gepubliceerd op 31 augustus 2002
Decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan
11 JULI 2002. - Decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : TITEL I. - Opleiding tijdens de loopbaan HOOFDSTUK I. - Definities, toepassingsgebied en doelstellingen van de opleiding tijdens de loopbaan
Artikel 1.Deze titel is van toepassing op het personeel van de inrichtingen voor het buitengewoon onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, met uitzondering van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet verstaan we onder : 1° Takendecreet : het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;2° Begeleidingsdecreet : het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem in de Franse Gemeenschap;3° Vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan : ieder orgaan erkend overeenkomstig artikel 74 van het takendecreet;4° Opleider : iedere natuurlijke of rechtspersoon die een opleiding verstrekt tijdens de loopbaan;5° Begeleidingscommissie : de begeleidingscommissie zoals bedoeld in het decreet van 27 maart 2002 betreffende de begeleiding van het onderwijssysteem in de Franse Gemeenschap;6° Netoverschrijdende opleiding : de opleiding die wordt gegeven in alle onderwijsinrichtingen of in de psycho-medisch-sociale centra en die, onder dezelfde voorwaarden, open staat voor ieder personeelslid ongeacht de onderwijsinrichting of het psycho-medisch-sociaal centrum waar hij werkt;7° Opleiding tijdens de loopbaan : opleiding die de opleidingen omvat die kunnen worden gevolgd zowel in het raam van het ambt uitgeoefend door de leerkracht als deze in het raam van de voorbereiding op de uitoefening van hetzelfde ambt in een ander onderwijstype, van een ander ambt waarvoor er geen intiële opleiding of een selectie- of bevorderingsambt bestaat;8° Pedagogische animatieactiviteiten : activiteiten die worden georganiseerd om de leerlingen te begeleiden wier vakken vervangen werden om hun leerkracht(en) toe te laten een opleiding te volgen tijdens de loopbaan;9° Inrichtingshoofd : studieprefect of directeur van een onderwijsinrichting;10° Bestuurder : iedere natuurlijke persoon, gewone bestuurder, die zitting heeft in de Raad van Bestuur of in het Bureau van het Instituut en die is aangesteld door de Regering;11° Leidend ambtenaar : de uitvoerend bestuurder van het Instituut die is aangesteld door de Regering;12° Voogdijminister : de minister bevoegd voor de statuten van het onderwijspersoneel en de minister voor het Verplicht Onderwijs;13° De minister van Begroting : de minister bevoegd voor de Begroting van de Franse Gemeenschap.
Art. 3.§ 1. De opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van het buitengewoon onderwijs en het secundair onderwijs bedoeld in artikel 1 heeft tot doel het onderhoud, de bijscholing en de aanpassing van de kennis en de vaardigheden zodat de algemene en bijzondere doelstellingen van het takendecreet kunnen worden bereikt.
Deze opleiding heeft met name betrekking op : 1° de verdere ontwikkeling van de vaardigheden waarmee is aangevangen tijdens de initiële opleiding;2° het vermogen om vorming te geven die gericht is op het verwerven van vaardigheden, zoals bedoeld in het takendecreet en meer in het bijzonder met toepassing van zijn artikel 8, 1°, 2°, 3° en 4°;3° het vermogen om een gedifferentieerde pedagogie en formatieve evaluatie in de praktijk toe te passen, meer bepaald om artikel 15 van hetzelfde decreet ten uitvoer te leggen;4° het zich aanmeten van een houding om menselijke betrekkingen op efficiënte wijze te onderhouden, meer bepaald om artikelen 6, 8, 4°, 9°, 10° en 11 van hetzelfde decreet ten uitvoer te leggen;5° het verwerven van bijkomende kennis en beroepsbekwaamheid in het uitgeoefende ambt, meer bepaald om hun leerlingen het in artikelen 20, 31 en 55 van hetzelfde decreet bedoelde studieniveau te doen halen;6° de studie van de sociale, economische en culturele factoren die een invloed hebben op het gedrag van jongeren en hun leeromstandigheden;7° de ontwikkeling van de communicatie, het teamwork alsook het invoeren en ontwikkelen van projecten in de inrichtingen, meer bepaald om artikelen 6, 8, 4°, 5°, 6°, 8°, 9, 10, 11, 78, alsook hoofdstuk II van hetzelfde decreet ten uitvoer te leggen;8° de opleiding tot de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. § 2. De opleiding tijdens de loopbaan voor de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra heeft tot doel het onderhoud, de bijscholing of de aanpassing van de kennis en vaardigheden om hen in staat te stellen de opdrachten van de centra te kunnen vervullen. Deze opleiding heeft meer bepaald tot doel : 1° de vaardigheden waarmee is aangevangen tijdens de initiële opleiding verder te ontwikkelen;2° de wetenschappelijke kennis in verband met het uitgeoefende ambt te integreren;3° afstand te nemen van zijn eigen werkmethode en de eigen beroepspraktijk te toetsen aan die van zijn collega's;4° trachten een tridisciplinaire aanpak te ontwikkelen en samen te werken met andere scholen en diensten;5° trachten een project voor het centrum te structureren, uit te voeren en te evalueren en dit aan te passen rekening houdend met de evolutie van de sociale, economische en culturele omgeving van de inrichtingen die tot het centrum behoren. HOOFDSTUK II. - Algemene organisatie van de opleidingen
Art. 4.De opleiding tijdens de loopbaan wordt georganiseerd volgens de volgende drie gehelen : 1° het geheel der inrichtingen voor buitengewoon onderwijs;2° het geheel der inrichtingen voor gewoon secundair onderwijs;3° het geheel der psycho-medisch-sociale centra. Ze kan ook georganiseerd worden door hergroepering van al deze gehelen of meerdere ervan of door hergroepering met alle inrichtingen voor gewoon basisonderwijs.
Art. 5.Voor elk van de in artikel 4 bepaalde gehelen wordt de opleiding georganiseerd op de volgende niveaus : 1° op netoverschrijdend niveau, voor alle inrichtende machten.Ze gaat over het vermogen om de pedagogie van de vaardigheden uit te voeren om de niveaus te bereiken bepaald in eindtermen, de eindvaardigheden en opleidingsprofielen alsook ieder ander thema gemeenschappelijk voor alle niveaus en onderwijsnetten; 2° op het niveau van ieder net of iedere inrichtende macht als deze zich niet aansluit bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan;3° op het niveau van iedere inrichting wat betreft het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, op het niveau van iedere inrichtende macht wat betreft het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en op het niveau van ieder psycho-medisch-sociaal centrum wat betreft de centra ingericht door de Franse Gemeenschap, op het niveau van iedere inrichtende macht wat betreft de centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - Begunstigden van de opleiding
Art. 6.De personeelsleden die een wedde of weddetoelage voor actieve dienst krijgen ten laste van het Ministerie van de Franse Gemeenschap en die een opleiding genieten, worden geacht in actieve dienst te zijn tijdens deze opleiding, ongeacht het moment tijdens het kalenderjaar.
De kandidaten voor een ambt bedoeld in artikel 1 die niet tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn, kunnen een opleiding volgen aan de voorwaarden bepaald door de Regering.
De personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld bij ontstentenis van betrekking kunnen een opleiding volgen. De duur ervan wordt gelijkgesteld met het voorlopig terugroepen in actieve dienst.
Voor de personeelsleden die niet vast benoemd of in vast verband zijn aangesteld wordt de duur van de opleiding niet in aanmerking genomen voor de berekening van de administratieve en geldelijke anciënniteit als deze vervat zit in de periode van de tijdelijke aanstelling of aanwerving.
Art. 7.De opleiding tijdens de loopbaan wordt enerzijds verplicht en anderzijds op vrijwillige basis georganiseerd.
Art. 8.§ 1. De verplichte opleiding geldt voor ieder vast benoemd of in vast verband aangeworven personeelslid in een inrichting of in een psycho-medisch-sociaal centrum.
Zij richt zich tot het tijdelijk aangesteld of aangeworven personeelslid in een inrichting of een psycho-medisch-sociaal centrum. § 2. In het buitengewoon onderwijs en in het gewoon secundair onderwijs bestaat de verplichte opleiding uit zes halve dagen gespreid over het aantal lesdagen van een schooljaar. Dit aantal van zes halve dagen wordt verdeeld naar rato van twee halve dagen voor het niveau bedoeld in artikel 5, 1°, en vier halve dagen voor de niveaus bedoeld in artikel 5, 2° en 3°.
Wat de opleidingen van de niveaus bedoeld in artikel 5, 2° en 3°, betreft, kan het in het eerste lid bedoeld aantal halve dagen gespreid worden over het aantal lesdagen van drie opeenvolgende schooljaren. § 3. Wat de psycho-medisch-sociale centra betreft, bestaat de verplichte opleiding uit zes halve dagen gespeid over de prestatiedagen van een dienstjaar. Dit aantal van zes halve dagen wordt verdeeld naar rato van twee halve dagen voor het niveau bedoeld in artikel 5, 1°, en vier halve dagen voor de niveaus bedoeld in artikel 5, 2° en 3°. De halve dagen opleiding maken deel uit van de prestatietijd van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra.
Wat de opleidingen van de niveaus bedoeld in artikelen 5, 2° en 3°, betreft, kan het in het eerste lid bedoeld aantal dagen gespreid worden over het aantal prestatiedagen van drie opeenvolgende dienstjaren. § 4. Het aantal halve dagen verplichte opleiding wordt, in geval van deeltijdse tewerkstelling, herleid in verhouding tot het gepresteerd uurrooster, waarbij het resultaat wordt afgerond naar de hogerliggend eenheid.
Na evaluatie van de Begeleidingscommissie en binnen de hiertoe gestelde begrotingsperken, verhoogt de Regering geleidelijk het aantal halve dagen verplichte opleiding tot 10 halve dagen, waarbij ze het niveau bedoeld in artikel 5, 1°, bevoorrecht. Vóór iedere wijziging wordt steelds onderhandeld, overeenkomstig de wet van 19 december 1974 tot organisatie van de betrekkingen tussen de overheden en de vakbonden van de ambtenaren die van deze overheden afhangen.
Wanneer tien halve dagen bereikt zijn, wordt dit aantal als volgt verdeeld : 1° vijf halve dagen voor de opleidingen van het niveau bedoeld in artikel 5, 1°;2° vijf halve dagen voor de opleidingen van het niveau bedoeld in artikel 5, 2° en 3°. § 5. Wanneer een opleiding handelt over een van de prioritaire thema's zoals voorgesteld in de verplichte opleiding bedoeld in hoofdstukken VI en VII en dat zij wordt gevolgd door een personeelslid van een onderwijsinrichting buiten de schooltijd of door een personeelslid van een centrum buiten diens prestatiedagen, mag zij worden meegeteld voor de halve dagen bedoeld in §§ 2 en 3.
Wanneer een lid van het technisch personeel dat houder is van een ambt van paramedisch hulppersoneel van een centrum een opleiding volgt in het raam van het decreet over de gezondheidspromotie op school, wordt deze opleiding meegeteld bij de halve dagen bedoeld in § 3.
Art. 9.Buiten de prestatietijd van het personeelslid is de vrijwillige opleiding niet beperkt in aantal halve dagen per opleidingsjaar.
Wanneer zij plaats heeft tijdens de prestatietijd van de personeelsleden, mag zij niet meer bedragen dan zes halve dagen per opleidingsjaar, behoudens afwijking toegestaan door de Regering op verzoek van het inrichtingshoofd in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap of van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs of van de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum voor de centra ingericht door de Franse Gemeenschap of van de inrichtende macht voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra.
Art. 10.§ 1. Vóór 20 september van ieder jaar maakt het in functie zijnde personeelslid, hetzij vast benoemd of in vast verband aangeworven, hetzij tijdelijk aangesteld of aangeworven voor een volledig schooljaar of een volledig dienstjaar, zijn persoonlijk opleidingsplan op. Deze legt het verband met het opleidingsplan bedoeld in artikel 19 en herneemt de opleidingsthema's bedoeld in hoofdstukken VI en VII van deze titel die hij zal volgen, hetzij tijdens het lopend schooljaar als hij tijdelijk is aangesteld of aangeworven voor een volledig schooljaar, hetzij tijdens het lopend schooljaar en de twee daaropvolgende als hij vast benoemd of in vast verband is aangeworven.
Ieder jaar, vóór 15 oktober, wordt de programmatie van het persoonlijk opleidingsprojet dat plaatsheeft tijdens de schooltijd, onderworpen aan de goedkeuring van het inrichtingshoofd of van de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum, in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of van de inrichtende macht in het onderwijs en de centra die worden gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. § 2. Het inrichtingshoofd of de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum stelt het uurrooster van de vast benoemde of in vast verband aangeworven personeelsleden bedoeld in artikel 1 zodanig op teneinde hen een halve dag per week vrij te geven gedurende een van de drie schooljaren bedoeld in § 1, eerste lid.
Als het onmogelijk is het uurrooster van een personeelslid te regelen, kan het inrichtingshoofd of de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum een afwijking vragen aan de Regering.
Laatstgenoemde spreekt zich uit na advies, hetzij van het basisoverlegcomité in het onderwijs of de centra ingericht door de Franse Gemeenschap, hetzij van de lokale paritaire commissie in het gesubsidieerd officieel onderwijs of de gesubsidieerde officiële centra, hetzij van de ondernemingsraad of bij gebrek hieraan, van de lokale overlegorganen of bij gebrek hieraan, van de vakbondsdelegaties in het gesubsidieerd vrij onderwijs of de gesubsidieerde vrije centra.
Op deze overlegorganen wordt beroep gedaan op initiatief van het inrichtingshoofd of van de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum. § 3. Voor de personeelsleden die hun ambt opnemen tijdens het school- of dienstjaar, is de opleiding gevolgd tijdens de schooltijd of tijdens de prestatietijd ondergeschikt aan de goedkeuring van het inrichtingshoofd of van de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum in het onderwijs of de centra ingericht door de Franse Gemeenschap of van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs of de gesubsidieerde centra. § 4. Iedere weigering wordt duidelijk met redenen omkleed en in de akte worden de pertinente argumenten vermeld die deze beslissing staven.
Art. 11.Als de lessen niet geschorst worden voor de leerlingen van de personeelsleden die een opleiding volgen tijdens de loopbaan, zorgt het inrichtingshoofd, in het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, of de inrichtende macht, in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs, voor de vervanging van de personeelsleden, in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald door de Regering, door andere personeelsleden, door studenten die hun stage doen in het raam van de samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 23 van het decreet van 12 december 2000 betreffende de initiële opleiding van onderwijzers en regenten, of, binnen de hiertoe voorziene begrotingskredieten, door personeelsleden hiertoe hetzij tijdelijk aangesteld of aangeworven, hetzij geplaatst met gedeeltelijk opdrachtsverlies of voorlopig teruggeroepen in actieve dienst of door pedagogische, culturele of sportieve animatie.
Art. 12.Op het einde van de opleiding wordt een aanwezigheidsattest uitgereikt, volgens de wijzen bepaald door de Regering. HOOFDSTUK IV. - De opleiders
Art. 13.§ 1. De opleiders zijn : 1° leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, de inspectiediensten en de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra;2° andere natuurlijke personen, nationale en internationale deskundigen;3° organisaties voor permanente opvoeding en de jeugdorganisaties erkend door de Franse Gemeenschap 4° universiteiten;5° hogescholen;6° hogescholen en instituten voor pedagogie;7° hogescholen voor kunsten;8° inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie;9° inrichtingen voor onderwijs met beperkt leerplan;10° hogere instituten voor architectuur;11° opleidingscentra;12° overheids- of privé-bedrijven;13° verenigingen zonder winstoogmerk;14° sportfederaties;15° vertegenwoordigers van de Raad van Europa, van de Europese Gemeenschap en van de OESO. § 2. De Regering bepaalt de voorwaarden waaraan de opleiders bedoeld in § 1, 2°, 3°, 10° tot 14° daarenboven moet beantwoorden teneinde hun bekwaamheid om deze opleidingen te verstrekken, na te gaan. Deze voorwaarden zullen onder meer betrekking hebben op de ervaring van de opleider, de opleidingen die hij reeds heeft gegeven, de professionele en financiële garanties die hij biedt.
De Regering bepaalt de wijzen volgens dewelke de personeelsleden bedoeld in § 1, 1°, kunnen belast worden met de opleidingen. § 3. Het personeelslid, houder van een inspectieambt of belast met een opdracht in het raam van de opleiding, die een opleiding geeft tijdens zijn prestatietijd, mag niet worden bezoldigd voor deze opleiding.
De andere personeelsleden kunnen worden bezoldigd voor deze opleiding.
De Regering legt het bedrag van deze vergoeding vast. Behoudens afwijking toegestaan door de Regering op verzoek van hun inrichtende macht mogen zij niet meer dan twintig halve dagen opleiding geven per school- of dienstjaar. HOOFDSTUK V. - Begeleiding van de opleiding
Art. 14.Naast de taken die haar worden toegekend in artikel 3 van het begeleidingsdecreet, heeft de Begeleidingscommissie als opdracht : 1° evaluatiecriteria uit te werken en toe te sturen naar de Regering over, enerzijds, de geschiktheid van de opleidingen die zijn voorgesteld door de verschillende opleiders ten aanzien van de in artikel 5, 1°, bedoelde doelstellingen en anderzijds, het Intituut bedoeld in artikel 25, eerste lid, toe te laten over te gaan tot hun evaluatie, overeenkomstig artikel 26, eerste lid, 2°.2° in haar jaarverslag, een bijzondere titel te wijden aan voorstellen om de in artikel 5, 1°, bedoelde opleiding aan te passen en te verbeteren.De Commissie zal zich hiervoor baseren op de evaluaties verricht door het in artikel 25, eerste lid, bedoeld Instituut. 3° de vrijheid inzake de pedagogische methodes indachtig, voorstellen te formuleren om de samenhang tussen de opleidingen die worden georganiseerd overeenkomstig dit decreet.Deze voorstellen zullen in haar jaarverslag eveneens ondergebracht worden in een bijzondere titel.
Hiertoe zal het in artikel 25, eerste lid, bedoeld Instituut, alsook ieder vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan en iedere inrichtende macht die niet is aangesloten bij een van deze organen jaarlijks de evaluatie van de opleidingen bedoeld in artikel 5, 2°, verzenden naar de Begeleidingscommissie.
Ook stuurt iedere inrichting, voor het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, en iedere inrichtende macht, voor het gesubsidieerd onderwijs, en ieder psycho-medisch-sociaal centrum voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra, jaarlijks, in haar activiteitenverslag, haar evaluatie van de opleidingen gegeven op het niveau bedoeld in artikel 5, 3°, naar de Begeleidingscommissie. HOOFDSTUK VI. - Netoverschrijdende opleidingen
Art. 15.De netoverschrijdende opleidingen zijn deze bedoeld in artikel 5, 1°.
In het raam hiervan stuurt de Algemene Raad van het Buitengewoon Onderwijs, de Algemene Overlegraad voor het Secundair Onderwijs en de Hoge Raad voor psycho-medisch-sociale begeleiding, elkeen wat hem betreft, vóór 1 september van het schooljaar of het dienstjaar dat voorafgaat aan de driejaarlijkse opleidingscyclus georganiseerd op het niveau bedoeld in artikel 5, 1°, de vraag van zijn personeel naar opleiding en naar voorstellen over de richtingen en thema's omtrent dit opleidingsniveau naar de Begeleidingscommissie.
De Begeleidingscommissie stuurt, vóór 15 oktober van hetzelfde schooljaar of hetzelfde dienstjaar, een plan naar de Regering met daarin de prioritaire richtingen en thema's en dit overeenkomstig artikel 3, 4°, van het begeleidingsdecreet.
De Regering hecht, na eventuele wijzigingen en vóór 15 november van hetzelfde schooljaar of hetzelfde dienstjaar, haar goedkeuring aan het plan bedoeld in het derde lid en stuurt dit onmiddellijk naar het Instituut voor Opleidingen, opgericht in artikel 25.
Art. 16.De in artikel 5, 1°, bedoelde opleidingen worden georganiseerd door het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan, opgericht door artikel 25. Een inrichtende macht van het gesubsidieerd onderwijs die niet is aangesloten bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan kan evenwel bij de Regering een met redenen omkleed verzoek indienen om te worden vrijgesteld van de tussenkomst van voormeld Instituut. In dit geval staat ze zelf in voor deze opleidingen en reikt ze de aanwezigheidsattesten uit onder toezicht van de inspectie. De Regering legt de onderzoeksprocedure vast voor de aanvragen om afwijking. HOOFDSTUK VII. - Opleidingen verstrekt op het niveau van de netten
Art. 17.De opleidingen eigen aan ieder net worden georganiseerd : 1° door het Instituut voor het personeel van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap en het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap;2° door de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen of door ieder inrichtende macht die niet is aangesloten bij een van deze organen, voor het personeel van het gesubsidieerd onderwijs en het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, elkeen wat hem betreft;3° op grond van een overeenkomst opgesteld met name, hetzij onder verschillende vertegenwoordigings- en coördinatieorganen, hetzij onder het Instituut en een of meerdere vertegenwoordigings- en coördinatieorganen.
Art. 18.Elkeen van de in artikel 17 bedoelde organisatoren legt zijn opleidingsprogramma vast. Dit programma bestaat minstens uit het opschrift en de doelstellingen van de opleiding, de doelgroep en de identiteit van de opleiders.
Ieder opleidingsprogramma wordt, volgens de wijzen bepaald door de Regering, eerst ter advies voorgelegd aan de Begeleidingscommissie en nadien ter goedkeuring aan de Regering. HOOFDSTUK VIII. - Opleidingen gegeven op het niveau van de schoolinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra voor het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, op het niveau van de inrichtende machten voor het gesubsidieerd onderwijs
Art. 19.§ 1. Het opvoedingsteam stelt, vóór 15 september, zijn opleidingsplan op dat verduidelijking geeft over : 1° de nagestreefde doelstellingen inzake opleiding;2° het verband met het inrichtingsproject bedoeld in artikel 67 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren. § 2. Elk team van de psycho-medisch-sociale centra stelt, vóór 15 september, zijn opleidingsplan op dat verduidelijking geeft over : 1° de nagestreefde doelstellingen inzake opleiding;2° het verband met het project van het centrum dat is opgemaakt op basis van het project van de onderwijsinrichtingen die van het centrum afhangen. § 3. In het gesubsidieerd onderwijs worden de in §§ 1 en 2 bedoelde opleidingsplannen ter goedkeuring voorgelegd aan de inrichtende macht.
Art. 20.§ 1. Na raadpleging van het basisoverlegcomité voor de onderwijsinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap en na goedkeuring door de Regering, organiseert het inrichtingshoofd of de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum de opleidingen op basis van het door zijn opvoedingsteam of zijn team uitgewerkt opleidingsplan.
Hij kan deze opleidingen zelf verschaffen of beroep doen op een opleider. § 2. Na raadpleging van de lokale paritaire commissie voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde officiële onderwijsinrichtingen of de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra en na advies van het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan waartoe zij is aangesloten, verstrekt de inrichtende macht de opleidingen op grond van het opleidingsplan uitgewerkt door zijn opvoedingsteam(s) of zijn team(s).
Zij kan deze opleidingen zelf verschaffen of beroep doen op een opleider. § 3. Na raadpleging van de ondernemingsraad of bij gebrek hieraan, van de lokale overlegorganen of bij gebrek hieraan, van de vakbondsdelegaties, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen of de gesubsidieerde vrij psycho-medisch-sociale centra en na advies van het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan waartoe zij is aangesloten, verstrekt de inrichtende macht de opleidingen op grond van het opleidingsplan uitgewerkt door zijn opvoedingsteam(s) of zijn team(s).
Zij kan deze opleidingen zelf verschaffen of beroep doen op een opleider. HOOFDSTUK IX. - Begrotingsmiddelen voor de opleiding tijdens de loopbaan
Art. 21.§ 1. De Regering bepaalt jaarlijks de kredieten voor de opleiding tijdens de loopbaan voor elkeen van de in artikel 4 bedoelde gehelen. § 2. Voor het buitengewoon onderwijs worden de in § 1 bedoelde bedragen als volgt verdeeld : 1° 40 % voor de netoverschrijdende opleidingen georganiseerd door het in artikel 25 bedoeld Instituut;2° 40 % voor de opleidingen op het niveau van elk net;3° 20 % voor de opleidingen op het niveau van elke inrichting voor het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs of iedere inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs. § 3. Voor het gewoon onderwijs worden de in § 1 bedoelde bedragen als volgt verdeeld : 1° 40 % voor de netoverschrijdende opleidingen georganiseerd door het in artikel 25 bedoeld Instituut;2° 40 % voor de opleidingen op het niveau van elk net;3° 20 % voor de opleidingen op het niveau van elke inrichting voor het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs of iedere inrichtende macht voor het gesubsidieerd onderwijs. § 4. Voor de psycho-medisch-sociale centra worden de in § 1 bedoelde bedragen als volgt verdeeld : 1° 40 % voor de netoverschrijdende opleidingen georganiseerd door het in artikel 25 bedoeld Instituut;2° 50 % voor de opleidingen op het niveau van elk net;3° 10 % voor de opleidingen op het niveau van elk psycho-medisch-sociaal centrum wat betreft de centra ingericht door de Franse Gemeenschap of iedere inrichtende macht wat betreft de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra.
Art. 22.Voor de opleidingen bedoeld in hoofdstuk VII van deze titel worden de kredieten verdeeld onder de Regering, voor het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, en de verschillende vertegenwoordigings- en coördinatieorganen of de verschillende inrichtende machten die niet aangesloten zijn bij een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan, voor het gesubsidieerd onderwijs, in verhouding tot het lestijdenpakket, voor het buitengewoon onderwijs, van het totaal aantal lestijden/leraar, voor het gewoon secundair onderwijs, organiseerbaar op 1 september van het lopend schooljaar door de inrichtingen van het betrokken net en in verhouding tot het aantal opdrachten voor het lopend dienstjaar voor de psycho-medisch-sociale centra van het betrokken net.
Voor de opleidingen bedoeld in hoofdstuk VIII van deze titel worden de kredieten verdeeld per inrichting, voor het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, en per inrichtende macht, voor het gesubsidieerd onderwijs, in verhouding tot het hun lestijdpakketten van het totaal aantal lestijden/leraars organiseerbaar op 1 september van het lopend schooljaar voor de schoolinrichtingen. Ze worden verdeeld per psycho-medisch-sociaal centrum, voor de door de Franse Gemeenschap ingericht centra of per inrichtende macht, voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde centra, in verhouding tot het aantal opdrachten voor het lopend dienstjaar.
Art. 23.De beheers- en secretariaatskosten, met inbegrip van de kosten voor de selectie en de evaluatie van de opleiders en de bezoldigingen van het personeel met uitzondering van de opleiders, worden geboekt op de kredieten voor de opleiding tijdens de loopbaan.
Voor het opleidingsniveau bedoeld in artikel 5, 1°, mogen de in het eerste lid bedoelde kosten niet hoger zijn dan 10 % van de kredieten bedoeld in artikel 21, § 2, 1°, § 3, 1° en § 4, 1°.
Voor het opleidingsniveau bedoeld in artikel 5, 2°, mogen de in het eerste lid bedoelde kosten niet hoger zijn dan 10 % van de kredieten bedoeld in artikel 21, § 2, 2°, § 3, 2° en § 4, 2°.
Voor het opleidingsniveau bedoeld in artikel 5, 3°, mogen de in het eerste lid bedoelde kosten niet hoger zijn dan 5 % van de kredieten bedoeld in artikel 21, § 2, 3°, § 3, 3° en § 4, 3°.
De Regering bepaat de wijzen voor het toezicht op de aanwending van deze kredieten.
Art. 24.De Regering laat, op de wijzen die zij bepaalt, toe een deel van de budgetten voor de opleiding tijdens de loopbaan te gebruiken voor een of meerdere van de gehelen bedoeld in artikel 3 en voor de opleidingen bedoeld in hoofdstukken VI en VII, van deze titel, voor de vervanging van de met opleiding zijnde personeelsleden.
TITEL II. - Instituut voor Opleidingen tijdens de loopbaan in het basisonderwijs, in het secundair onderwijs en in de psycho-medisch-sociale centra HOOFDSTUK I. - Instituut voor Opleidingen tijdens de loopbaan en opdrachten
Art. 25.Er wordt een Instituut voor Opleidingen tijdens de loopbaan in het basisonderwijs, in het secundair onderwijs en in de psycho-medisch-sociale centra opgericht, hierna het Instituut genoemd, dat belast is met de netoverschrijdende opleidingen tijdens de loopbaan.
Op verzoek van de netten, de inrichtende machten, de inrichtingshoofden of de directeur van de psycho-medisch-sociale centra kan het Instituut ook een consultance- en ressourcedienst zijn voor de opleidingen die zij organiseren.
Art. 26.§ 1. Het Instituut heeft met name als opdracht : 1° netoverschrijdende opleidingen te organiseren tijdens de loopbaan voor het personeels van de inrichtingen voor basisonderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, met uitzondering van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel;2° deze opleidingen te evalueren aan de hand van de criteria opgesteld overeenkomstig artikel 14, eerste lid, 1°, van dit decreet en artikel 20, eerste lid, 1°, van het decreet betreffende de opleiding tijdens de loopbaan van het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs en de Regering en de Begeleidingscommissie een jaarverslag met betrekking tot deze evaluatie toe te sturen;3° ervoor te zorgen dat er een samenhang bestaat met het takendecreet door met name in te staan voor : de opleiding die ertoe strekt de formatieve evaluatie en de pedagogie van de vaardigheden in de praktijk om te zetten en die de technieken aanleert om de niveaus te halen zoals bepaald in door de eindtermen, de terminale vaardigheden, de opleidingsprofielen; de opleiding tot de verschillende vormen van gedifferentieerd onderricht; het aanleren van manieren om pedagogische hulpmiddelen en evaluatieinstrumenten tot stand te brengen die aangepast zijn teneinde te doelstellingen te bereiken zoals bepaald in door de eindtermen, de terminale vaardigheden, de opleidingsprofielen; 4° de in 1° bedoelde personeelsleden te helpen hun actie in goede banen te leiden door te steunen op hun initiële opleiding alsook op de lessen die zij hebben getrokken uit de praktische ervaringen van hun gelijken, het onderzoek op het gebied van de opvoeding, de psychologien de sociologie, enerzijds, en de statistische gegevens gebruikt bij de evaluatie van deze actie op voormelde domeinen, anderzijds;5° een cultuur te ontwikkelen wat betreft de opleiding tijdens de loopbaan bij het personeel van het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs;6° te zorgen voor de opleiding tijdens de loopbaan voor de leerkrachten van het net van de Franse Gemeenschap;7° te zorgen voor opleidingen die toegang geven tot selectie- en bevorderingsambten voor het net van de Franse Gemeenschap;8° te zorgen voor de opleiding die toegang geeft tot de bevorderingsambten van inspecteurs en inspecteurs-generaal;9° te zorgen voor andere opleidingen waartoe de Regering beslist. § 2. Hiertoe stelt het een opleidingsprogramma samen op grond van de richtingen en thema's bepaald door de Regering.
Art. 27.Het Instituut kan, op verzoek van een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan en van een inrichtende macht die niet is aangesloten bij een van deze organen of van de Regering voor het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, sommige opleidingen die worden georganiseerd op het niveau van de netten, coördineren.
Art. 28.Het Instituut kan het initiatief nemen om gezamenlijke opleidingen te geven aan meerdere gehelen zoals bedoeld in artikel 4.
Het kan ook initiatieven van opleiders coördineren door zich te richten naar de inrichtingen van verschillende gehelen.
Art. 29.Het Instituut organiseert informatiesessies omtrent de deontologie van de opleiding, de opleidingen en het toezicht voor de opleiders die de in artikel 5, 1°, bedoelde opleidingen geven.
Het ziet erop toe dat de opleiders de vrijheid op het vlak van de methodes et de specifieke kenmerken van het opvoedkundig en pedagogisch project, zoals bedoeld in artikelen 63, 64 en 65 van het takendecreet, eerbiedigen. HOOFDSTUK II. - Beheersorganen van het Instituut
Art. 30.Het Instituut is een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid. Het wordt, onder het gezag van de Raad van Bestuur en van het Bureau, geleid door een leidend ambtenaar die is aangesteld door de Regering.
Art. 31.Het Instituut wordt geleid door een Raad van Bestuur, hierna de Raad genoemd, en is als volgt samengesteld : 1° de administrateur-generaal van het Algemeen Bestuur van het Onderwijs en van het Wetenschappelijk Onderzoek of zijn afgevaardigde, welke de Raad voorzit;2° de directeur-generaal van het verplicht onderwijs of diens afgevaardigde;3° de directeur-generaal van het niet-verplicht onderwijs of diens afgevaardigde;4° de adjunct-directeur-generaal van de algemene dienst algemene zaken, educatief onderzoek en begeleiding van het netoverschrijdend onderwijs of diens afgevaardigde;5° vijf inspecteurs aangesteld door de Regering;6° vier vertegenwoordigers van het niet-confessioneel onderwijs, aangesteld door de Regering, waarvan drie op voordracht van de betrokken vertegenwoordigings- en coördinatieorganen;7° vier vertegenwoordigers van het confessioneel onderwijs, aangesteld door de Regering, op voordracht van de betrokken vertegenwoordigings- en coördinatieorganen;8° drie vertegenwoordigers van de vakorganisaties, aangesteld door de Regering, op voordracht van de vakorganisaties die de leerkrachten en het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra die aangesloten zijn bij vakorganisaties die zetelen in de Nationale Arbeidsraad, vertegenwoordigen;9° twee deskundigen van de universitaire instellingen en twee deskundigen van de pedagogische departementen van de hogescholen, aangesteld door de Regering. De Regering duidt de plaatsvervangers aan voor de leden bedoeld in 5° en 9° en, voor de leden bedoeld in 6° en 8°, op voordracht van de verschillende betrokken instanties. Een plaatsvervanger kan slechts zetelen bij afwezigheid van het werkend lid.
De leden bedoeld in 1° en 5° tot 9° zijn stemgerechtigd. De leden bedoeld in 9° zijn evenwel niet stemgerechtigd wanneer het dossier dat wordt voorgelegd aan de Raad handelt over de toekenning van een opleiding aan een universitaire instelling of aan een hogeschool.
De leden bedoeld in 2° en 4° hebben adviesverlenende stem.
Bij de stemmingen over de opdrachten bedoeld in artikel 26, 6° en 7°, hebben de drie leden die zijn aangesteld op voordracht van de betrokken vertegenwoordigings- en coördinatieorganen bedoeld in 6° en de leden bedoeld in 7° adviesverlenende stem.
De leden bedoeld in 6° tot 9° zijn aangesteld voor de duur van de regeerperiode.
De Raad kan ermee instemmen dat een technisch raadgever elkeen van de in 6° tot 8° bedoelde leden bijstaat.
Het voorzitterschap wordt waargenomen door het lid bedoeld in 1°.
De Regering duidt, voor de duur van de regeerperiode, drie ondervoorzitters aan onder leden van de Raad van Bestuur. De leidend ambtenaar van het Instituut woont de vergaderingen van de Raad bij met adviesverlenende stem en fungeert als secretaris van de Raad.
Art. 32.§ 1. De bestuurders blijven hun mandaat uitoefenen tot hun effectieve vervanging bij de volgende regeerperiode. § 2. De bestuurders kunnen op ieder ogenblik worden afgezet door de Regering, na advies of op voorstel van de Raad van Bestuur en na verhoor van de betrokken bestuurder die : een daad heeft gesteld die onverenigbaar is met de opdrachten van het Instituut; bij de uitoefening van zijn mandaat een zware fout heeft begaan of die zware nalatigheid kan worden verweten; een activiteit uitoefent die onverenigbaar is met zijn mandaat; zonder zich te hebben verantwoord, meer dan drie maal op een jaar de vergadering van de Raad van Bestuur niet heeft bijgewoond. § 3. Als een bestuurder ontslag neemt, sterft, afgezet wordt of de hoedanigheid verliest waarin hij werd benoemd, wordt hij vervangen volgens dezelfde procedure die aan zijn benoeming voorafging. De plaatsvervanger volbrent het mandaat van het lid dat ontslag heeft genomen, gestorven is of afgezet is.
Art. 33.§ 1. Onverminderd andere bestaande onverenigbaarheden, is de hoedanigheid van bestuurder onverenigbaar met : a) de hoedanigheid van regeringslid;b) de hoedanigheid van lid van een Europese, federale, gemeenschaps- en regionale wetgevende vergadering;c) de hoedanigheid van provinciegouverneur of gouverneur van het administratief arrondissement van Brussel-Hoofdstad;d) de hoedanigheid van lid van een ministerieel kabinet van de Franse Gemeenschap;e) de hoedanigheid van personeelslid van het Instituut;f) het behoren tot een organisme die geen eerbied heeft voor de beginselen van de democratie zoals met name gesteld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, door de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en door de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd of iedere andere vorm van genocide;g) het uitoefenen van een functie dat een persoonlijk of functioneel conflict kan genereren, wegens de uitoefening van de functie of het hebben van belangen in een vennootschap of een organisatie wier activiteiten rechtstreeks aansluiten bij die van het Instituut.Deze bepaling geldt niet voor de bestuurder bedoeld in artikel 31, 6° tot 9°; h) de hoedanigheid van extern raadgever of regelmatig raadgever van het Instituut. § 2. Iedere bestuurder bij wie een onverenigbaarheid werd vastgesteld, wordt van rechtswege ontslagen en vervangen volgens de procedure bedoeld in artikel 32, § 3.
Art. 34.In het jaar volgend op hun aanstelling organiseert het Instituut voor de bestuurders een permanente opleidingscyclus aangaande de evolutie van het statuut en het ambt van bestuurder wat betreft de wettelijke, sociale, reglementaire evolutie en de evolutie op het vlak van het beheer terzake.
Art. 35.De Raad van Bestuur van het Instituut stelt jaarlijks een informatierapport op over de opleidingen die de bestuurders hebben gevolgd en stuurt dit naar de voogdijminister en de minister van Begroting.
Art. 36.De bestuurder krijgt presentiegeld per vergadering van de Raad van Bestuur en desgevallend een verplaatsings- en verblijfsvergoeding waarvan de bedragen worden vastgesteld door de Regering.
Art. 37.De bezoldigingen, vergoedingen en presentiegelden van de bestuurders alsook de bezoldiging van de leidend ambtenaar worden vermeld in het jaarlijks activiteitenverslag van de Raad van Bestuur, bedoeld in artikel 39.
Art. 38.De Raad vergadert minstens vier maal per jaar.
Hij kan slechts geldig beraadslagen als de helft van de leden bedoeld in artikel 31, 1° en 5°, 6°, 7°, 8° en 9° aanwezig is. Zoniet belegt de voorzitter van de Raad een nieuwe vergadering. De beslissingen genomen tijdens deze vergadering zijn geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden. De Raad neemt zijn beslissingen bij tweederde meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde leden.
De Raad kan enkel beraadslagen over punten die op de agenda staan.
De Raad van Bestuur stelt een organiek reglement op waarin wordt bepaald hoe hij zijn bevoegdheden uitoefent.
Dit reglement wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering samen met een verslag van de Regeringscommissarissen.
Het bevat minstens de volgende regels : 1. de perken en vormen binnen dewelke de Raad van Bestuur sommige bevoegdheden delegeert;2. de verplichting en de procedure om de Regering bij strategische beslissingen en in crisissituaties vooraf en nadien in te lichten;3. het Instituut treedt op via zijn beheersorganen en de leden van deze organen verbinden zich niet persoonlijk tot dere;4. de bestuurders verenigen zich in een college, maar in dringende gevallen en in gevallen van maatschappelijk belang en inzoverre het reglement van de raad van bestuur dit toelaat kunnen de beslissingen van de raad van bestuur schriftelijk en unaniem door de bestuurders genomen worden. Deze procedure kan evenwel niet worden ingeroepen voor de goedkeuring van dit reglement, voor het vastleggen van de jaarrekeningen, voor de aanwending van kapitaal of voor ieder ander geval waar het reglement van de raad van bestuur een uitzondering zou maken; 5. een voorlichtingsprocedure van de raad van bestuur en van de Regeringscommissarissen in geval van belangenconflict uit hoofde van een van zijn bestuurders is voorzien, alsook de mogelijkheid voor het Instituut om beslissingen die deze bepaling zouden schenden wanneer de andere partij kennis had of moest hebben van deze omstandigheid, nietig te verklaren;6. de bestuurders zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk wanneer een beslissing genomen krachtens de beginselen bepaald in punt 5 hen of een van hen een financieel voordeel heeft opgeleverd ten nadele van het Instituut.
Art. 39.Het Instituut stuurt jaarlijks en uiterlijk op 1 september een activiteitenverslag naar de Regering met betrekking tot het voorgaand jaar. De Regering stuurt dit naar de Raad van de Franse Gemeenschap binnen de maand nadat ze ervan kennis heeft genomen.
Dit verslag vermeldt onder meer de maatregelen die het Instituut getroffen heeft om zijn opdrachten, zijn beheerscontract alsook de toekomstperspectieven te vervullen.
Art. 40.§ 1. De regels en wijzen volgens welke het Instituut de hem door het decreet toevertrouwde opdrachten volbrengt, worden opgetekend in een beheerscontract dat wordt gesloten tussen de Franse Gemeenschap en het Instituut. § 2. Het beheerscontract regelt minstens de volgende aangelegenheden : 1. de taken die het Instituut op zich neemt voor de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienstverlening, hierna de "taken van openbare dienstverlening" genoemd;2. de gedragsregels, de verbintenissen en de te bereiken doelstellingen ten aanzien van de gebruikers van de prestaties van openbare dienstverlening en van de actoren uit de sector;3. de vaststelling, berekening en betalingswijzen van de eventuele dotaties en toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap die de Franse Gemeenschap aanvaardt voor het dekken van de lasten die voor het Instituut voortvloeien uit zijn taken van openbare dienstverlening;4. een clausule van onvoorzienbaarheid zodat bepaalde parameters van het beheerscontract kunnen worden gewijzigd wegens toeval of gevallen van overmacht;5. de sancties bij het niet naleven door het Instituut van zijn verbintenissen of doelstellingen bepaald in het beheerscontract. § 3. Iedere uitdrukkelijk ontbindend beding in het beheerscontract wordt geacht ongeschreven te zijn. Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet wordt nagekomen kan enkel de uitvoering van deze verbintenis nastreven en, desgevallend, schadevergoeding vragen, onverminderd de toepassing van iedere bijzondere sanctie voorzien in het beheerscontract. § 4. De eventuele algemene financiële verbintenissen van de Franse Gemeenschap ten aanzien van het Instituut zijn beperkt tot deze die voortvloeien uit de bepalingen van het beheerscontract dat is gesloten met het Instituut. § 5. Het beheerscontract is geen akte of reglement zoals bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Alle clausules worden geacht bij contract te zijn vastgelegd.
Art. 41.Tijdens de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract wordt de Franse Gemeenschap vertegenwoordigd door de voogdijminister.
Tijdens de onderhandeling van het beheerscontract wordt het Instituut vertegenwoordigd door zijn leidend ambtenaar en zijn voorzitter. Het beheerscontract wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad van Bestuur die beslist bij tweederde van de uitgebrachte stemmen.
Het beheerscontract treedt pas in voege nadat de Regering dit heeft goedgekeurd bij besluit en op de dag vermeld in dit besluit. Het beheerscontract wordt terzelfdertijd verzonden naar de Raad van de Franse Gemeenschap.
Art. 42.§ 1. Jaarlijks wordt er een vergadering belegd tussen het Instituut en de voogdijminister alsook de minister van Begroting om, met name, een stand van zaken op te maken over de uitvoering van het beheerscontract en dit desgevallend in gezamenlijk overleg aan te passen.
De aanpassingen die worden voorgesteld door een der partijen of door beide partijen gebeuren overeenkomstig artikel 41. § 2. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van minstens drie en maximum vijf jaar. § 3. Uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het beheerscontract, legt het Bureau een ontwerp van nieuw beheerscontract voor aan de voogdijminister.
Als bij het verstrijken van een beheerscontract nog geen nieuw beheerscontract in voege is getreden, wordt het contract van rechtswege verlengd tot de inwerkingtreding van een nieuw beheerscontract. Deze verlenging wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de voogdijminister.
Als één jaar na de verlenging bedoeld in vorig lid nog geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, kan de Regering, na advies van de Raad van Bestuur, voorlopige regels vastleggen omtrent de in artikel 23, § 2, bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels gelden als nieuw beheerscontract en zijn geldig tot de inwerkingtreding van een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig artikel 41.
Art. 43.De besluiten aangaande de goedkeuring van een beheerscontract, of diens aanpassing, alsook de besluiten met betrekking tot de voorlopige regels verschijnen in het Belgisch Staatsblad .
Art. 44.Het Bureau is samengesteld uit zes personen aangeduid door de Regering onder de leden van de Raad van Bestuur. De Voorzitter en de drie Ondervoorzitters van de Raad van Bestuur zijn ambtshalve leden.
De leidend ambtenaar woont de vergaderingen van het Bureau bij met adviesverlenende stem.
De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter doorslaggevend.
Art. 45.Het Bureau benoemt het personeel van het Instituut binnen de perken van de formatie vastgelegd door de Regering en op voorstel van de leidend ambtenaar.
Het Bureau legt de perken en de vormen vast binnen dewelke hij sommige van zijn bevoegdheden overdraagt aan de leidend ambtenaar.
Art. 46.§ 1. Om de opdrachten van het Instituut uit te voeren en binnen de perken van de in artikel 45, § 1, bedoelde formatie kunnen personeelsleden van de Diensten van de Franse Gemeenschapsregering worden overgeheveld naar het Instituut.
De Regering legt, na overleg met de vakbond, de datum en de wijzen van de overheveling van de in het vorig lid bedoelde personeelsleden vast.
Deze wijzen voorzien met name dat de overheveling van een personeelslid ofwel vrijwillig gebeurt na een oproep tot kandidaten binnen de diensten van de Franse Gemeenschap en na een selectieprocedure, ofwel ambtshalve om de continuïteit van de dienst te verzekeren. § 2. De overgehevelde personeelsleden behouden hun graad en hoedanigheid of krijgen een gelijkaardige graad.
Zij behouden minstens de vergoeding en de anciënniteit die zij hadden of zouden hebben verkregen indien zij het ambt waarvan ze houder waren op het ogenblik van hun overheveling waren blijven uitoefenen. § 3. De personen die naar het Instituut geaffecteerd worden, krijgen de hoedanigheid van personeelslid van het Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan. § 4. Personeelsleden kunnen ook ter beschikking gesteld worden van het Instituut overeenkomstig artikel 6 van het decreet van 24 juni 1996 tot regeling van de opdrachten, de verloven wegens opdracht en de terbeschikkingstellingen wegens bijzondere opdracht in het onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 47.De leidend ambtenaar van het Instituut wordt aangesteld door de Regering.
Hij staat in voor de dagelijkse leiding van dit Instituut, voor de boekhouding en voor het dagelijks personeelsbeheer.
Hij vertegenwoordigt het Instituut.
Art. 48.§ 1. Het financieel beheer van het Instituut gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut en de uitvoeringsbesluiten van deze wet. Daarenboven is het Instituut onderworpen aan het bedrijfsrevisoraat. De Regering bepaalt de wijzen van deze revisoraat, overenkomstig artikelen 130 en volgende van het wetboek der vennootschappen van 7 mei 1999. § 2. De controle van het Instituut gebeurt door twee commissarissen, benoemd door de Regering, de ene op voordracht van de de voogdijminister, de andere op voordracht van de minister van Begroting. De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen die kunnen worden toegekend aan de Regeringscommissarissen en bepaalt de vergoedingen voor verplaatsings- en verblijfskosten. § 3. De Regering keurt het boekhoudkundig plan, de evaluatieregels en de afschrijvingsregels van het Instituut goed. § 4. De nettowinst is het saldo van de resultatenrekening bepaald door het boekhoudkundig plan, na dotatie voor de afschrijvingen en de provisies toegestaan door de Regering. § 5. Onder voorbehoud van goedkeuring door de Regering, wendt de Raad van Bestuur de nettowinst van het boekjaar aan : 1° voor de bijzondere reserves ten belope van de inkomsten van de fondsen uit een gift, een legaat of een stichting;2° voor de aanzuivering van eerdere tekorten;3° voor de overdracht naar het volgend boekjaar.
Art. 49.De zetel van het Instituut wordt bepaald door de Regering. HOOFDSTUK III. - Organisatie van de opleidingen door het Instituut
Art. 50.Het Instituut stelt een opleidingsprogramma op voor het schooljaar en legt dit ter advies voor aan de Begeleidingscommissie en ter goedkeuring aan de Regering en dit uiterlijk op 15 februari van het lopend schooljaar.
De Regering neemt een beslissing voor 1 april van het lopend schooljaar.
Art. 51.Het Instituut kan verschillende opleiders aanwerven om dezelfde opleidingen te geven.
Het Instituut kan dienstverleningsovereenkomsten sluiten.
Art. 52.Het Instituut stuurt opleidingsaanbiedingen naar de inrichtende machten en naar de inrichtingen uiterlijk tegen 15 mei van het lopend schooljaar.
De door het Instituut georganiseerde opleidingen zijn toegankelijk voor alle in artikel 26, eerste lid, 1°, bedoelde personeelsleden, aan dezelfde toegangsvoorwaarden. HOOFDSTUK IV. - Begroting
Art. 53.§ 1. Het Instituut heeft als inkomsten : 1. een jaarlijkse dotatie toegekend door de Franse Gemeenschap, die uitsluitend door het Instituut wordt aangewend om zijn opdrachten van openbare dienstverlening uit te voeren en die al zijn opdrachten voor het boekjaar dekt;2. de van het lopende begrotingsjaar overgedragen saldi;3. de rechten die voortvloeien tijdens het betrokken begrotingsjaar;4. de inkomsten uit zijn acties in het raam van eventuele dienstverleningsovereenkomsten;5. de middelen die ter zijne beschikking zijn gesteld in het raam van overeenkomsten met andere overheden;6. de giften en legaten. § 2. Het Instituut is eigenaar van de materialen die ernaar worden overgeheveld of die het aankoopt voor zichzelf of voor de diensten van de Franse Gemeenschap.
Art. 54.Onverminderd artikel 27 moet het Instituut voor ieder geheel bedoeld in artikel 4 het deel van de inkomsten aanwenden dat het wordt toegekend door de begroting.
TITEL III. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 55.Artikel 20quater van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, ingevoegd door het decreet van 13 juli 1998 tot organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs en tot wijziging van de onderwijswetgeving, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 20quater.De lessen worden geschorst gedurende maximum zes halve dagen teneinde de personeelsleden toe te laten deel te nemen aan de opleidingen, georganiseerd in het raam van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.
Alle personeelsleden in actieve dienst moeten een van de in het eerste lid bedoelde opleidingen volgen. ».
Art. 56.Artikel 10 van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur van het secundair onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling : « De lessen worden geschorst gedurende maximum zes halve dagen teneinde de personeelsleden toe te laten deel te nemen aan de opleidingen, georganiseerd in het raam van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.
De lessen kunnen worden geschorst gedurende vijf bijkomende halve dagen teneinde de leden van het opvoedingsteam toe te laten vijf halve dagen overleg bij te wonen over de begeleiding en opleidingen te volgen over de pedagogie langs vaardigheden, de formatieve evaluatie, de gedifferentieerde pedagogie, de methodes en structuren voor pedagogische ondersteuning en verhelping.
Alle personeelsleden in actieve dienst moeten een van de in het eerste lid bedoelde opleidingen volgen. ».
Art. 57.Het decreet van 24 december 1990 betreffende de voortgezette opleiding en de aanvullende opleiding voor leden van het personeel van sommige onderwijsinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra, wordt opgeheven wat betreft het buitengewoon onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Het decreet van 16 juli 1993 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon secundair onderwijs wordt opgeheven.
Art. 58.In artikel 1, B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden "Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan" ingevoegd.
TITEL IV. - Overgangs- en slotbepaling
Art. 59.Zolang er geen algemene raad voor het buitengewoon onderwijs bestaat, maakt de Hoge Raad van het buitengewoon onderwijs de balans en de voorstellen op bedoeld in artikel 15 van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het buitengewoon onderwijs, het secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan.
Art. 60.§ 1. Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2002, met uitzondering van artikel 26, 6°, 7° en 8°.
De opleidingen die voor de jaren 2001-2002 en 2002-2003 worden georganiseerd in het buitengewoon onderwijs, het secundair onderwijs en voor de psycho-medisch-sociale centra, worden evenwel georganiseerd overeenkomstig het decreet van 24 december 1990 betreffende de voortgezette opleiding en de aanvullende opleiding voor leden van het personeel van sommige onderwijsinrichtingen en de psycho-medisch-sociale centra en het decreet van 16 juli 1993 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon secundair onderwijs. § 2. De Regering legt de datum van inwerkingtreding vast van artikel 26, 6°, 7° en 8°. Tot die datum worden de opdrachten van het Instituut bedoeld in artikelen 14, tweede lid, 17, 1°, en 17, 3°, vervuld door de Regering.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Opgemaakt te Brussel, op 11 juli 2002 De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 281-1. Amendement in de commissie, nr. 281-2. Verslag, nr. 281-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 3 juli 2002.