Etaamb.openjustice.be
Decreet van 05 oktober 2023
gepubliceerd op 12 januari 2024

Decreet betreffende het bestuur, de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2023046944
pub.
12/01/2024
prom.
05/10/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 OKTOBER 2023. - Decreet betreffende het bestuur, de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en wij, de Regering, bekrachtigen hetgeen volgt, TITEL I. - Definities, toepassingsgebied

Artikel 1.In de zin van dit decreet verstaat men onder: 1. "Instelling": 1.1. De hieronder vermelde rechtspersonen die onder de Franse Gemeenschap vallen: a) de Radio-Télévision belge de la Communauté française (hierna afgekort tot RTBF) bedoeld in het decreet van 14 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/07/1997 pub. 28/08/1997 numac 1997029295 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het statuut van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française » (1) sluiten houdende het statuut van de "Radio-Télévision belge de la Communauté française";b) het Office de la Naissance et de l'Enfance (hierna afgekort tot ONE) bedoeld in het decreet van 17 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2002 pub. 02/08/2002 numac 2002029383 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », afgekort « O.N.E. » sluiten tot hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance;c) het Fonds Ecureuil bedoeld in het decreet van 20 juni 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/06/2002 pub. 19/07/2002 numac 2002029331 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de oprichting van het « Fonds Ecureuil » van de Franse Gemeenschap sluiten betreffende de oprichting van het Fonds Ecureuil van de Franse Gemeenschap;d) het Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue (hierna afgekort tot IFPC) bedoeld in het decreet van 11 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002029419 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan type decreet prom. 11/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002029418 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs sluiten betreffende het Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue (IFPC);e) de Conseil Supérieur de l'Audiovisuel (hierna afgekort tot CSA) bedoeld in het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten4 betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten, hierna het "decreet AMD-VPD" genoemd;f) het Centre Hospitalier Universitaire de Liège (hierna afgekort tot CHU de Liège) bedoeld in koninklijk besluit nr.542 van 31 maart 1987 houdende de organisatie, de werking en het beheer van de rijksuniversitaire ziekenhuizen van Luik en Gent; g) het Office Francophone de Formation en Alternance (hierna afgekort tot OFFA) bedoeld in het kaderakkoord tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding, gesloten op 24 oktober 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;h) de Ecole d'Administration Publique (hierna afgekort tot EAP) bedoeld in de samenwerkingsovereenkomst gesloten op 10 november 2011 tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest tot oprichting van een Openbare Bestuursschool die gemeenschappelijk is voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest;i) het Consortium de validation des compétences bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 maart 2019 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van competenties;j) het Institut de promotion des formations sur l'islam (hierna afgekort tot IPFI) bedoeld in het decreet van 14 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten3 tot oprichting van een Institut de promotion des formations sur l'islam;k) de vereniging zonder winstoogmerk waaraan de bepaling van het sociaal beleid en het beheer van alle of een deel van de activiteiten van de sociale dienst werden toevertrouwd, overeenkomstig artikel 4 van het besluit van 20 juli 2006 houdende oprichting van de sociale dienst van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Conseil supérieur de l'Audiovisuel, van Wallonie Bruxelles Enseignement en van de instellingen van openbaar nut ressorterend onder het Comité van Sector XVII (hierna de sociale dienst genoemd); 1.2. elke entiteit waarin de Franse Gemeenschap of één van de rechtspersonen bedoeld in 1.1, rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezit zoals gedefinieerd in punt 14 van artikel 1 van dit decreet; 1.3. elke entiteit waarvan de activiteiten hoofdzakelijk worden gefinancierd door de Franse Gemeenschap, op voorwaarde dat deze financiering op jaarbasis gemiddeld gelijk is aan of hoger is dan 500.000,00 EUR. Om dit bedrag te bepalen, worden alle sommen die in de voorgaande drie boekjaren aan de entiteit zijn toegekend, bij elkaar opgeteld en vervolgens in drieën gedeeld om de gemiddelde jaarlijkse financiering te bepalen.

Het voorgaande lid is niet van toepassing op onderwijsinstellingen, psycho-medisch-sociale centra, internaten, instellingen voor hoger onderwijs en hun respectieve Inrichtende macht.

Elke activiteit waarvoor een subsidie of een andere uitkering wordt ontvangen, zoals bedoeld in artikel 57 van het decreet van 20 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten2 houdende de organisatie van de begroting en van de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap, die deze activiteit financiert of ondersteunt, wordt beschouwd als een door de Franse Gemeenschap gefinancierde activiteit in de zin van het eerste lid.

Op 1 januari van elk jaar wordt het in lid 1 bedoelde bedrag vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen (basis 2004) en gedeeld door 121,66 (indexcijfer van de consumptieprijzen in december 2012, basis 2004).2. "Maatschappijen voor schoolgebouwen": de maatschappijen bedoeld in het decreet van 5 juli 1993 houdende oprichting van zes publiekrechtelijke maatschappijen belast met het bestuur van de schoolgebouwen van het door de overheid ingerichte onderwijs.3. "Maatschappijen voor vermogensbeheer": de maatschappijen bedoeld in artikel 10 van het decreet van 16 november 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten1 betreffende het prioritaire programma voor werken aan de schoolgebouwen van het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs, van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs en van het secundair onderwijs voor sociale promotie, van het kunstonderwijs met beperkt leerplan, van de psycho-medisch-sociale centra alsook van de internaten van het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.4. "Overheidsbestuurder": elke persoon of zijn plaatsvervanger die: - een natuurlijke persoon is; - in het orgaan zetelt dat verantwoordelijk is voor het beheer van een instelling; - is aangewezen door of op voordracht van de Regering of het Parlement, overeenkomstig dit decreet, het decreet of het besluit houdende oprichting van de genoemde instelling, haar statuten of de rechten van de Regering in het aandeelhouderschap, of is aangewezen in het bestuursorgaan van een instelling op initiatief van de Franse Gemeenschap, door een instelling die ervan afhangt, een provincie of een gemeente.

Onafhankelijke bestuurders die in het orgaan zetelen dat verantwoordelijk is voor het bestuur van een instelling, worden voor de toepassing van dit decreet als overheidsbestuurders beschouwd. 5. "Beheerder": elke natuurlijke persoon die geen overheidsbestuurder of waarnemer is, en die verantwoordelijk is voor het dagelijkse bestuur van de instelling, of die optreedt binnen het orgaan dat verantwoordelijk is voor het dagelijkse bestuur van de genoemde instelling.Wanneer het dagelijkse bestuur wordt toevertrouwd aan een collegiaal orgaan overeenkomstig het decreet of het besluit houdende oprichting van de instelling, worden alle leden van het collegiaal orgaan "beheerder" genoemd.

In afwijking van lid 1 kunnen de leden van het bureau van de CSA overheidsbestuurders zijn en verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse bestuur van de instelling. Alleen de voorzitter wordt beheerder genoemd. 6. "Bestuursorgaan": de raad van bestuur van de instelling of, bij gebreke daarvan, elk ander orgaan, ongeacht de naam ervan, dat alle bevoegdheden heeft die nodig zijn om de opdracht of het maatschappelijk doel van de instelling te realiseren.7. "Beperkt bestuursorgaan": een orgaan waaraan het bestuursorgaan van de instelling onder zijn verantwoordelijkheid een deel van zijn bevoegdheden heeft gedelegeerd.Het beperkte bestuursorgaan vloeit voort uit het bestuursorgaan en bestaat uitsluitend uit overheidsbestuurders die intern worden aangewezen. Binnen eenzelfde instelling kunnen meerdere beperkte bestuursorganen worden opgericht;

Het beperkte bestuursorgaan bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitter en maximaal vijfentwintig procent van de leden van het bestuursorgaan, met inbegrip van de voorzitter en de ondervoorzitter, met een minimum van vier leden. De beheerder neemt als genodigde deel aan het beperkte bestuursorgaan. 8. "Waarnemer": een natuurlijke persoon die krachtens artikel 4, § 1, lid 2 wordt aangewezen om met raadgevende stem in een bestuursorgaan te zetelen van een instelling die is gebonden aan dit decreet en die, met uitzondering van de specifieke regels die op hem betrekking hebben en zijn vastgesteld in dit decreet, dezelfde rechten en plichten heeft als de overheidsbestuurders, met inbegrip van de deontologische en ethische regels.9. "Naamsgebonden en individuele gegevens": gegevens in het bezoldigingsverslag met betrekking tot een betrokkene van wie de voor- en achternaam worden doorgegeven aan de Regering en het Parlement.10. "Afgeleid mandaat": het mandaat of ambt dat wordt uitgeoefend door de overheidsbestuurder, de beheerder of het personeelslid van een instelling, en aan die persoon werd toevertrouwd door of op voordracht van de instelling waarvan hij afkomstig is.11. "Beveiligde elektronische weg": elk beveiligd communicatiemiddel dat zorgt voor de elektronische toezending van gegevens die van het controleorgaan afkomstig zijn of die aan het bedoelde orgaan in het kader van zijn bevoegdheden worden gericht, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten met inachtneming van de wettelijke, decretale of reglementaire eisen. 12. "Entiteit": elke privaat- of publiekrechtelijke structuur met rechtspersoonlijkheid die geen in punt 1.1 bedoelde publiekrechtelijke rechtspersoon is, en die voldoet aan de criteria van punt 1.2 of 1.3. 13. "Deelneming": het houderschap van aandeelhoudersrechten in andere entiteiten waarbij het doel van dit houderschap, door het tot stand brengen van een duurzame en specifieke band met deze entiteiten, erin bestaat om de instelling die deze aandeelhoudersrechten bezit, in staat te stellen invloed uit te oefenen op de koers van het bestuur van deze maatschappijen.14. "Gekwalificeerde deelneming": het houderschap binnen een entiteit van meer dan 50% van de stemrechten die zijn verbonden aan alle aandelen of rechten van de vennoten van de entiteit in kwestie.15. "Democratische politieke fractie": elke politieke fractie die de democratische beginselen naleeft die inzonderheid zijn vermeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide.16. "Het Parlement": het Parlement van de Franse Gemeenschap.17. "De Regering": de Regering van de Franse Gemeenschap.18. "De toezichthoudende minister": de minister onder wie de instelling, de maatschappijen voor schoolgebouwen of de maatschappijen voor vermogensbeheer in voorkomend geval ressorteren.19. "De minister van Begroting": de minister tot wiens bevoegdheid de begroting van de Franse Gemeenschap behoort.20. "Onafhankelijke bestuurder": de overheidsbestuurder die voldoet aan de volgende criteria: - geen beheerder zijn of geen ambt van afgevaardigde voor het dagelijkse bestuur binnen de instelling of een entiteit uitoefenen, en een dergelijk ambt gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan de benoeming niet hebben uitgeoefend, tenzij hij uit hoofde van zijn nieuwe ambten lid van rechtswege is; - gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan zijn aanstelling geen deel hebben uitgemaakt van het leidinggevend personeel overeenkomstig de definitie van artikel 19, 2° van de wet van 20 september 1948Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/09/1948 pub. 06/07/2010 numac 2010000388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende organisatie van het bedrijfsleven. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende organisatie van het bedrijfsleven, van de instelling of van een entiteit, tenzij hij uit hoofde van zijn nieuwe ambten lid van rechtswege is; - gedurende zijn mandaat of gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan zijn aanstelling geen significante bezoldiging of ander significant voordeel van vermogensrechtelijke aard van de instelling of de entiteit ontvangen of hebben ontvangen, met uitzondering van eventueel ontvangen bezoldigingen als overheidsbestuurder; - een persoon zijn met bewezen competenties in de sector waarin de instelling actief is. 21. "Titularis van een directieambt": niet-beheerders die een leidinggevend ambt bekleden met als kenmerk de uitoefening van een deel van het gezag, een verantwoordelijkheidsgraad en een bezoldigingsregeling die uiting is van de plaats die ze in het organogram bekleden, en die hun ambt uitoefenen op grond van een statutaire of contractuele regeling.22. "Mandataris": elke persoon die door de Franse Gemeenschap is aangewezen als overheidsbestuurder, waarnemer of onafhankelijke bestuurder, zoals respectievelijk is gedefinieerd in punten 4, 8 en 20.23. "Interministerieel college van commissarissen van de Regering": de commissarissen van de Regering die vast zijn benoemd, zoals bepaald in artikel 42 van dit decreet.24. "Controleorgaan": het controleorgaan bedoeld in artikel 62 van dit decreet.25. "Gebruiker": elke natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van de diensten die worden aangeboden door de in dit decreet bedoelde instellingen.

Art. 2.Dit decreet is van toepassing: 1. op alle mandatarissen en alle beheerders van de instellingen;2. op alle leden van de interne audit-cel bij de instellingen;3. op alle commissarissen van de Regering bij de instellingen;4. op alle commissarissen van de Regering bij de maatschappijen voor schoolgebouwen en maatschappijen voor vermogensbeheer;5. op alle commissarissen voor de rekeningen bij de instellingen en de maatschappijen voor vermogensbeheer. Het volgende geldt echter: 1. artikelen 3 tot 8 en 16 tot 19 zijn niet van toepassing op de RTBF en het ONE, met uitzondering van artikel 4, § 4, lid 2 en § 5, lid 2 van dit decreet;2. artikel 14, lid 2 en artikelen 20 en 21 zijn niet van toepassing op de RTBF;3. artikel 4 is niet van toepassing op het Fonds Ecureuil;4. artikelen 3 tot 8, 16 tot 19 en 22 tot 31 zijn niet van toepassing op het IFPC;5. artikelen 36 tot 39 zijn niet van toepassing op de commissarissen van de Regering bij de maatschappijen voor schoolgebouwen en maatschappijen voor vermogensbeheer; 6. artikelen 3, 4, §§ 1, 3 en 5 en artikelen 5 tot 8, 12, 13, 14, 15, § 1 tot 5, 16 tot 31 en 33 tot 61 zijn niet van toepassing op de in artikel 1, 1.2 bedoelde entiteiten; 7. artikelen 3, 4, §§ 1, 3 en 5 en artikelen 5 tot 8, 12, 13, 14, 15, § 1 tot 4, 16 tot 61 zijn niet van toepassing op de in artikel 1, 1.3 bedoelde entiteiten; 8. artikelen 3, 4, §§ 1, 3 en 5 en artikelen 5 tot 8, 12 tot 14, 21 tot 31 en 33 tot 61 zijn niet van toepassing op het IPFI;9. artikelen 3 tot 31 en 33 tot 67 zijn niet van toepassing op het OFFA;10. artikelen 3 tot 8, 12 tot 14, 16 tot 31 en 33 tot 61 zijn niet van toepassing op de CSA;11. artikelen 3 tot 8, 12 tot 31 en 33 tot 61 zijn niet van toepassing op de EAP;12. artikelen 3 tot 8, 12 tot 14, 16 tot 31 en 33 tot 61 zijn niet van toepassing op de CHU;13. artikelen 3 tot 9, 12 tot 14, 16 tot 31, 33 tot 49 en 51 tot 61 zijn niet van toepassing op de sociale dienst;14. artikelen 3, 4, §§ 1, 3 en 4 en artikelen 5 tot 8, 12 tot 31 en 33 tot 61 zijn niet van toepassing op het Consortium de validation des compétences. TITEL II. - Mandataris en beheerder HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de bestuursorganen

Art. 3.De instellingen worden bestuurd door een bestuursorgaan.

Indien het bestuursorgaan van de instelling een deel van zijn bevoegdheden delegeert aan een of meer beperkte bestuursorganen, moet in de beraadslaging over de delegaties worden vermeld welke bestuurshandelingen worden gedelegeerd en voor welke duur, die niet langer mag zijn dan drie jaar en kan worden verlengd.

Er wordt gestemd met een gewone meerderheid en dit wordt bekendgemaakt aan de overheidsbestuurders en commissarissen van de Regering. Deze delegaties worden bekendgemaakt aan derden.

Deze publicatie vervalt na elke volledige vernieuwing van het bestuursorgaan.

Het organiek reglement van het bestuursorgaan kan voorzien in bijzondere meerderheden.

Art. 4.§ 1. Naast de eventuele waarnemers bestaat het bestuursorgaan uit maximaal 13 overheidsbestuurders die door de Regering worden aangewezen voor de duur van de legislatuur, door een evenredige vertegenwoordiging toe te passen van de democratische politieke fracties die in het Parlement zijn erkend, overeenkomstig artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek.

Indien een van deze politieke fracties overeenkomstig de bepalingen in lid 1 geen overheidsbestuurder in het bestuursorgaan van een instelling heeft, wordt ze voor de duur van de legislatuur vertegenwoordigd door een waarnemer die door de Regering op voordracht van deze politieke fractie wordt aangewezen.

De Regering mag maximaal twee onafhankelijke overheidsbestuurders aanwijzen uit de 13 overheidsbestuurders. De onafhankelijke bestuurders worden aangewezen voor de duur van de legislatuur.

De overheidsbestuurders en waarnemers behouden hun mandaat tot ze in de volgende legislatuur effectief worden vervangen. § 2. Alvorens een mandataris aan te wijzen, controleert de Regering: 1° of de kandidaat zich ertoe verbindt voldoende beschikbaar te zijn om zijn mandaat uit te oefenen;2° aan de hand van een curriculum vitae of de kandidaat over de beroepscompetenties en relevante ervaring beschikt, met name op de werkterreinen van de instelling;3° of de kandidaat woonachtig is binnen de Europese Unie. De aanstelling en de voordracht tot aanstelling kunnen slechts plaatsvinden nadat is gecontroleerd of de kandidaat aan de in lid 1, 1° tot 3° bedoelde voorwaarden voldoet. § 3. De Regering wijst uit de leden van het bestuursorgaan de leden aan die in de beperkte bestuursorganen zetelen. Ze worden benoemd door een evenredige vertegenwoordiging toe te passen van de democratische politieke fracties die in het Parlement van de Franse Gemeenschap zijn erkend, overeenkomstig artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek. De voorzitter en de ondervoorzitter zetelen ambtshalve in de beperkte bestuursorganen. De beheerder woont met raadgevende stem vergaderingen van het bestuursorgaan en van de beperkte bestuursorganen bij. § 4. Onverminderd andere bestaande onverenigbaarheden is de hoedanigheid van mandataris en beheerder onverenigbaar met: a) de hoedanigheid van lid van een Regering of Gewestelijke Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;b) de hoedanigheid van lid van een Europese, federale, communautaire en gewestelijke wetgevende vergadering;c) de hoedanigheid van Europees commissaris;d) de hoedanigheid van provinciegouverneur, arrondissementscommissaris of provinciaal gedeputeerde;e) de hoedanigheid van personeelslid van de instelling of haar dochterondernemingen, met uitzondering van de persoon (personen) die verantwoordelijk is (zijn) voor het dagelijkse bestuur;f) het lidmaatschap van een instelling die de democratische beginselen niet naleeft die inzonderheid zijn vermeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide;g) de uitoefening van een ambt dat tot een persoonlijk of functioneel belangenconflict kan leiden, uit hoofde van de uitoefening van het ambt of belangen in een maatschappij of organisatie die zich bezighoudt met een activiteit die rechtstreeks concurreert met die van de betrokken instelling;h) de hoedanigheid van extern raadgever of regelmatige adviesgever van de betrokken instelling.i) de hoedanigheid van lid van een ministerieel kabinet van de Franse Gemeenschap. Een beheerder van wie de ambtstermijn minder dan drie jaar geleden eindigde, mag geen mandataris binnen diezelfde instelling zijn. § 5. De hoedanigheid van waarnemer is voorbehouden aan personen die zijn aangewezen in het in § 1, lid 2 bedoelde geval.

De beperkte bestuursorganen kunnen waarnemers uitnodigen op hun vergaderingen.

Art. 5.De mandatarissen worden gekozen uit personen die aantoonbaar over de juiste diploma's of competenties, integriteit en kennis van openbaar bestuur beschikken.

Art. 6.§ 1. Onverminderd artikel 66, § 2 kunnen de mandatarissen op elk moment door de Regering uit hun ambt worden ontzet, na advies of op voorstel van het bestuursorgaan en na de betrokkene te hebben gehoord, die: 1. een handeling heeft verricht die onverenigbaar is met de opdrachten van de instelling;2. een fout heeft begaan of zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid in de uitoefening van zijn mandaat;3. een activiteit uitoefent die onverenigbaar is met de uitoefening van zijn mandaat, zoals bedoeld in artikel 4, § 4;4. binnen eenzelfde jaar meer dan vijfentwintig procent van de regelmatig bijeengeroepen gewone vergaderingen van het bestuursorgaan zonder geldige reden afwezig is;5. een bepaling van het in artikel 9 bedoelde handvest van de overheidsbestuurder schendt. § 2. Als een mandataris ontslag neemt, overlijdt, uit zijn ambt wordt ontzet of de hoedanigheid verliest op basis waarvan hij is benoemd, wordt hij vervangen volgens dezelfde procedure als de procedure die ten grondslag lag aan zijn benoeming. De vervanger maakt het mandaat af van het lid dat ontslag heeft genomen, is overleden of uit zijn ambt is ontzet. HOOFDSTUK II. - Vorming

Art. 7.In het jaar na hun aanstelling organiseert de instelling voor overheidsbestuurders en waarnemers een cyclus voor permanente vorming over de ontwikkeling van het statuut en het ambt van overheidsbestuurder in het licht van de wetgevings-, sociale, regelgevings- en bestuursontwikkelingen ter zake.

Art. 8.Het bestuursorgaan van elke instelling keurt jaarlijks een informatierapport goed over de vormingen die worden gevolgd door de overheidsbestuurders en waarnemers, en stuurt het naar de voogdijminister en naar de minister van Begroting. HOOFDSTUK III. - Handvest van de overheidsbestuurder

Art. 9.§ 1. Elke overheidsbestuurder en elke waarnemer verbindt zich ertoe het handvest van de overheidsbestuurder na te leven, dat hij bij zijn aanstelling ondertekent.

Zijn aanstelling gaat pas in op de datum waarop hij het handvest ondertekent.

Het handvest van de overheidsbestuurder, waarin de verbintenissen van elke overheidsbestuurder en elke waarnemer bij de uitoefening van hun mandaat zijn vastgelegd, is het voorwerp van een besluit van de Regering.

Het handvest van de overheidsbestuurder moet minstens de volgende verbintenissen bevatten: 1. naleving van de wet, de beheersovereenkomst en meer in het algemeen de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van de instelling;2. toezicht op de naleving van de belangen van de instelling;3. toezicht op de efficiënte werking van het bestuursorgaan en van de beperkte bestuursorganen;4. bescherming van de belangen van de Franse Gemeenschap;5. nakoming van de verplichting om de Regering van tevoren en achteraf te informeren bij crisismomenten of strategische beslissingen, ongeacht of deze beslissingen al dan niet verband houden met de opdrachten van openbare dienst;6. de uitzonderlijke verplichting voor de voorzitter om zich bij strategische beslissingen of crisismomenten aan een bijzonder en gemotiveerd mandaat van de Regering te houden;7. het onder alle omstandigheden laten primeren van de belangen van de instelling en van de Franse Gemeenschap boven de directe of indirecte persoonlijke belangen van de overheidsbestuurder;8. de juiste ontwikkeling van de beroepscompetenties in de uitoefening van zijn opdracht;9. door een uittreksel uit het strafregister voor te leggen, zoals bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van strafvordering, of bij gebreke daarvan een verklaring op eer, moet de kandidaat bewijzen dat hij geen strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die onverenigbaar is met de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder;10. naleving van de deontologische regels, in het bijzonder met betrekking tot belangenconflicten, het gebruik van voorkennis, loyaliteit, discretie en goed beheer van overheidsgelden. De toezichthoudende minister en de commissarissen van de Regering ontvangen kopieën van de handvesten die door de overheidsbestuurders en waarnemers zijn ondertekend. § 2. In afwijking van § 1, lid 4 zijn punten 5 en 6 niet van toepassing op de overheidsbestuurders die zijn aangeduid bij de CSA. HOOFDSTUK IV. - Bezoldiging en zitpenningen voor de overheidsbestuurders, de waarnemers en de beheerder, en Bezoldigingscomité Afdeling I. - Bezoldiging en zitpenningen voor de

overheidsbestuurders, de waarnemers en de beheerder

Art. 10.§ 1. De Regering bepaalt de vormen, de maximumbedragen en de toewijzingsmodaliteiten van de bezoldiging en de zitpenningen van de overheidsbestuurders en waarnemers met inachtneming van de plafonds bedoeld in lid 3, 3°.

Voor instellingen die zijn onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, stelt het bestuursorgaan bij de aanstelling van de bestuurders, in overleg met de aandeelhouders en op voorstel van het bezoldigingscomité, de vormen, bedragen en toewijzingsmodaliteiten van hun bezoldiging en zitpenningen voor aan de algemene vergadering, met inachtneming van de plafonds bedoeld in lid 3, 3° en het besluit van de Regering bedoeld in lid 1.

Het bestuursorgaan bepaalt, in voorkomend geval op voorstel van het bezoldigingscomité, de bezoldiging en de waarde van de zitpenningen, rekening houdend met de sector waarin de instelling actief is, het verantwoordelijkheidsniveau en met inachtneming van de volgende regels: 1° de overheidsbestuurder kan een zitpenning ontvangen voor elke vergadering die hij effectief bijwoont.2° alleen een overheidsbestuurder die een ambt van voorzitter bekleedt, kan voor de uitoefening van zijn ambt binnen het bestuursorgaan, in de plaats van de zitpenningen bedoeld in 1°, een vaste bezoldiging en voordelen in natura ontvangen, met inachtneming van de plafonds bedoeld in 3°. De overheidsbestuurder die het ambt van ondervoorzitter bekleedt, kan ook een bezoldiging en voordelen in natura ontvangen in de plaats van zitpenningen, op voorwaarde dat hij lid is van het beperkte bestuursorgaan. Het bestuursorgaan van een instelling bedoeld in artikel 1.1 en 1.2 kan slechts één ondervoorzitter hebben;

In afwijking van het voorgaande lid kunnen de leden van het bureau van de CSA die geen ambt van ondervoorzitter bekleden, een bezoldiging ontvangen met inachtneming van hetzelfde plafond als het plafond dat van toepassing is op de ondervoorzitter. 3° de jaarlijkse brutobezoldiging van een overheidsbestuurder die een ambt van voorzitter of ondervoorzitter bekleedt, of het jaarlijkse bedrag van de zitpenningen van een bestuurder die de genoemde ambten niet bekleedt, is niet hoger dan: a) 19.997,14 euro voor de voorzitter van het bestuursorgaan; b) 14.997,87 euro voor de ondervoorzitter van het bestuursorgaan, op voorwaarde dat hij lid is van het beperkte bestuursorgaan; c) 4.999,28 euro voor een overheidsbestuurder.

Deze bedragen zijn exclusief: a) de bedragen die worden ontvangen als vergoeding voor onkosten die namens de instelling zijn gemaakt;b) voordelen van alle aard die voortvloeien uit het privégebruik van werkmiddelen, zoals mobiele telefoons en laptops;deze werkmiddelen worden na afloop van het mandaat door de begunstigde teruggegeven; c) de premies voor de verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid en de rechtsbijstandsverzekering, en de premies met het oog op de dekking van de kosten die worden gemaakt als gevolg van de gezondheidstoestand van de overheidsbestuurder, en die ten laste zijn van de instelling. Elk ander voordeel in natura dat automatisch is verbonden aan de uitoefening van het mandaat, is verboden. 4° de reiskosten die voortvloeien uit verplaatsingen die worden gemaakt voor de behoeften die inherent zijn aan de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder of waarnemer, geven aanleiding tot een tegemoetkoming in de vormen en onder de voorwaarden die zijn bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.5° een waarnemer kan een zitpenning ontvangen voor zijn effectieve deelname aan een vergadering onder dezelfde voorwaarden als de overheidsbestuurders.6° alleen de vergaderingen van de bestuursorganen, het beperkte bestuursorgaan indien dit werd opgericht, het auditcomité en het bezoldigingscomité kunnen aanleiding geven tot een zitpenning, met een maximum van één zitpenning per vergadering die de overheidsbestuurder effectief bijwoont, of aanleiding geven tot de toekenning van een bezoldiging en voordelen in natura.7° aan dezelfde overheidsbestuurder kan slechts één zitpenning per dag worden toegekend, ongeacht de aard en het aantal van de vergaderingen die hij binnen dezelfde instelling heeft bijgewoond.8° het totale bedrag dat een niet-verkozene ontvangt voor de uitoefening van al zijn openbare mandaten, is gelijk aan of lager dan 50% van het bedrag van de parlementaire vergoeding die de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers ontvangen. Het totale bedrag dat een verkozene ontvangt voor de uitoefening van al zijn openbare mandaten, is gelijk aan of lager dan 150% van het bedrag van de parlementaire vergoeding die de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers ontvangen.

De bedragen bedoeld in lid 3, 3° zijn gekoppeld aan de spilindex 138.01 van 1 januari 1990.

Met betrekking tot lid 3, 8° wordt het mandaat van beheerder dat voltijds of in hoofdberoep wordt uitgeoefend in het kader van een directe of indirecte arbeidsrelatie, in loondienst, als zelfstandige of statutair, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het plafond.

Onverminderd het indexeringsmechanisme mag de bezoldiging, inclusief voordelen in natura, van een bestuurder niet hoger zijn dan de bezoldiging van een overheidsbestuurder die op 31 december 2019 in dienst was bij de betrokken instelling, en hetzelfde ambt uitoefende. 9° tijdens hun mandaat voorziet het bestuursorgaan elke overheidsbestuurder en elke waarnemer van de instrumenten die ze nodig hebben om hun opdracht uit te voeren. § 2. De bezoldiging van de voorzitter en de ondervoorzitter bedoeld in paragraaf 1, lid 3, 2° wordt berekend voor het bijwonen van alle vergaderingen van de bestuursorganen die de voornoemde ambten moeten bijwonen. Wanneer is vastgesteld dat een vergadering niet werd bijgewoond, wordt het bedrag van de bezoldiging dienovereenkomstig verlaagd.

Als de voorzitter en de ondervoorzitter de vergadering niet effectief hebben bijgewoond, worden ze als afwezig beschouwd. Volledige of gedeeltelijke afwezigheid op een vergadering van een bestuursorgaan wegens ziekte, zwangerschapsverlof, vaderschapsverlof, adoptieverlof of overmacht wordt niet als afwezigheid beschouwd indien dit naar behoren wordt gemotiveerd.

De bezoldiging wordt maandelijks na vervallen termijn betaald tegen een tarief van 1/12e.

Het bestuursorgaan van de instelling die de voorzitter en de ondervoorzitter bezoldigt, voegt bij het in artikel 15 bedoelde bezoldigingsverslag een jaarlijkse samenvattende fiche met de betaalde bedragen en de bijbehorende motivering voor elke maand.

Art. 11.§ 1. Het bezoldigingsplafond van de beheerder van een instelling bedraagt 245.000,00 euro bruto per jaar.

Het bezoldigingsplafond van 245.000,00 euro bruto per jaar wordt elk jaar op 1 januari geïndexeerd door de volgende formule toe te passen: het bezoldigingsplafond is gelijk aan 245.000,00 euro vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen in december (basis 2004) en gedeeld door 121,66 (indexcijfer van de consumentenprijzen in december 2012, basis 2004).

Als het ambt van beheerder deeltijds wordt uitgeoefend, wordt het bezoldigingsplafond berekend naar rato van de overeengekomen arbeidsregeling. § 2. Het maximumbedrag bedoeld in § 1 wordt verkregen door optelling van alle sommen in geld en alle in geld waardeerbare voordelen die de beheerder in ruil voor of in verband met zijn mandaat ontvangt van de werkgever of van direct met hem verbonden rechtspersonen, en omvat minstens: 1° het brutomaandsalaris;2° de premies en toeslagen die worden toegekend krachtens de geldende arbeidswet- en -regelgeving of collectieve overeenkomsten die van toepassing zijn op de instelling;3° in voorkomend geval de krachtens een beslissing van de werkgever aan de beheerder toegekende premie, waarvan het jaarlijkse bedrag niet meer mag bedragen dan een vijfde van het in § 1 bedoelde salaris;4° in voorkomend geval de variabele bezoldigingen die worden toegekend op basis van meetbare doelstellingen van financiële of andere aard die ten minste zes maanden van tevoren worden vastgesteld, en waarvan het totale jaarlijkse bedrag niet meer mag bedragen dan een vijfde van het in § 1 bedoelde salaris;5° in voorkomend geval de voordelen, met inbegrip van de door de werkgever betaalde bijdragen ten behoeve van de beheerder, die voortvloeien uit een aanvullende pensioenregeling van welke aard ook. § 3. Voor de berekening van het in § 1 bedoelde maximumbedrag wordt geen rekening gehouden met: 1° de bedragen die worden ontvangen als vergoeding voor onkosten die namens de instelling zijn gemaakt, als ze zijn vastgesteld met inachtneming van de toepasselijke fiscale bepalingen;2° de voordelen van alle aard die voortvloeien uit het privégebruik van werkmiddelen, waaronder een mobiele telefoon, een laptop en de eventuele auto die ter beschikking wordt gesteld, als de fiscale regels worden toegepast;3° de premies voor de verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid en de rechtsbijstandsverzekering, en de premies met het oog op de dekking van de kosten die worden gemaakt als gevolg van de gezondheidstoestand van de beheerder, en die ten laste zijn van de werkgever;4° de vergoedingen voor verblijfs- en verplaatsingskosten, op voorwaarde dat ze aanleiding geven tot een vrijstelling in het kader van de berekening van de personenbelasting. Met betrekking tot de voordelen van alle aard bedoeld in lid 1, 2° worden de werkmiddelen door de beheerder teruggegeven op het einde van de arbeidsrelatie. § 4. De instelling mag het volgende niet aan de beheerder toewijzen: 1° een bezoldiging in de vorm van aandelen, aandelenopties of enig ander product van soortgelijke aard;2° een afscheidspremie ingeval de beheerder vrijwillig of in onderlinge overeenstemming vertrekt, ongeacht de naam of de aard ervan, met inbegrip van giften, onverminderd de eventuele vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens een concurrentiebeding;3° vergoedingen wegens ontslag die niet zijn voorzien in de wetgeving die van toepassing is op de arbeidsrelatie, ingeval de beheerder vertrekt als gevolg van een eenzijdige beëindiging door de instelling, of ingeval de instelling wordt ontbonden, of ingeval de opdracht van de beheerder na afloop van de overeengekomen termijn niet wordt verlengd;4° een aanvullend pensioenplan dat geen verbintenis van het type vaste bijdragen is, zoals gedefinieerd in artikel 3, 14° van de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, ten voordele van alle personeelsleden van de instelling onder strikt identieke voorwaarden. § 5. Behalve de beheerder die directieambten uitoefent, mogen geen andere personeelsleden en andere personen een bezoldiging en voordelen ontvangen die het plafond dat van toepassing is op de beheerder overschrijden, met uitzondering van de ziekenhuisartsen en gezondheidszorgbeoefenaars, bedoeld in respectievelijk artikel 8, 4° en artikel 9 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2008 pub. 31/03/2011 numac 2011000186 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gecoördineerde wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 10/07/2008 pub. 04/06/2010 numac 2010000299 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. - Duitse vertaling sluiten op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. § 6. De bezoldiging of de zitpenningen die een beheerder of een personeelslid ontvangt voor de uitoefening van een mandaat dat direct is afgeleid van het mandaat dat binnen de instelling wordt aangehouden of uitgeoefend, worden rechtstreeks betaald aan de instelling waarvan de persoon die het afgeleide mandaat uitoefent, afkomstig is. § 7. In de overeenkomst van de beheerder kan in voorkomend geval een concurrentiebeding worden opgenomen. Als de beheerder zijn ambten uitoefent in het kader van een arbeidsovereenkomst, kan in voorkomend geval een concurrentiebeding worden toegevoegd vóór het einde van de contractuele relaties of op het moment van beëindiging, met inachtneming van de voorwaarden die zijn vastgelegd in de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, met name gezien de activiteit van de betrokken instelling.

Een overeenkomst van concurrentiebeding kan in voorkomend geval na afloop van de contractuele relaties worden gesloten, gezien de activiteit van de betrokken instelling.

In elk geval wordt het concurrentiebeding voorzien voor een periode van maximaal zes maanden. De vergoeding die in dit verband wordt ontvangen, mag niet hoger zijn dan de basisbezoldiging voor de helft van de voorziene periode van concurrentiebeding. § 8. Een beheerder die naast zijn ambt van beheerder een beroepsactiviteit wil uitoefenen, moet daarvoor toestemming vragen aan het bestuursorgaan waarin hij zijn ambt uitoefent.

Het bestuursorgaan beslist over deze vraag, rekening houdend met de impact die deze andere functie kan hebben op het ambt van beheerder binnen de instelling.

In afwijking van lid 1 is de toestemming van het bestuursorgaan niet vereist in geval van een beroepsactiviteit of een mandaat van bestuurder, bij besluit van de Regering of het Parlement. § 9. Wanneer de op de instelling van toepassing zijnde regelgeving in salarisschalen voorziet, mag het voor de graad van de beheerder vastgestelde salaris niet hoger zijn dan het in § 1 vastgestelde bedrag. § 10. Bij de vaststelling van de bezoldiging van de beheerder houdt de instelling rekening met het volgende: 1° zijn verantwoordelijkheidsniveau;2° zijn anciënniteit;3° zijn ervaring;4° zijn werkterrein;5° de gemiddelde bezoldiging in de betrokken activiteitssector. Afdeling II. - Bezoldigingscomité

Art. 12.Het bestuursorgaan kan uit zijn leden een Bezoldigingscomité samenstellen. Tenzij het bestuursorgaan dit uitdrukkelijk delegeert, bestaat de opdracht van het Comité erin advies uit te brengen over het bezoldigingsbeleid en de bezoldigingspraktijken binnen de instelling, en aanbevelingen te doen over de individuele bezoldiging en welke voordelen ook die worden toegekend aan de beheerders en de leden van het bestuursorgaan.

Art. 13.Het Bezoldigingscomité wordt samengesteld uit overheidsbestuurders door een evenredige vertegenwoordiging toe te passen van de democratische politieke fracties die in de Franse Gemeenschapsraad zijn erkend, overeenkomstig artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek. De voorzitter van het bestuursorgaan mag geen lid zijn van het Bezoldigingscomité.

Het Bezoldigingscomité vergadert ten minste twee keer per jaar en telkens wanneer het dit nodig acht voor de uitvoering van zijn opdrachten.

De commissarissen van de Regering worden uitgenodigd om de vergaderingen van het Bezoldigingscomité bij te wonen.

Het Bezoldigingscomité brengt regelmatig verslag uit aan het bestuursorgaan of het beperkte bestuursorgaan over de uitvoering van zijn opdrachten. HOOFDSTUK V. - Organiek reglement van het bestuursorgaan

Art. 14.Het bestuursorgaan stelt een organiek reglement vast waarin wordt bepaald op welke wijze het zijn bevoegdheden uitoefent.

Dit reglement wordt eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering, samen met een verslag van de commissarissen van de Regering.

Het moet met name de volgende minimumregels bevatten: 1. de grenzen waarbinnen en de vormen waarin het bestuursorgaan sommige van zijn bevoegdheden delegeert.2. de verplichting en de procedure om de Regering van tevoren en achteraf te informeren over strategische beslissingen of crisismomenten.3. de instelling handelt via haar bestuursorganen en de leden van deze organen gaan geen persoonlijke verbintenissen aan die verband houden met de verbintenissen van deze organen.4. de overheidsbestuurders vormen een college, maar in de door hoogdringendheid en het belang van de maatschappij gerechtvaardigde gevallen, en op voorwaarde dat het organiek reglement van het bestuursorgaan dit toelaat, kunnen de overheidsbestuurders de beslissingen van het bestuursorgaan bij eenparige schriftelijke overeenstemming nemen. Deze procedure mag echter niet worden gebruikt voor de goedkeuring van het genoemde reglement, voor de aanwijzing van de voorzitter en de ondervoorzitter, voor de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging van de voorzitter, de ondervoorzitter en de beheerder en van de zitpenningen van de overheidsbestuurders, voor de vaststelling van de jaarrekeningen, voor de aanwending van het kapitaal of voor enig ander geval dat het organiek reglement van het bestuursorgaan beoogt uit te sluiten. 5. een procedure om het bestuursorgaan en de commissarissen van de Regering te informeren in geval van een belangenconflict van een mandataris, evenals de mogelijkheid voor de instelling om de nietigheid te vorderen van besluiten die in strijd met deze bepaling zijn genomen terwijl de andere partij op de hoogte was of had moeten zijn van deze omstandigheid.6. de mandatarissen zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk wanneer een beslissing die is genomen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgesteld in punt 5, hen of een van hen een ongepast financieel voordeel heeft opgeleverd ten nadele van de instelling. TITEL III. - Transparantie van de bezoldigingen

Art. 15.§ 1. Uiterlijk op 30 juni bezorgen de instellingen de Regering een jaarverslag over hun activiteiten in het voorgaande jaar.

De instellingen maken het verslag bekend, met name door het op hun website te publiceren.

Dit verslag vermeldt met name de maatregelen die de instelling heeft genomen om haar opdrachten van openbare dienst en in voorkomend geval haar beheersovereenkomst te vervullen, evenals haar toekomstperspectieven. De Regering stuurt het door naar het Parlement, binnen de maand nadat ze er akte van heeft genomen.

Dit verslag bevat ook een bezoldigingsverslag, waarvan het model is vastgelegd door de Regering en waarin de in §§ 2 en 3 bedoelde naamsgebonden en individuele gegevens zijn opgenomen.

Het doel van dit bezoldigingsverslag is voor transparantie te zorgen met betrekking tot de toepassing van de regels voor de omkadering van de bezoldigingen bedoeld in artikelen 10 en 11, en er de parlementaire controle van mogelijk te maken.

In afwijking van lid 1 is de datum voor de indiening van het jaarlijkse activiteitenverslag van het ONE vastgesteld in artikel 13 van het decreet van 17 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 17/07/2002 pub. 02/08/2002 numac 2002029383 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l'Enfance », afgekort « O.N.E. » sluiten tot hervorming van het Office de la Naissance et de l'Enfance.

Het jaarlijkse activiteitenverslag van de RTBF wordt ook naar de Conseil Supérieur de l'Audiovisuel gestuurd. § 2. Het bezoldigingsverslag bedoeld in § 1 bevat de volgende informatie voor mandatarissen en deeltijdse commissarissen van de Regering: 1° de datum van de aanduiding en de duur van het mandaat;2° het bedrag van de jaarlijkse brutobezoldigingen, vergoedingen en voordelen, evenals de zitpenningen die direct of indirect worden toegekend op basis van hun hoedanigheid van overheidsbestuurder, onafhankelijke bestuurder, voorzitter of ondervoorzitter, waarnemer of deeltijdse commissaris van de Regering, evenals informatie over de mandaten en de bijbehorende bezoldigingen die deze mandatarissen hebben verkregen bij de rechtspersonen waarin de instelling deelnemingen aanhoudt, of waarvoor ze bijdragen levert aan de werking, en waar de mandatarissen op voordracht van de instelling zijn aangeduid;3° het jaarlijkse aantal vergaderingen van het bestuursorgaan en de beperkte bestuursorganen en de aanwezigheid van de mandatarissen en deeltijdse commissarissen van de Regering op deze vergaderingen;4° het jaarlijkse aantal bezoldigde vergaderingen of vergaderingen waarvoor zitpenningen zijn betaald. § 3. Het bezoldigingsverslag bedoeld in § 1 bevat de volgende informatie voor beheerders en titularissen van een directieambt die geen beheerders zijn: 1° a) het type overeenkomst, de datum waarop de overeenkomst is ondertekend, de datum waarop de persoon in dienst is getreden, en in voorkomend geval de datum waarop het mandaat of het ambt eindigde;b) de datum van het aanduidingsbesluit dat is opgesteld overeenkomstig het decreet tot oprichting van de betrokken instelling en de reglementaire bepalingen die de uitvoering ervan waarborgen;2° het bedrag van de jaarlijkse brutobezoldiging, die uit de volgende onderdelen bestaat: a) het jaarlijkse basissalaris;b) in voorkomend geval de aanvullende variabele jaarlijkse bezoldiging die is gekoppeld aan meetbare doelstellingen, en de bijbehorende betalingsvoorwaarden;c) in voorkomend geval het door de instelling betaalde bedrag of andere voordelen die werden verkregen in het kader van een aanvullende pensioenregeling;d) alle andere bestanddelen van de ontvangen bezoldiging, met uitzondering van de bestanddelen bedoeld in artikel 11, § 3;3° alle details over de mandaten en de bijbehorende bezoldigingen die deze beheerders of titularissen van een directieambt die geen beheerders zijn hebben verkregen bij de rechtspersonen waarin de instelling deelnemingen aanhoudt, of waarvoor ze bijdragen levert aan de werking, en waar de beheerders of titularissen van een directieambt die geen beheerders zijn op voordracht van de instelling zijn aangeduid, evenals de datum van de aanduiding en de duur van het mandaat, het jaarlijkse aantal vergaderingen van het bestuursorgaan en de beperkte bestuursorganen, en de aanwezigheid van de beheerders.4° de modaliteiten met betrekking tot de vergoedingen wegens ontslag. Bij ontslag wordt het bedrag van de ontvangen vergoedingen wegens ontslag ook vermeld in het bezoldigingsverslag bedoeld in § 1. § 4. In het jaarlijkse verslag over de activiteiten van de instelling of, bij gebreke daarvan, het jaarverslag wordt ook verslag uitgebracht over de toepassing van de maatregelen ter bevordering van een gelijke aanwezigheid van mannen en vrouwen en over de verdeling volgens geslacht van de verleende mandaten. § 5. In het jaarlijkse activiteitenverslag of het jaarlijkse verslag met betrekking tot de subsidie dat krachtens andere wetgeving wordt opgesteld, worden de in §§ 2 en 3 van dit artikel opgenomen gegevens vermeld.

Zodra het is opgesteld, bezorgt de instelling dit verslag aan de Regering. De instelling maakt het verslag bekend, met name door het op haar website te publiceren. § 6. De gegevens bedoeld in §§ 2 en 3 worden maximaal 5 jaar bewaard en toegankelijk gemaakt.

TITEL IV. - Beheersovereenkomst HOOFDSTUK I. - Definitie en inhoud

Art. 16.§ 1. De regels en modaliteiten op basis waarvan een instelling de haar door het decreet toevertrouwde opdrachten van openbare dienst uitvoert, worden vastgelegd in een beheersovereenkomst die wordt gesloten tussen de Franse Gemeenschap en de in artikel 1, 1.1 bedoelde instelling. § 2. Onverminderd andere bepalingen die onder specifieke wetgeving voor de instelling vallen, regelt deze beheersovereenkomst het volgende: 1. de taken die de instelling op zich neemt om haar opdrachten van openbare dienst uit te voeren, hierna de "taken van openbare dienst" genoemd;2. de beginselen die de tarieven regelen voor de prestaties die worden verricht in het kader van de taken van openbare dienst, hierna de "prestaties van openbare dienst" genoemd;3. de gedragsregels, de verbintenissen en de te bereiken doelstellingen ten aanzien van de gebruikers van de prestaties van openbare dienst en de belanghebbenden in de sector;4. de vaststelling, de berekening en de betalingsvoorwaarden van eventuele dotaties of subsidies ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, waarvan de Franse Gemeenschap aanvaardt om ze te bestemmen voor de dekking van de kosten die voor de instelling voortvloeien uit haar taken van openbare dienst;5. de vaststelling, de berekening en de betalingsvoorwaarden van de eventuele vergoedingen die de instelling aan de Franse Gemeenschap moet betalen, met name met betrekking tot de voordelen die zijn verbonden aan de eventuele exclusieve rechten van de instelling en, in voorkomend geval, de gebruiksrechten die de Gemeenschap aan de instelling heeft toegekend voor goederen;6. in voorkomend geval doelstellingen met betrekking tot de financiële structuur van de instelling;7. in voorkomend geval regels voor de verdeling van de nettowinsten;8. in voorkomend geval de vaststelling van een bedrag voor onroerendgoedtransacties waarvoor de voorafgaande toestemming van de toezichthoudende minister en de minister van Begroting is vereist en, in voorkomend geval, de vaststelling van een termijn bij het verstrijken waarvan de toestemming wordt geacht te zijn verleend;9. een imprevisieclausule die het mogelijk maakt bepaalde parameters van de beheersovereenkomst te wijzigen als gevolg van onvoorziene omstandigheden of overmacht;10. de sancties ingeval de instelling haar uit de beheersovereenkomst voortvloeiende verbintenissen of doelstellingen niet nakomt of niet bereikt. § 3. De beheersovereenkomst wordt zo opgesteld dat er concrete en meetbare doelstellingen worden vastgesteld voor de resultaten op het gebied van dienstverlening aan het publiek. Daartoe zal de betrokken instelling, alvorens te onderhandelen over een nieuwe beheersovereenkomst, een enquête houden bij de gebruikers en de belanghebbenden in de sector om hun behoeften te kennen, tenzij de Regering een afwijking toestaat indien de aard van de instelling dit rechtvaardigt. § 4. Elke uitdrukkelijke ontbindende clausule in de beheersovereenkomst wordt als ongeschreven beschouwd. Artikelen 5.90 tot 5.96 van de wet van 28 april 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2022 pub. 01/07/2022 numac 2022032058 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 28/04/2022 pub. 01/07/2022 numac 2022032057 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende boek 1 "Algemene bepalingen" van het Burgerlijk Wetboek sluiten houdende invoeging van boek 5 "Verbintenissen" van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de beheersovereenkomst. De partij jegens wie een verplichting uit de beheersovereenkomst niet wordt nagekomen, kan slechts nakoming van de verplichting vorderen en in voorkomend geval schadevergoeding eisen, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties waarin de beheersovereenkomst voorziet. § 5. De eventuele algemene financiële verplichtingen van de Franse Gemeenschap tegenover een instelling zijn beperkt tot de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van de beheersovereenkomst die met de instelling is gesloten. HOOFDSTUK II. - Afsluiting en goedkeuring, opvolging en evaluatie, beëindiging en verlenging

Art. 17.Tijdens de onderhandelingen over en de afsluiting van de beheersovereenkomst wordt de Franse Gemeenschap vertegenwoordigd door de toezichthoudende minister.

Tijdens de onderhandelingen over de beheersovereenkomst wordt de instelling ten minste vertegenwoordigd door haar beheerder en haar voorzitter. De beheersovereenkomst moet worden goedgekeurd door het bestuursorgaan met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen.

De beheersovereenkomst treedt pas in werking nadat ze is goedgekeurd bij besluit van de Regering, en op de in dat besluit vastgestelde datum. De beheersovereenkomst wordt tegelijkertijd naar het Parlement gestuurd.

Art. 18.§ 1. Jaarlijks vindt er een vergadering plaats tussen de instelling, de toezichthoudende minister, de minister van Begroting en de minister-president om met name de uitvoering van de beheersovereenkomst te evalueren. § 2. De beheersovereenkomst wordt om de twee jaar geëvalueerd op basis van een boordtabel met indicatoren, waarvan de parameters zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst. Deze boordtabel wordt opgesteld door de instelling en in voorkomend geval in onderling overleg aangepast aan veranderingen in de marktomstandigheden en technische ontwikkelingen door objectieve parameters toe te passen, die zijn vastgelegd in de beheersovereenkomst.

Deze door een van de of beide partijen voorgestelde aanpassingen worden overeenkomstig artikel 17 doorgevoerd. § 3. De toezichthoudende minister, de minister van Begroting en de minister-president sturen de evaluatie van de beheersovereenkomst samen met hun opmerkingen naar de regering, op hetzelfde moment als het in artikel 15 bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag. § 4. De Regering kan de instelling vragen om een externe evaluatie van de beheersovereenkomst te laten uitvoeren. § 5. De beheersovereenkomst wordt afgesloten voor ten minste drie jaar en maximaal vijf jaar.

De beheersovereenkomst van het IPFI bestrijkt een periode die overeenkomt met de academische jaren. § 6. Uiterlijk zes maanden nadat de beheersovereenkomst is verstreken, dient het beperkte bestuursorgaan bij de toezichthoudende minister een ontwerp voor een nieuwe beheersovereenkomst in.

Als er na afloop van een beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt de overeenkomst van rechtswege verlengd tot er een nieuwe beheersovereenkomst in werking treedt. Deze verlenging wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de toezichthoudende minister.

Indien een jaar na de in het vorige lid bedoelde verlenging geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, kan de Regering voorlopige regels vaststellen betreffende de in artikel 16, § 2 bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels gelden als een nieuwe beheersovereenkomst en zijn van toepassing tot er een nieuwe beheersovereenkomst, die is afgesloten overeenkomstig artikel 17, in werking treedt.

Art. 19.De besluiten tot goedkeuring van een beheersovereenkomst, of van de aanpassing ervan, en de besluiten tot vaststelling van de voorlopige regels worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

De bepalingen van de beheersovereenkomst of in voorkomend geval de voorlopige regels worden gepubliceerd als bijlage bij het besluit, met uitzondering van de bepalingen die industriële of commerciële geheimen bevatten.

TITEL V. - Recht van de gebruikers

Art. 20.Tenzij de Regering een afwijking toestaat, richten de instellingen intern een dienst op voor de behandeling van klachten van gebruikers.

Deze klacht moet worden gemotiveerd door de bevinding dat de instelling haar verplichtingen tegenover gebruikers niet is nagekomen in het kader van de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst.

Het bestuursorgaan van de instelling legt de te volgen procedure voor de behandeling van deze klachten vast in het huishoudelijk reglement van de in lid 1 bedoelde dienst, dat het ter goedkeuring voorlegt aan de toezichthoudende minister.

Art. 21.De in artikel 20 bedoelde dienst kan in het kader van een bij de dienst ingediende klacht zonder verplaatsing kennisnemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en in het algemeen alle documenten en geschriften van de instelling die rechtstreeks verband houden met het onderwerp van de klacht.

De dienst kan de beheerder, de mandatarissen, de deeltijdse commissarissen van de Regering, de ambtenaren en aangestelden van de instelling altijd om uitleg of informatie vragen en alle controles uitvoeren die nodig zijn voor zijn onderzoek. De informatie die op die manier wordt verkregen, wordt door de dienst als vertrouwelijk behandeld wanneer openbaarmaking de instelling in het algemeen zou kunnen schaden.

TITEL VI. - Administratieve en budgettaire controle

Art. 22.Elke instelling wordt onderworpen aan een interne en externe administratieve en budgettaire controle.

De interne controle wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I of overeenkomstig de bepalingen van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 2016 tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest tot oprichting van een gezamenlijke Auditdienst, met name "Service commun d'audit de la Fédération Wallonie-Bruxelles et de la Wallonie". HOOFDSTUK I. - Interne controle Afdeling 1. - Auditcomité

Art. 23.Het bestuursorgaan van een instelling stelt uit zijn leden een auditcomité samen.

Art. 24.Het auditcomité bestaat uit leden van het bestuursorgaan die geen lid zijn van het beperkte bestuursorgaan, en eventueel een extern lid. De voorzitter van het bestuursorgaan mag geen lid zijn van het auditcomité. Het maximumaantal leden van het auditcomité mag niet meer bedragen dan vijfentwintig procent van het aantal leden van het bestuursorgaan, maar het moeten er minstens vier zijn.

De voorzitter wordt intern aangewezen. Een lid van de auditcel staat in voor het secretariaat.

Ten minste één lid van het auditcomité heeft praktijkervaring of technische kennis van boekhouden of auditing.

De beheerder van de instelling wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het auditcomité bij te wonen, met raadgevende stem. De commissarissen van de regering worden uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen.

Art. 25.Om de zes maanden brengt de voorzitter van het auditcomité verslag uit over de uitvoering van de opdrachten van de cel aan de bestuursorganen van de instelling.

Art. 26.§ 1. Het bestuursorgaan bepaalt de opdrachten van het auditcomité, die ten minste het volgende omvatten: 1° het verstrekken aan het bestuursorgaan van informatie over de resultaten van de wettelijke controle van de jaarrekeningen en van uitleg over de manier waarop de wettelijke controle van de jaarrekeningen en in voorkomend geval de geconsolideerde jaarrekeningen hebben bijgedragen tot de integriteit van de financiële informatie, en over de rol die het auditcomité in dit proces heeft gespeeld;2° het opvolgen van het proces voor financiële verslaggeving en het doen van aanbevelingen of voorstellen om de integriteit ervan te waarborgen;3° het opvolgen van de efficiëntie van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de instelling, evenals de opvolging van de interne audit en de efficiëntie ervan;4° het opvolgen van de wettelijke controle van de jaarrekeningen, met inbegrip van de opvolging van de vragen en aanbevelingen van de commissaris(sen) van de Regering;5° het evalueren van de manier waarop de doelstellingen zijn vastgesteld voor de ondernomen acties en de uitgevoerde projecten, en of deze doelstellingen overeenkomen met het doel van de instelling, met inbegrip van de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst en de beheersovereenkomst;6° het beoordelen van de door de instelling ondernomen acties en uitgevoerde projecten om te bepalen in hoeverre de resultaten in lijn zijn met de vastgestelde doelstellingen;7° het bijdragen aan het managementproces van de instelling, door de processen te evalueren en te verbeteren waarmee de doelstellingen worden bepaald, meegedeeld en gerapporteerd, en waarmee de opdrachten van openbare dienst en de beheersovereenkomst worden gerespecteerd;8° het verlenen van advies op gemotiveerd verzoek van de beheerder of een overheidsbestuurder. § 2. Bij de uitvoering van zijn opdrachten vertrouwt het auditcomité op de operationele ondersteuning van een interne audit-cel.

Het auditcomité brengt regelmatig verslag uit aan het bestuursorgaan over de uitvoering van zijn opdrachten, ten minste wanneer dit bestuursorgaan de begroting en de jaarrekeningen opstelt. Afdeling 2. - Interne audit-cel

Art. 27.In elke instelling wordt een interne audit-cel opgezet, tenzij de Regering een afwijking toestaat. De aanvraag tot afwijking moet door de instelling naar behoren worden gemotiveerd.

Art. 28.De interne audit-cel bestaat uit deskundigen die door het bestuursorgaan van de instelling zijn aangesteld, na advies van de beheerder, en die over kwalificaties of relevante ervaring op het gebied van openbaar bestuur en in de respectieve domeinen van de opdrachten van de betrokken instelling beschikken.

Voor de instellingen waarvan de personeelsleden aan een statuut zijn onderworpen, worden de verbintenissen aangegaan met inachtneming van de algemene beginselen van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de Rijkspersoneelsleden die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie, evenals op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.

Art. 29.In het organogram valt de interne audit-cel functioneel onder de voorzitter van het auditcomité en administratief onder de beheerder, zodat ze haar opdrachten kan uitvoeren zonder met inmenging te maken te krijgen die haar onafhankelijkheid en objectiviteit in het gedrang brengt.

Elk jaar maakt het bestuursorgaan een voorlichtingsverslag op dat is opgesteld door de interne audit-cel, en waarin wordt verklaard dat de cel alle garanties van onafhankelijkheid en objectiviteit biedt. Dit verslag wordt naar de betrokken toezichthoudende minister, de minister van Begroting en de minister-president gestuurd. De toezichthoudende minister stuurt het door naar de Regering.

Art. 30.De opdrachten van de cel zijn de volgende: 1. de efficiëntie van het risicobeheer binnen de instelling monitoren en evalueren.2. de risico's evalueren die zijn verbonden aan het beheer van de instelling en de manier waarop informatie binnen de instelling wordt verspreid, met betrekking tot: a) de betrouwbaarheid en integriteit van de financiële en operationele informatie;b) de efficiëntie van de door de instelling ondernomen acties;c) de bescherming van haar financiële middelen;d) de naleving van de geldende wetten, decreten en voorschriften;e) de naleving van de opdrachten van openbare dienst en de beheersovereenkomst.3. de relevantie en de efficiëntie evalueren van het managementcontrolesysteem en van de wijzen waarop de ermee samenhangende informatie binnen de instelling wordt verspreid, met betrekking tot: a) de betrouwbaarheid en integriteit van de financiële en operationele informatie;b) de efficiëntie van de door de instelling ondernomen acties;c) de bescherming van haar financiële middelen;d) de naleving van de geldende wetten, decreten en voorschriften;e) de naleving van de opdrachten van openbare dienst en de beheersovereenkomst.4. bepalen in welke mate er doelstellingen zijn vastgesteld voor de ondernomen acties en de uitgevoerde projecten, en of deze doelstellingen overeenkomen met het doel van de instelling, met inbegrip van de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst en de beheersovereenkomst. Wat de RTBF betreft, worden de opdrachten bedoeld in 2°, 3° en 4° uitgevoerd onverminderd de wettelijke bepalingen inzake audiovisuele aangelegenheden, en in het bijzonder het decreet AMD-VPD. 5. de door de instelling ondernomen acties en uitgevoerde projecten beoordelen om te bepalen in hoeverre de resultaten in lijn zijn met de vastgelegde doelstellingen.6. bijdragen aan het managementproces van de instelling door het proces te evalueren en te verbeteren waarmee de doelstellingen worden bepaald en meegedeeld, en waarmee de instelling verslag uitbrengt en haar opdrachten van openbare dienst en haar beheersovereenkomst respecteert.7. advies verlenen op gemotiveerd verzoek van de beheerder, het auditcomité of op aanvraag van een gewone meerderheid van de bestuurders van het bestuursorgaan.

Art. 31.De leden van het auditcomité en de deskundigen van de interne audit-cel hebben de ruimste bevoegdheden om hun opdrachten uit te voeren.

Ze kunnen elk document opvragen dat ze nuttig achten voor de uitoefening van hun ambten.

Ze hebben een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie waarvan ze tijdens de uitvoering van hun opdrachten in kennis worden gesteld. HOOFDSTUK II. - Externe controle Afdeling I. - Commissarissen van de Regering

Onderafdeling I. - Voorwaarden voor benoeming

Art. 32.§ 1. De externe controle van elke in artikel 1, 1.1. bedoelde instelling wordt, telkens binnen het eigen bevoegdheidsgebied, uitgevoerd door: a) twee commissarissen van de Regering;b) twee commissarissen voor de rekeningen. De Regering kan een commissaris van de Regering vast benoemen bij de entiteiten bedoeld in artikel 1, 1.2. De Regering bepaalt de opdrachten en de modaliteiten van de controle die in dit kader wordt uitgevoerd.

In afwijking van lid 1 wordt de externe controle van de in artikel 1, 1, 1.1, e), g), i), j) en k) bedoelde instellingen uitgevoerd door een commissaris van de Regering en een commissaris voor de rekeningen. § 2. De externe controle van elke maatschappij voor schoolgebouwen en elke maatschappij voor vermogensbeheer wordt op permanente basis uitgevoerd door een commissaris van de Regering. § 3. In elke instelling bedoeld in paragraaf 1, lid 1 van dit artikel wordt een van de twee commissarissen van de Regering vast benoemd en oefent hij zijn ambt voltijds uit, terwijl de andere wordt aangeduid op tijdelijke basis voor de duur van de legislatuur en zijn ambt deeltijds uitoefent. § 4. Eenzelfde commissaris van de Regering of eenzelfde commissaris voor de rekeningen kan worden toegewezen aan verschillende instellingen, entiteiten, maatschappijen voor schoolgebouwen of maatschappijen voor vermogensbeheer.

Art. 33.§ 1. De vastbenoemde commissarissen van de Regering worden aangeduid door de Regering na een publieke oproep tot kandidaatstelling bij de Regering.

De kandidaten voor een vaste benoeming als commissaris van de Regering moeten aan de volgende algemene toelaatbaarheidsvereisten voldoen: 1° zich gedragen in overeenstemming met de eisen van het ambt;2° burgerlijke en politieke rechten genieten;3° de dienstplichtwetten naleven. De kandidaten voor een vaste benoeming als commissaris van de Regering moeten in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau 1, of laureaat zijn van een vergelijkend examen dat toegang verleent tot niveau 1 of een gelijkwaardig niveau.

Alvorens een commissaris van de Regering vast te benoemen, controleert de Regering of de kandidaat aan de voorwaarden voldoet van lid 2 en 3, en of hij of zij zich niet in een van de in artikel 34 bedoelde hypothesen bevindt. § 2. De deeltijdse commissarissen van de Regering worden in het begin van elke legislatuur aangeduid door de Regering, op voordracht van de toezichthoudende minister. Ze kunnen op elk moment uit hun ambt worden ontzet.

Alvorens een deeltijdse commissaris van de Regering aan te duiden, controleert de Regering: 1° of de kandidaat zich ertoe verbindt voldoende beschikbaar te zijn om zijn mandaat uit te oefenen;2° aan de hand van een curriculum vitae of de kandidaat over de beroepscompetenties en relevante ervaring beschikt, met name op de werkterreinen van de instelling;3° of de kandidaat woonachtig is binnen de Europese Unie. De aanduiding en de voordracht tot aanduiding kunnen slechts plaatsvinden nadat is gecontroleerd of de kandidaat aan de in punten 1° tot 3° bedoelde voorwaarden voldoet. § 3. Bij de uitvoering van hun opdrachten ressorteren de commissarissen van de Regering gezamenlijk onder de minister-president, de betrokken toezichthoudende minister en de minister van Begroting.

Onderafdeling 2. - Onverenigbaarheden en afzetting

Art. 34.Het ambt van commissaris van de Regering is onverenigbaar met: 1. de hoedanigheid van lid van een Regering of Gewestelijke Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2. de hoedanigheid van lid van een Europese, federale, communautaire en gewestelijke wetgevende vergadering;3. de hoedanigheid van provinciegouverneur en de hoedanigheid van provinciaal gedeputeerde;4. bestuurder, ambtenaar of aangestelde van de instelling of van de instellingen die er direct of indirect van afhangen;5. de uitoefening van een mandaat of een ambt in een instelling die activiteiten verricht die vergelijkbaar zijn met die van de instelling;6. de hoedanigheid van commissaris voor de rekeningen bedoeld in artikel 50;7. de hoedanigheid van extern raadgever of regelmatige adviesgever van de betrokken instelling;8. de hoedanigheid van lid van de interne audit-cel bedoeld in artikel 28;9. de hoedanigheid van beheerder van een instelling waarover de commissaris van de Regering controle uitoefent; 10. de hoedanigheid van personeelslid van de instelling of de entiteit bedoeld in artikel 1, 1.2 en 1.3. ; 11. het lidmaatschap van een instelling die de democratische beginselen niet naleeft die inzonderheid zijn vermeld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/1981 pub. 20/05/2009 numac 2009000343 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd of van elke andere vorm van genocide.

Art. 35.§ 1. Onverminderd artikel 66, § 2 kan de Regering de deeltijdse commissaris van de Regering, na hem te hebben gehoord, in de volgende gevallen uit zijn ambt ontzetten: 1. als hij een handeling heeft verricht die onverenigbaar is met de opdrachten van de instelling;2. als hij een fout heeft begaan of zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid in de uitoefening van zijn mandaat;3. als hij een activiteit uitoefent die onverenigbaar is met de uitoefening van zijn mandaat, zoals bedoeld in artikel 34;4. als hij binnen eenzelfde jaar meer dan drie regelmatig bijeengeroepen gewone vergaderingen van het bestuursorgaan zonder geldige reden afwezig is;5. als hij een bepaling van het in artikel 41 bedoelde handvest van de commissaris van de Regering schendt. § 2. Als een deeltijdse commissaris van de Regering ontslag neemt, overlijdt, uit zijn ambt wordt ontzet of de hoedanigheid verliest op basis waarvan hij is benoemd, wordt hij vervangen volgens dezelfde procedure als de procedure die ten grondslag lag aan zijn benoeming.

De vervanger maakt het mandaat af van het lid dat ontslag heeft genomen, is overleden of uit zijn ambt is ontzet.

Onderafdeling 3. - Opdrachten

Art. 36.Onverminderd de specifieke opdrachten die door een andere wet of een ander decreet worden toegewezen, zijn de aan de commissarissen van de Regering toevertrouwde opdrachten de volgende: 1. toezien op de behartiging van het algemeen belang en op de naleving van de wetten, de decreten, de ordonnanties en de besluiten, met uitzondering van de wettelijke bepalingen inzake audiovisuele aangelegenheden voor de RTBF; 2. alle overheidsopdrachten van de in artikel 1, 1.1. bedoelde instellingen van een visum voorzien, waarvoor door het bestuursorgaan of het beperkte bestuursorgaan een beslissing is genomen; 3. toezien op de naleving van de opdrachten van openbare dienst, onverminderd het decreet AMD-VPD met betrekking tot de RTBF, en speciaal verslag uitbrengen aan de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting over elke beslissing of handeling van de bestuursorganen die gevolgen kan hebben voor de goede uitvoering ervan;4. toezien op de naleving van de beheersovereenkomst en het ontwikkelingsplan, onverminderd het decreet AMD-VPD met betrekking tot de RTBF, en speciaal verslag uitbrengen aan de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting over elke beslissing of handeling van de bestuursorganen die gevolgen kan hebben voor de eerbiediging ervan;5. verslag uitbrengen aan de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting over alle beslissingen van de bestuursorganen die gevolgen kunnen hebben voor de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap, of die het evenwicht van de financiën van de instelling dreigen te verstoren;6. een gedetailleerd schriftelijk advies bezorgen aan de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting wanneer de commissarissen voor de rekeningen hen ervan in kennis stellen dat ze ernstige en overeenstemmende feiten hebben vastgesteld die de continuïteit van de instelling in het gedrang kunnen brengen;7. een schriftelijk en gedetailleerd advies bezorgen aan de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting wanneer een van de overheidsbestuurders hen in kennis stelt van het bestaan van een belangenconflict tussen een bestuurder en de instelling;8. ten minste om de zes maanden een algemeen verslag opstellen voor de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting.De verslagen worden medeondertekend als er twee commissarissen van de Regering zijn. Deze verslagen bevatten in voorkomend geval de tegengestelde opmerkingen van de commissarissen van de Regering. In voorkomend geval geven de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting de verslagen door aan de Regering die ze van de commissarissen van de Regering hebben ontvangen; 9. tussentijdse verslagen opstellen voor de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting; 10. op vraag van de Regering kunnen de vastbenoemde commissarissen van de Regering in uitzonderlijke omstandigheden worden belast met een opdracht om de continuïteit van het bestuur van een van de in artikel 1, 1.1. bedoelde instellingen te waarborgen, voor een periode van maximaal zes maanden, die één keer kan worden verlengd, en zonder aanvullende bezoldiging.

Onderafdeling 4. - Werking

Art. 37.De commissaris van de Regering woont de vergaderingen bij van het bestuursorgaan van de instelling waarbinnen hij zijn opdrachten uitvoert, evenals de vergaderingen van de comités en organen van deze instelling die beslissingsbevoegdheid hebben bij volmacht van het bestuursorgaan.

Art. 38.De commissarissen van de Regering hebben de ruimste bevoegdheden om hun opdrachten uit te voeren.

Met name via de overheidsbestuurders of de beheerder kunnen ze elk document opvragen dat ze nuttig achten voor de uitoefening van hun ambten. Ze kunnen ze ter plaatse ophalen.

Ze voeren hun opdrachten uit op basis van stukken en ontvangen alle documenten met betrekking tot de agendapunten van de bestuursorganen vijf volle dagen vóór de vergaderingen van het bestuursorgaan, behoudens hoogdringendheid die door het bestuursorgaan wordt gemotiveerd, en drie volle dagen vóór de vergaderingen van het beperkte bestuursorgaan, behoudens hoogdringendheid die door het beperkte bestuursorgaan wordt gemotiveerd.

Ze kunnen vragen om punten op de agenda te plaatsen die ze nuttig achten voor de uitvoering van hun opdrachten.

Ze hebben een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie waarvan ze tijdens de uitoefening van hun ambten in kennis worden gesteld.

Art. 39.§ 1. Elke commissaris van de Regering kan binnen de vier werkdagen bij de Regering een gemotiveerd beroep indienen tegen elke beslissing die hij strijdig acht met het algemeen belang, wetten, decreten, ordonnanties en besluiten, opdrachten van openbare dienst of de beheersovereenkomst.

Dit beroep schorst de beslissing. Binnen dezelfde termijn wordt het bestuursorgaan of het beperkte bestuursorgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen, in kennis gesteld van het beroep. § 2. Deze termijn loopt vanaf de dag van de vergadering waarop het besluit is genomen, op voorwaarde dat de commissaris van de Regering naar behoren was uitgenodigd om de vergadering bij te wonen, en anders vanaf de dag waarop hij van het besluit in kennis is gesteld. § 3. Als de Regering de beslissing niet vernietigt binnen een termijn van twintig werkdagen die begint te lopen op dezelfde dag als de termijn waarover de commissaris van de Regering beschikt, wordt de beslissing definitief. De termijn van twintig werkdagen kan bij besluit van de Regering met nog eens tien werkdagen worden verlengd. § 4. De Regering stelt het bestuursorgaan in kennis van de vernietiging van de beslissing, met een kopie aan de commissaris(sen) van de Regering.

Onderafdeling 5. - Bezoldiging van de deeltijdse commissaris van de Regering

Art. 40.Bij de aanduiding van de commissarissen stelt de Regering, op voorstel van de toezichthoudende minister, de vormen, bedragen en toewijzingsmodaliteiten van hun bezoldiging vast.

Hierbij wordt rekening gehouden met de sector waarin de instelling actief is.

De deeltijdse commissaris van de Regering kan uitsluitend worden bezoldigd door middel van zitpenningen die zijn verschuldigd als hij daadwerkelijk aanwezig is op de vergaderingen van het orgaan die het voorwerp kunnen zijn van een bezoldiging, overeenkomstig leden 5 en 6.

Aan dezelfde Commissaris van de Regering kan slechts één zitpenning per dag worden toegekend, ongeacht de aard en het aantal vergaderingen die hij binnen dezelfde instelling heeft bijgewoond, voor zijn aanwezigheid gedurende de volledige vergadering.

De jaarlijkse bezoldiging van een Commissaris van de Regering mag niet meer bedragen dan 4.999,28 euro. Het bedrag is gekoppeld aan spilindex 138,01 van 1 januari 1990.

De reiskosten die voortvloeien uit verplaatsingen die worden gemaakt voor de behoeften die inherent zijn aan de uitoefening van het mandaat van deeltijdse commissaris van de Regering, geven aanleiding tot een tegemoetkoming in de vormen en onder de voorwaarden die zijn bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

De bedragen die de deeltijdse commissaris van de Regering ten onrechte heeft ontvangen, worden terugbetaald aan de instelling die het te veel betaalde bedrag heeft betaald.

De in dit artikel vastgelegde regels zijn van toepassing op alle akten tot aanduiding van de deeltijdse commissarissen van de Regering, met inbegrip van de akten die vóór de inwerkingtreding van deze bepaling zijn goedgekeurd.

Onderafdeling 6. - Handvest van de deeltijdse commissaris van de Regering

Art. 41.De Regering sluit samen met de deeltijdse commissaris van de Regering een handvest van de commissaris van de Regering af.

De Regering bepaalt de inhoud van dit handvest.

Het bevat ten minste de verbintenis van de commissaris van de Regering: 1° om ervoor te zorgen dat het algemeen belang, de wettigheid en de doelstellingen van de instelling, die zijn gedefinieerd in het regelgevend kader en in de beheersovereenkomst, worden gerespecteerd;2° om de belangen van de publieke aandeelhouder te waarborgen, overeenkomstig de geldende normen, zowel in de overheidsdiensten als in de andere activiteiten van de instelling;3° om zijn beroepscompetenties op de werkterreinen van de instelling te ontwikkelen en op peil te houden;4° om met de nodige zorgvuldigheid alle verslagen en schriftelijke adviezen op te stellen en door te geven aan de betrokken ministers, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;5° om informatie te verstrekken overeenkomstig de bepalingen van dit decreet;6° om vertrouwelijkheid in acht te nemen met betrekking tot de uitvoering van zijn opdracht, en in het bijzonder met betrekking tot informatie en inlichtingen die hem door een minister zijn verstrekt;7° om voldoende beschikbaar te zijn om zijn mandaat uit te oefenen;8° door een uittreksel uit het strafregister voor te leggen, zoals bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van strafvordering, of bij gebreke daarvan een verklaring op eer, moet de kandidaat bewijzen dat hij geen strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die onverenigbaar is met de uitoefening van het mandaat van overheidsbestuurder. De toezichthoudende minister en de commissarissen van de Regering ontvangen kopieën van de handvesten die door de overheidsbestuurders en waarnemers zijn ondertekend.

Een ondertekend exemplaar van het handvest wordt naar de Regering gestuurd. Afdeling II. - Interministerieel college van commissarissen van de

Regering

Art. 42.De vastbenoemde commissarissen van de Regering vormen het Interministerieel college van commissarissen van de Regering. Het valt onder het hiërarchische en administratieve gezag van de Regering. Het Interministerieel college wordt beurtelings voor twee jaar voorgezeten. Het eerste voorzitterschap wordt waargenomen door de oudste commissaris van de Regering, enzovoort.

Onderafdeling 1. - Ter beschikking gesteld personeel en werkingsmiddelen van het Interministerieel college

Art. 43.§ 1. De Regering bepaalt het kader voor het personeel van het Interministerieel college van commissarissen van de Regering en de werkingsmiddelen die nodig en aangewezen zijn voor de uitvoering van hun gezamenlijke en individuele opdrachten.

Het college oefent hiërarchisch en administratief gezag uit over zijn personeelsleden. § 2. Voor de personeelsleden van het Interministerieel college van commissarissen van de Regering geldt een geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 38, lid 5. § 3. De deeltijdse commissarissen van de Regering kunnen een beroep doen op de in § 1 bedoelde personeelsleden volgens in overleg met het Interministerieel college van commissarissen van de Regering vast te stellen modaliteiten.

Onderafdeling 2. - Affectatie van de leden van het Interministerieel college

Art. 44.De commissarissen van de Regering die lid zijn van het Interministerieel college, worden na hun vaste benoeming voor een periode van vijf jaar toegewezen aan een ambtsgebied dat door de Regering wordt vastgelegd. In het begin van elke legislatuur vindt een beweging plaats binnen de zes maanden na de installatie van de nieuwe Regering.

Hetzelfde geldt wanneer een nieuwe commissaris van de Regering vast wordt benoemd tijdens de legislatuur.

Binnen het Interministerieel college van commissarissen zullen voor elk ambtsgebied een werkende commissaris van de Regering en een plaatsvervangende commissaris van de Regering worden aangeduid. Die laatste zal als vervanger moeten optreden wanneer de in eerste instantie aan het ambtsgebied toegewezen commissaris van de Regering minder dan drie maanden afwezig is.

Bij afwezigheid van meer dan drie maanden wijst de Regering buiten het college een plaatsvervangende commissaris van de Regering aan voor de duur van de afwezigheid van de titularis van het ambt.

Hetzelfde geldt ingeval een betrekking definitief vrijkomt. In dat geval wijst de Regering een commissaris van de Regering aan, in afwachting van een vaste benoeming.

De plaatsvervangende commissaris van de Regering heeft hetzelfde statuut als een vastbenoemde commissaris van de Regering.

Onderafdeling 3. - Statuut

Art. 45.Het administratief en geldelijk statuut van de commissarissen van de Regering die lid zijn van het Interministerieel college, wordt bepaald door de Regering.

Onderafdeling 4. - Evaluatie

Art. 46.Het werk dat door de vastbenoemde commissarissen van de Regering wordt uitgevoerd, wordt geëvalueerd door de Regering, die er de procedure voor vastlegt.

De evaluatie vindt om de twee jaar plaats en is gebaseerd op de ambtsbeschrijving, de bekwaamheidsgebieden en de functionele criteria die door de Regering zijn vastgelegd.

Bij gebrek aan een evaluatie binnen de in het vorige lid vastgelegde toegestane termijn wordt ervan uitgegaan dat de evaluatie van de vastbenoemde commissaris van de Regering positief is.

De vastbenoemde commissaris van de Regering wordt definitief ongeschikt verklaard als er in zijn evaluatieverslag twee opeenvolgende keren melding wordt gemaakt van een negatieve evaluatie.

Onderafdeling 5. - Definitieve ambtsneerlegging

Art. 47.Het volgende geeft aanleiding tot een definitieve ambtsneerlegging voor commissarissen van de Regering die lid zijn van het Interministerieel college: 1. vrijwillig ontslag, dat ten minste dertig dagen van tevoren per aangetekende brief moet worden ingediend;2. ontslag van ambtswege;3. ontslag wegens fysieke ongeschiktheid die werd vastgesteld door de administratieve gezondheidsdienst;4. het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijdsgrens;5. een verklaring van onbekwaamheid om het ambt uit te oefenen, naar aanleiding van de evaluatie;6. afzetting als gevolg van een tuchtsanctie.

Art. 48.De Regering beslist over de tuchtregeling voor de commissarissen van de Regering die lid zijn van het Interministerieel college. Afdeling III. - College van commissarissen van de Regering

Art. 49.Alle commissarissen van de Regering komen op initiatief en onder het voorzitterschap van de voorzitter van het Interministerieel college ten minste twee keer per jaar bijeen als College.

Tijdens de vergaderingen van het College bespreken de commissarissen van de Regering transversale kwesties met betrekking tot de controle die ze uitoefenen, en kunnen ze nuttige voorstellen doen aan de Regering.

De Regering, de minister-president, de toezichthoudende minister of de minister van Begroting kunnen elke kwestie die ze nuttig achten aan het College voorleggen.

De werkings- en secretariaatskosten zijn ten laste van het Interministerieel college van commissarissen van de Regering. Afdeling IV. - Commissarissen voor de rekeningen

Onderafdeling 1. - Voorwaarden voor aanstelling en afzetting

Art. 50.De Regering wijst de commissarissen voor de rekeningen voor elke instelling aan, de helft uit de leden van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de andere helft uit de leden van het Rekenhof.

Art. 51.De commissarissen voor de rekeningen kunnen op elk moment door de Regering uit hun ambt worden ontzet. Ze mogen niet meer dan drie opeenvolgende mandaten uitoefenen bij eenzelfde instelling, wat de bedrijfsrevisoren betreft.

Onderafdeling 2. - Onverenigbaarheden

Art. 52.Het ambt van commissaris voor de rekeningen is onverenigbaar met: 1. de hoedanigheid van lid van een Regering en Gewestelijke Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2. de hoedanigheid van lid van een Europese, federale, communautaire en gewestelijke wetgevende vergadering;3. de hoedanigheid van provinciegouverneur en de hoedanigheid van provinciaal gedeputeerde; 4. de hoedanigheid van burgemeester, schepen of voorzitter van het OCMW van een gemeente met meer dan 30.000 inwoners; 5. de hoedanigheid van overheidsbestuurder, waarnemer, ambtenaar of aangestelde van de instellingen waarop dit decreet betrekking heeft, en die er direct of indirect van afhangen;6. de uitoefening van een mandaat of een ambt in een bedrijf dat activiteiten verricht die vergelijkbaar zijn met die van de instelling;7. de hoedanigheid van commissaris of commissaris-bedrijfsrevisor die verantwoordelijk is voor de controle van de rekeningen van een ander bedrijf dat actief is in een soortgelijke sector;8. de hoedanigheid van commissaris van de Regering bedoeld in artikel 32;9. de hoedanigheid van extern raadgever of regelmatige adviesgever van de betrokken instelling;10. de hoedanigheid van lid van de interne audit-cel bedoeld in artikel 27. Onderafdeling 3. - Opdrachten

Art. 53.De opdrachten van de commissarissen voor de rekeningen zijn de volgende: 1. de controle in de instelling van de financiële situatie, de jaarrekeningen en de regelmatigheid, ten aanzien van de geldende regelgeving, de decreten tot oprichting van de instellingen en de beheersovereenkomst, van de in de jaarrekeningen vast te stellen verrichtingen;2. jaarlijks een schriftelijk en gedetailleerd verslag opstellen overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten4 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursinstellingen van de Franse Gemeenschap of, bij ontstentenis daarvan, artikel 3:74 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.Hiertoe bezorgen de bestuursorganen van de instelling aan de commissarissen voor de rekeningen de elementen die nodig zijn om dit verslag op te stellen, binnen de wettelijke termijn bepaald in het voornoemde decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten4 of, bij ontstentenis daarvan, binnen de wettelijke termijn bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, tenzij het decreet tot oprichting van de instelling in een specifieke termijn voorziet. Deze elementen worden ambtshalve ter informatie naar de commissarissen van de Regering gestuurd.

Art. 54.§ 1. Het in artikel 53 bedoelde verslag vermeldt met name: 1. hoe ze hun controles hebben uitgevoerd, en of ze de gevraagde uitleg en informatie hebben gekregen van het bestuursorgaan en de aangestelden van de instelling;2. of de boekhouding is gevoerd, en of de jaarrekeningen zijn opgesteld overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen;3. of de jaarrekeningen volgens hen een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële situatie en de resultaten van de instelling, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, en of de in de bijlage verstrekte verantwoording toereikend is;4. of de voorgestelde winstbestemming in overeenstemming is met de geldende wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen;5. of ze niet op de hoogte zijn van transacties of beslissingen die in strijd met de geldende wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen zijn aangegaan of genomen. Deze verklaring kan echter achterwege blijven wanneer openbaarmaking van de inbreuk de instelling onverantwoorde schade zou kunnen berokkenen, of omdat het bestuursorgaan passende maatregelen heeft genomen om de aldus ontstane onwettige situatie te corrigeren. § 2. Voor de RTBF zal het verslag van de commissarissen voor de rekeningen worden aangevuld met een speciaal verslag dat jaarlijks wordt opgesteld, om: 1° ervoor te zorgen dat artikel 24 van het decreet van 14 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/07/1997 pub. 28/08/1997 numac 1997029295 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende het statuut van de « Radio-Télévision belge de la Communauté française » (1) sluiten houdende het statuut van de "Radio-Télévision belge de la Communauté française" (RTBF) wordt nageleefd;2° ervoor te zorgen dat de effectieve terugbetaling van eventuele overbezoldiging wordt gecontroleerd, overeenkomstig de door de Regering vastgelegde modaliteiten. § 3. In zijn (hun) verslag vermeld(t)(en) en motiveert (motiveren) de commissaris(sen) voor de rekeningen nauwkeurig en duidelijk alle voorbehouden en bezwaren die hij (ze) meent (menen) te moeten formuleren. Zoniet verklaart (verklaren) hij (ze) uitdrukkelijk dat hij (ze) geen voorbehouden of bezwaren heeft (hebben). § 4. Met uitzondering van de RTBF wordt dit verslag doorgegeven: 1. aan de commissarissen van de Regering;2. aan de bestuursorganen;3. aan de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting, die het zullen doorsturen naar de Regering;4. aan het Parlement. Het in § 2 van dit artikel bedoelde speciale verslag wordt onmiddellijk doorgegeven aan het bureau van de Conseil supérieur de l'audiovisuel. Het bureau van de Conseil supérieur de l'audiovisuel publiceert het speciale verslag, na voorafgaande toestemming van het bedrijf met betrekking tot de vertrouwelijke informatie die het bevat.

Als het speciale verslag informatie van vertrouwelijke aard bevat, verstrekt het bedrijf een niet-vertrouwelijke versie van het speciale verslag voor publicatie op de website van de Conseil supérieur de l'audiovisuel.

Onderafdeling 4. - Werking

Art. 55.Om hun opdrachten tot een goed einde te brengen: 1. mogen de commissarissen voor de rekeningen op elk moment de boeken, de briefwisseling, de notulen en in het algemeen alle documenten en geschriften van de instelling inzien, zonder zich te moeten verplaatsen.Ze mogen het bestuursorgaan, de ambtenaren en de aangestelden van de instelling altijd om uitleg of informatie vragen, en alle controles uitvoeren die ze nodig achten; 2. de commissarissen voor de rekeningen mogen het bestuursorgaan vragen om hen op de zetel van de instelling informatie ter beschikking te stellen over verbonden maatschappijen of maatschappijen waarmee een deelnemingsband bestaat, op voorwaarde dat deze informatie hen noodzakelijk lijkt voor de controle van de financiële situatie;3. het bestuursorgaan legt minstens om de zes maanden een boekhoudkundige staat voor aan de commissarissen voor de rekeningen, die is opgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige voorschriften die van toepassing zijn op de instelling;4. wanneer ze tijdens hun controles ernstige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de instelling in gevaar kunnen brengen, brengen ze de volgende personen en lichamen daarvan schriftelijk en gedetailleerd op de hoogte: a) de commissarissen van de Regering;b) de bestuursorganen;c) de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting, die de informatie aan de Regering zullen bezorgen;d) het Parlement;5. de commissarissen voor de rekeningen kunnen een beroep doen op de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld van het Interministerieel college van commissarissen van de Regering.In dergelijke gevallen moeten ze dat aan de voorzitter van het college vragen.

Art. 56.De commissarissen voor de rekeningen hebben een geheimhoudingsplicht ten aanzien van de informatie waarvan ze in het kader van de uitoefening van hun ambten in kennis worden gesteld.

Onderafdeling 5. - Statuut

Art. 57.De Regering bepaalt de werkingsmiddelen en de vergoedingen die aan de commissarissen voor de rekeningen worden toegekend.

Onderafdeling 6. - Verantwoordelijkheden

Art. 58.§ 1. De commissarissen voor de rekeningen zijn aansprakelijk ten opzichte van de instelling voor elke fout die ze begaan bij de uitoefening van hun ambten. § 2. Ze staan zowel ten opzichte van de instelling als ten opzichte van derden in voor alle schade die voortvloeit uit inbreuken op de bepalingen van dit decreet of van het decreet tot oprichting van de instelling waarvan ze de rekeningen controleren. § 3. Ze worden pas van hun aansprakelijkheid ontheven voor inbreuken waaraan ze niet hebben deelgenomen, als ze bewijzen dat ze bij de uitoefening van hun ambten de nodige zorgvuldigheid in acht hebben genomen, en als ze de inbreuken, op voorwaarde dat ze ervan op de hoogte waren, hebben gemeld aan: 1. de commissarissen van de Regering;2. de bestuursorganen;3. de minister-president, de toezichthoudende minister en de minister van Begroting;4. het Parlement. HOOFDSTUK III. - Coördinatie van de administratieve en budgettaire controle.

Art. 59.Het College van commissarissen van de Regering nodigt op initiatief van zijn voorzitter alle commissarissen voor de rekeningen, minstens twee keer per jaar, de leden van de interne audit-cel van alle instellingen en een vertegenwoordiger van het Rekenhof die dat laatste zelf aanduidt, uit om de verschillende vormen van controle te coördineren.

De voorzitters van de auditcomités van de instellingen kunnen ook bij deze vergaderingen worden betrokken.

Art. 60.De Regering kan het Interministerieel college van commissarissen van de Regering vragen om vragen die ze nuttig acht op deze coördinatievergaderingen voor te leggen.

Omgekeerd kan het Interministerieel college voorstellen of adviezen doorgeven aan de Regering die tijdens deze coördinatievergaderingen worden geuit, en die betrekking hebben op de uitgevoerde administratieve en budgettaire controle.

Art. 61.Het Interministerieel college staat in voor het voorzitterschap, het secretariaat en de expertisetaken, en neemt de werkingskosten van deze coördinatievergaderingen op zich.

TiteI VII. Register van de instellingen en controleprocedure

Art. 62.Het controleorgaan bedoeld in het samenwerkingsakkoord van (XXX) tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest ziet toe op de naleving van de bepalingen in deze titel en in dit samenwerkingsakkoord dat aan het genoemde controleorgaan controlebevoegdheden verleent.

In het samenwerkingsakkoord bedoeld in het vorige lid worden ook de modaliteiten voor het beheer van het register van de instellingen vastgelegd, evenals de voorwaarden en modaliteiten voor de indiening en de verwerking van de jaarlijkse aangifte van de mandaten, de modaliteiten voor de verwerking van het kadaster van de mandaten, de middelen die ter beschikking van het controleorgaan worden gesteld, en de modaliteiten voor de werking ervan in verband met de uitvoering van de opdrachten die eraan zijn toevertrouwd.

Art. 63.§ 1. De Regering richt een register van de instellingen op met daarin alle openbare mandaten van de mandatarissen en ambten van de beheerders en deeltijdse commissarissen van de Regering die in de instellingen zijn aangesteld.

Het register bedoeld in lid 1: 1° wordt bij het register gevoegd dat wordt bijgehouden door het in artikel 62 bedoelde orgaan;2° wordt opgericht op basis van de gegevens die door een institutionele informatieverstrekker, onder zijn verantwoordelijkheid, aan de Regering worden doorgegeven;3° wordt beheerd door het Interministerieel college van commissarissen van de Regering. De Regering bepaalt welke gegevens moeten worden doorgegeven, en hoe de verzamelde informatie wordt doorgegeven en gepubliceerd.

De institutionele informatieverstrekker is de beheerder of zijn afgevaardigde. In voorkomend geval stelt de beheerder het Interministerieel college van commissarissen van de Regering in kennis van de aanstelling van zijn afgevaardigde. § 2. De institutionele informatieverstrekker verstrekt onder zijn verantwoordelijkheid het volgende, uiterlijk binnen de vijftien dagen na de installatie van de bestuurders die lid zijn van de bestuursorganen van de instelling, of binnen de dertig dagen op vraag van het Interministerieel college van commissarissen van de Regering: 1° de lijst met interne organen van de instelling en de identiteit van de ervoor aangestelde mandatarissen en de beheerders, met inbegrip van hun rijksregisternummer;2° de lijst met alle dochterondernemingen van de instelling of een dochteronderneming ervan, en de identiteit van de ervoor aangestelde mandatarissen en de beheerders, met inbegrip van hun rijksregisternummer. De institutionele informatieverstrekker verstrekt onder zijn verantwoordelijkheid op doorlopende wijze de informatie bedoeld in lid 1, zodat hij het Interministerieel college van commissarissen van de Regering op de hoogte kan brengen van alle wijzigingen. § 3. De institutionele informatieverstrekker stelt een lijst op met overheidsbestuurders en beheerders die onder de aangifteplicht van dit decreet vallen, en informeert hen over hun verplichtingen, uiterlijk op 30 april van elk jaar. Het Interministerieel college van commissarissen van de Regering of het controleorgaan kan zonder voorwaarden om bewijzen van de naleving van deze bepaling vragen. § 4. Bij niet-naleving van de bepalingen van paragraaf 2 stuurt het Interministerieel college van commissarissen van de Regering een brief naar de institutionele informatieverstrekker, waarin hij wordt herinnerd aan zijn verplichtingen, samen met een rechterlijk bevel om de vereiste informatie binnen de dertig dagen na kennisgeving van de genoemde brief door te geven.

Als de institutionele informatieverstrekker niet tijdig antwoordt, kan hij een boete van honderd tot duizend euro krijgen. § 5. Voor de entiteiten bedoeld in artikel 1, 1.3. geeft het Interministerieel college van commissarissen van de Regering aan het controleorgaan jaarlijks uiterlijk op 30 april een bijgewerkte lijst door van de entiteiten waarop dit decreet betrekking heeft. Het Interministerieel college van commissarissen van de Regering brengt deze entiteiten er uiterlijk tegen 30 september van elk jaar van op de hoogte dat dit decreet op hen van toepassing is.

TITEL VIII. - Opheffings-, wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 64.Het decreet van 9 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten0 betreffende de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, zoals gewijzigd, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 1 dat, voor zover het wordt vermeld in het samenwerkingsakkoord van 20 maart 2014 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap betreffende het bestuur in de uitvoering van de overheidsmandaten binnen de overheidsinstellingen en binnen de van de overheid afgeleide entiteiten, wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord van X tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap met betrekking tot de uitvoering van opdrachten ten voordele van de Franse Gemeenschap door de Directie voor de controle op de mandaten van de Waalse overheidsdienst Binnenlandse aangelegenheden en Sociale actie.

Art. 65.Artikelen 13 en 14 van het decreet van 14 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten3 tot oprichting van een Institut de promotion des formations sur l'islam worden opgeheven.

Art. 66.Artikel 58 van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten4 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de openbare bestuursinstellingen van de Franse Gemeenschap wordt opgeheven ten aanzien van de instellingen bedoeld in artikel 1, met uitzondering van de instellingen bedoeld in artikel 1, 1.1, b) tot e).

Art. 67.In artikel 38, lid 6, 4. van het decreet van 11 juli 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002029419 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan type decreet prom. 11/07/2002 pub. 31/08/2002 numac 2002029418 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs sluiten betreffende het Institut interréseaux de la Formation professionnelle continue worden de woorden "voor de aanstelling van de voorzitter en de ondervoorzitter, voor de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging van de voorzitter, de ondervoorzitter en de beheerder en van de zitpenningen van de overheidsbestuurders," ingevoegd tussen de woorden "voor de goedkeuring van het genoemde reglement," en de woorden "voor de vaststelling van de jaarrekeningen". HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 68.De besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap die zijn genomen ingevolge het decreet van 9 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten0 betreffende de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, worden geacht te zijn aangenomen krachtens dit Decreet, en blijven van kracht zolang ze niet worden opgeheven of gewijzigd door de Regering.

Art. 69.Artikel 14 van dit decreet met betrekking tot het organiek reglement van het bestuursorgaan is van toepassing op de reglementen van de raden van bestuur die zijn aangenomen onder de voorwaarden van artikel 14 van het opgeheven decreet van 9 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten0 betreffende de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren.

Art. 70.De leden van het auditcomité bedoeld in artikel 24 van dit decreet worden binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet aangeduid of bevestigd door het bestuursorgaan en uit de leden ervan.

Art. 71.De beheersovereenkomsten bedoeld in artikel 17 van dit decreet, die zijn afgesloten onder de voorwaarden van het opgeheven decreet van 9 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten0 betreffende de transparantie, de autonomie en de controle in verband met de instellingen, de maatschappijen voor schoolgebouwen en de maatschappijen voor vermogensbeheer die onder de Franse Gemeenschap ressorteren, worden van rechtswege verlengd tot de inwerkingtreding van de nieuwe beheersovereenkomsten.

Art. 72.§ 1. De tussen de instelling en de beheerder gesloten overeenkomsten en aanhangsels, met inbegrip van de vóór of na de inwerkingtreding van dit besluit aangenomen akten en gesloten overeenkomsten, worden indien nodig binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet aangepast ten aanzien van artikel 11.

Lid 1 is niet van toepassing op beheerders die op het moment van de inwerkingtreding van dit decreet in dienst zijn bij RTBF. § 2. Met betrekking tot de vaststelling van de bezoldiging in artikel 11 van dit decreet worden de premies met betrekking tot de aanvullende pensioenplannen in afwijking individueel geplafonneerd op het bezoldigingspercentage dat is vastgelegd in de overeenkomsten die van kracht waren op 1 januari 2020. § 3. De instellingen passen hun bezoldigingspraktijken zo aan dat, uiterlijk binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet, alleen de voorzitter en ondervoorzitter van het bestuursorgaan in voorkomend geval een bezoldiging ontvangen, en de andere overheidsbestuurders en waarnemers in voorkomend geval alleen zitpenningen en onkostenvergoedingen ontvangen die verband houden met hun mandaat van bestuurder. Ze nemen uiterlijk binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet een procedure aan om de bezoldiging van de voorzitter en de ondervoorzitter van het bestuursorgaan aan te passen aan hun aanwezigheid op de vergaderingen van het bestuursorgaan en, in voorkomend geval, van de beperkte bestuursorganen.

Uiterlijk binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet stellen de instellingen de Regering in kennis van de beslissingen die ingevolge het voorgaande lid zijn genomen. De commissarissen van de Regering worden ervan op de hoogte gebracht.

Art. 73.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 10, § 1, lid 3, 2°, lid 2, laatste zin zal in werking treden bij de eerste vernieuwing van de bestuursorganen na 1 januari 2024.

Artikel 11, § 1 en artikel 40 treden in werking bij de publicatie van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 33, § 1, lid 3 is niet van toepassing op commissarissen die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet in dienst zijn.

Art. 74.Dit decreet zal 18 maanden na de inwerkingtreding worden geëvalueerd op basis van een toepassingsperiode van 12 maanden, met inbegrip van de effectieve controle van de mandaten door het bevoegde orgaan. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Diensten van de Regering.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 oktober 2023.

Minister-president, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor Sociale Promotie, P.-Y. JEHOLET Vicepresident en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op "Wallonie-Bruxelles Enseignement", F. DAERDEN Vice-voorzitter en minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en de Promotie van Brussel, F. BERTIEAUX Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Stukken van het Parlement.Ontwerp van decreet, nr. 585-1. - Commissieamendement(en), nr. 585-2 - Commissieverslag, nr. 585-3 - Tijdens de commissie aangenomen tekst, nr. 585-4 - Vergaderingsamendement(en), nr. 585-5 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 585-6 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 4 oktober 2023.

^