwheid van de algemene rekening. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 44, § 1, wordt die certificering gevoegd bij de opmerkingen van het Hof bij de indiening van de algemene rekening bij het Parlement. § 2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 50, 3°, in verband met het onderzoek naar de wettelijkheid en de regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten, is het Rekenhof meer bepaald ertoe gemachtigd : 1° een analyse uit te voeren van de begrotingsontwerpen en de ontwerpen voor de aanpassing van de begroting bedoeld in artikel 10, hem van ambtswege overgemaakt door de Minister van Begroting;2° een nazicht uit te voeren bij de ordonnateurs van de verrichtingen betreffende de vaststelling van de rechten ten laste van de derden. § 3. Het Parlement kan het Rekenhof ermee belasten, specifieke controles uit te voeren op bepaalde uitgavenprogramma's, evenals op financiële audits en beheersanalyses. § 4. Wanneer het Rekenhof de verantwoorde aanwending van de openbare gelden naziet zoals bedoeld in artikel 50, 4°, legt hij zijn voorlopige conclusies voor aan de vakminister en voorziet het in een tegensprekelijk debat voor indiening van zijn eindverslag.

Daarbovenop licht hij, wanneer hij die contrôle ter plaatse uitvoert, de bevoegde administratieve overheid daar op voorhand over in.

Titel VII. - Bepalingen betreffende de inning van de vastgestelde rechten van niet-fiscale aard

Art. 53.Als de vastgestelde rechten van niet-fiscale aard, medegedeeld aan de ontvanger en waarvan kennis gegeven wordt aan de verschuldigden, door laatstgenoemden betwist worden, schort de ontvanger de inning ervan op en licht de betrokken ordonnateurs over in die, na onderzoek, ze geheel of gedeeltelijk kunnen opheffen of ze kunnen bevestigen.

De ordonnateurs lichten de ontvanger over hun beslissingen in voor uitvoering ervan en, in voorkomend geval, het departement boekhouding voor de boeking van de gevolgen van die beslissingen in de begrotings- en algemene boekhouding.

Art. 54.Met inachtneming van de regels, vast te stellen door de Regering, meer bepaald wat betreft de toepassing van verwijlintresten kan de ontvanger op eigen verantwoordelijkheid betalingsvoorwaarden en -termijnen verlenen aan de in gebreke blijvende schuldenaren die zich in een behoorlijk verantwoorde toestand van geldgebrek bevinden.

Art. 55.De ontvanger moet binnen een maximumtermijn van twaalf maanden een procedure aanvatten voor terugvordering van de onbetwiste vastgestelde rechten die na verval ervan en onverminderd de bepalingen van artikel 54 niet betaald werden door de schuldenaren, behalve indien zij aantonen dat die rechten aan één van de gevallen bedoeld in artikel 56 beantwoorden. De terug te vorderen sommen worden van rechtswege verhoogd met verwijlintresten waarvan het percentage overeenstemt met de wettelijke rentevoet, volgens de nadere regels vast te leggen door de Regering.

De ontvanger kan er de inning van toevertrouwen aan de bevoegde federale administratie overeenkomstig de vigerende wettelijke bepalingen, of aan elke dienst die bij decreet gemachtigd wordt tot die inning over te gaan.

Art. 56.§ 1. Onverminderd de artikelen 54 en 55 worden de vastgestelde rechten definitief oninbaar verklaard door de ontvanger en als dusdanig aangerekend in diens beheersrekening : 1° als ze voldoen aan de voorwaarden vastgesteld krachtens artikel 6, 3° ;2° als ze verjaard zijn krachtens de bepalingen van Titel XI;3° waarvan de verhaalkosten door de ontvanger groter geacht worden dan het eigenlijke bedrag;4° tegen schuldenaren wier insolvabiliteit door toedoen van een gerechtsdeurwaarder of door de fiscale besturen aangetoond wordt;5° als ze zich voorgedaan hebben bij de faling of in vereffening stelling van een rechtspersoon na voorlegging van het oninbaarheidsbewijs verstrekt door de curator of de vereffenaar;6° ten laste zijn van een buitenlandse staat of een persoon die in het buitenland woont, die niet via de bestaande wettelijke middelen geïnd kunnen worden;7° tegen schuldenaren die geen gekende woonst meer hebben en onvindbaar blijven na afloop van een periode van vijf opeenvolgende jaren ingaand op de datum van ingebrekestelling bij aangetekend schrijven;8° tegen schuldenaren die overleden zijn zonder gekende erfgenamen na te laten of wier erfgenamen de opvolging afgewezen hebben;9° die op grond van de bewijsstukken in het bezit van de ontvanger niet geïnd zouden kunnen worden binnen de vijf jaar van hun eisbaarheid. § 2. Het verlies van de schuldvorderingen die overeenstemmen met de vastgestelde rechten bedoeld in § 1, geboekt in de algemene boekhouding. § 3. Elke betaling die later dan de oninbaarheidsverklaring bedoeld in § 1 verkregen wordt, wordt in de algemene boekhouding en in de budgettaire boekhouding aangerekend als een contant geïnde betaling.

Titel VIII. - Bepalingen betreffende de toekenning van toelagen en prijzen HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de toekenning, het gebruik en de controle van toelagen

Art. 57.Onder toelage die rechtstreeks of onrechtstreeks door de entiteit, hierna de subsidiërende instantie genoemd, wordt toegekend, wordt verstaan elke vorm van financiële ondersteuning die door deze instantie wordt toegekend, met rechtstreekse of onrechtsreekse doelstelling van algemeen belang, voor een activiteit die door een derde wordt georganiseerd, ongeacht de benaming van deze activiteit, dotaties uitgezonderd.

De financiële ondersteuning kan bestaan uit : 1° hetzij de toekenning van financiële voordelen;2° hetzij de toekenning van voordelen in natura in de vorm van het overdragen van goederen of het verstrekken van diensten waarvan de financiële last gedeeltelijk of volledig door de subsidiërende instantie wordt gedragen.

Art. 58.Een toelage kan slechts worden toegekend op grond van een decreet of van een bijzondere bepaling die in de uitgavenbegroting voorkomen. Deze toelagen kunnen worden toegekend onder de voorwaarden bepaald door de Regering.

Een overeenkomst kan worden gesloten tussen de begunstigde van de toelage en de subsidiërende instantie met het oog op de bepaling van de draagwijdte van de activiteit die de begunstigde zich verbindt uit te voeren en de desbetreffende financiële ondersteuning die haar zal worden toegekend.

Art. 59.§ 1. Een toelage kan worden toegekend : 1° hetzij rechtstreeks aan de begunstigde die de activiteit organiseert;2° hetzij onrechtstreeks bij de tussenkomst van een rechtspersoon die als subsidiërende tusseninstantie optreedt voor de begunstigde. § 2. De begunstigde van een toelage kan : 1° een natuurlijke persoon zijn, die optreedt op eigen naam;2° een rechtspersoon zijn;3° een vereniging of organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Onverminderd hun eigen individuele verantwoordelijkheid kunnen begunstigden zich verenigen met het oog op de uitvoering van de activiteit bedoeld bij de toelage.

Art. 60.§ 1. Men onderscheidt twee soorten toelagen : 1° een algemene toelage voor de financiering van een structurele activiteit die een continu en permanent karakter vertoont.Die algemene toelage kan betrekking hebben op het geheel of enkel op een gedeelte van de activiteit van de begunstigde. 2° een projectsubsidie voor de financiering van specifieke kosten voortvloeiend uit een activiteit die zowel qua doelstelling als in tijd moet worden afgebakend. § 2. De toelagen bedoel in § 1 kunnen in het bijzonder personeelsuitgaven, algemene kosten, uitrustings-, investerings- en intrestenkosten dekken.

Art. 61.Onverminderd de subsidiëringsstelsels georganiseerd door bestaande decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan en, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 11 tot 14 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, bepaalt de Regering de regels in verband met de toekenning, de verantwoording en de controle van het gebruik van deze toelagen, met inbegrip van elk zonder interest verleend terugvorderbaar voorschot, alsook de onverenigbaarheden met inachtneming van de volgende beginselen : 1° in elke beslissing houdende toekenning van een toelage worden de aard, de omvang en de modaliteiten betreffende het gebruik en de door de begunstigde te verstrekken verantwoording, vermeld;2° elke toelage moet worden gebruikt voor de doelstellingen waarvoor ze wordt toegekend;3° elke begunstigde van een toelage moet het gebruik van de ontvangen bedragen verantwoorden, tenzij een decreet hem daarvan vrijstelling verleent;4° door het aanvaarden van de subsidie verleent de begunstigde meteen aan de subsidiërende instantie het recht om ter plaatse controle te doen uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden.In het kader van de inrichting en van de coördinatie van de controles, kan de Regering, met name, een beroep doen op de inspecteurs van financiën bedoeld in de artikelen 48 en 49; 5° de begunstigde is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de toelage als hij : a) de voorwaarden voor de toekenning van de toelage niet naleeft;b) de toelage niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor zij wordt toegekend;c) de controle van de subsidiërende instantie verhindert. Blijft de begunstigde van de subsidie in gebreke inzake het verstrekken van de in 3° bedoelde verantwoording, dan moet hij het deel dat niet werd verantwoord terugbetalen; 6° de subsidiërende instantie kan de betaling van de toelagen uitstellen zolang de begunstigde voor soortgelijke subsidies, die hij voordien heeft ontvangen, verzuimt de vereiste verantwoording te verstrekken of zich aan de controle, ter plaatse of op stukken, van de subsidiërende instantie te onderwerpen.In dat geval, als een subsidie in schijven wordt uitgekeerd, wordt dan iedere schijf als een afzonderlijke subsidie beschouwd.

Art. 62.Onverminderd de regels bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 61 : 1° dient de toelage te worden uitbetaald rekening houdend met de effectieve realisatie van alle ontvangsten en uitgaven die uit de gesubsidieerde activiteit voortvloeien tenzij een decreet, een reglement of de beslissing tot toekenning van bedoelde toelage er anders over beschikken;2° mag het bedrag van een algemene toelage in de zin van artikel 60, § 1, 1°, niet hoger zijn dan de werkelijke kosten die uit de gesubsidieerde activiteit voortvloeien, behoudens een andersluidende decretale bepaling;3° mag het bedrag van een projectsubsidie in de zin van artikel 60, § 1, 2°, niet hoger zijn van de werkelijke kosten van het project. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de toekenning van prijzen

Art. 63.Onder prijzen toegekend door de rechtstreeks of onrechtstreeks gesubsidieerde entiteit of door een publiekrechtelijke rechtspersoon, wordt verstaan elke vorm van financiële ondersteuning die door deze instantie wordt toegekend aan een derde als bewijs van erkentelijkheid of beloning voor zijn verdiensten.

Deze prijs kan bestaan uit : 1° hetzij de toekenning van financiële voordelen;2° hetzij de toekenning van voordelen in natura in de vorm van het overdragen van goederen of het verstrekken van diensten waarvan de financiële last volledig door deze instantie wordt gedragen.

Art. 64.Een prijs kan slechts worden toegekend op grond van een decreet waarbij deze prijs is ingesteld en waarbij de regels voor de toekenning zijn bepaald of van een bijzondere bepaling die in de uitgavenbegroting voorkomt waarbij de Regering ertoe wordt gemachtigd de modaliteiten ervan vast te stellen.

Zijn toekenning is gebaseerd op een eenzijdige akte van de entiteit of van de gesubsidieerde publiekrechtelijke rechtspersoon zonder dat de begunstigde ertoe gehouden is de prijs te aanvaarden, noch het gebruik ervan te bewijzen.

Art. 65.De terugbetaling van een prijs wordt enkel geëist als de begunstigde bedrieglijke informatie heeft verstrekt of als hij in overtreding heeft gehandeld met rechtelijke bepalingen die van kracht waren.

Titel IX. - Bepalingen betreffende afgeschreven goederen

Art. 66.§ 1. Onverminderd de toepassing van bijzondere decreetsbepalingen, moeten de aan de entiteit toebehorende roerende of onroerende goederen die kunnen worden verkocht, die leegstaan en die niet opnieuw kunnen worden gebruikt, tegen betaling worden vervreemd. § 2. De Regering, overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven vormen : 1° bepaalt de te volgen procedure voor de toepassing van § 1;2° beslist over de overdracht ten kosteloze titel van afgeschreven roerende goederen waarvan de vervreemding tegen betaling kosten zou veroorzaken die hoger zijn dan de geraamde opbrengst;3° bepaalt de procedure en de voorwaarden betreffende het afdanken van afgeschreven roerende goederen.

Art. 67.De roerende goederen, die in de algemene boekhouding volledig afgeschreven zijn, blijven vermeld, met een nulwaarde, in de inventaris bedoeld in artikel 34 zolang ze op een nuttige wijze worden bestemd voor activiteiten van algemeen belang of van openbare dienstverlening en, in het tegengesteld geval, zolang ze financieel niet worden uitgevoerd, kosteloos overgedragen of afgedankt.

Titel X. - Bepalingen die toepasselijk zijn op administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie

Art. 68.Elke administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie wordt onderworpen aan bepalingen die door de Regering moeten worden vastgelegd met inachtneming van de volgende minimale regels : 1° het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op de eerstvolgende 31 december;2° een jaarlijkse begroting wordt vastgesteld en overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten met inachtneming van een kalender vastgesteld op basis van de begrotingskalender van het Waalse Gewest.Ze bevat alle ontvangsten en uitgaven zoals bedoeld in artikel 4 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, opgedeeld in basisallocaties overeenkomstig de economische classificatie; 3° de ontvangsten kunnen dotaties bevatten, afkomstig van de begroting van het Waalse Gewest;4° de uitgavenkredieten zijn limitatief, maar kunnen worden herverdeeld tussen de basisallocaties.De vereffeningskredieten kunnen niet-limitatief zijn voor de werkingsuitgaven verbonden met de omvang van de activiteiten die eigen ontvangsten zouden kunnen genereren; 5° de vastleggingskredieten moeten hoe dan ook worden beprekt tot de middelen samengesteld door de jaarlijkse dotatie, de eigen ontvangsten en het bedrag van de balansreserve na aftrek van het bedrag nodig voor de dekking van de overgedragen uitstaande vastleggingen van de vorige boekjaren;6° de uitbetalingen kunnen niet leiden tot een overschrijding van de beschikbare thesaurie;7° er wordt voorzien in interne regularisatieverrichtingen tussen boekjaren die op de begroting worden aangerekend;8° op het einde van het begrotingsjaar vervallen ambtshalve de vastleggingskredieten en de vereffeningskredieten die niet betrokken zijn bij de in 7° bedoelde verrichtingen;9° de ambten van ontvanger en van penningmeester zijn onderling verenigbaar, maar zijn onverenigbaar met de ambten van ordonnateur;10° bij ambtsbeëindiging, maakt de ordonnateur de volledige budgettaire en boekhoudkundige gegevens van de dienst in reële tijd aan zijn opvolger over;11° overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, §§ 1 en 3, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, vallen de ontvangsters en penningmeesters in hun hoedanigheid van rekenplichtingen in de zin van die wet onder de berechtingsbevoegdheid van het Rekenhof;12° de op het eind van het boekjaar beschikbare thesaurie kan worden aangewend vanaf het begin van het volgende jaar;13° een fysische inventaris van de onroerende en roerende goederen die tot het patrimonium behoren dient te worden gehouden;14° de jaarrekening, jaarlijks opgemaakt op 31 december, bevat minstens de uitvoeringsrekening van de begroting en een overzicht van de activa en passiva of een balans, opgesteld na overeenstemming met de fysische inventaris.

Art. 69.De jaarlijkse ontvangsten- en uitgavenbegroting van elke administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie wordt gevoegd in een bijlage bij de uitgavenbegroting van het Waalse Gewest. Onder de begrotingsbepalingen wordt melding gemaakt, ter goedkeuring door het Parlement, van het totaal van de ontvangsten en het totaal van de uitgaven van de betrokken administratieve diensten.

Bij gebrek aan goedkeuring op 1 januari van het begrotingsjaar van de begroting bedoeld in het eerste lid, kunnen de diensten de kredieten bedoeld in hun begrotingsontwerp gebruiken, behalve als ze gericht zijn op uitgaven van een nieuw beginsel die vroeger niet toegelaten waren.

De jaarlijkse begroting van de diensten kan worden aangepast, in voorkomend geval, gedurende het begrotingsjaar, op hetzelfde ogenblik als de begroting van het Waalse Gewest.

Art. 70.Elke administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie stelt een interne controle op, waarvan de doelstellingen in het bijzonder in artikel 46 worden bedoeld en waarvan de evaluatie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 47, kan worden gecontroleerd.

Art. 71.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 51 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, wordt de Regering ertoe gemachtigd de administratieve en begrotingscontrole bedoeld in de artikelen 48 en 49 toepasselijk te maken op de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie.

Art. 72.Overeenkomstig artikel 10, §§ 1 en 3 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, oefent het Rekenhof zijn toezicht uit op administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie.

Art. 73.De jaarrekening van elke administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie, uiterlijk vastgesteld op 15 maart van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar, wordt overgemaakt aan de functioneel bevoegde minister en aan de Minister van Begroting die ermee belast wordt ze uiterlijk op de eerstvolgende 15 april over te leggen aan het Rekenhof. Het Hof bezorgt de jaarrekeningen, samen met opmerkingen, aan het Parlement uiterlijk op het einde van de eerstvolgende maand juni en brengt tegelijkertijd de Minister van Begroting op de hoogte ervan.

De jaarrekeningen van de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie worden gevoegd, in geaggregeerde vorm, bij de algemene rekening, en goedgekeurd door een vermelding die in het decreet tot goedkeuring van de algemene rekening bedoeld in artikel 44, § 2 voorkomt.

Titel XI. - Bepalingen inzake verjaring

Art. 74.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, en onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 75, zijn de verjaringsregels van het gemeen recht van toepassing op de entiteiten.

Art. 75.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 16 van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen : 1° inzake salarissen, voorschotten daarop en vergoedingen, toelagen of uitkeringen, die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, zijn de door de in artikel 2 bedoelde diensten ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd binnen een termijn van hoogstens vijf jaar te rekenen van de eerste januari van het jaar van de betaling.2° om geldig te zijn moet deze vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar worden gebracht bij een ter post aangetekende brief met vermelding van : a) het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;b) de bepalingen in strijd waarmede de betalingen zijn gedaan. Te rekenen vanaf de afgifte van de aangetekende brief aan de post kan het onverschuldigde bedrag worden teruggevorderd gedurende de termijn die in het gemeen recht is bepaald voor de verjaring van persoonlijke vorderingen; 3° de in § 1 vastgestelde termijn wordt verlengd tot tien jaar wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of bewust onvolledige verklaringen. Titel XII. - Overgangs-, slot- en diverse bepalingen HOOFDSTUK I. - Diverse bepalingen

Art. 76.§ 1. De Regering wordt ertoe gemachtigd de volgende opdrachten toe te vertrouwen aan de dienst die ze zal aanduiden : 1° de Commissie Openbare Comptabiliteit om advies verzoeken, de adviezen van bedoelde Commissie onderzoeken en voor de uitvoering ervan zorgen;2° de evolutie van de Europese wetgeving met betrekking tot boekhouding volgen, en meer bepaald, met betrekking tot het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap;3° aanpassingen aan decreten en reglementaire teksten voorstellen die voortvloeien uit wijzigingen van Belgische en internationale wettelijke kaders;4° bijdragen tot het afstemmen van het wettelijk begrotings- en reglementaire kader van de instellingen ingedeeld in de sector van de openbare besturen die afhangen van het Waalse Gewest;5° de werken voor de economische groepering van de ontvangsten en uitgaven van het Waalse Gewest begeleiden;6° een permanente studie van de budgettaire en boekhoudkundige processen uitvoeren om betrokken te zijn bij de vereenvoudiging en de verbetering van de dienst voor de gebruikers;7° de invloed van elke budgettaire en boekhoudkundige wijziging op de steunsoftwares onderzoeken. § 2. Naast de opdrachten bedoeld in § 1, kan de Regering bedoelde dienst belasten met het uitvoeren van studies inzake begroting en boekhouding. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen

Art. 77.Blijven onderworpen aan de bepalingen van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit : 1° de uitvoering van de begroting, aangenomen vóór de inwerkingtreding van dit decreet, en de aanpassingen ervan;2° het opmaken van de algemene rekeningen en van de boekhoudkundige rekeningen betreffende de vóór de inwerkingtreding van dit decreet begrotingsjaren, met inbegrip van de rekeningen die voortvloeien uit het geval bedoeld in 1° ;3° de verjaringen, als geregeld in artikel 100, eerste lid, van de schuldvorderingen op de entiteiten die ontstaan zijn vóór de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 78.Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, houdt de op 1 januari opgesteld openingsbalans rekening met, in het bijzonder, de waarden, bepaald op 31 december van het voorgaande jaar, van de volgende elementen : 1° het saldo van de geldige rechtsverbintenissen;2° de nog te innen vastgestelde rechten die in de beheersrekeningen van de ontvangsters voorkomen;3° de tegoeden op de financiële rekeningen, gevalideerd door uittreksels bezorgd door de financiële instellingen;4° de speciën en portefeuillewaarden die door de rekeningen van de rekenplichtigen in gelden worden vastgesteld;5° de situatie van de geconsolideerde schuld en van andere schulden.

Art. 79.De ten laste van de niet-gesplitste kredieten vastgelegde uitgaven die op 31 december van het jaar van inwerkingtreding van dit decreet nog moeten worden geordonnanceerd, zullen ambtshalve worden uitbetaald ten laste van de vereffeningskredieten van het daarop volgend jaar en uiterlijk op 31 december ervan.

Art. 80.Onverminderd de toepassing door de Regering van de bepalingen van hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 met betrekking met de boekhouding van de ondernemingen, blijven de gewestelijke bedrijven onderworpen aan de bepalingen van Titel III van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit die betrekking hebben op de begroting en de uitvoering ervan, op de controle en op de beheers- en thesaurieregels. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 81.De artikelen 4 tot 11 van het programmadecreet van 17 december 1997 houdende verschillende maatregelen inzake belastingen, taksen en retributies, huisvesting, onderzoek, milieu, plaatselijke besturen en vervoer, zoals gewijzigd, worden opgeheven.

Art. 82.Dit decreet treedt in werking op dezelfde datum als deze van inwerkingtreding van de wet tot vaststelling van de algemene bepalingen, in artikel 17 wat betreft het Waalse Gewest.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 15 december 2011.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën, J.-C. MARCOURT De Minister van Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Stukken van het Waals Parlement, 488 (2011-2012) Nrs. 1 tot 3.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 14 december 2011.

Mondeling verslag.

Bespreking.

Volledig verslag, openbare vergadering van 15 december 2011.

Stemming.

^