gepubliceerd op 10 december 2019
Besluit van de Waalse Regering houdende organisatie van diverse budgettaire en boekhoudkundige maatregelen, interne budgettaire en boekhoudkundige controles en audits, administratieve en budgettaire controle en de begrotingsstructuur van het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles"
11 APRIL 2019. - Besluit van de Waalse Regering houdende organisatie van diverse budgettaire en boekhoudkundige maatregelen, interne budgettaire en boekhoudkundige controles en audits, administratieve en budgettaire controle en de begrotingsstructuur van het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals Agentschap voor Gezondheid, Sociale Bescherming, Handicap en Gezinnen)
De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, artikel 28/3, ingevoegd bij het decreet van 3 december 2015;
Gelet op het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden, artikel 86, ingevoegd bij het decreet van 17 december 2015, inzonderheid de boeken II en III;
Gelet op het advies van de Algemene Raad, gegeven op 6 juli 2017;
Gelet op het Comité "Welzijn en Gezondheid", gegeven op 19 juni 2017;
Gelet op het advies van het Comité "Gezinnen", gegeven op 20 juni 2017;
Gelet op het advies van het Comité "Handicap", gegeven op 15 juni 2017;
Gelet op het rapport van 17 december 2018 bedoeld in artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen, voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 december 2018;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 20 december 2018;
Gelet op het advies nr. 65.121/2 van de Raad van State, gegeven op 23 januari 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie en Gezondheid en van de Minister van Begroting;
Na beraadslaging, Besluit : Boek I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.
De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de openbare bestuurseenheid, bepaald in artikel 3, § 1, 5°, van het decreet van 15 december 2011.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° het decreet van 15 december 2011 : het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheid; 2° het Agentschap : het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen);" 3° de boekhoudkundige en financiële dienst : de interne dienst bestaande uit de actoren belast met het budgettair en boekhoudkundig beheer van het Agentschap;4° controle-eenheid voor de vastleggingen: eenheid die binnen de boekhoudkundige en financiële dienst belast is met de controle op de verbintenissen;5° controle-eenheid voor de vereffeningen: eenheid die binnen de boekhoudkundige en financiële dienst belast is met de controle op de vereffeningen;6° oorspronkelijke schuldeiser: houder van de rechtsverbintenis op het Agentschap of elke andere persoon die in aanmerking kan komen voor een onmiddellijke betaling van de afgeleide rechten op die verbintenis en die geen rechten meer dan laatstgenoemde kan hebben;7° de kassier : kredietinstelling aangewezen overeenkomstig het koninklijk besluit van 6 augustus 1990 houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;8° de ambtenaar : de statutaire ambtenaar in vast dienstverband tewerkgesteld in de diensten van het Agentschap in de zin van de Waalse Ambtenarencode;9° het personeelslid: het personeelslid van het Agentschap, ongeacht de juridische arbeidsband die hem met het Agentschap verbindt, de ambtenaar uitgezonderd;10° de verantwoordelijke overheid : elke al dan niet hiërarchische overste wiens taak het is, budgettaire, boekhoudkundige, financiële of vermogensverrichtingen na te kijken;11° terugkerende uitgaven : uitgaven die onontbeerlijk zijn voor de werking van de diensten en waarvan de bedragen tijdens het begrotingsjaar eisbaar zullen worden maar die voortvloeien uit verplichtingen waarvan de gevolgen over verschillende jaren verspreid worden en waarvan de toerekening op het jaar van ontstaan een last zou betekenen zonder economisch verband hiermee, ofwel uit verplichtingen waarvan het ontstaan moeilijk te bepalen is en waarvan het bedrag ongekend is op het ogenblik van hun ontstaan. Boek II. - Organisatie en uitvoering van de begroting en de boekhouding Titel I. - Interne actoren HOOFDSTUK I. - Scheiding van ambten
Art. 3.Binnen het Agentschap wordt de inning van de ontvangsten en de uitgaven uitgevoerd door toedoen van ordonnateurs, ontvangers en penningmeesters.
De ambten van ordonnateur en penningmeester moeten door onderscheiden ambtenaren of personeelsleden uitgeoefend worden Wanneer het functioneel niet mogelijk is de ambten van ontvanger en penningmeester te scheiden, mogen ze door eenzelfde ambtenaar of personeelslid uitgeoefend worden.
Art. 4.De akte van aanwijzing van de ordonnateurs, ontvangers en penningmeesters bevat het voorwerp en de datum te rekenen waarvan de ambtenaar of het personeelslid in het ambt treden.
Een afschrift wordt aan het Rekenhof overgemaakt.. HOOFDSTUK II. - Ordonnateurs
Art. 5.§ 1. Wat de beheersbegroting van het Agentschap betreft, wordt de functie van primaire ordonnateur namens het Agentschap uitgeoefend door de Algemene Raad.
Het ambt van afgevaardigd ordonnateur wordt uitgeoefend door de ambtenaren of personeelsleden van het Agentschap die daartoe gemachtigd zijn bij besluit van de Algemene Raad, dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De afgevaardigde ordonnateurs handelen slechts onder de voorwaarden en binnen de grenzen die door de Algemene Raad zijn vastgesteld. § 2. Wat betreft de begroting voor de opdrachten die aan de paritaire opdrachten van het Agentschap zijn toegewezen, wordt de functie van primaire ordonnateur namens het Agentschap uitgeoefend door de Branchecomités, afhankelijk van het onderwerp in kwestie.
Het ambt van afgevaardigd ordonnateur wordt uitgeoefend door de ambtenaren of personeelsleden van het Agentschap die daartoe gemachtigd zijn bij besluit van het betrokken Branchecomité, dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De afgevaardigde ordonnateurs handelen slechts onder de voorwaarden en binnen de grenzen die door het Branchecomité zijn vastgesteld. § 3. Wat betreft de begroting voor de opdrachten die aan de niet-paritaire opdrachten van het Agentschap zijn toegewezen, wordt de functie van primaire ordonnateur namens het Agentschap uitgeoefend door de functioneel bevoegde Minister(s).
Het ambt van afgevaardigd ordonnateur wordt uitgeoefend door de ambtenaren of personeelsleden van het Agentschap die daartoe gemachtigd zijn bij besluit van de Regering.
De afgevaardigde ordonnateurs handelen slechts onder de voorwaarden en binnen de grenzen die door de Regering zijn vastgesteld. § 4. Onverminderd andere controles die in het kader van het Agentschap worden georganiseerd, stellen de in de paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde ordonnateurs de voor de uitvoering van hun taken passende beheerssystemen en interne controleprocedures in.
Art. 6.Overeenkomstig de in artikel 4 bedoelde bepalingen stelt het Agentschap een lijst op van de ambtenaren en de personeelsleden die belast zijn met het ambt van afgevaardigd ordonnateur overeenkomstig artikel 5, §§ 1 tot en met 3, en werkt deze lijst bij, alsmede de daarmee verband houdende voorwaarden en beperkingen. HOOFDSTUK III. - Ontvangers belast met inning van de ontvangsten
Art. 7.§ 1. De ten laste van derden vastgestelde rechten vormen de schuldvorderingen vastgesteld door de ordonnateurs die: 1° volgens hun bevelen geboekt worden in de rekeningen van de begrotingsboekhouding op de basisallocaties alsmede tegelijkertijd in de rekeningen van klasse 4 van de balans en, als tegengewicht, in de resultatenrekening;2° medegedeeld worden aan ontvanger belast met de voortzetting van de inning. § 2. Wanneer ontvangsten geïnd worden terwijl later blijkt dat hun rechten verkeerd vastgesteld zijn, wordt hun bedrag door toedoen van de ordonnateur terugbetaald ten laste van een basisallocatie die daartoe in de uitgavenbegroting voorzien is
Art. 8.§ 1. Het ambt van ontvanger wordt uitgeoefend door een ambtenaar of een personeelslid van het Agentschap dat bij besluit van de Algemene Raad wordt benoemd, op voorstel van de administrateur-generaal, na voorafgaande toestemming van de voogdijminister, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. Bij elke aanwijzing van een titelvoerende titularis als bedoeld in paragraaf 1 en artikel 9 kan onder zijn verantwoordelijkheid en gedurende de periode van zijn tijdelijke afwezigheid ten minste één plaatsvervangend ontvanger worden aangewezen om de titelvoerende titularis te vervangen.
Art. 9.Elke ontvanger of titelvoerende ontvanger-penningmeester brengt verslag uit over zijn beheer volgens het model bepaald door de Minister van Begroting.
De originele verantwoordingsstukken van de rekeningen, bedoeld in artikel 62, worden bewaard tot 31 december door de boekhoudkundige en financiële dienst.
Art. 10.§ 1. Binnen het Agentschap wordt bij besluit van de Algemene Raad, op voorstel van de administrateur-generaal en na voorafgaande toestemming van de Voogdijminister, dat in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, een centraliserende ontvanger benoemd onder de ambtenaren of personeelsleden van niveau A of B van het Agentschap.
Als er binnen het Agentschap slechts één ontvanger of ontvanger-penningmeester wordt aangewezen, wordt deze als centraliserende ontvanger aangewezen. § 2. De ambtenaar of personeelslid dat tegelijk de ambten van ontvanger en penningmeester uitoefent, wordt bij eenzelfde akte aangewezen. HOOFDSTUK IV. - Penningmeesters Afdeling 1. - Aanwijzing en opdrachten
Art. 11.§ 1. De functie van penningmeester wordt uitgeoefend door een ambtenaar of een personeelslid van het Agentschap, benoemd bij besluit van de Algemene Raad, op voorstel van de administrateur-generaal, na voorafgaande toestemming van de Voogdijminister, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. In elke akte van aanwijzing van een titelvoerende penningmeester bedoeld in paragraaf 1, wordt in de entiteit minstens een plaatsvervangende penningmeester aangewezen om hem te vervangen onder zijn verantwoordelijkheid en tijdens zijn tijdelijke afwezigheid of zijn verhindering. § 3. De penningmeesters handelen enkel in de voorwaarden en binnen de perken die vastgesteld zijn in hun akte van aanwijzing. § 4. Onverminderd specifieke verplichtingen die terzake op hen van toepassing zijn, wordt de identiteit van de penningmeesters middels een bekendmaking kenbaar gemaakt.
Art. 12.§ 1. De penningmeesters zijn belast met de betaling van de uitgaven op bevel van de ordonnateurs en met de rechtstreekse inning van de ontvangsten of van hun centralisatie indien ze allereerst door een ontvanger-penningmeester zijn geïnd. Ze kunnen overgaan tot de terugbetaling van ten onrechte geïnde bedragen. § 2. De betalingen worden bij voorkeur bij storting uitgevoerd naar een financiële rekening die namens de begunstigde geïdentificeerd bij de rechtsverbintenis van de uitgave geopend is. § 3. Bij het Agentschap: 1° mogen de financiële verrichtingen die niet gebonden zijn aan de begroting en de beheersverrichtingen voor aan derden behorende fondsen slechts door de centraliserende penningmeester en op bevel van de verantwoordelijke overheid uitgevoerd worden, onverminderd andere wetsbepalingen;2° wordt de in artikel 13 bedoelde centraliserende penningmeester ertoe gemachtigd om de door de kassier toegekende kredietlijnen te gebruiken wanneer ze door de verantwoordelijke overheid ter beschikking worden gesteld voor de stortingsopdrachten. Afdeling 2. - Centraliserende penningmeester
Art. 13.De in- en uitboeking van geldmiddelen van het Agentschap wordt door een centraliserende penningmeester gecentraliseerd in een centraal systeem dat in rechtstreekse verhouding staat tot de algemene boekhouding.
Art. 14.Een lijst van de financiële rekeningen waarvoor de centraliserende penningmeester bedoeld in artikel 13 verantwoordelijk is en die nodig zijn voor de centralisatie van de ontvangsten en voor de betaling van de uitgaven alsmede voor de financiële verrichtingen die niet aan de begroting gebonden zijn, wordt door het Agentschap opgesteld en bijgewerkt. Die rekeningen moeten het cashflowoverzicht van het Agentschap mogelijk maken.
Art. 15.In de in artikel 11, § 1, bedoelde beslissing tot aanwijzing wordt minstens een plaatsvervangende centraliserende penningmeester aangewezen om de titelvoerende centraliserende penningmeester te vervangen onder zijn verantwoordelijkheid en tijdens zijn tijdelijke afwezigheid of verhindering.
De administrateur-generaal kan evenwel aan de plaatsvervangende centraliserende penningmeester opleggen dat hij, zonder terugwerkende kracht, onder zijn eigen verantwoordelijkheid handelt en een verslag over zijn beheer uitbrengt indien hij na een periode van zes maanden steeds het ambt uitoefent. Afdeling 3. - Rekening en verantwoording van de rekeningen
Art. 16.De penningmeesters leggen verantwoording voor hun beheer af.
Daarvoor maken ze gebruik van de modellen die door de Minister van Begroting worden vastgesteld.
Een exemplaar van de jaarlijkse beheersrekening en van zijn oorspronkelijke bewijsstukken, bedoeld in artikel 62, worden door de boekhoudkundige en financiële dienst bewaard tot 31 december van het jaar van de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar. HOOFDSTUK V. - Personen belast met het voeren van de boekhouding
Art. 17.De administrateur-generaal of elke ambtenaar of elk personeelslid van niveau A, B of C dat daartoe door hem is aangewezen, gaat over tot : 1°het beheer van de toegangen tot het geïnformatiseerd systeem bij invoering of raadpleging; 2° de boekingen en de bekrachtiging ervan;3° de opmaking van de tussenboekhoudverslagen en van de jaarlijkse algemene rekening die door toedoen van de Voogdijminister ter goedkeuring aan de Regering moet worden voorgelegd.
Art. 18.Elke ambtenaar of elk personeelslid van niveau A, B of C dat overeenkomstig artikel 17 door de administrateur-generaal wordt aangewezen, mag noch afgevaardigd ordonnateur, noch ontvanger, noch penningmeester zijn.
Art. 19.Naast de in artikel 17 bedoelde opdrachten wordt op de plaats van bestemming wekelijks verslag uitgebracht over de stand van de vastleggingen en vereffeningen van de kredieten van het Agentschap, alsmede wekelijks verslag over de stand van de verbintenisvisa en de nog betaalbaar te stellen vastleggingen: 1° van de bevoegde Vakminister(s);2° van de Minister van Begroting;3° van de Inspectie van Financiën;4° van de Regeringscommissarissen;5. van de Voorzitter van de Financiële en budgettaire Raad van toezicht. Bovendien kunnen de in het eerste lid bedoelde personen om aanvullende informatie verzoeken.
De bescherming van de persoonsgegevens wordt georganiseerd door de beheerder van het informaticasysteem met het oog op de naleving van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.
Titel II. - Opstelling van de begroting HOOFDSTUK I. - Opstelling van de oorspronkelijke begroting Afdeling 1. - Voorlopige begrotingsvoorstellen
Art. 20.De financiële en budgettaire Raad van toezicht stelt uiterlijk op 15 maart van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat, op basis van de laatste door het Federale Planbureau bekendgemaakte cijfers en indien de regering geen specifieke voorafgaande beslissing heeft genomen, de parameters vast op basis waarvan het ontwerp van de ontvangstenbegroting en het ontwerp van de uitgavenbegroting van het Agentschap wordt opgesteld.
Art. 21.Op basis van de in artikel 20 bedoelde elementen evalueert het Agentschap de middelen die hem ter beschikking zullen worden gesteld, in het licht van de macro-economische parameters en op basis van de geplande meerjarige ontwikkeling van de subsidies zoals bepaald in zijn beheerscontract.
Onderafdeling 1. - Voorontwerp van beheersbegroting
Art. 22.§ 1. Op basis van de in artikel 20 bedoelde parameters en de toepassing van het beheerscontract voor de berekening van de werkingssubsidies aan het Agentschap stelt de Algemene Raad een voorontwerp van beheersbegroting voor het Agentschap op.
Het door de Algemene Raad ingediende voorontwerp van begroting gaat vergezeld van een uitvoerig intern verslag bij het Agentschap.
In geval van onvoldoende middelen, het verslag van de Algemene Raad: 1° in geval van een geconstateerd tekort bij een constant beleid, specificeert de maatregelen die de Raad kan nemen om het geconstateerde tekort in te perken;2° rechtvaardigt het verzoek om bijkomende middelen in geval van nieuwe uitgaven. Het voorontwerp van begroting wordt uiterlijk op 10 mei van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat, opgesteld. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting wordt voor advies aan de financiële en budgettaire Raad van toezicht toegezonden.
De financiële en budgettaire Raad van toezicht brengt uiterlijk op 20 mei van het lopende jaar zijn advies uit. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting en het advies van de financiële en budgettaire Raad van toezicht worden ter informatie aan de Branchecomités toegezonden.
Onderafdeling 2. - Voorontwerp van begroting voor opdrachten
Art. 23.Op basis van de in artikel 20 bedoelde parameters en de toepassing van het beheerscontract voor de berekening van de aan het Agentschap verleende subsidies voor opdrachten beslist de Algemene Raad uiterlijk op 15 april voorafgaand aan het betrokken begrotingsjaar over de bedragen die worden ingehouden als voorlopige subsidies voor opdrachten, alsmede over de verdeling ervan over de afdelingen.
Art. 24.§ 1. Op basis van de in artikel 20 bedoelde parameters stellen de in de artikelen 12 tot en met 16/1 en 23 en 24 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid bedoelde commissies een voorontwerp van begroting op voor de aangelegenheden die hen aangaan, waarbij zij de kosten en de ontwikkeling van de kosten voor een bepaald onderwerp onderscheiden: 1° met een constant beleid, d.w.z. zonder het regelgevend kader dat van toepassing is op een bepaald beleid te wijzigen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen wat relevant is voor de ontwikkeling van de macro-economische parameters en wat niet; 2° naar nieuw beleid, d.w.z. met nieuwe begrotings- en juridische verbintenissen voor het Agentschap.
Het begrotingsontwerp en de in het eerste lid gemaakte onderscheidingen betreffen zowel verhogingen als verlagingen van de kredieten. § 2. Het door de Commissies ingediende voorontwerp van begroting gaat vergezeld van een uitvoerig intern verslag bij het Agentschap. § 3. De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde gegevens worden uiterlijk op 15 april van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat aan de bevoegde Branchecomités toegezonden.
Art. 25.§ 1. Op basis van de in artikel 20 bedoelde parameters en op basis van de in artikel 24, paragrafen 1 en 2, bedoelde elementen stelt elk Branchecomité, met inachtneming van de door de Algemene Raad overeenkomstig artikel 23 toegewezen budgetten, een voorontwerp van begroting op voor de zowel paritaire als niet-paritaire opdrachten van zijn afdeling, met inbegrip van de opdrachten die verscheidene comités gemeen hebben Het door het Branchecomité ingediende voorontwerp van begroting gaat vergezeld van een uitvoerig intern verslag bij het Agentschap.
In geval van onvoldoende middelen, het verslag van het Branchecomité: 1° in geval van een tekort met een constant beleid, d.w.z. bij een ongewijzigd wettelijk en regelgevend kader, specificeert de maatregelen die het Comité zal nemen om het tekort te beperken, met inbegrip van een wijziging van de reglementatie; 2° rechtvaardigt het verzoek om bijkomende middelen in geval van nieuwe uitgaven. Het voorontwerp van begroting wordt uiterlijk op 10 mei van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat, opgesteld. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting wordt voor advies aan de financiële en budgettaire Raad van toezicht toegezonden.
De financiële en budgettaire Raad van toezicht brengt uiterlijk op 20 mei van het lopende jaar zijn advies uit. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting en het advies van de financiële en budgettaire Raad van toezicht worden onverwijld aan de Algemene Raad toegezonden.
Onderafdeling 3. - Begrotingsontwerpen
Art. 26.Aan de hand van de in de artikelen 22 en 25 bedoelde elementen stelt de Algemene Raad uiterlijk op 15 juni van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar het begrotingsontwerp vast.
Het begrotingsontwerp gaat vergezeld van een uitvoerig verslag.
In geval van onvoldoende middelen, het verslag van de Algemene Raad: 1° in geval van een geconstateerd tekort bij een constant beleid, specificeert de maatregelen die de Algemene Raad en de Branchecomités zullen nemen om het geconstateerde tekort in te perken;2° rechtvaardigt het verzoek om bijkomende middelen in geval van nieuwe uitgaven. Het begrotingsontwerp wordt samen met het uitvoerig verslag aan de functioneel bevoegde ministers toegezonden zodra de Algemene Raad het begrotingsontwerp heeft vastgesteld. Afdeling 2. - Definitieve begrotingsvoorstellen
Art. 27.Zodra de regering een besluit heeft genomen, stelt de Voogdijminister het Agentschap in kennis van het bedrag van de definitieve subsidievoorstellen die aan het Agentschap voor zijn opdrachten zullen worden voorgelegd en ter stemming aan het Parlement zullen worden voorgelegd.
Art. 28.Op basis van de in artikel 27 bedoelde elementen beslist de Algemene Raad binnen een termijn van ten hoogste tien dagen na de kennisgeving door de Voogdijminister over de verdeling van de voorstellen tot definitieve subsidiëring van het Agentschap voor zijn opdrachten tussen de afdelingen, rekening houdend met de bedragen die de Regering voor nieuw beleidsvormen heeft vastgesteld.
Art. 29.Overeenkomstig artikel 28/2 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt het deel bestemd voor de begroting van de opdrachten die niet paritair zijn, door de Regering beslist en in de begroting van het Agentschap opgenomen, behalve delegatie besloten door de Regering.
De Regering deelt de in lid 1 bedoelde elementen uiterlijk tien dagen na de kennisgeving van de in artikel 27 bedoelde Voogdijminister aan het Agentschap mee.
Art. 30.Op basis van de artikelen 28 en 29 keurt elk van de Branchecomités binnen een termijn van ten hoogste twintig dagen na de kennisgeving van de Voogdijminister bedoeld in artikel 27 de definitieve begrotingsvoorstellen goed betreffende de opdrachten van zijn afdeling, met inbegrip van de definitieve begrotingsvoorstellen betreffende de opdrachten die de verschillende Branchecomités gemeenschappelijk hebben en waarbij hij betrokken is Na de in het eerste lid genoemde termijn of indien de meerderheid van de leden niet voor de voorgestelde begroting heeft gestemd, wordt de eindstemming over de begroting van de afdeling aan de Algemene Raad voorgelegd.
De beslissing van elk Branchecomité wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Algemene Raad en de Raad van toezicht op de financiën en de begroting.
Art. 31.De financiële en budgettaire Raad van toezicht brengt advies uit over de definitieve voorstellen voor de begroting van de afdelingen binnen een termCIn van ten hoogste vCIf dagen na ontvangst van alle definitieve begrotingsvoorstellen bedoeld in artikel 30.
Het advies van de financiële en budgettaire Raad van toezicht wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Algemene Raad.
Art. 32.De Algemene Raad stelt het definitieve begrotingsvoorstel van het Agentschap vast binnen een termijn van ten hoogste vijf dagen na ontvangst van het advies van de financiële en budgettaire Raad van toezicht bedoeld in artikel 31.
Na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn of indien de meerderheid van de leden geen gunstig advies voor het voorgestelde begrotingsontwerp heeft uitgebracht, stelt de Algemene Raad de functioneel bevoegde ministers onverwijld in kennis van de intrekking van zijn begrotingsbevoegdheden.
De aanneming van de definitieve begroting van het Agentschap wordt vervolgens, op gezamenlijk voorstel van de functioneel bevoegde ministers, naar de regering verwezen.
Art. 33.Overeenkomstig artikel 28/5 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt de begroting ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.
Zonder de in het eerste lid bedoelde goedkeuring wordt geen verzoek om herverdeling ingediend. HOOFDSTUK II. - Uitwerking van aangepaste budgetten Afdeling 1. - Voorlopige begrotingsvoorstellen
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 34.Het Agentschap past zijn begroting aan zodra het totaal van zijn ontvangsten- en uitgavenbegrotingen is gewijzigd, hetgeen een aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waals Gewest vereist.
Art. 35.De Raad van toezicht op de financiën en de begroting stelt uiterlijk op 20 februari van het lopende begrotingsjaar, op basis van de laatste door het Federale Planbureau bekendgemaakte cijfers en indien de regering geen specifieke voorafgaande beslissing heeft genomen, de parameters vast op basis waarvan het ontwerp van de ontvangstenbegroting en het ontwerp van de uitgavenbegroting van het Agentschap wordt opgesteld.
Art. 36.Op basis van de in artikel 20 bedoelde elementen evalueert het Agentschap de middelen die hem ter beschikking zullen worden gesteld, in het licht van de macro-economische parameters en op basis van de geplande meerjarige ontwikkeling van de subsidies zoals bepaald in zijn beheerscontract. Afdeling 2. - Algemene bepalingen
Onderafdeling 1. - Voorontwerp van beheersbegroting
Art. 37.§ 1. Op basis van de in artikel 35 bedoelde parameters en de toepassing van het beheerscontract voor de berekening van de werkingssubsidies aan het Agentschap stelt de Algemene Raad een voorontwerp van beheersbegroting voor het Agentschap op.
Het door de Algemene Raad ingediende voorontwerp van begroting gaat vergezeld van een uitvoerig intern verslag bij het Agentschap.
In geval van onvoldoende middelen, het verslag van de Algemene Raad: 1° in geval van een geconstateerd tekort bij een constant beleid, specificeert de maatregelen die de Raad kan nemen om het geconstateerde tekort in te perken;2° rechtvaardigt het verzoek om bijkomende middelen in geval van nieuwe uitgaven. Het voorontwerp van begroting wordt uiterlijk op 10 maart van het lopende begrotingsjaar opgesteld. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting wordt voor advies aan de financiële en budgettaire Raad van toezicht toegezonden.
De financiële en budgettaire raad van toezicht brengt uiterlijk op 15 maart van het lopende begrotingsjaar zijn advies uit. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting en het advies van de financiële en budgettaire Raad van toezicht worden ter informatie aan de branchecomités toegezonden.
Onderafdeling 2. - Voorontwerp van begroting voor opdrachten
Art. 38.Op basis van de in artikel 35 bedoelde parameters, van de toepassing van het beheerscontract voor de berekening van de aan het Agentschap verleende subsidies voor opdrachten en de beslissingen van de Algemene Raad in het kader van de opstelling van de oorspronkelijke begroting, maakt het Agentschap uiterlijk op 1 maart een raming van de bedragen die zijn ingehouden voor voorlopige subsidies voor opdrachten en de verdeling daarvan over de afdelingen.
Art. 39.§ 1. Op basis van de in artikel 35 bedoelde parameters stelt elk branchecomité, met inachtneming van de door de Algemene Raad overeenkomstig artikel 23 toegewezen budgetten, een voorontwerp van aangepaste begroting op voor de zowel paritaire als niet-paritaire opdrachten van zijn afdeling, met inbegrip van de opdrachten die verscheidene comités gemeen hebben.
Het door het branchecomité ingediende voorontwerp van begroting gaat vergezeld van een uitvoerig intern verslag bij het Agentschap.
In geval van onvoldoende middelen, het verslag van het Branchecomité: 1° in geval van een tekort met een constant beleid, d.w.z. bij een ongewijzigd wettelijk en regelgevend kader, specificeert de maatregelen die het Comité zal nemen om het tekort te beperken, met inbegrip van een wijziging van de reglementatie; 2° rechtvaardigt het verzoek om bijkomende middelen in geval van nieuwe uitgaven. Het voorontwerp van begroting wordt uiterlijk op 10 maart van het betrokken begrotingsjaar opgesteld. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting wordt voor advies aan de financiële en budgettaire Raad van toezicht toegezonden.
De financiële en budgettaire raad van toezicht brengt uiterlijk op 15 maart van het lopende jaar zijn advies uit. § 3. Het in paragraaf 1 bedoelde voorontwerp van begroting en het advies van de financiële en budgettaire raad van toezicht worden onverwijld aan de Algemene Raad toegezonden.
Onderafdeling 3. - Begrotingsontwerpen
Art. 40.Aan de hand van de in de artikelen 37 en 39 bedoelde elementen stelt de Algemene Raad uiterlijk op 20 maart van het begrotingsjaar het begrotingsontwerp vast.
Het begrotingsontwerp gaat vergezeld van een uitvoerig verslag.
In geval van onvoldoende middelen, het verslag van de Algemene Raad: 1° in geval van een geconstateerd tekort bij een constant beleid, specificeert de maatregelen die de Algemene Raad en de branchecomités zullen nemen om het geconstateerde tekort in te perken;2° rechtvaardigt het verzoek om bijkomende middelen in geval van nieuwe uitgaven. Het begrotingsontwerp wordt samen met het uitvoerig verslag aan de functioneel bevoegde ministers toegezonden zodra de Algemene Raad het begrotingsontwerp heeft vastgesteld. Afdeling 3. - Definitieve begrotingsvoorstellen
Art. 41.Zodra de regering een besluit heeft genomen, stelt de Voogdijminister het Agentschap in kennis van het bedrag van de definitieve subsidievoorstellen die aan het Agentschap voor zijn opdrachten zullen worden voorgelegd en ter stemming aan het Parlement zullen worden voorgelegd.
Art. 42.Op basis van de in artikel 41 bedoelde elementen beslist de Algemene Raad binnen een termijn van ten hoogste zeven dagen na de kennisgeving door de Voogdijminister over de verdeling van de voorstellen tot definitieve subsidiëring van het Agentschap voor zijn opdrachten tussen de afdelingen, rekening houdend met de bedragen die de Regering voor nieuw beleidsvormen heeft vastgesteld.
Art. 43.Overeenkomstig artikel 28/2 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt het deel bestemd voor de begroting van de opdrachten die niet paritair zijn, door de Regering beslist en in de begroting van het Agentschap opgenomen, behalve delegatie besloten door de Regering.
De Regering deelt de in lid 1 bedoelde elementen ten hoogste binnen een termijn van zeven dagen na de kennisgeving van de in artikel 40 bedoelde Voogdijminister aan het Agentschap mee.
Art. 44.Op basis van de artikelen 42 en 43 keurt elk van de Branchecomités binnen een termijn van ten hoogste veertien dagen na de kennisgeving van de Voogdijminister bedoeld in artikel 41 de definitieve begrotingsvoorstellen goed betreffende de opdrachten van zijn afdeling, met inbegrip van de definitieve begrotingsvoorstellen betreffende de opdrachten die de verschillende Branchecomités gemeenschappelijk hebben en waarbij hij betrokken is.
Na de in het eerste lid genoemde termijn of indien de meerderheid van de leden niet voor de voorgestelde begroting heeft gestemd, wordt de eindstemming over de begroting van de afdeling aan de Algemene Raad voorgelegd.
De beslissing van elk Branchecomité wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Algemene Raad en de Raad van toezicht op de financiën en de begroting.
Art. 45.De financiële en budgettaire raad van toezicht brengt advies uit over de definitieve voorstellen voor de begroting van de afdelingen binnen een termijn van ten hoogste vijf dagen na ontvangst van alle definitieve begrotingsvoorstellen bedoeld in artikel 44.
Het advies van de financiële en budgettaire raad van toezicht wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Algemene Raad.
Art. 46.De Algemene Raad stelt het definitieve begrotingsvoorstel van het Agentschap vast binnen een termijn van ten hoogste vijf dagen na ontvangst van het advies van de financiële en budgettaire Raad van toezicht bedoeld in artikel 45.
Na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn of indien de meerderheid van de leden geen gunstig advies voor het voorgestelde begrotingsontwerp heeft uitgebracht, stelt de Algemene Raad de functioneel bevoegde ministers onverwijld in kennis van de intrekking van zijn begrotingsbevoegdheden.
De aanneming van de definitieve begroting van het Agentschap wordt vervolgens, op gezamenlijk voorstel van de functioneel bevoegde ministers, naar de regering verwezen.
Art. 47.Overeenkomstig artikel 28/5 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid wordt de begroting ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.
Zonder de in de eerste alinea bedoelde goedkeuring en totdat het Parlement de aangepaste begroting van het Waalse Gewest in het geval van een gewone aanpassing in stemming brengt, wordt geen verzoek om herverdeling gedaan. HOOFDSTUK III. - Technische aanpassingen van de begroting
Art. 48.Het Agentschap verricht een technische aanpassing van zijn begroting zodra het totaal van zijn ontvangsten- en uitgavenbegrotingen is gewijzigd, zonder dat dit een aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waals Gewest vereist.
Art. 49.Elk voorstel voor de technische aanpassing van de begroting wordt voor advies voorgelegd aan de Raad van Toezicht op de financiën en de begroting voordat het ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Branchecomités en de Algemene Raad.
De financiële en budgettaire Raad van toezicht komt uiterlijk vijf dagen na de datum van ontvangst van het verzoek om technische aanpassing van de begroting bijeen.
Met het uitbrengen van adviezen door de financiële en budgettaire raad van toezicht wordt de procedure voor de technische aanpassing van de begroting in gang gezet.
Art. 50.De Branchecomités en de Algemene Raad laten zich uiterlijk vijf dagen voordat zij een besluit nemen over het voorstel tot technische aanpassing dat hun wordt voorgelegd, adviseren door de financiële en budgettaire raad van toezicht.
Art. 51.Na het uitbrengen van het in artikel 49, lid 3, bedoelde advies wordt, in geval van een technische aanpassing, geen verzoek om een nieuwe verdeling van de kredieten meer gedaan voordat de begroting door de regering is goedgekeurd.
In dringende en behoorlijk verantwoord gevallen die door de financiële en budgettaire raad van toezicht zijn goedgekeurd, kan van het eerste lid worden afgeweken.
TITEL III. - Uitvoering van de begroting HOOFDSTUK I. - Aanrekeningsregels van de ontvangsten en uitgaven
Art. 52.De aanrekening van elke som op de begroting wordt op een bewijsstuk gegrond.
Art. 53.§ 1. De ontvangsten en de vereffende uitgaven worden aangerekend op de begroting van een bepaald jaar wanneer de rechten worden vastgesteld. § 2. De verplichting tot betaling bestaat wanneer en op het ogenblik waarop een schuld krachtens de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen ten laste van het Agentschap bestaat of een schuldvordering ten gunste van dat Agentschap bestaat onafhankelijk van de vervaldatum van die schuld of van die schuldvordering.
Onverminderd de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen wordt de verplichting tot betaling geacht te bestaan met name voor, in voorkomend geval: 1° de wedden, pensioenen, toevallige premies en andere bijzondere toelagen : op het ogenblik van de prestatie, en voor de dienovereenkomstige achterstallen : te allen tijde, ongeacht het jaar waarmee ze verband houden;2° de werken, leveringen en diensten, met uitzondering van de huren en abonnementen : wanneer de opdracht voor werken, leveringen en diensten uitgevoerd en gegund is;3° de huren en abonnementen : op de datum waarop ze krachtens de contractuele verplichting verschuldigd zijn;4° de aankoop en de verkoop van onroerende goederen : wanneer de verkoop tussen partijen voltooid is;5° de toelagen waarvan de toekenning bij organieke bepalingen wordt bepaald : wanneer ze volgens die organieke bepalingen verschuldigd zijn;6° de toelagen waarvan de toekenning niet bij organieke bepalingen wordt bepaald : op de datum waarop ze verschuldigd zijn krachtens de bepalingen betreffende vereffeningsmodaliteiten bepaald bij het toekenningsbesluit;7° de bijdragen aan internationale instellingen ter uitvoering van verdragen : op de datum waarop ze krachtens de contractuele verplichting verschuldigd zijn;8° de vrijwillige bijdragen aan internationale instellingen : op de datum waarop van het besluit of de akte tot toekenning van de toelage kennis wordt gegeven;9° de toekenningen van kredieten : op de datum waarop het besluit of de akte tot toekenning van de toelage in werking treedt;10° de vonnissen en arresten of andere akten die een einde maken aan geschillen : op de datum waarop die vonnissen uitvoerende kracht hebben.
Art. 54.§ 1. Elke uitgave wordt voorafgaand aan de vereffening ervan vastgelegd.
De aanrekening van een uitgave ten laste van vastleggingskredieten van een bepaald jaar wordt op verzoek van de ordonnateur uitgevoerd na verkrijging van een verbintenisvisum in de vorm van een van een jaartal of een vaststaande identificatie voorzien nummer dat verleend wordt door de controle-eenheid van de vastleggingen.
De aanrekeningsdatum wordt door de datum van het verbintenisvisum bepaald. § 2. Voorafgaand aan de rechtsverbintenis gaat de ordonnateur na of de rechtsverbintenis met de begrotingsvastlegging overeenstemt.
Bij tekort aan begrotingsvastlegging moet hij een aanvullende verbintenis ten laste van de kredieten van het jaar voorafgaand aan de rechtsverbintenis vragen.
Bij overschot van de begrotingsverbintenis kan hij er de teruggave van aan het betrokken vastleggingskrediet vragen. Die mogelijkheid mag slechts uitgevoerd worden als de rechtsverbintenis en begrotingsvastlegging gebonden zijn aan hetzelfde begrotingsjaar.
De ordonnateur maakt de stukken die het bestaan van de rechtsverbintenis aansluitend bij de begrotingsverbintenis bevestigen, over aan de boekhoudings- en financiën diensten. § 3. De controle-eenheid van de vastleggingen gaat na of de rechtsverbintenis uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar van de begrotingsvastlegging uitgevoerd is.
De datum van de rechtsverbintenis wordt bepaald door de datum waarop een verbintenis ten laste van de begroting onomkeerbaar is geworden. § 4. De fasen betreffende de begrotings- en rechtverbintenissen kunnen gelijktijdig zijn en zijn van ambtswege gelijktijdig voor de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, van het decreet van 15 december 2011. In dit geval is de datum van aanrekening van de begrotingsverbintenissen ten laste van de vastleggingskredieten en van de registratie van de dienovereenkomstige rechtsverbintenissen de datum van het visum van de begrotingsverbintenis. § 5. In de gevallen bedoeld in artikel 22, § 1, van het decreet van 15 december 2011 worden het verbintenisvisum en het nummer van de bestelbon bij de kennisgeving door de ordonnateur aan de derde medegedeeld en vormen het de verplichte referentie die de derde moet vermelden op alle documenten betreffende de opdracht of de subsidiëring die daarna aan de ordonnateur wordt overgemaakt.
Art. 55.Naast de in artikel 53, bepaalde voorwaarden wordt de aanrekening van een uitgave ten laste van de vereffeningskredieten voorafgegaan door een boeking van het bewijsstuk op een wachtrekening van de algemene boekhouding tot het moment waarop de controles uitgeoefend en bekrachtigd worden door de controle-eenheid van de vereffeningen.
Na aanrekening van de uitgave ten laste van het vereffeningskrediet, is de betalingsopdracht gegeven door de ordonnateur aan de penningmeester of de centraliserende penningmeester uitvoerbaar. HOOFDSTUK II. - Nieuwe verdeling van de kredieten Afdeling 1. - Beheersbegroting
Art. 56.§ 1. De Algemene Raad beslist, op voorstel van het Agentschap, over elke nieuwe verdeling van de kredieten binnen de beheersbegroting van het Agentschap. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde beslissing wordt bekrachtigd bij een besluit van de Voogdijminister. § 3. Het in paragraaf 2 bedoelde besluit wordt door het Agentschap ter kennis gebracht van het Waals Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, de Minister van Begroting, de Functionele Minister(s) en de financiële en budgettaire Raad van toezicht. Afdeling 2. - Begroting van de paritaire opdrachten
Art. 57.§ 1. Na advies van de financiële en budgettaire raad van toezicht beslissen de (het) betrokken Branchecomité(s), op voorstel van het Agentschap, over elke nieuwe verdeling van kredieten binnen de begroting van de paritaire opdrachten van de afdelingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde beslissing wordt bekrachtigd bij een besluit van de Voogdijminister. § 3. Het in paragraaf 2 bedoelde besluit wordt door het Agentschap ter kennis gebracht van het Waals Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, de Minister van Begroting, de Functionele Minister(s) en de Algemene Raad. Afdeling 3. - Begroting van de niet-paritaire opdrachten
Art. 58.§ 1. De functioneel bevoegde minister of ministers beslist of beslissen, op eventueel voorstel van het Agentschap, over elke nieuwe verdeling van de kredieten binnen de begroting van de niet-paritaire opdrachten van de afdelingen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. § 2. Na een gunstig advies van de Inspectie van Financiën wordt de beslissing bedoeld in paragraaf 1 bekrachtigd bij een besluit van de Voogdijminister en de Minister van Begroting. § 3. Het in paragraaf 2 bedoelde besluit wordt door het Agentschap ter kennis gebracht van het Parlement, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën, de Algemene Raad of het (de) betrokken branchecomité(s) en de financiële en budgettaire Raad van toezicht. Afdeling 4. - Algemene bepalingen
Art. 59.De aanvragen tot nieuwe verdeling van de kredieten: 1° zijn gemotiveerd;2° moeten aan de aanwending van de kredieten voorafgaan, behalve als ze niet-limitatieve vereffeningskredieten betreffen, in welk geval ze in een overschrijding van kredieten a posteriori kunnen voorzien. Ze kunnen alleen tijdens het lopende boekjaar ingediend worden en moeten uiterlijk op 31 december van dit boekjaar bekrachtigd worden.
Titel IV. - Voering van de algemene boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 60.§ 1. De algemene en begrotingsboekhoudingen worden op een geïntegreerd manier in een geïnformatiseerd boekhoudsysteem gevoerd. § 2. De algemene boekhouding boekt een handeling bij het ontstaan, de verandering of de schrapping van een economische waarde, van een vastgesteld recht of van een verplichting.
De aanrekeningen in de begrotingsboekhouding van de vastgestelde rechten voortvloeiend uit de verhoudingen met derden geven aanleiding tot een gelijktijdige boeking in de algemene boekhouding.
De handelingen die niet uit verhoudingen met derden voortvloeien, vormen interne bewegingen.
Wanneer het Agentschap als bemiddelaar handelt in het beheer van aan derden behorende fondsen, verschijnt dit beheer in de algemene boekhouding met vermelding van specifieke rekeningen. HOOFDSTUK II. - Boekhoudplan
Art. 61.Het boekhoudplan dat geldt voor het Agentschap wordt bepaald door de Regering.
De onderverdelingen in klassen, subklassen en rubrieken van dit plan moeten verplicht opgevolgd worden. In het geïnformatiseerd systeem moeten bijkomende vakken voorbehouden worden om te voldoen aan de behoefte aan bijkomende statistische of analytische inlichtingen.
Bij deze gelegenheid bepaalt de Regering ook de regels inzake evaluatie, afschrijvingen, voorraadaanleg voor risico's en lasten alsook de regels inzake waardevermindering en herevaluatie.
Titel V. - Bewijsstukken en bewaring ervan
Art. 62.§ 1. Met inachtneming van de wets- en reglementaire bepalingen worden de verantwoordingsstukken van de uitgaven die aanleiding geven tot een betaling opgelijst door boekhoudkundig boekje § 2. Elk bewijsstuk wordt gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding die de budgettaire eigenschappen van de uitgave en het nummer van het verbintenisvisum alsmede elk ander gegeven dat een controlespoor van de verbintenis van de uitgaven tot de betaling ervan mogelijk maakt, omvat. § 3. De controledocumenten, opgelegd door de reglementering met het oog op de vastlegging of de vereffening van de uitgaven, worden bij de verantwoordingsstukken gevoegd. § 4. De voor de betalingen nodige bewijsstukken worden op volgende wijze overgemaakt: 1° het indienen van het originele stuk op een papieren informatiedrager;2° op elektronische wijze, namelijk met enkel een elektronische verzending en ontvangst. Bij de tweede optie moeten de authenticiteit van de oorsprong van de factuur en de integriteit van de inhoud ervan overeenkomstig de vigerende reglementering gewaarborgd worden.
De afschriften worden enkel in behoorlijk gemotiveerde toestanden toegelaten.
Art. 63.De bewijsstukken van de ontvangsten zijn de aan de schuldenaar gerichte schuldvorderingen of elk effect dat wettelijk of reglementair voorzien is.
Elk bewijsstuk wordt gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding die de budgettaire eigenschappen van de ontvangst alsmede elk andere gegeven dat een controlespoor van de vaststelling van het recht tot de inning ervan mogelijk maakt, verplicht omvat.
Art. 64.De boekingen in de budgettaire en algemene boekhoudingen worden gestaafd door de in de artikelen 62, 63 en 66 bedoelde bewijsstukken met een verwijzing daarnaar.
Art. 65.§ 1. De volgende stukken worden bewaard om de onaantastbaarheid als de toegankelijkheid ervan te waarborgen: 1° de bestanden die de boeken en de programma's en systemen om ze te lezen omvatten, tijdens een periode van tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar;2° op papieren en elektronische informatiedrager, de in artikel 62 bedoelde bewijsstukken van de uitgaven voortvloeiend uit een verhouding met een derde, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°, onverminderd een andere termijn bepaald overeenkomstig artikel 74 van het decreet van 15 december 2011 wat betreft de verjaring;3° als afschrift op papieren of elektronische informatiedrager, de bewijsstukken van de ontvangsten bedoeld in artikel 53, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°;4° op papieren of elektronische informatiedrager, de in artikel 63 bedoelde boekhoudstukken, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°;5° een origineel exemplaar van de jaarlijkse rekeningen van de ontvangers en penningmeesters alsmede de uittreksels van hun financiële rekeningen, tijdens dezelfde periode als die bedoeld in 1°;6° een origineel exemplaar van elke algemene jaarlijkse rekening, tijdens tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar. § 2. De bewijsstukken worden bewaard op de plaatsen aangewezen door de overheid die voor het archiveren bevoegd is. Ze mogen op een elektronische informatiedrager opgenomen worden.
Titel VI. - Verwijlintresten en inning van de schuldvorderingen HOOFDSTUK I. - Intresten die door de derden betaald moeten worden
Art. 66.§ 1. Wanneer de betaling van intresten voorzien is bij wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen en als de ontvanger vaststelt dat de verschuldigde bedragen op de vervaldatum niet zijn gestort, is een intrest waarvan het percentage gelijk is aan het wettelijke percentage van rechtswege en zonder aanmaning invorderbaar. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde intrest wordt per kalendermaand berekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de vervaldatum tot de laatste dag van de maand waarin de betaling wordt uitgevoerd. § 3. De verwijlintrest is niet verschuldigd wanneer: 1° het bedrag ervan kleiner is dan 10 euro;2° de periode waarop de terugvordering betrekking heeft, korter is dan een jaar.
Art. 67.Wanneer de derde-schuldenaar een geldtoestand doet gelden die een uitstel van betaling van de verschuldigde schuldvorderingen rechtvaardigt, kan de ontvanger maatregelen voor de aanpassing van de betalingsmodaliteiten nemen.
In het kader van onderhandelingen met de derde-schuldenaar kan hij hem betalingsvoorwaarden en -termijnen verlenen op voorwaarde dat de derde-schuldenaar: 1° de rechten die ten gunste van de eenheid worden vastgesteld, niet betwist;2° de financiële moeilijkheden waarin hij verkeert, bewijst, met name door het overleggen van bewijsstukken van financiële, juridische of administratieve aard;3° zich ertoe verbindt om de door de ontvanger verleende betalingsvoorwaarden en -termijnen na te leven. Bovendien kan de ontvanger tijdens die onderhandelingen met de derde-schuldenaar overeenkomen dat intresten niet toegepast zullen worden indien laatstgenoemde de verleende betalingsvoorwaarden en -termijnen naleeft. HOOFDSTUK II. - Inning van de schuldvorderingen
Art. 68.De ontvanger verzendt in een eenvoudige omslag binnen de termijn vastgesteld in artikel 55 van het decreet van 15 december 2011 een verzoek tot betaling in de vorm van een aanmaning.
Bij verstrijken van de betaaltermijn richt de ontvanger binnen een termijn van 15 dagen volgend op de datum van verzending van het verzoek tot betaling een tweede aanmaning. Wordt de betaling niet uitgevoerd binnen een termijn van 15 dagen volgend op de datum van verzending van de tweede aanmaning richt de ontvanger bij aangetekend schrijven een ingebrekestelling met bevel tot betaling.
Art. 69.Onverminderd de in artikel 68 bedoelde procedure wordt de ontvanger ertoe gemachtigd om: 1° de medewerking van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën te vragen overeenkomstig het decreet van 23 juli 1987 makende de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen bevoegd om sommige vermogensverrichtingen te doen voor rekening van het Waalse Gewest en de eraan verbonden instellingen van openbaar nut;2° de zaak aanhangig te maken bij de Hoven en rechtbanken. Boek III. - Budgettaire en boekhoudkundige interne controle en audit Titel I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Interne controle
Art. 70.§ 1. Overeenkomstig artikel 100 van het decreet van 15 december 2011 voert het Agentschap systemen in voor de oplijsting, de beoordeling en hiërarchisering van de risico's door ze aan te passen aan de aard en aan het volume van hun verrichtingen. Regelmatig worden de risico's en de interne controleregeling herbeoordeeld om hun relevantie te onderzoeken ten overstaan van de evolutie van de activiteit en de omgeving.
De interne controle heeft betrekking op : 1° de overkoepelende beheersprocedures van het Agentschap;2° de processen inzake begroting en boekhouding. De internationaal erkende normen voor interne controle worden toegepast. § 2. De interne begrotings- en boekhoudcontrole wordt zo ingericht dat een concentratie van de financiële risico's in de handen van éénzelfde ambtenaar of personeelslid voorkomen wordt.
De beheerssystemen en interne controleprocedures worden toegespitst op de beheersing van de risico's inzake conformiteit, betrouwbaarheid en integriteit van de begrotings- en financiële gegevens. § 3. De budgettaire en boekhoudkundige procedures worden schriftelijk bepaald en vastgesteld zodat ze een duidelijke documentatie vormen, die op elk vlak geformaliseerd en bijgewerkt wordt. Ze houden met name verband met het voeren van de begrotings- en algemene boekhouding, het beheer van de thesaurie en het beheer van de investeringen.
Ze nemen de scheiding van de ambten in acht en omschrijven de taken die worden uitgevoerd, evenals de actoren belast met de uitvoering ervan. § 4. In het informaticasysteem dat als drager dient voor de begroting en de boekhouding worden automatische controles en manuele interventies geïntegreerd voor de aanvaarding van de verrichtingen, waarbij de traceerbaarheid en de identificatie van de actoren gewaarborgd wordt. Er worden hulp- en bewaarprocedures voorzien om de continuïteit en de integriteit van de ingevoerde informatie te garanderen.
Art. 71.Elke ambtenaar of elk personeelslid neemt in functie van de toegewezen opdrachten en verantwoordelijkheden deel aan de goede werking van het interne controlesysteem.
Art. 72.De administrateur-generaal ziet toe op de tenuitvoerlegging van het interne controlesysteem en bevestigt jaarlijks de doeltreffendheid ervan, met name op basis van de verslagen van de verschillende diensten. HOOFDSTUK II. - Interne audit
Art. 73.Overeenkomstig artikel 100 van het decreet van 15 december 2011 waarborgt het Agentschap de goede werking, doeltreffendheid en efficiëntie van zijn interne controlesysteem door middel van een interne audit.
De interne audit beoogt zowel de interne controle betreffende de overkoepelende beheersprocedures als die betreffende de begrotings- en boekhoudprocessen van het Agentschap.
De internationaal erkende auditnormen voor interne controle worden toegepast. HOOFDSTUK III. - Geïntegreerde auditmethode
Art. 74.Overeenkomstig artikel 52/2 van het decreet van 15 december 2011 organiseren het Agentschap het houden van een permanent dossier dar de bijgewerkte algemene informatie bevat nuttig in het kader van audits. De interne audit-, interne en externe controleverslagen zijn als bijlage bijgevoegd.
Het permanent dossier wordt ter beschikking gehouden van de verschillende actoren inzake controle en audit van het Agentschap, met name de interne controleurs en auditeurs, het Rekenhof, de Inspectie van Financiën of de bedrijfsrevisoren. Zij kunnen zich, onverminderd de toepassing van specifieke wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, op de conclusies en aanbevelingen van elkaar baseren en hun controles in overleg organiseren, met name door middel van akkoordprotocollen of overeenkomsten.
Titel II. - Budgettaire en boekhoudkundige interne controle HOOFDSTUK I. - Actoren
Art. 75.De eenheden voor de controle van de vastleggingen en de vereffeningen zijn onafhankelijk van de diensten die de gecontroleerde verrichtingen tot stand hebben doen komen. Periodiek rapporteren zij de tijdens hun controleverrichtingen vastgestelde afwijkingen aan de administrateur-generaal. HOOFDSTUK II. - Controle der vastleggingen Afdeling 1. - Budgettaire vastleggingen
Art. 76.§ 1. Aan de controle-eenheid voor de vastleggingen worden voorgelegd: 1° een vastleggingsvisum voorafgaand aan de kennisgeving ervan, de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 1, lid 1, van het decreet van 15 december 2011, uitgezonderd wanneer het voorwerp van de opdracht terugkerende opdrachten betreft. Dit vastleggingsvisum wordt verhoogd in het geval bedoeld in artikel 53, § 2, derde lid; 2° een vastleggingsvisum van de in de loop van het begrotingsjaar eisbare sommen, met inbegrip van, in voorkomend geval, de aan de verhoging ervan voorafgaande uitvoering, uitgezonderd voor die bedoeld onder c): a) de terugkerende uitgaven;b) de uitgaven bedoeld in artikel 22, § 3, van het decreet van 15 december 2011; c) de uitgaven kleiner dan of gelijk aan 31.000 euro, BTW niet meegerekend, die vastgesteld kunnen worden via een aanvaarde factuur en waarvan de betaling toevertrouwd zal worden aan de centraliserend penningmeester bedoeld in artikel 13; 3° een regulerend vastleggingsvisum, de uitgaven bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet van 15 december 2011. Het vastleggingsvisum is provisioneel wanneer het bedrag van de uitgaven niet exact gekend is en geraamd wordt, gestaafd door verantwoordingsstukken met, in voorkomend geval, als bijlage het advies van de Inspectie van Financiën.
In de hypothese, onder de voorwaarden en op grond van de bewijsstukken bedoeld in artikel 53, § 2, vierde lid, verricht de eenheid voor de controle van de vastleggingen op bevel van de ordonnateur de vermindering van het vastleggingsvisum ter hoogte van het overschot.
Art. 77.Er wordt een vastleggingsvisum toegekend per individueel beschouwde uitgave.
Dit visum kan evenwel meerdere uitgaven omvatten indien ofwel: 1° de aard ervan dit verantwoordt;2° de aard ervan dezelfde is en de begunstigden vernoemd worden in één enkel stuk;3° de identiteit van de begunstigden niet juist achterhaald is;4° het individueel bedrag van elke uitgave niet juist bepaald is;5° de identiteit van de begunstigden en het individueel bedrag van elke uitgave niet juist bepaald kunnen worden.
Art. 78.§ 1. Om een vastleggingsvisum te krijgen, zorgt de ordonnateur ervoor dat de eenheid voor de controle van de vastleggingen ter ondersteuning van de bewijsstukken een aanvraag overgemaakt wordt met volgende inlichtingen: 1° het voorwerp van de akte die geviseerd moet worden;2° in voorkomend geval, de adresgegevens van de derden zoals de leverancier, de inschrijver, de schuldeiser of de begunstigde;3° het bedrag van de vermoedelijke uitgave op grond van het ontwerp-contract, het ontwerp-toekenningsbesluit, het beschikkend gedeelte van de uitgavenbegroting, de normerende bepaling of elk ander gegeven, met inbegrip van een raming;4° het jaar, de afdeling, het programma en de basisallocatie van de uitgavenbegroting;5° de naam en de hoedanigheid van de ordonnateur. In voorkomend geval worden de voorafgaandelijke instemmingen of adviezen waarvan sprake in de bepalingen van titel 4 bij de verantwoordingsstukken gevoegd. § 2. Om een regulerend vastleggingsvisum te bekomen, worden door de ordonnateur aan de eenheid voor de controle van de vastleggingen voorgelegd : 1° de verantwoordingsstukken van de uitgave, in voorkomend geval, de weigering tot bekrachtiging ervan door de eenheid voor de controle van de vereffeningen wegens uitblijven van een voorafgaandelijke vastlegging;2° het advies van de Inspectie van Financiën overeenkomstig artikel 100, 3°;3° de instemming van de Minister van Begroting in geval van toepassing van artikel 97, § 2.
Art. 79.§ 1. De eenheid voor de controle van de vastleggingen onderzoekt meer bepaald : 1° de juistheid van de gegevens voor de toerekening op de begroting;2° in voorkomend geval, de overeenstemming van de vastlegging met de begrotingsmachtigingen;3° in voorkomend geval, de begunstigde en het bedrag;4° de beschikbaarheid van de vastleggingskredieten;5° de overeenstemming van de uitgave met de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, reglementen, vonnissen en contracten;6° in voorkomend geval, de inachtneming van de procedures inzake administratieve en budgettaire controle bedoeld in Titel IV;7° de regelmatigheid van de voorgelegde bewijsstukken. § 2. De eenheid voor de controle van de vastleggingen wordt ertoe gemachtigd, elk verzoek tot regulerende vastlegging te viseren wanneer de vastleggingskredieten beschikbaar zijn op het gepaste basisartikel van het lopende begrotingsjaar.
Art. 80.Na afloop van haar onderzoek stelt de eenheid voor de controle van de vastleggingen haar beslissing ter beschikking van de ordonnateur.
In het geval dat het aangevraagde vastleggingsvisum toegekend wordt, vermeldt de beslissing minstens het visumnummer, de datum ervan en de toerekening van de uitgave op de begroting ten laste van de vastleggingskredieten.
In het geval dat het aangevraagde vastleggingsvisum niet toegekend wordt wegens de onvolledigheid van de aanvraag, wordt de ordonnateur verzocht de ontbrekende stukken voor te leggen.
In het geval dat het aangevraagde vastleggingsvisum geweigerd wordt wegens onregelmatigheden in de aanvraag, wordt de ordonnateur ingelicht over de gemotiveerde beslissing.
Art. 81.Het boekhoudsysteem registreert gedurende éénzelfde begrotingsjaar en zonder onderbreking de toegekende visumnummers, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten vastleggingen;
Art. 82.Elke visumaanvraag ten laste van de kredieten van een welbepaald begrotingsjaar wordt uiterlijk tegen 31 december van datzelfde jaar behandeld.
Op voorstel van het Agentschap stelt de financiële en budgettaire raad van toezicht de uiterste datum vast waarop de aanvragen de boekhoudkundige en financiële dienst van het Agentschap moeten hebben bereikt. Afdeling 2. - Rechtsverbintenissen
Art. 83.De fases van budgettaire en juridische vastlegging van éénzelfde uitgave vallen onder de bevoegdheid van de ordonnateurs die volgens de vigerende reglementering gemachtigd zijn om de vastleggingskredieten te gebruiken ten laste waarvan de uitgave begrotingsgewijze toegerekend dient te worden.
Het bedrag van de juridische vastlegging, bewezen volgens de nadere regels van artikel 53, § 2, lid 4, wordt op adequate wijze geboekt.
Een globale budgettaire vastlegging zoals bedoeld in artikel 76, tweede lid, kan door meerdere individuele rechtsverbintenissen bevestigd worden.
De opdrachten inzake de verificatie van het openstaande bedrag van de rechtsverbintenissen worden toevertrouwd aan de boekhoudkundige en financiële dienst. HOOFDSTUK III. - Controle der vereffeningen
Art. 84.Elke uitgave waarvan de betaling verricht wordt door de centraliserende penningmeester wordt door de ordonnateur onderworpen aan de eenheid voor de controle van de vereffeningen, met het oog op bekrachtiging en definitieve toerekening ervan ten laste van de vereffeningskredieten.
Art. 85.Om de bekrachtiging van de vereffening te bekomen, deelt de ordonnateur de eenheid voor de controle van de vereffeningen de nodige gegevens mee, waaronder met name: 1° het bewijsstuk, goedgekeurd volgens de nadere regels vastgelegd door de administrateur-generaal en waaruit de verrichte en aanvaarde dienst blijkt;2° het nummer van het vastleggingsvisum of, bij gebreke daarvan, het nummer van de aanvraag ervan en, in voorkomend geval, een afschrift van de bestelbon;3° het jaar, de organisatie-afdeling, het programma en de basisallocatie van de uitgavenbegroting;4° het te betalen bedrag;5° de betrokken partij;6° het nummer van de financiële rekening geopend op naam van de begunstigde;7° de vervaldatum voor de betaling;8° de al dan niet gestructureerde mededeling;9° in voorkomend geval, de vermogenskenmerken van de uitgave.
Art. 86.De eenheid voor de controle van de vereffeningen onderzoekt met name : 1° de voorafgaandelijke vastlegging van de uitgave;2° de correcte verbinding van de vastgestelde rechten met het begrotingsjaar;3° de juistheid van de gegevens voor de toerekening op de begroting;4° de beschikbaarheid van het vereffeningskrediet;5° de regelmatigheid van de voorgelegde bewijsstukken.6° de naam en de hoedanigheid van de ordonnateur.7° de juistheid van de gegevens nodig voor de bevrijdende betaling;9° de afwezigheid van een betaling van hetzelfde bedrag op grond van hetzelfde bewijsstuk aan dezelfde begunstigde en met dezelfde mededeling.
Art. 87.§ 1. De bekrachtiging van de vereffening wordt gedagtekend en in de boekhouding verbonden met het vastleggingsvisum waarvan zij de verplichting opheft.
Wanneer de bekrachtiging van de vereffening geweigerd wordt wegens onregelmatigheden, wordt de ordonnateur daarover ingelicht. In dat geval wordt het advies uitgebracht door de eenheid voor de controle van de vereffeningen of de controleur der vereffeningen bij het dossier gevoegd. § 2. Als de voorafgaandelijke vastlegging van de uitgave bedoeld in artikel 86, 1°, ontbreekt, dient de ordonnateur een regulerende vastlegging aan te vragen overeenkomstig artikel 76, § 1, 3°, en zijn dossier opnieuw in te dienen, samen met het regulerend vastleggingsvisum. HOOFDSTUK IV. - Controle van de penningmeesters en ontvangers
Art. 88.§ 1. Het Agentschap voert interne controleprocedures in die ervoor zorgen dat de penningmeesters en de ontvangers hun opdrachten uitvoeren overeenkomstig hun aanstellingsbesluit en de voorschriften van dit besluit of enige andere toepasbare reglementering. § 2. Indien uit indicatoren bij de controle van het wettelijk en regelmatig karakter van de verrichtingen van de penningmeesters of de ontvangers of los daarvan blijkt dat er een risico op wanbeheer bestaat, kan een verantwoordelijk gezag een specifieke controle op de stukken en, in voorkomend geval, ter plaatse voeren. Als daaruit blijkt dat er eenvoudige vergissingen begaan werden waarvan correctie mogelijk is, worden penningmeester of ontvanger verzocht die door te voeren.
Art. 89.Het centrale innings- en betalingssysteem van het Agentschap is zodanig geconfigureerd dat alle transacties chronologisch worden gevolgd en dat acties ter voorkoming van fraude en dubbele betalingen worden geïntegreerd.
Art. 90.§ 1. Het verantwoordelijk gezag ziet erop toe dat elke penningmeester en elke ontvanger verantwoording afleggen voor hun beheer in de gevallen en binnen de termijnen, evenals volgens de nadere regels van artikel 39 van het decreet van 15 december 2011 of bepalingen van wetgevende, reglementaire of conventionele aard. § 2. Voordat de rekeningen aan het Rekenhof worden overgemaakt, onderzoekt het verantwoordelijk gezag minstens de vorm en de volledigheid van de rekening, evenals de rekenkundige bewerkingen ervan, en de onderlinge overeenstemming van de geschriften en de saldo's van de financiële rekening. § 3. Wanneer uit de rekening van de penningmeester een tekort blijkt, wordt deze door het verantwoordelijk gezag verzocht dit tekort aan te vullen. Zoniet wordt er een proces-verbaal opgemaakt met het vastgestelde tekort, de dag waarop en de omstandigheden waarin zich dat tekort voordeed en wordt dit onverwijld aan het Rekenhof overgemaakt, samen met de rekening die het tekort vertoont. § 4. Wanneer het Rekenhof de debetrekening vastlegt, beslist de Minister van Begroting met inachtneming van de toepasselijke bepalingen om, indien daar al dan niet aanleiding toe is, de ontvanger of de penningmeester voor het Hof te dagen om het tekort terug te betalen. Bij een tekort wordt dit bedrag onverwijld op het krediet geboekt waarvan sprake in artikel 40 van het decreet van 15 december 2011 om de deficitaire financiële rekening te stijven. HOOFDSTUK V. - Bescherming van het erfgoed
Art. 91.Overeenkomstig artikel 100 van het decreet van 15 december 2011 voert het Agentschap gepaste regelingen in ter bescherming van diens vermogen tegen waardeverliezen, diefstal, bedrieglijk gebruik en schade.
Op de roerende goederen die in de activa van de balans opgenomen zijn wordt er een barcode, of een gelijkaardige techniek, aangebracht zodat ze in de tijd getraceerd kunnen worden. De gegevens stemmen overeen met de gegevens geboekt op het ogenblik van de aankopen in de inventaris bedoeld in artikel 34 van het decreet van 15 december 2011.
Art. 92.Overeenkomstig artikel 100 van het decreet van 15 december 2011 treft het Agentschap alle gepaste interne controlemaatregelen ter voorkoming van: 1° elk bedrog in het beheer van de bevoorradingen en leveringen;2° elke vernieling;3° elke diefstal. Het Agentschap verricht een correcte raming van zijn behoeften aan goedkope kleine duurzame goederen en de leveringen ervan. Hij zorgt voor de fysieke veiligheid van zijn voorraden en het permanent beheer ervan door registratie van met name elke uitgaande en binnenkomende beweging, de lokalisatie ervan, evenals van, in voorkomend geval, de eindbestemming ervan.
De goedkope duurzame kleine goederen die rechtstreeks geboekt worden in de resultatenrekening van de algemene boekhouding overeenkomstig ESER, worden in de fysieke inventaris opgenomen. De gebruikers zijn er verantwoordelijk voor en verbinden er zich toe ze bij eerste verzoek van het verantwoordelijk gezag terug te geven.
TITEL III. - Budgettaire en boekhoudkundige interne audit
Art. 93.§ 1. Het in artikel 8/1 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid bedoelde comité voor interne audit waakt over de invoering van een interne audit voor de controleprocedures in budgettaire en boekhoudkundige materies binnen het Agentschap. § 2. De budgettaire en boekhoudkundige interne audits bedoeld in artikel 73, worden toevertrouwd aan de auditdienst bedoeld in artikel 8/2 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.
Art. 94.Onverminderd andere opdrachten die het Auditcomité werden toevertrouwd en de toepassing van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, zijn auditactiviteiten betreffende de uitvoering van de begroting en de boekhoudingen, evenals de daarmee verband houdende financiële verrichtingen, rekening houdend met de risicobeoordeling bedoeld in artikel 70, § 1, inbegrepen in het door het Auditcomité gevoerde auditbeleid.
In het kader van de auditactiviteiten bedoeld in lid 1 en onverminderd de toepasbare wettelijke of reglementaire bepalingen wordt het Auditcomité ermee belast: 1° de interne auditopdrachten te programmeren en de uitvoering ervan door de personeelsleden die met de interne audit belast zijn, te coördineren;2° te waken over de opvolging van de acties waartoe werd besloten na afloop van de interne auditopdrachten bedoeld in 1°;3° de gepastheid, de doeltreffendheid en de kwaliteit van de interne audit in begroting en boekhouding, uitgevoerd binnen het Agentschap te beoordelen, evenals aanbevelingen te doen;4° de methodes en de instrumenten, uitgevoerd door de personeelsleden belast met de interne audit goed te keuren en zich vergewissen van de verspreiding van de goede praktijken inzake interne audit en interne controle op begroting en boekhouding binnen het Agentschap.
Art. 95.De personeelsleden belast met de interne audit voeren hun opdrachten uit overeenkomstig de beroepsnormen inzake interne audit en het handvest interne audit van het Agentschap.
Krachtens het beginsel van de scheiding tussen de operationele functies en de controlerende functies mogen de ordonnateurs, de penningmeesters of de ontvangers niet deelnemen aan de auditopdrachten in de diensten waar ze hun ambt uitoefenen.
Titel IV. - Administratieve en budgettaire controle binnen de begroting van andere opdrachten dan paritaire opdrachten HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Art. 96.§ 1. Overeenkomstig artikel 101 van het decreet van 15 december 2011 is het Agentschap onderworpen aan een administratieve en budgettaire controle met betrekking tot zijn begroting voor andere opdrachten dan de paritaire opdrachten zoals bepaald door het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.
Die controle heeft betrekking op de uitvoering van de begroting en het financieel beheer van het Agentschap.
De administratieve en begrotingscontrole heeft betrekking op de ontwerpen van beslissing van de Regering en van de diensten van het algemeen bestuur van het Agentschap. § 2. Het wordt uitgeoefend door de Regering, de Minister van Begroting en de functioneel bevoegde Ministers. § 3. De Regering, de Minister van Begroting en de functioneel bevoegde Ministers worden bijgestaan door de Inspecteurs van Financiën bedoeld in artikel 48, § 2, van het decreet van 15 december 2011. HOOFDSTUK II. - Regeringscontrole Afdeling 1. - De Regering
Art. 97.Tenzij anders bepaald, is het volgende onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Regering: 1° beslissingen over de toekenning van anorganische subsidies of leningen die aan de Regering worden voorgelegd op basis van het besluit tot regeling van haar werking wanneer de begunstigde in de begroting van het Agentschap wordt aangewezen;2° beslissingen over de toekenning van anorganische subsidies of leningen die aan de Regering worden voorgelegd op basis van het besluit tot regeling van haar werking wanneer de begunstigde in de begroting van het Agentschap niet wordt aangewezen;3° zonder beperking van bedrag, de beslissingen betreffende de uitgaven uitgetrokken op een beraadslaagd programma van de Waalse Regering met vermelding van de begunstigde(n);4° beslissingen waarbij organieke regelen betreffende de toekenning van toelagen worden uitgevaardigd of gewijzigd;5° ontwerpen van beslissing inzake overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, die aan de Regering worden voorgelegd krachtens het besluit tot regeling van haar werking;6° de rechtsvorderingen ingesteld als eiser en als verweerder in naam van de Waalse Regering. Afdeling 2. - Minister van Begroting
Art. 98.§ 1. Het volgende is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Minister van Begroting: 1° de punten 1° tot en met 6° onderworpen aan de voorafgaande instemming van de Regering overeenkomstig artikel 97; 2° de beslissingen tot toekenning van de facultatieve subsidies hoger dan 25.000 euro, gemachtigd: a) bij een decreet dat de toekenningsvoorwaarden de begunstigde en het becijferde bedrag niet vast en definitief bepaalt;b) of, bij ontstentenis, bij een bijzondere bepaling opgenomen in de uitgavenbegroting overeenkomstig artikel 28/2, § 2, vijfde lid, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid en die geen aanleiding geven tot een nominatieve inschrijving van de begunstigde in de begroting van het Agentschap. § 2. Aan de voorafgaande instemming van de Minister van Begroting worden onderworpen de ontwerpen van besluiten of beslissingen die in het geval bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet van 15 december 2011 een regulerende vastlegging vereisen wanneer het bedrag van de uitgave hoger is dan: 1° 31.000 euro voor de subsidies; 2° 31.000 euro, BTW niet meegerekend, voor de andere uitgaven dan de subsidies. § 3. De Minister van Begroting betuigt zijn instemming binnen tien dagen.
Wanneer de instemming van de Minister van Begroting evenwel vereist is voor de beraadslaging door de Regering, kan daar zonder verdere formaliteit akte van genomen worden in de definitieve kennisgeving van de beslissing van de Regering. § 4. Wanneer de punten 1° tot 6° bedoeld in artikel 97, de instemming van de Minister van Begroting niet hebben gekregen, kunnen zij door de betrokken Minister aan de Regering worden voorgelegd. § 5. De Minister van Begroting kan voor bepaalde aangelegenheden beslissen dat het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën vrijstelt van zijn voorafgaande instemming. Afdeling 3. - Controle door de inspecteurs van Financiën
Art. 99.De Inspecteurs van Financiën die geaccrediteerd zijn bij een Minister die het Agentschap functioneel onder zijn bevoegdheid heeft, verstrekken aan de Minister bij wie ze geaccrediteerd zijn, alle aanbevelingen die de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette middelen kunnen verhogen, de werking van de diensten kunnen verbeteren en besparingen of ontvangsten kunnen verwezenlijken.
Art. 100.De inspecteurs van Financiën brengen hun advies uit, dat afgesloten wordt door een melding "gunstig" of "ongunstig" over ieder vraagstuk dat hen door de Minister bij wie ze geaccrediteerd zijn of door het Agentschap wordt voorgelegd. Ze kunnen door de Minister met name belast worden om onderzoekingen uit te voeren bij de eenheden, gesubsidieerd door het Waalse Gewest.
Art. 101.Aan de Inspecteur van Financiën worden voor voorafgaand advies voorgelegd : 1° de punten onderworpen aan de voorafgaande instemming van de Minister van Begroting overeenkomstig artikel 98;2° de punten die ter ondertekening worden voorgelegd aan de ministers met functionele bevoegdheden, overeenkomstig het besluit houdende de overdrachten van de bevoegdheden betreffende de opdrachten van het Agentschap, met uitzondering van de subsidies: a) die toegekend zijn overeenkomstig organieke regelen die de toekenningsvoorwaarden, de begunstigde en het vaste bedrag ervan definitief bepalen; b) andere, met een bedrag lager dan 6.000 euro; 3° de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten waarvan het bedrag van de schatting of het bedrag zonder BTW hoger is dan of gelijk is aan de volgende bedragen :
Open aanbesteding
Beperkte aanbesteding
Onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, mededingingsprocedure met onderhandeling, Rechtstreekse onderhandelde procedure met voorafgaande bekendmaking
Werken
250.000 euro
125.000 euro
85.000 euro
Leveringen
200.000 euro
125.000 euro
31.000 euro
Diensten
125.000 euro
62.000 euro
31.000 euro
De kennisgeving van de overheidsopdrachten bedoeld in lid 1, 3°, die 8.500 euro bereiken, BTW niet meegerekend, wordt maandelijks medegedeeld aan de Inspectie van Financiën; 4° de gemotiveerde aanvragen voor een regulerende vastlegging in het geval bedoeld in artikel 23, § 1, van het decreet van 15 december 2011, samen met de bewijsstukken van de uitgave.
Art. 102.De functioneel bevoegde Ministers en de Minister van Begroting kunnen, in onderlinge overeenstemming, de in artikel 101 bedoelde bedragen aanpassen voor de categorieën uitgaven die ze bepalen.
De Minister van Begroting vraagt vooraf het advies van de Inspectie van Financiën aan die tot dat einde de aard en de omvang van de risico's betreffende de geplande aanpassingen schat.
Het akkoord bedoeld in het eerste lid neemt de vorm aan van een protocol dat het volgende vaststelt : 1° de nagestreefde doelstellingen;2° de aard van de betrokken uitgaven;3° de begrotingsprogramma's of gedeelten daarvan waarop ze betrekking hebben;4° de nieuwe bedragen die van toepassing zijn;5° de alternatieve modaliteiten voor risicocontrole waarin moet worden voorzien;6° de begeleidings- en toezichtsmaatregelen;7° de geldigheidsduur van het akkoord. Het advies van de Inspectie van Financiën wordt gevoegd bij het protocol.
De in het akkoordprotocol bedoelde dossiers zijn achteraf onderworpen aan een controle van de Inspectie van Financiën op grond van een monsterneming volgens de in lid 3, 6°, bedoelde modaliteiten.
Het akkoordprotocol wordt meegedeeld aan de Regering ter informatie en aan de betrokken besturen ter uitvoering alsook aan het Rekenhof.
De Inspecteurs van Financiën behouden hun raadgevende bevoegdheid inzake de algemene aanwending van de kredieten voor de in het eerste lid bedoelde uitgaven.
Art. 103.In de uitoefening van hun ambt gaan de Inspecteurs van Financiën na of de voorstellen bedoeld in artikel 101 overeenstemmen met de beslissing van de Regering of de Ministers.
Art. 104.Wanneer de betrokken Minister zich niet kan aansluiten bij een ongunstig advies van een Inspecteur van Financiën over één van de in artikel 101 bedoelde voorstellen, maakt hij het voorstel aanhangig bij de Regering, die zich erover moet uitspreken.
Art. 105.De Inspecteurs van Financiën kunnen hun opdracht op stukken en ter plaatse uitvoeren. Ze hebben toegang tot alle dossiers en archieven en ontvangen van de diensten alle inlichtingen waarom zij vragen.
Onverminderd de bepalingen van het werkingsbesluit van de Regering geven de Inspecteurs van Financiën hun volledige advies binnen een termijn van 10 werkdagen te rekenen van de ontvangst van het volledige dossier. De termijn kan worden gebracht op 20 werkdagen op aanvraag van de Inspectie van Financiën. Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn kan de betrokken Minister het dossier voorleggen aan de Minister van Begroting.
De Inspecteurs van Financiën mogen niet deelnemen aan het beleid noch het beheer van de diensten van de Minister bij wie zij geaccrediteerd zijn en ook geen bevelen geven tot het verhinderen of schorsen van verrichtingen.
In dringende gevallen kunnen de Ministers vragen dat het advies van de Inspecteur van Financiën hun binnen een door hen bepaalde termijn wordt medegedeeld.
Art. 106.Indien een Minister één van de in dit besluit bedoelde voorstellen voorlegt aan de Regering of aan de Minister bevoegd voor de Begroting, voegt hij daar telkens het advies van de Inspecteur van Financiën bij.
Art. 107.Elk besluit vermeldt in de aanhef, met opgave van de datum, het advies van de Inspecteur van Financiën, het akkoord van de Regering, van de Minister bevoegd voor de Begroting.
In geval van toepassing van artikel 98, § 5, wordt de beslissing van de Minister van Begroting vermeld.
Art. 108.De toepassing van de bepalingen van titel 4 doet geen afbreuk aan de bepalingen die bij besluit door de Regering worden genomen met het oog op de regeling van haar werking.
Titel V. - De financiële en budgettaire raad van toezicht HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Art. 109.De financiële en budgettaire raad van toezicht wordt bij de uitvoering van zijn taak bijgestaan door een autonome eenheid die rechtstreeks onder zijn gezag staat. HOOFDSTUK II. - Opdrachten van de financiële en budgettaire raad van toezicht
Art. 110.§ 1. De Raad houdt toezicht op de uitvoering van de begroting van het Agentschap en de ontwikkeling van de thesaurie.
Daartoe, overeenkomstig artikel 6/1 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid legt hij om de drie maanden een rapport aan de Algemene raad, aan de Branchecomités en aan de Regering over m.b.t. de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap, meer bepaald over de vooruitzichten terzake en de verschillende aspecten van de evolutie ervan;
De financiële en budgettaire raad van toezicht stelt voor elke aan het Agentschap toevertrouwde paritaire opdracht een gedeeltelijke begrotingsdoelstelling vast, op basis van het verbruik dat in het verleden voor deze opdracht is verricht. De gedeeltelijke begrotingsdoelstelling is om voor elke opdracht over een periode van 3, 6, 9, 12 en 24 maanden een gebruikspercentage voor elke opdracht te bereiken.
Op basis van de geconstateerde ontwikkeling van de uitgaven, wanneer de gedeeltelijke begrotingsdoelstelling met een percentage is overschreden die door de financiële en budgettaire raad van toezicht is vastgesteld, vermeldt laatstgenoemde de omvang van de overschrijding aan de Overeenkomstencommissie en aan het betrokken Branchecomité. Het Comité van de Conventie en het Branchecomité wordt verzocht de Regering correctiemaatregelen voor te stellen om ervoor te zorgen dat de gedeeltelijke begrotingsdoelstelling wordt gehaald Indien er binnen vijftig dagen geen reactie is, maakt de financiële en budgettaire raad van toezicht het vastgestelde probleem aanhangig bij de Algemene Raad en de Regering. § 2. Met betrekking tot de begroting voor de paritaire opdrachten brengt de Raad, overeenkomstig artikel 6/1, van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, advies uit over de verenigbaarheid met de begroting van de opdrachten van de betrokken branche van elke overeenkomst waarover binnen een commissie is onderhandeld of van elke revalidatieovereenkomst voorgedragen door een commissie. Dat advies wordt uitgebracht voordat een overeenkomst of een revalidatieovereenkomst wordt goedgekeurd door het Comité van de betrokken branche.
Het advies is niet-bindend. Indien het desbetreffende Branchecomité deze keuze echter niet volgt, dient het zijn keuze met redenen te omkleden. § 3. Met betrekking tot de begroting van de paritaire en niet-paritaire opdrachten die door de Regering worden gedelegeerd, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, brengt de Raad vooraf advies uit over elk voorstel voor een beslissing van een Branchecomité dat rechtstreeks of onrechtstreeks van invloed kan zijn op de ontvangsten of nieuwe uitgaven kan meebrengen.
Het advies is niet-bindend. Indien het desbetreffende Branchecomité deze keuze echter niet volgt, dient het zijn keuze met redenen te omkleden.
Boek IV. - Structuur en verantwoording van de begroting van het Agentschap Titel I. - De tabel van de ontvangstenbegroting
Art. 111.De tabel van de ontvangstenbegroting van het Agentschap is in zijn horizontale structuur onderverdeeld in afdelingen en programma's. Elk programma komt overeen met een specifieke activiteit.
De afdelingen en programma's worden in oplopende volgorde genummerd en elk nummer telt twee posities.
Art. 112.Elk programma kan worden onderverdeeld in twee titels, genummerd in Romeinse cijfers, die betrekking hebben op respectievelijk de lopende en de kapitaalinkomsten.
Art. 113.Elke programma en elke titel is onderverdeeld in één of meerdere basisallocaties volgens de economische en de functionele classificatie. Het nummer van de basisallocatie bevat het programmanummer, de economische code, het volgnummer en de functionele code.
De economische code bevat vier posities.
Het volgnummer bevat twee posities. De basisallocaties worden in oplopende volgorde geklasseerd.
De functionele code bevat vijf posities.
De inhoudelijke omschrijving van de basisallocatie bevat altijd de oorsprong van de ontvangst en de aard van de ontvangst.
Art. 114.De ontvangstenkredieten worden berekend per programma, per titel en globaal voor de begroting getotaliseerd.
Art. 115.§ 1. In zijn verticale structuur is de tabel van de begroting samengesteld uit de volgende kolommen: 1° één kolom met in hoofdletters de initialen van de bevoegde Minister, overgenomen van de begroting van het Agentschap;2° één kolom die het nummer van de titel bevat;3° één kolom die het programmanummer bevat;4° één kolom die de eerste twee posities van de economische code van de basisallocatie bevat;5° één kolom die de laatste twee posities van de economische code van de basisallocatie bevat;6° één kolom die het volgnummer bevat;7° één kolom die de functionele code van de basisallocatie bevat;8° één kolom met de inhoudelijke omschrijving van de programma's en de basisallocaties. § 2. In het geval van een initiële begroting voor een bepaald jaar wordt er een kolom toegevoegd die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting van dat bepaald jaar bevat. § 3. In het geval van een aangepaste begroting voor een bepaald jaar worden volgende kolommen toegevoegd: 1° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting van het bepaalde jaar bevat;2° een kolom die de aanpassingen van de ontvangstenkredieten van het bepaalde jaar bevat;3° een kolom die de aangepaste ontvangstenkredieten van het bepaalde jaar bevat. Betreffende 2° wordt, bij elke nieuwe begrotingsaanpassing, een nieuwe kolom toegevoegd.
Betreffende 3° zijn de aangepaste ontvangstenkredieten de som van de initiële kredieten en de kredietaanpassingen.
In voorkomend geval kan de verticale structuur van de tabel van de ontvangstenbegroting door de Minister van Begroting gewijzigd worden om hem aan te passen aan de evoluties van de begrotingstechnische of boekhoudkundige normen.
Titel II. - De tabel van de uitgavenbegroting
Art. 116.De tabel van de uitgavenbegroting van het Agentschap omvat in zijn horizontale structuur een afdeling betreffende het beheer van het Agentschap en meerdere afdelingen betreffende de opdrachten van het Agentschap.
Elke afdeling kan worden onderverdeeld in één of meerdere programma's.
Elk programma komt overeen met een specifieke activiteit die wordt overwogen om de aan het Agentschap toevertrouwde opdrachten uit te voeren.
De afdelingen en programma's worden in oplopende volgorde genummerd en elk nummer telt twee posities.
Art. 117.Elk programma omvat een titel 1 betreffende de lopende uitgaven en een titel 2 betreffende de kapitaaluitgaven. Elke titel is onderverdeeld in één of meerdere basisallocaties volgens de economische en de functionele classificatie. Het nummer van de basisallocatie bevat het programmanummer, de economische code, het volgnummer en de functionele code.
De economische code bevat vier posities.
Het volgnummer bevat twee posities. De basisallocaties worden in oplopende volgorde geklasseerd.
De functionele code bevat vijf posities.
De inhoudelijke omschrijving van de basisallocatie bevat altijd de oorsprong van de uitgave, namelijk de begunstigde of de categorie begunstigden, en de aard van de ontvangst. Het geeft aan of het opgenomen krediet bestemd is voor de financiering: 1° van onderzoeksactiviteiten;in dit geval wordt de formulering gevolgd door een "R". 2° van de investeringsuitgaven;in dit geval wordt de formulering gevolgd door een "I". 3° of van projecten die door de Europese Unie worden medegefinancierd; in dit geval wordt de tekst gevolgd door een "E".
Art. 118.De vastleggings- en de vereffeningskredieten worden per afdeling en per programma, voor de begroting getotaliseerd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de lopende uitgaven en de kapitaaluitgaven.
Art. 119.§ 1. In zijn verticale structuur is de tabel van de begroting van de uitgaven samengesteld uit de volgende kolommen: 1° een kolom met in hoofdletters de initialen van de bevoegde Minister;2° een kolom die achtereenvolgens het afdelingsnummer en het programmanummer bevat;3° één kolom die de eerste twee posities van de economische code van de basisallocatie bevat;4° één kolom die de laatste twee posities van de economische code van de basisallocatie bevat;5° één kolom die het volgnummer van de basisallocatie bevat;6° één kolom die de functionele code van de basisallocatie bevat;7° één kolom met de inhoudelijke omschrijving van de programma's en de basisallocaties. § 2. In het geval van een initiële begroting voor een bepaald jaar worden volgende kolommen toegevoegd: 1° een kolom die de vastleggingskredieten van de initiële begroting van het bepaalde jaar bevat;2° een kolom die de vereffeningskredieten van de initiële begroting van het bepaalde jaar bevat. § 3. In het geval van een aangepaste begroting voor een bepaald jaar worden volgende kolommen toegevoegd: 1° een kolom die de vastleggingskredieten van de initiële begroting van het bepaalde jaar bevat, met opname van de herverdelingen van de kredieten bedoeld in artikel 93 van het decreet van 15 december 2011;2° een kolom die de vereffeningskredieten van de initiële begroting van het bepaalde jaar bevat, met opname van de herverdelingen van de kredieten bedoeld in artikel 93 van het decreet van 15 december 2011;3° een kolom die de aanpassingen van de vastleggingskredieten van het bepaalde jaar bevat;4° een kolom die de aanpassingen van de vereffeningskredieten van het bepaalde jaar bevat;5° een kolom die de aangepaste vastleggingskredieten van het bepaalde jaar bevat;6° een kolom die de aangepaste vereffeningskredieten van het bepaalde jaar bevat. Betreffende 3° en 4° wordt, bij elke nieuwe begrotingsaanpassing, een nieuwe kolom toegevoegd.
Betreffende 5° en 6° zijn de aangepaste vastleggingskredieten de som van de initiële kredieten en de kredietaanpassingen. § 4. De verticale structuur van de tabel van de uitgavenbegroting kan door de Minister van Begroting gewijzigd worden om hem aan te passen aan de evoluties van de begrotingstechnische of boekhoudkundige normen.
Titel III. - Verantwoordingen betreffende de ontvangstenbegroting en de uitgavenbegroting
Art. 120.§ 1. Wat betreft de begrotingen bedoeld in de artikelen 111 en 116 wordt, in ontvangsten en in uitgave, per basisallocatie een fiche opgesteld. Voor de uitgaven bevat de fiche een deel gewijd aan de vastleggingskredieten en een deel gewijd aan de vereffeningskredieten.
In het kader van de initiële begroting bevat elke fiche minstens de volgende elementen: 1° de inhoudelijke omschrijving, het volgnummer, de economische code en de functionele code van de basisallocatie en het nummer van de organisatie-afdeling en het nummer van het programma;2° de wettelijke grondslag voor de ontvangst of de uitgave;3° de initiële kredieten van het begrotingsjaar voorafgaand het welbepaalde begrotingsjaar;4° de initiële kredieten van het welbepaalde begrotingsjaar;5° een commentaar bij de raming van de initiële kredieten van het welbepaalde begrotingsjaar;6° een commentaar bij de nadere vereffeningsregels inzake de thesaurie. Het deel betreffende de vereffeningskredieten omvat het vereffeningsplan vastgesteld over vijf jaar.
In het kader van de aangepaste begroting bevat elke fiche minstens de volgende elementen: 1° de inhoudelijke omschrijving, het volgnummer, de economische code en de functionele code van de basisallocatie en het nummer van de organisatie-afdeling en het nummer van het programma;2° de wettelijke grondslag voor de ontvangst of de uitgave;3° de initiële kredieten van het welbepaalde begrotingsjaar;4° de aanpassing van de kredieten van het welbepaalde begrotingsjaar;5° de aangepaste kredieten van het welbepaalde begrotingsjaar;6° een commentaar bij de raming van de aangepaste kredieten van het welbepaalde begrotingsjaar. Het deel betreffende de vereffeningskredieten omvat het vereffeningsplan vastgesteld over vijf jaar. § 2. De verantwoordings- en duidingsfiches worden per programma samengebracht. Elk programma wordt voorzien van een commentaar over de acties vallend onder bijhorende kredieten.
De programma's zijn dan gegroepeerd per afdeling. Elke afdeling wordt voorzien van een commentaar over de acties vallend onder bijhorende kredieten.
Alle verantwoordings- en duidingsfiches vormen de verantwoording van de begroting.
De Minister van Begroting stelt in overleg met de bevoegde vakministers, het gestandaardiseerd model en de nadere regels van de verantwoordings- en duidingsfiches vast. § 3. De verantwoording van de begroting wordt voorzien van een projectie, bij ongewijzigd beleid over minstens drie jaar, van de ontvangsten en de uitgaven.
Boek V. - Slotbepalingen
Art. 121.De subsidies aan het Agentschap krachtens artikel 28 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid worden toegekend bij besluit van de Minister of Ministers bevoegd voor Gezondheid en Welzijn, Handicap en Gezinsbeleid.
Art. 122.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2019.
Art. 123.De Minister bevoegd voor gezondheidsbeleid, bijstand aan personen en gezinsbijslagen en de Minister van Begroting zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 11 april 2019.
Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE