gepubliceerd op 19 maart 2021
Decreet houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursinstellingen van de Franse Gemeenschap
4 FEBRUARI 2021. - Decreet houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursinstellingen van de Franse Gemeenschap
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Doel, definities en toepassingsgebied
Artikel 1.Dit decreet stelt de bepalingen vast met betrekking tot de begroting, de boekhouding en de verslaglegging van de instellingen bedoeld in artikel 3 en zet gedeeltelijk de Richtlijn 2011/85/EU van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten om.
Art. 2.§ 1 Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° wet houdende de algemene bepalingen: de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof;2° decreet van 20 december 2011: decreet van 20 december 2011 houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, zoals gewijzigd;3° Parlement : het Parlement van de Franse Gemeenschap ;4° Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap ;5° Minister van Begroting : de minister van de Regering van de Franse Gemeenschap die belast is met de begroting ;6° Functionele minister : de minister van de Regering van de Franse Gemeenschap aan wie, krachtens het decreet of het besluit tot oprichting van de betrokken instelling of krachtens het besluit tot verdeling van de bevoegdheden binnen de Regering, een beheersbevoegdheid werd toegekend over een instelling van type 1;7° Toezichthoudende minister : de minister waaronder de instelling van type 2 of type 3 ressorteert; 8° instelling of openbare administratieve instelling : institutionele eenheid met een rechtspersoonlijkheid die verschillend is van deze van de Franse Gemeenschap, behorend tot de subsector 13.12 van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR), en gerangschikt door het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) binnen de consolidatiekring van de Franse Gemeenschap ; 9° economische classificatie : classificatie van de begrotingsontvangsten en -uitgaven volgens de macro-economische criteria waarbij gegevens aan het Instituut voor de Nationale Rekeningen verstrekt kunnen worden die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdrachten, zoals bepaald in artikel 108 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.Deze classificatie is verenigbaar met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR), dat boekhoudkundige normen vaststelt met het oog op een coherente, betrouwbare en vergelijkbare kwantitatieve beschrijving van de economieën van de lidstaten van de Europese Unie.
Ze bestaat uit digitale codes van maximaal vier cijfers en een verklarende tekst; 10° vastgestelde recht : recht dat aan alle volgende voorwaarden voldoet : a) het bedrag ervan wordt nauwkeurig bepaald ;b) de identiteit van de schuldenaar of van de schuldeiser kan worden bepaald ;c) de verplichting tot betaling bestaat;d) een bewijsstuk is in het bezit van de entiteit zoals bedoeld in artikel 3;11° vastleggingskredieten: kredieten ten belope waarvan bedragen kunnen worden vastgelegd uit hoofde van vastleggingen ontstaan of aangegaan tijdens het begrotingsjaar en, voor de teruglopende vastleggingen waarvan de gevolgen zich over verschillende jaren uitstrekken, de bedragen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zullen zijn;12° vereffeningskredieten: kredieten ten belope waarvan bedragen tijdens het begrotingsjaar kunnen worden vereffend uit hoofde van de vastgestelde rechten om de vroeger aangegane vastleggingen aan te zuiveren.De vereffeningskredieten kunnen niet-exhaustief zijn voor de in de begroting aangewezen uitgaven; 13° dotatie: het bedrag opgenomen in de uitgavenbegroting bedoeld in artikel 4 van het decreet van 20 december 2011 bestemd voor de instellingen of het bedrag opgenomen in de uitgavenbegroting van een instelling van type 1 of type 2 bestemd voor een andere instelling en die geen subsidies zijn in de zin artikel 57 van hetzelfde decreet;14° beheersovereenkomst : overeenkomst gesloten tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en het beheersorgaan van een instelling om de bijzondere regels en voorwaarden vast te leggen volgens de welke deze instelling haar opdrachten van overheidsdienst vervult;15° klasse 0: klasse van de rechten en vastleggingen buiten balans van de algemene boekhouding ;16° Agentschap van de Schuld : een dienst van de Regering opgericht binnen de Algemene Directie Begroting en Financiën van het Secretariaat-Generaal van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;17° voorbegroting: begroting van de instelling die officieel is goedgekeurd door de beheersorganen maar die nog niet goedgekeurd is door de functionele of toezichthoudende minister naargelang de instelling en door de minister van Begroting;18° INR : het Instituut voor de Nationale Rekeningen bedoeld in artikel 107 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;19° bestuursorgaan: de raad van bestuur van de instelling van type 2 of, bij ontstentenis daarvan, elk ander orgaan, ongeacht zijn benaming, dat over alle bevoegdheden beschikt die nodig zijn voor de uitvoering van de opdracht of het maatschappelijk doel van de overheidsinstelling ;20° doorzichtigheidsdecreet: het decreet van 09 januari 2003 betreffende de doorzichtigheid, de autonomie en de controle in verband met de overheidsinstellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren;21° ESR-saldo: financieringscapaciteit of -behoefte vastgesteld door het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven van een overheidsbestuur te maken, met toepassing van de regels van het Europees Stelsel van Rekeningen (ESR 2010). § 2. Voor de bepalingen waarbij de toezichthoudende minister of de functionele minister en de minister van Begroting gezamenlijk moeten optreden, wordt de beslissing door de regering genomen indien de toezichthoudende minister of de functionele minister en de minister van Begroting dezelfde persoon zijn.
Art. 3.§ 1. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing op de instellingen die elk een specifieke entiteit vormen en die in drie categorieën zijn onderverdeeld : 1° Is van type 1 de volgende instelling : a) Entreprise publique des Technologies numériques de l'Information et de la Communication (ETNIC) (Overheidsbedrijf voor Digitale Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap), opgericht bij het decreet van 25 oktober 2018 betreffende het "Entreprise publique des Technologies numériques de l'Information et de la Communication (ETNIC) (het Overheidsbedrijf voor Digitale Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap).2° Zijn van type 2 de volgende instellingen : a) Academie voor onderzoek en hoger onderwijs (ARES), opgericht bij het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;b) Hoge Raad voor de Audiovisuele sector (CSA), opgericht bij besluit van de regering van de Franse Gemeenschap van 26 maart 2009 houdende coördinatie van het decreet betreffende de audiovisuele mediadiensten, bekrachtigd bij het decreet van 30 april 2009;c) Fonds Ecureuil opgericht bij het decreet van 20 juni 2002 betreffende de oprichting van het "Fonds Ecureuil" van de Franse Gemeenschap ;d) Institut de la formation en cours de carrière (IFC) (Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan), opgericht bij het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;e) Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE), opgericht bij het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", afgekort "ONE";f) Wallonie Bruxelles Enseignement (WBE) opgericht bij het bijzonder decreet van 7 februari 2019 tot oprichting van de overheidsinstelling belast met het ambt van inrichtende macht voor het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap. 3° Zijn van type 3 de instellingen die voorkomen op de lijst van de eenheden van de overheidssector 13.12 van de Franse Gemeenschap zoals jaarlijks bekendgemaakt door het INR en die noch van type 1 of type 2 zijn, noch bedoeld in paragraaf 2, noch administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie zijn in de zin van artikel 2, 5° van het decreet van 20 december 2011.
Met uitzondering van artikel 39 kan de regering de instellingen van type 3 volgens de criteria die zij vaststelt, vrijstellen van de toepassing van de bepalingen van dit decreet die op hen betrekking hebben.
Voor de toepassing van dit decreet worden het Parlement en de dienst Ombudsman gelijkgesteld met een instelling van type 3. Alleen de bepalingen van de artikelen 4, eerste lid tot derde lid, en artikel 39 zijn op hen van toepassing. § 2 In afwijking van § 1 zijn de bepalingen van dit decreet, met uitzondering van artikel 39, niet van toepassing op de universiteiten, de gesubsidieerde hogescholen en de gesubsidieerde hogere kunstscholen, noch op de academische polen en noch op het erfgoed van de hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap. § 3 De initiële en aangepaste begrotingen en de rekeningen van de volgende instellingen worden bekendgemaakt - voor "Wallonie-Bruxelles-International" (WBI), aan de minister die bevoegd is voor internationale betrekkingen en aan de minister van Begroting. De begrotingen worden gevoegd bij de uitgavenbegroting, bedoeld in artikel 4 van het decreet van 20 december 2011; - voor de "Ecole de l'Administration publique" (EAP) en het "Office Francophone de la Formation en Alternance" (OFFA) aan de minister die toezicht houdt op deze instellingen en aan de minister van Begroting.
De begrotingen worden gevoegd bij de bijzondere toelichting bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet van 20 december 2011. Zij gaan samen met de bijzondere toelichting bedoeld in artikel 87, § 2, van het decreet van 15 december 2011 houdende de organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheid.
De begrotingen worden meegedeeld volgens het door de Regering vastgestelde tijdschema, onverminderd de bepalingen van het decreet van 15 december 2011 houdende de organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheid.
De rekeningen omvatten de documenten opgesomd in artikel 97, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet.
Zij worden uiterlijk op 30 juni volgend op het boekjaar waarop zij betrekking hebben, medegedeeld.
TITEL II. - Bepalingen betreffende de begroting HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 4.Voor elk van de in artikel 3, § 1 bedoelde instellingen wordt een jaarlijkse begroting opgesteld, die alle ontvangsten en uitgaven omvat, ongeacht hun oorsprong en oorzaak. Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.
Onder ontvangsten wordt verstaan de raming van de rechten vastgesteld door de instelling op grond van zijn betrekkingen met derden en, in voorkomend geval, de raming van de ontvangsten die in contanten moeten worden geïnd.
Onder uitgaven wordt verstaan alle rechten die vastgesteld worden door derden ten laste van de instelling.
De instellingen die beheersovereenkomsten hebben gesloten, stellen hun begroting op met inachtneming van de financiële bepalingen die voortvloeien uit de decreten, besluiten, omzendbrieven en richtlijnen die op hen van toepassing zijn, en van die welke in hun respectieve overeenkomsten zijn overeengekomen.
Alle instellingen moeten aantonen hoe zij voldoen aan de doelstelling van het ESR-saldo die door de regering wordt vastgesteld, in voorkomend geval over een meerjarige periode, waarbij zo nodig een onderscheid wordt gemaakt tussen aanvullende middelen zoals eigen inkomsten of onttrekkingen aan reserves. Voor instellingen van type 1 en type 2 moet, bij ontstentenis van een door de regering vastgestelde doelstelling voor het ESR-saldo, een ESR-saldo van nul worden bereikt.
Art. 5.De uitgaven van de instellingen van type 1 en type 2 moeten met het oog op hun vereffening vooraf worden vastgelegd; daartoe moet elk van hen in de begroting een vastleggingskrediet en een vereffeningskrediet krijgen. Deze kredieten zijn limitatief, behalve voor de vereffeningskredieten waarvoor de formulering niet-exhaustief is. Van deze mogelijkheid mag alleen gebruik worden gemaakt voor de uitgaven die behoren tot subgroep 11 van de economische classificatie of op grond van een door de minister van Begroting toegestane afwijking.
Art. 6.§ 1. De begroting van de instellingen van types 1 en 2 gaat samen met de volgende documenten: 1° een algemene toelichting die inzonderheid de richtlijnen van de begroting, een overzicht van de ontvangsten en uitgaven en een financieel verslag bevat.Bij de opmaak van hun initiële begroting voegen zij meerjarenvoorspellingen voor drie jaar van hun ontvangsten en uitgaven bij ongewijzigd beleid en, in voorkomend geval, aangepast om een door de regering vastgestelde ESR-doelstelling te bereiken; 2° een bijzondere toelichting van ontvangsten en uitgaven waarin het doel en de bedragen van de ontvangsten en uitgaven van elk basisartikel worden vermeld en een vergelijking en toelichting worden gegeven van de schommeling ten opzichte van de middelen die in het vorige begrotingsjaar voor hetzelfde doel zijn toegekend. § 2. De Regering bepaalt de types en de inhoud van de documenten die samengaan met de begroting van de instellingen van type 3.
Art. 7.Wanneer de opdrachten van de instellingen bepaald in hun organiek decreet dit toestaan of erin voorzien, wordt een bijzondere bepaling ingevoegd in de uitgavenbegroting bedoeld in artikel 4 van het decreet van 20 december 2011 om het maximumbedrag vast te leggen: 1° vastleggingen inzake investeringen;2° leningen die kunnen worden aangegaan.
Art. 8.Afhankelijk van het type instelling waartoe ze behoort, is ze verplicht de begrotingsstructuur te volgen die specifiek door de regering is vastgesteld. Ze moet de economische classificatie van ontvangsten en uitgaven omvatten.
Art. 9.§ 1. Alle instellingen moeten hun initiële begroting en hun aangepaste begroting indienen volgens de richtlijnen, met inbegrip van het tijdschema, die door de regering zijn vastgelegd en door de minister van Begroting zijn verspreid. De Regering kan, bij gemotiveerde beraadslaging, de betaling van dotaties of subsidies aan de begunstigde instellingen verhinderen of opschorten wanneer deze in gebreke blijven met de indiening van hun begroting.
De dotaties aan de instellingen van type 1 en type 2 worden in ten minste twee schijven betaald. De laatste schijf bedraagt ten minste 20 % van de jaarlijkse dotatie. Zij wordt, naar gelang van de categorie van de instelling, ten vroegste op 1 oktober betaald na toestemming van de minister van Begroting, op advies van de inspectie van Financiën voor types 1 of van de regeringscommissaris voor types 2 waarbij de toekenning van het geheel of het gedeelte van de laatste schijf moet worden bewezen, gelet op de stand van het verbruik van de jaarlijkse dotatie en de inachtneming van het doel inzake het ESR-saldo voor het jaar dat voor de instelling is vastgesteld. In voorkomend geval kan voor het niet-gestorte deel van de dotatie in het volgende begrotingsjaar een aanvraag om een aanvullende dotatie worden ingediend.
Als de begrotingsafsluiting van een instelling van type 1 of 2 een positief ESR-saldo vertoont van meer dan 5% van de dotatie die voor hetzelfde begrotingsjaar in de begroting is opgenomen, wordt het bedrag dat de 5% overschrijdt aan de Franse Gemeenschap terugbetaald, tenzij de Regering een afwijking toestaat. § 2 Om hun conformiteit met het economische, sociale, financiële en begrotingsbeleid van de Franse Gemeenschap te verzekeren, worden de begrotingen van de instellingen van type 1, 2 en 3 gelijktijdig met de uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap aangepast, tenzij hun dotatie of hun door de Franse Gemeenschap toegekende subsidie niet wordt gewijzigd, of tenzij hun ESR-saldo van de initiële begroting niet wordt gewijzigd, en met de instemming van de minister van Begroting en de Toezichthoudende minister. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de goedkeuring van de begroting
Art. 10.§ 1. Het ontwerp van begroting van de instellingen van type 1 wordt opgesteld door de functionele minister en door hem aan de minister van Begroting toegezonden.
Het wordt gevoegd bij het ontwerp van uitgavenbegroting als bedoeld in artikel 4 van het decreet van 20 december 2011. De goedkeuring ervan wordt verkregen door de stemming van de uitgavenbegroting.
Dezelfde procedure wordt gevolgd voor aanpassingen van de begroting in de loop van het jaar. Wanneer het ESR-saldo van de initiële begroting niet gewijzigd wordt, kan de aanpassing echter afhankelijk worden gesteld van een gewone goedkeuring door de regering. § 2. Het ontwerp van begroting van de instellingen van type 2 wordt opgesteld door de beheersorganen en goedgekeurd door de Toezichthoudende minister en de minister van Begroting.
De begroting van de instellingen van type 2 die goedgekeurd wordt volgens de nadere regels bedoeld in het vorige lid of vooraf opgesteld door de beheersorganen, wordt gevoegd bij de bijzondere toelichting bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet van 20 december 2011 om de dotaties te rechtvaardigen.
Dezelfde procedure wordt gevolgd voor aanpassingen van de begroting in de loop van het jaar. Wanneer het ESR-saldo van de initiële begroting niet gewijzigd wordt, kan de aanpassing echter worden onderworpen aan de gewone goedkeuring van de Toezichthoudende minister en de minister van Begroting. § 3 De begroting van de instellingen van type 3 wordt goedgekeurd door de beheersorganen onder toezicht van de regeringscommissaris, wanneer de wettelijke bepalingen daarin voorziet.
Wanneer de instelling van type 3 een dotatie ontvangt, wordt haar goedgekeurde of geraamde begroting gevoegd bij de bijzondere toelichting bedoeld in artikel 9, § 2, van het decreet van 20 december 2011 ter verantwoording van de dotatie die te haren gunste is opgenomen.
Dezelfde procedure wordt gevolgd voor aanpassingen van de begrotingen in de loop van het jaar.
Art. 11.De begrotingen van de instellingen van type 2 en 3 van een begrotingsjaar moeten uiterlijk op 31 december van het voorafgaande jaar worden goedgekeurd. Zij moeten uiterlijk op dezelfde datum op hun website, zo die bestaat, worden gepubliceerd. Bij gebrek aan een website van een niet-gesubsidieerde instelling van type 3, bepaalt de regering de wijze van bekendmaking van de begroting.
De aanpassingen moeten uiterlijk op 31 december van het lopende begrotingsjaar worden goedgekeurd en bekendgemaakt.
Art. 12.De begrotingen van de instellingen van de types 1, 2 en 3 kunnen, wanneer zij van een dotatie zijn voorzien, bij gebreke aan goedkeuring van de initiële begroting door de bevoegde overheden op de eerste dag van het begrotingsjaar, ten hoogste voor een twaalfde maandelijks worden gebruikt en alleen voor uitgaven die in vorige begrotingen werden toegestaan.
TITEL III. - Bepalingen betreffende de uitvoering van de begroting en de begrotingsboekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 13.De begrotingsboekhouding moet een permanente controle op de naleving van de begrotingsmachtigingen en de uitvoering van de begroting mogelijk maken. Ze wordt gekoppeld aan de algemene boekhouding.
Art. 14.Worden aangerekend op de begroting van een bepaald begrotingsjaar: 1° als ontvangsten, de rechten vastgesteld ten gunste van de instelling tijdens dat begrotingsjaar, inclusief die welke betrekking hebben op toegewezen ontvangsten, alsmede de geïnde ontvangsten in contanten;2° als uitgaven, de bedragen vereffend tijdens het begrotingsjaar uit hoofde van rechten die ten aanzien van derden zijn vastgesteld. Het begrotingssaldo wordt verkregen door het verschil tussen de aangerekende ontvangsten en de vereffende uitgaven.
De vereffeningskredieten die aan het einde van het begrotingsjaar niet worden gebruikt, worden geannuleerd.
Art. 15.De rechten vastgesteld op 31 december van het begrotingsjaar die niet vóór 1 februari van het volgende jaar aangerekend worden op de begroting van dat begrotingsjaar, vallen automatisch onder dat nieuwe begrotingsjaar. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen
Art. 16.§ 1. De instellingen van type 1 en 2 moeten in hun begrotingsboekhouding enerzijds ten laste van de vastleggingskredieten de bedragen opnemen die zijn vastgelegd en anderzijds ten laste van de vereffeningskredieten de bedragen opnemen die in de loop van het begrotingsjaar vereffend zijn. Alleen die uitgaven die voorafgaand vastgelegd worden, kunnen worden vereffend.
De overeenkomsten en de opdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals omschreven in de geldende wetgeving, alsook alle andere akte die onvoorwaardelijke verplichtingen ten opzichte van derden doen ontstaan, mogen pas aan derden worden meegedeeld nadat het bedrag ervan op de voorziene vastleggingskredieten wordt aangerekend.
Voorwaardelijke verplichtingen worden opgenomen in klasse 0 van de algemene boekhouding totdat aan de voorwaarden is voldaan. De overige uitgaven worden aangerekend op de vastleggingskredieten op basis van een intern bewijsstuk waaruit het bestaan en de precieze omvang van de verplichting blijkt.
Toegestane vastleggingskredieten die niet aan het einde van het begrotingsjaar worden gebruikt, worden geannuleerd. § 2 Elke vereffening van een niet voorafgaand vastgelegde uitgave, die in strijd is met paragraaf 1, maar die voldoet aan de voorwaarden voor de vaststelling van de rechten ten gunste van derden, moet worden voorafgegaan door een regulerende vastlegging ten laste van de vastleggingskredieten van het lopende jaar. De Regering stelt de voorwaarden daarvan vast.
De regering stelt de voorwaarden vast waaronder een begrotingsvastlegging en de vereffening ervan gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd.
Art. 17.§ 1. Op voorwaarde dat het totaal bedrag van de toegestane kredieten in acht wordt genomen, kunnen de in de begrotingen van de instellingen van types 1 en 2 opgenomen vastleggingskredieten en limitatieve vereffeningskredieten in de loop van het begrotingsjaar worden herverdeeld met voorafgaande schriftelijke toestemming van de functionele minister voor de instellingen van type 1 of de beheersorganen en de toezichthoudende minister voor de instellingen van type 2 en van de minister van Begroting.
Een mechanisme voor de delegatie van bevoegdheden kan voor de toepassing van het eerste lid worden toegekend door de functionele minister voor de instellingen van type 1 of door de toezichthoudende minister voor de instellingen van type 2 en de minister van Begroting.
Kredieten die opgenomen zijn in uitgavenartikelen die tot de groepen 8 en 9 van de economische classificatie behoren en niet-limitatieve vereffeningskredieten zijn echter van elke herverdeling uitgesloten, behalve ter dekking van uitgaven van subgroep 11 van de economische classificatie. § 2. Het bestuursorgaan van de instellingen van type 3 die een dotatie ontvangen, mag de kredieten herverdelen mits het totaal bedrag van de goedgekeurde kredieten in acht wordt genomen.
TITEL IV. - Bepalingen betreffende het financieel beheer voor de types 1 en 2
Art. 18.De instellingen van type 1 en 2 deponeren al hun financiële activa op rekeningen die op hun naam zijn geopend bij de kredietinstelling die de ambten van kassier van de diensten van de regering van de Franse Gemeenschap uitoefent, zoals bedoeld in artikel 3 van het decreet van 20 december 2011.
Zij vertrouwen alle financiële rekeningen, met inbegrip van hun rekeningbeleggingen toe aan de kassier bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de technische rekeningen voor overdrachten. Deze technische rekeningen worden gedefinieerd als rekeningen die bij een andere bankinstelling dan de kassier worden geopend met het oog op het tijdelijk deponeren van geldstromen die voortvloeien uit door hen verrichte specifieke financiële transacties. Zij beschikken over hun financiële rekeningen in overeenstemming met hun autonomie.
Zij belasten de kassier met de materiële uitvoering van hun ontvangsten- en uitgavenverrichtingen.
De kassier stelt de globale staat vast, d.w.z. de nettokaspositie bepaald op basis van alle saldi van alle rekeningen van de Franse Gemeenschap en van alle instellingen bedoeld in dit artikel en in artikel 31, met uitzondering van de financiële rekeningen die bestemd zijn voor het beheer van legaten of voor het beheer van de door Europese of nationale instellingen toegekende middelen en waarvoor de regels van deze laatste een scheiding binnen de thesaurie van de instelling vereisen of door een door de Minister van Begroting toegestane afwijking.
De financiële rekeningen die in de globale staat van de Franse Gemeenschap zijn opgenomen, dragen geen credit- en/of debetrente ten voordele of ten laste van de instellingen die er houder van zijn.
Voor verrichtingen met een looptijd van meer dan een maand is de voorafgaande goedkeuring van het Agentschap van de Schuld vereist. In geval van een negatief advies van het Agentschap van de Schuld, kan de verrichting worden voorgelegd aan de minister van Begroting.
Art. 19.De door de instellingen verrichte betalingen worden steeds door twee personen gedaan.
TITEL V. - Bepalingen betreffende de algemene boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 20.§ 1. Overeenkomstig artikel 6 van de wet van algemene bepalingen voert de instelling in een geïnformatiseerd boeken- en rekeningenstelsel een algemene boekhouding volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden als volgt : 1° het boekhoudplan vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van de wet van algemene bepalingen, wanneer het van type 1 of type 2 is, tenzij zijn organieke bepalingen hem verplichten het onder 2° bedoelde plan te volgen ;2° het boekhoudplan vastgesteld door de Regering of opgesteld krachtens zijn organieke bepalingen; 3° het minimum genormaliseerd boekhoudplan dat het mogelijk maakt de jaarrekeningen op te stellen volgens de voorgeschreven schema's a) in de bijlage bij het besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht, indien hij een statutaire opdracht van commerciële, financiële of industriële aard uitoefent in de zin van de artikelen I.4/1 van boek I en III.82, § 1.4° van boek III van genoemd wetboek; b) in de bijlagen bij het besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen naar gelang van zijn situatie indien de instelling opgericht is als privaatrechtelijke rechtspersoon en onderworpen is aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 2 In de gevallen waarin de instelling het boekhoudplan niet volgt dat vastgesteld is overeenkomstig artikel 5 van de wet algemene bepalingen, vult zij haar boekhoudplan aan met een concordantietabel met het boekhoudplan vastgesteld overeenkomstig de wet van algemene bepalingen.
Het verband tussen de rekeningen van het minimum genormaliseerd boekhoudplan en het boekhoudplan vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van de wet van algemene bepalingen wordt op ondubbelzinnige en permanente wijze vastgelegd in een concordantietabel volgens de boekhoudkundige regels van laatstgenoemd decreet.
Dit verband betreft alle rekeningen die in de boekhouding van de instelling aangemaakt worden of zullen worden. Het verband is beperkt tot de eerste vier posities van de boekhoudkundige rubriek van het boekhoudplan vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van de wet van algemene bepalingen.
Wanneer een instelling haar boekhouding heeft gevoerd overeenkomstig het boekhoudplan vastgesteld overeenkomstig artikel 5 van de wet algemene bepalingen, kan zij er niet meer voor kiezen haar boekhouding volgens een ander boekhoudplan te voeren. § 3 De algemene boekhouding omvat alle bezittingen, rechten, schulden, verplichtingen en vastleggingen van de instelling in al haar vormen.
Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Het valt samen met het begrotingsjaar.
Art. 21.Elke boekhoudkundige verrichting wordt onverwijld, getrouw en volledig en in volgorde van datum, hetzij in het centrale dagboek, hetzij in gespecialiseerde bijkomende dagboeken opgenomen. In het laatste geval worden de aangerekende totale bewegingen ten minste maandelijks recapitulerend in het centrale dagboek opgenomen.
Elke boeking wordt gestaafd met een gedateerd bewijsstuk dat een verwijzing naar dat bewijsstuk bevat.
Alle bewijsstukken waarnaar wordt verwezen, alsmede de boekhoudplannen en de programma's of systemen voor het lezen daarvan, moeten methodisch worden bewaard, waarbij hun onveranderlijkheid en toegankelijkheid gewaarborgd moeten zijn. De regering stelt de termijnen en procedures vast voor het bijhouden van de boeken, bewijsstukken en boekhoudkundige stukken, onverminderd de specifieke termijnen die zijn vastgesteld in boek III van het Economisch Wetboek of het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Het geïnformatiseerde boeken- en rekeningenstelsel moet de regelmatigheid en de onomkeerbaarheid van de boekingen waarborgen.
Art. 22.Elke instelling stelt, met inachtneming van de bepalingen van het boekhoudrecht waaraan ze onderworpen is, de regels vast voor de evaluatie, de afschrijving, de vorming van voorzieningen voor risico's en kosten, alsmede de regels voor waardevermindering en herwaardering.
Deze regels moeten worden bekendgemaakt en goedgekeurd door de functionele minister voor de instellingen van het type 1 of door de beheersorganen voor de instellingen van type 2, met instemming van de toezichthoudende minister en de minister van Begroting. Zij moeten van boekjaar tot boekjaar op dezelfde wijze worden toegepast, tenzij zij ten gevolge van economische of technologische omstandigheden ingrijpend worden gewijzigd.
Art. 23.Er moet rekening worden gehouden met de lasten en opbrengsten betreffende het begrotingsjaar of vorige begrotingsjaren, ongeacht de datum van betaling of inning.
Art. 24.Het orgaan verricht ten minste eenmaal per jaar en aan het eind van het begrotingsjaar de inventarisatie, de verificatie, het onderzoek en de evaluatie die nodig zijn om op 31 december een volledige inventaris op te maken van zijn activa, rechten, schulden, verplichtingen en vastleggingen, met inbegrip van de niet in de balanstelling opgenomen rechten en vastleggingen. De rekeningen moeten in overeenstemming worden gebracht met de gegevens in de inventaris.
Art. 25.De algemene boekhouding moet het mogelijk maken de balans en de winst- en verliesrekening per 31 december op te stellen. Tenzij in de organieke wetten anders is bepaald, wordt het resultaat verkregen door het verschil tussen de lasten en de opbrengsten van het boekjaar overgeboekt. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen voor instellingen van type 1 en type 2
Art. 26.Wanneer de in de algemene boekhouding te boeken verrichting het resultaat is van een relatie met een derde, moeten de rechten ten gunste of ten laste van deze derde vooraf zijn vastgesteld en tegelijkertijd in de begrotingsboekhouding zijn opgenomen.
Verrichtingen die niet voortvloeien uit betrekkingen met derden vormen interne bewegingen die alleen in de algemene boekhouding mogen worden opgenomen.
Onder derden in de zin van dit artikel worden ook verstaan diensten, centra of instellingen die over een afzonderlijke begroting beschikken.
Art. 27.Rente, huur en andere civielrechtelijke vruchten, alsmede vergoedingen voor in de tijd gespreide diensten worden pro rata temporis in de algemene boekhouding en op de begrotingsboekhouding geregistreerd wanneer zij verschuldigd zijn.
Art. 28.Voorzieningen kunnen worden gevormd om het risico van verliezen en lasten met betrekking tot niet in de balanstelling opgenomen vastleggingen te dekken, mits zij qua aard duidelijk omschreven zijn, zij in de loop van het begrotingsjaar of van een vorig begrotingsjaar zijn ontstaan, en zij op de balansdatum waarschijnlijk of zeker, maar qua bedrag onbepaald zijn.
Art. 29.Meer- of minderwaarden bij de realisatie van activa en waardeverminderingen op vorderingen worden, naar gelang van het geval, in de winst- en verliesrekening opgenomen onder de post meerwaarden of minderwaarden.
Art. 30.Zijn het voorwerp van een inschrijving in klasse 0: 1° de nog aan te zuiveren vastleggingen, verkregen door het verschil tussen de in de loop van het begrotingsjaar vastgelegde uitgaven en gedane betalingen, vermeerderd met het uit het vorige begrotingsjaar overgedragen saldo;2° lopende of nog niet lopende pensioenbedragen;3° subsidies die worden ontvangen onder opschortende voorwaarde, met inbegrip van Europese subsidies waarvan de instelling de eindbegunstigde is, totdat aan de voorwaarde is voldaan;4° toegekende subsidies die onder opschortende voorwaarde moeten worden terugbetaald totdat aan de voorwaarde is voldaan. TITEL VI. - Bepalingen betreffende de door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijsinstellingen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 31.De in deze titel bedoelde onderwijsdiensten met autonome boekhouding (SECA's) zijn de afzonderlijk beheerde rijksdiensten als bedoeld in artikel 83 van de Herstelwet van 31 juli 1984, met uitzondering van de centra voor recreatie en de openluchtcentra, artikel 34bis van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen en artikel 13 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de specifieke regels voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de Ecoles supérieures des Arts (ESA) en de administratieve diensten met autonome boekhouding bedoeld in artikel 9 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen.
Art. 32.SECA's genieten budgettaire, financiële en boekhoudkundige autonomie.
De minimumvoorschriften van artikel 68 van het decreet van 20 december 2011 zijn van toepassing op SECA's.
De toepassingsmodaliteiten van de minimumregels worden door de WBE vastgesteld met instemming van de regeringscommissaris.
Art. 33.WBE is belast met het budgettair en boekhoudkundig beheer van SECA's, waarvan het ESR-saldo gescheiden is van dat van WBE. De regering kan voor SECA's een streefcijfer voor het ESR-saldo vaststellen.
De jaarlijkse begroting voor de inkomsten en uitgaven van een SECA wordt goedgekeurd door WBE en wordt opgenomen in een bijlage bij de WBE-begroting. Voor het overige kunnen, met uitzondering van de begrotingen van de door WBE georganiseerde hogescholen en hogescholen voor de kunsten (ESA), de jaarlijkse begrotingen van de ontvangsten en uitgaven van SECA's worden geaggregeerd volgens een door de WBE vastgestelde structuur die als bijlage bij de WBE-begroting moet worden gevoegd.
Indien de in het eerste lid bedoelde begroting op 1 januari van het begrotingsjaar niet is goedgekeurd, mogen SECA's de in hun jaarlijkse ontwerpbegroting opgenomen kredieten gebruiken, tenzij deze bestemd zijn voor uitgaven van een nieuwe aard waarvoor niet eerder toestemming is verleend.
De jaarlijkse begroting van SECA's kan tegelijk met de WBE-begroting worden aangepast.
Volgens het door WBE vastgestelde tijdschema kunnen SECA's hun begroting aanpassen zonder dat de begroting van WBE eveneens moet worden aangepast indien, met uitzondering van de hogescholen en hogere kunstscholen, het ESR-saldo van alle SECA's niet wordt gewijzigd.
Art. 34.De jaarrekening van een SECA wordt opgesteld op de door de WBE vastgestelde datum volgens het tijdschema van artikel 40 en wordt toegezonden aan de door WBE aangewezen diensten.
De jaarrekeningen van SECA zijn bij de algemene rekening van WBE gevoegd. Voor het overige kunnen de jaarrekeningen van SECA, met uitzondering van de rekeningen van de door de WBE georganiseerde hogescholen en hogere kunstscholen, volgens dezelfde structuur als bedoeld in artikel 33 worden samengevoegd en bij de algemene rekening van WBE gevoegd. HOOFDSTUK II. - SECA controle
Art. 35.Voor SECA's zet WBE een intern controlesysteem op waarvan de doelstellingen inzonderheid die zijn waarnaar in artikel 49 wordt verwezen en waarvan de evaluatie kan worden gecontroleerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 50.
Art. 36.De bepalingen inzake de externe controle door het Rekenhof als bedoeld in artikel 55 zijn van toepassing op SECA's. HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het financieel beheer van SECA's
Art. 37.Artikel 18 is van toepassing op SECA's.
TITEL VII. - Bepalingen voor de verslaggeving HOOFDSTUK I. - Bepalingen met betrekking tot verplichte tussentijdse rekeningen
Art. 38.Onverminderd de bepalingen terzake in hun organiek decreet of in het boekhoudrecht waaraan zij onderworpen zijn, stellen de instellingen bij de begrotingswerkzaamheden tot vaststelling van de initiële en de aangepaste begroting, wanneer zij een dotatie ontvangen en volgens het door de Regering vastgestelde tijdschema, voorlopige rekeningen voor de uitvoering van de begroting op.
Art. 39.Elke instelling van subsector 13.12 van de Franse Gemeenschap bezorgt de door de Regering aangewezen dienst systematisch, vóór de vijftiende van elke maand, een maandelijks verslag met begrotingsgegevens over de ontvangsten en uitgaven: 1° opgesteld op basis van de vastgestelde rechten aan de hand van de begrotingsboekhouding of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, aan de hand van de algemene boekhouding;2° vastgesteld op het einde van elke voorafgaande maand.3° volgens het door het INR opgelegde model. De begrotingsgegevens worden door de in lid 1 bedoelde dienst geconsolideerd met het oog op de vaststelling van de economische groepering van subsector 13.12 die binnen de Franse Gemeenschap valt.
De andere verslagen die door het INR of andere instanties op grond van Europese of nationale verplichtingen worden gevraagd, worden aan de in het eerste lid bedoelde dienst meegedeeld volgens het door deze laatste vastgestelde tijdschema.
Deze gegevens zijn onderworpen aan interne controlemaatregelen. Zij worden aan de bevoegde federale overheid meegedeeld binnen de door deze laatste vastgestelde termijn. De door de regering aangewezen dienst kan een minimum aan technische bijstand verlenen aan een instantie die daarom verzoekt.
Het Rekenhof controleert de boekhoudsystemen aan de hand waarvan de gegevens kunnen worden vastgesteld. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de jaarlijkse algemene rekening
Art. 40.De instellingen stellen jaarlijks hun algemene boekhouding over het afgelopen begrotingsjaar op, en wel uiterlijk op 31 mei als het gaat om instellingen van type 1 en 2, of uiterlijk op de datum die is vastgesteld in de toepasselijke boekhoudwetgeving of de organieke voorschriften waaraan zij zijn onderworpen als het gaat om instellingen van type 3.
De algemene rekening omvat : a) de balans ;b) de winst- en verliesrekening op basis van lasten en opbrengsten ;c) de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering, die volgens hetzelfde verplichte schema als de goedgekeurde begroting is opgesteld en de ramingen van de ontvangsten en de goedgekeurde uitgaven bevat, alsmede de vastgestelde rechten die op de ontvangsten, respectievelijk de vastgestelde rechten op de uitgaven zijn aangerekend ;d) de bijlage die, wat betreft : a) instellingen van type 1 en type 2, inzonderheid bevatten: - een samenvatting van de waarderingsregels ; - een toelichtend overzicht van de ontwikkeling van de immateriële, materiële en financiële vaste activa ; - een overzicht van vorderingen en schulden ; - een staat van kasmiddelen en beleggingen ; - een gedetailleerd overzicht van de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen ; - in voorkomend geval, een rechtvaardiging van de vorming van een voorziening voor risico's en kosten ; - een verslag dat het mogelijk maakt het begrotingssaldo en het resultaat van het verschil tussen de in de algemene boekhouding opgenomen lasten en opbrengsten met elkaar in overeenstemming te brengen ;
De in de bovengenoemde verslagen opgenomen bedragen zijn die per 31 december van het vorige boekhoud- en begrotingsjaar.
Naast de instellingen die daartoe wettelijk verplicht zijn, zet elke instelling haar balans om, rekening houdend met haar situatie, volgens de schema's voorzien in de bijlage van het besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht of in de bijlagen van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en voegt ze bij haar algemene rekening.
Voor de instellingen van type 1 en 2 worden de in de beschikbare reserves opgenomen bedragen na goedkeuring van de algemene rekening aan de Franse Gemeenschap terugbetaald. In voorkomend geval wordt met deze terugbetaling rekening gehouden bij de analyse van de naleving van de doelstelling inzake het ESR-saldo van de instelling.
Art. 41.De overheden die de begrotingen van de instellingen goedkeuren, vervullen dezelfde opdracht ten aanzien van de algemene rekening.
Art. 42.Zodra zij is goedgekeurd, wordt de algemene jaarrekening van de instellingen bekendgemaakt op hun website, indien deze bestaat, onverminderd andere wettelijke of organieke publicatieverplichtingen. HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de algemene rekening voor instellingen van type 1
Art. 43.De jaarlijkse algemene rekening van de instellingen van type 1 wordt, met tussenkomst van de minister van Begroting, uiterlijk op 30 juni aan het Rekenhof toegezonden. Zij zendt deze rekening, tezamen met haar opmerkingen en de certificatie die zij overeenkomstig artikel 56, § 1, afgeeft, uiterlijk eind oktober van het daaropvolgende jaar toe aan het Parlement en zendt een afschrift van haar opmerkingen en de certificatie gezamenlijk aan de functionele minister en de minister van Begroting.
Art. 44.De algemene jaarrekeningen van de instellingen van type 1 worden als bijlage gevoegd bij het ontwerpdecreet houdende goedkeuring van de algemene rekening van de Franse Gemeenschap als bedoeld in artikel 44, § 2, van het decreet van 20 december 2011. Zij worden goedgekeurd door stemming over de bepalingen die op hen betrekking hebben en bekendgemaakt in het door de Regering vastgestelde formaat als bijlage bij het besluit. HOOFDSTUK IV. - Specifieke bepalingen voor de algemene rekening van instellingen van type 2
Art. 45.De algemene rekening van de instellingen van type 2 wordt opgesteld door de beheersorganen en goedgekeurd door de bevoegde minister en de minister van Begroting.
De verantwoordelijke minister stelt de betrokken instelling in kennis van de goedkeuring van haar algemene rekening. De minister van Begroting zendt het uiterlijk op 30 juli van het jaar dat volgt op het beheersjaar ter controle aan het Rekenhof toe.
TITEL VIII. - Bepalingen inzake controle HOOFDSTUK I. - Scheiding van ambten, intern toezicht en audit
Art. 46.In haar administratieve organisatie past elke instelling het beginsel van de ambtsscheiding toe tussen de ambten van beslissing, uitvoering, registratie, betaling en toezicht.
Art. 47.Elk personeelslid neemt, overeenkomstig zijn opdrachten en verantwoordelijkheden, deel aan de goede werking van het intern toezicht.
Art. 48.De budgettaire en boekhoudkundige procedures worden schriftelijk beschreven en vastgelegd, zodat op alle niveaus een duidelijke, geformaliseerde en actuele documentatie voorhanden is.
Art. 49.De instelling zet systemen op voor de inventarisatie, permanente beoordeling en prioritering van risico's door intern toezicht in te stellen voor het beheer ervan. Inzonderheid worden de volgende doelstellingen nagestreefd: 1° de overeenstemming van de beslissingen met de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, reglementen en overeenkomsten;2° de voorkoming en opsporing van fraude en fouten;3° de verwezenlijking van de toegewezen doelstellingen ;4° de betrouwbaarheid en integriteit van operationele en financiële gegevens ;5° goed financieel beheer ;6° de bescherming van het erfgoed.
Art. 50.Met het oog op de evaluatie van het intern toezichtsysteem wordt binnen elke instelling een onafhankelijke interne audit georganiseerd, tenzij bij wet anders is bepaald.
Onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn op de interne auditeenheden van de instellingen, voeren de interne auditors hun opdrachten uit overeenkomstig de beroepsnormen voor interne audit en met inachtneming van het beginsel van scheiding van de operationele en controleambten. HOOFDSTUK II. - Administratief en budgettair toezicht AFDELING I. - Type 1-instellingen
Art. 51.De regering houdt toezicht op de uitvoering van de begroting en het financieel beheer van de instellingen van type 1 door het administratieve, budgettaire en beheerstoezicht te organiseren volgens de nadere regels die zij vaststelt met de hulp van de haar ter beschikking gestelde inspecteurs van Financiën.
AFDELING II. - Andere instellingen
Art. 52.§ 1. Binnen elke instelling van type 2 en type 3 die een subsidie ontvangt, voert ten minste één regeringscommissaris de opdrachten uit van informatieverstrekking en toezicht van de wettigheid en het algemeen belang, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving. § 2. Bij gebreke van bepalingen die hun ambt nader omschrijven, regelt de regering de uitoefening van de opdracht van de commissarissen.
Art. 53.Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet- of regelgeving zulks vereist, kan de toezichthoudende minister of, in voorkomend geval, de regeringscommissaris, het beheersorgaan van type 2-instellingen verzoeken om binnen de door hem vastgestelde termijn te beraadslagen over een door hem vastgestelde aangelegenheid.
Indien het beheersorgaan na het verstrijken van de termijn geen beslissing heeft genomen of indien de betrokken minister het niet eens is met de door het beheersorgaan genomen beslissing, kan de regering in plaats van het beheersorgaan de beslissing nemen. Een kopie van het bevel wordt onmiddellijk aan het Parlement toegezonden.
AFDELING III. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle instellingen
Art. 54.De minister van Begroting en de minister die de overheidsdienst onder zijn hoede heeft, kunnen, elk in zijn eigen belang, voor bijzondere aangelegenheden beslissen dat het gunstig advies van de inspecteur van Financiën of van de regeringscommissaris afziet van hun voorafgaand akkoord. HOOFDSTUK III. - Het externe toezicht van het Rekenhof
Art. 55.§ 1. Overeenkomstig artikel 10, § 2, van de wet houdende algemene bepalingen, met betrekking tot de instellingen van type 1 en 2, het Rekenhof : 1° is belast met het toezicht op de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding;2° zorgt ervoor dat geen enkel in de begroting opgenomen krediet voor uitgaven wordt overschreden en dat geen overschrijvingen plaatsvinden;3° onderzoekt de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten.Wat dit laatste betreft, oefent het Rekenhof een algemeen toezicht uit op de verrichtingen in verband met de vaststelling en de invordering; 4° oefent toezicht op de juiste besteding van de overheidsmiddelen; het ziet op de naleving toe van de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid. § 2 Ter vervulling van de in lid 1 bedoelde opdracht is het Rekenhof bevoegd alle documenten en inlichtingen, van welke aard ook, betreffende het beheer van de in dit artikel bedoelde instellingen te verzamelen. Het kan een inspectie ter plaatse organiseren. HOOFDSTUK IV. - Algemene rekeningcertificering AFDELING I. - Type 1-instellingen
Art. 56.§ 1. In het kader van het toezicht op de algemene rekeningen en de begrotingsrekeningen van de instellingen van type 1, certificeert het Rekenhof de algemene rekeningen door een advies uit te brengen over: 1° de naleving van de bepalingen van dit decreet met betrekking tot het voeren van de boekhouding en het opstellen van de algemene rekening;2° de regelmatigheid, de oprechtheid en de getrouwheid van de algemene rekening. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 gaat deze certificatie vergezeld van de opmerkingen van het Rekenhof wanneer de algemene rekening aan het Parlement wordt voorgelegd.
AFDELING II. - Andere instellingen
Art. 57.§ 1. Onverminderd het doorzichtigheidsdecreet moeten de algemene rekeningen van de instellingen van type 2 en 3 die een subsidie ontvangen, worden gecertificeerd door ten minste één accountant die is ingeschreven in het openbaar register van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Zijn verslag wordt tezamen met de gewaarmerkte algemene rekening van de onstelling toegezonden. § 2 Indien de jaarrekening van de in paragraaf 1 bedoelde instelling in het kader van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen door een commissaris of een bedrijfsrevisor moet worden gecertificeerd of indien bij of krachtens een organiek decreet of een oprichtingsdecreet een commissaris is benoemd, vervult de benoemde commissaris ook de in paragraaf 1 bedoelde certificeringsopdracht. § 3 De jaarrekening en het verslag van de commissaris van de instellingen van type 3 worden, wanneer zulks is voorgeschreven, binnen dertig dagen na goedkeuring door de Algemene Vergadering toegezonden aan het Rekenhof en aan de Regering. § 4 Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de opdrachten van de commissarissen, kan de Regering voor de instellingen van type 2 en voor de instellingen van type 3 die een dotatie ontvangen, specifieke opdrachten voor de commissarissen vaststellen. HOOFDSTUK V. - De geïntegreerde auditaanpak
Art. 58.De regering bepaalt, met inachtneming van de prerogatieven, specificiteiten en autonomie van de bedoelde controle-instellingen, de nadere regels voor de samenwerking tussen de intern toezichts- en auditdiensten, de instellingen belast met het administratieve en budgettaire toezicht en de auditors. Zij bepaalt de wijze waarop de resultaten van deze verschillende toezichten, onderling en met het Rekenhof, worden uitgewisseld.
TITEL IX. - Bepalingen inzake verjaring
Art. 59.De instellingen van type 1 en type 2 en de in artikel 31 bedoelde SECA's zijn onderworpen aan het stelsel van verjaring van de artikelen 15 en 16 van de wet houdende algemene bepalingen.
TITEL X. - Voorzieningen voor de inning van schuldvorderingen
Art. 60.De instellingen van type 1 en 2 en de SECA's bedoeld in artikel 31 kunnen de inning van hun schuldvorderingen toevertrouwen aan de Algemene Administratie Inning en Invordering van de FOD Financiën, alsook aan elke andere dienst die bij decreet gemachtigd is om deze opdracht uit te voeren.
TITEL XI. - Bepalingen inzake het toezicht op subsidies
Art. 61.De artikelen 11 tot en met 14 van de wet houdende algemene bepalingen zijn van toepassing op de subsidies die worden toegekend door de instellingen van type 1 en type 2 en door de in artikel 31 bedoelde SECA's.
TITEL XII. - Overgangs- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen
Art. 62.De bepalingen houdende de verplichtingen inzake hun rekening voor de uitvoering van de begroting, indien deze bestaat, hun jaarlijkse algemene rekening of hun jaarrekening blijven van toepassing op de instellingen, met inbegrip van de rekeningen die voortvloeien uit de begrotingen die zijn gestemd of goedgekeurd vóór de inwerkingtreding van dit decreet en die zijn vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 70, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in artikel 45, die in werking treden op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van dit decreet. HOOFDSTUK II. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 63.De wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige overheidsinstellingen wordt opgeheven voor de in dit decreet bedoelde instellingen.
Art. 64.Hoofdstuk II begrotingsbeheer van het decreet van 9 november 1990 betreffende de organisatie van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap en tot vaststelling van de deelname van de leden van de onderwijsgemeenschap wordt opgeheven wat betreft de diensten bedoeld in artikel 31.
Art. 65.Artikel 84 van de Herstelwet van 31 juli 1984 wordt opgeheven op de door de regering vastgestelde datum en uiterlijk op 1 januari 2025.
Art. 66.Het decreet van 3 mei 2018 betreffende de toezending aan het Parlement van de begrotingen van de overheidsinstellingen die van de Franse Gemeenschap afhangen, wordt opgeheven wat betreft de instellingen bedoeld in artikel 3, § 1.
Art. 67.De binnen bepaalde instellingen georganiseerde adviesprocedures betreffende elk voorontwerp van decreet, van besluit, van verordening of van werkingsregel die hen kunnen aanbelangen, zijn in het kader van dit decreet niet van toepassing.
Art. 68.§ 1 De wettelijke en reglementaire bepalingen van organieke en wettelijke strekking die van toepassing zijn op de in dit decreet bedoelde instellingen, verliezen hun werking voor zover zij strijdig zijn met of niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit decreet.
Met dit decreet strijdige bepalingen in beheersovereenkomsten of andere overeenkomsten zijn nietig, onverminderd de overige bepalingen van deze documenten. § 2 De Regering is bevoegd om bij besluit bestaande decreten op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen, teneinde de organieke wetgeving van de in artikel 3, § 1, omschreven instellingen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit decreet.
Deze besluiten moeten uiterlijk op 1 januari 2022 worden aangenomen.
Zij verliezen hun werking indien zij niet binnen achttien maanden na hun inwerkingtreding bij decreet zijn bekrachtigd. § 3 De Regering zendt jaarlijks aan het Parlement een verslag dat alle uitvoeringsmaatregelen bevat waartoe in het kader van dit decreet is besloten.
Art. 69.§ 1 In afwijking van artikel 70 treden de artikelen 3, 9, § 1, 10, § 1 en § 2, 18, 37, 39, 40, laatste lid, 45 en 64 in werking op de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad. § 2. Voor de SECA's bedoeld in artikel 31, met uitzondering van de hogescholen en de hogere kunstscholen, treedt artikel 39 in werking op een datum en volgens procedures bepaald door de Regering en uiterlijk op 1 januari 2025. § 3 Het dagelijks bestuur van WBE bepaalt voor elke SECA uiterlijk op 1 januari 2025 de wijze en de datum van inwerkingtreding van artikel 32, derde lid.
Art. 70.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2022.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 4 februari 2021.
De Minister-President, P.-Y. JEHOLET De Vice-President en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op « Wallonie-Bruxelles Enseignement", Fr. DAERDEN De Vice-Presidente en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en Promotie van Brussel, V. GLATIGNY De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota Zitting 2020-2021 Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 181-1. - Commissieamendement(en), nr. 181-2. - Commissieverslag, nr. 181-3. - Tekst aangenomen tijdens de commissie, nr. 181-4. - Vergaderingsamendement(en), nr. 181-5. - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 181-6.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 3 februari 2021.