Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 21 december 2023
gepubliceerd op 14 februari 2024

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het Wetboek van de communautaire rechtspraak

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2024000245
pub.
14/02/2024
prom.
21/12/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP


21 DECEMBER 2023. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van het Wetboek van de communautaire rechtspraak (`Code de la justice communautaire')


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, artikel 20;

Gelet op artikelen 508/2, § 3, lid 2, en 508/6, lid 1 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 13 oktober 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2;

Gelet op het Wetboek van de communautaire rechtspraak, artikelen II.4, II.5, II.11, §§ 1 en 2, II.13, § 1, lid 3, II.17, II.18, III.2, §§ 2 en 4, III.5, § 3, IV.2, IV.5, § 6, IV.6, § 5, IV.7, § 6, IV.8, § 2, lid 2, V.2, V.6, lid 2, V.8, § 2, V.9, § 3, V.11, V.13, § 5, V.14, § 2, § 2, lid 2, VI.1, VI.4, § 4, VI.5, § 4, VI.6, lid 2, VII.15, VII.16, § 1, VII.19, lid 1, 9°, VII.20, § 2, VII.21, VII.23, VII.24, § 3, VII.25, VII.26, § 2, VII.29, lid 3, VII.31, VII.33, VII.35, VII.37, § 2, VII.38, lid 1, VII.39, § 2, VII.40, VII.41, VII.42, §§ 2 tot 4, VII.45, § 1, lid 2, VII.46, lid 2, VII.47, § 3, VII.48, VII.49, VII.51, VII.52, VII.54, § 2, VII.57, VII.59, § 2, VII.61, VII.62, § 2, VIII.4, VIII.10, § 1, lid 3, § 6, lid 2, en § 7, VIII.12, § 3, VIII.14, § 2, IX.1, § 3, § 4, lid 3, en § 6, IX.2, § 2, en X, § 2, lid 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten houdende de organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het ministerie van Justitie;

Gelet op artikelen 1, 2, 11 tot 17, 22, 25 tot 30 en bijlage N1 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 2001, het koninklijk besluit van 22 december 2004, het koninklijk besluit van 17 september 2005 en het koninklijk besluit van 17 september 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het ministerie van Justitie, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 juli 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/07/2004 pub. 03/08/2004 numac 2004009548 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen sluiten houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 14/11/2013 numac 2013002052 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 27/06/2022 numac 2022032445 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten;

Gelet op artikel 37, 3°, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 14/11/2013 numac 2013002052 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 27/06/2022 numac 2022032445 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 tot uitvoering van het decreet van 13 oktober 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2 betreffende de erkenning en de subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 5 maart 2020, het besluit van de Regering van 24 juni 2021 en het besluit van de Regering van 6 april 2023;

Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 2021 over de plaatsingscapaciteit van de Franse Gemeenschap om te zorgen voor de uitvoering van en de controle op het elektronisch toezicht, en over het tijdschema voor rechtzoekenden die zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf van drie jaar of minder;

Gelet op het ministerieel besluit van 14 juni 1999Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 14/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009704 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie sluiten tot uitvoering van het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het ministerie van Justitie, zoals gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 23 juni 1999Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009709 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijvingen en -profielen voor het personeel van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type ministerieel besluit prom. 23/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009717 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit houdende oprichting van de basisoverlegcomités voor de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie sluiten tot vastlegging van de basisrichtlijnen aan de justitiehuizen;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 augustus 2004Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/08/2004 pub. 18/08/2004 numac 2004009568 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor de evaluatie van de geschiktheid voor de uitoefening van de functie coördinator bij een Justitiehuis sluiten tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor de evaluatie van de geschiktheid voor de uitoefening van de functie coördinator bij een Justitiehuis, zoals gewijzigd bij het ministerieel besluit van 18 maart 2009;

Gelet op het ministerieel besluit van 9 december 2008Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 09/12/2008 pub. 30/12/2008 numac 2008010023 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit houdende oprichting van de basisoverlegcomités voor de buitendiensten van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie sluiten houdende oprichting van de basisoverlegcomités voor de buitendiensten van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie;

Gelet op de `gendertest' van 16 juni 2023, uitgevoerd met toepassing van artikel 4, lid 2, 1° van het decreet van 7 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 29 juni 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting van 6 juli 2023;

Gelet op het advies van de `Commission communautaire des Partenariats', uitgebracht op 26 september 2023;

Gelet op standaardadvies nr. 65/2023 van de Gegevensbeschermingsautoriteit dat op 24 maart 2023 werd uitgebracht en waarnaar op 3 oktober 2023 werd verwezen;

Gelet op protocol nr. 583 van het Comité van sector XVII, afgesloten op 12 oktober 2023;

Gelet op advies nr. 74,753/2 van de Raad van State, uitgebracht op 23 november 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de minister van Justitiehuizen;

Na beraadslaging, Besluit : BOEK 1. - ALGEMENE DEFINITIES Artikel I.1. - Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder: 1° CAPREV: `Centre d'Aide et de Prise en charge des Personnes directement concernées par les Radicalismes et Extrémismes Violents' (hulp- en ondersteuningscentrum voor mensen die rechtstreeks worden getroffen door radicalisme en gewelddadig extremisme);2° Wetboek: het Wetboek van de communautaire rechtspraak dat werd ingevoerd bij het decreet van 5 oktober 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4;3° Commissie voor juridische bijstand: de commissie voor juridische bijstand die wordt bedoeld in artikel 508/2 van het Gerechtelijk Wetboek;4° Driehoeksgesprek: gesprek tussen een rechtzoekende en beroepsbeoefenaars met het oog op het vastleggen van de praktische modaliteiten voor samenwerking en de uitwisseling van relevante informatie in het kader van een gezamenlijke interventie;5° Werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is;6° Minister: de minister die bevoegd is voor de Justitiehuizen, de uitvoering en de opvolging van het elektronisch toezicht, de hulp aan en ondersteuning van mensen die rechtstreeks worden getroffen door radicalisme en gewelddadig extremisme, en de erkenning en subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden; 7° Dagbesteding: periode waarin de dader bedoeld in artikel I.1, 3° van het Wetboek werkt of een opleiding volgt; 8° Subsidiëringsperiode: periode bedoeld in artikel VII.42, § 3 van het Wetboek waarvoor een partner binnen een driejarige subsidiëringsperiode wordt gesubsidieerd, en waarvan de looptijd varieert tussen één en twee jaar; 9° Diensten van de Regering: diensten bedoeld in artikelen IV.2, V.2 en VI.1 van het Wetboek.

Art. I.2. Het gebruik van mannelijke zelfstandige naamwoorden voor de verschillende titels en functies in dit decreet is gemeenslachtig om de leesbaarheid van de tekst te garanderen, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 14 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3 betreffende de versteviging van de vervrouwelijking van de namen van beroepen, ambten, graden of titels en betreffende goede niet-discriminerende praktijken in officiële of formele mededelingen.

BOEK II. - ALGEMENE BEPALINGEN TITEL 1. - DEONTOLOGIE EN DEELNAME AAN CASUSOVERLEG HOOFDSTUK 1. - Algemene deontologische bepalingen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle diensten van de Regering Artikel II.1. - De personeelsleden van de diensten van de Regering leven de deontologische regels na die van toepassing zijn op de uitoefening van de in artikel III.2. § 1, 1° tot 3° van het Wetboek bedoelde opdrachten, onverminderd de toepassing van de deontologische rechten en verplichtingen die worden bepaald in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 april 2003 houdende de Gedragscode voor de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut.

Art. II.2. In het kader van de in artikel III.2 § 1, 1° tot 3° van het Wetboek bedoelde opdrachten doen de personeelsleden van de diensten van de Regering het volgende: 1° samenwerken met elke beroepsbeoefenaar of dienst die wordt opgeroepen om tussenbeide te komen in dezelfde situatie, waarbij de uitwisseling in dit kader beperkt blijft tot feitelijke elementen en essentiële informatie;2° de rechtzoekende op de hoogte brengen van de context en de inhoud van de uitwisseling die is bedoeld in 1° ;3° het kader van hun tussenkomst verduidelijken en uitleggen aan de rechtzoekende, wat met name inhoudt dat ze de rechtzoekende erop wijzen dat ze over informatie kunnen beschikken die hen niet kan worden meegedeeld wegens de vertrouwelijkheid ervan. Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de Justitiehuizen en de Directie voor elektronisch toezicht Art. II.3. In het kader van de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 1° van het Wetboek, doen de personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht het volgende: 1° de opdrachtgevende overheid de nodige informatie bezorgen om de situatie van de rechtzoekende te beoordelen en, in voorkomend geval, een beslissing te nemen;2° de rechtzoekende informeren: a) over zijn specifieke rol als gemandateerde tussenkomende partij en over de inhoud van het mandaat;b) over de verplichtingen die daaruit voortvloeien, met inbegrip van de verplichting om alle relevante informatie aan de opdrachtgevende overheid mee te delen en, indien de wetgeving daarin voorziet, de verplichting om een schriftelijk verslag op te stellen;c) over de inhoud van de informatie in het in b) bedoelde verslag;d) op strafrechtelijk gebied, over de opgelegde voorwaarden, de uitgevoerde controleprocedures en de mogelijke gevolgen van niet-naleving van de voorwaarden. Art. II.4. § 1. De directeur en de directiepersoneelsleden van het Justitiehuis en van de Directie voor elektronisch toezicht zijn verantwoordelijk voor het leidinggeven aan de personeelsleden en het controleren van de kwaliteit van hun werk. Daartoe hebben ze toegang tot de informatie betreffende de rechtzoekenden op wie de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 1° en 2° van het Wetboek betrekking hebben. § 2. De personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht wisselen onderling informatie uit over hun interventies bij rechtzoekenden, waarbij ze informatie verstrekken die nuttig is om het mandaat zo goed mogelijk uit te voeren.

Afdeling 3. - Specifieke bepalingen voor het CAPREV Art. II.5. Personeelsleden van het CAPREV kunnen tussenbeide komen in het kader van een mandaat dat aan een Justitiehuis of de Directie voor elektronisch toezicht is toevertrouwd, wanneer dit mandaat een specifieke voorwaarde behelst, die erin bestaat een dader persoonlijk te ondersteunen om zich los te maken van gewelddadig extremisme.

Hiertoe wisselen ze informatie uit die nuttig is om het mandaat zo goed mogelijk uit te voeren.

Art. II.6. In het kader van de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 3° van het Wetboek, kunnen de personeelsleden van het CAPREV, met betrekking tot het relevante en geselecteerde netwerk bedoeld in artikel I.1, 20° van het Wetboek en de diensten van derden, wanneer de specifieke aard van de situatie dit rechtvaardigt, informatie uitwisselen met inachtneming van de cumulatieve regels van het gedeelde beroepsgeheim op basis waarvan de uitwisseling: 1° gebeurt met beroepsbeoefenaars die zelf tot geheimhouding zijn verplicht, en die functies uitoefenen met identieke doelstellingen;2° wordt uitgevoerd nadat de betrokkene op de hoogte is gebracht en zijn instemming heeft gegeven met betrekking tot de inhoud ervan en de identiteit van de gesprekspartner met wie de uitwisseling zal plaatsvinden;3° beperkt is tot wat strikt noodzakelijk, relevant en nuttig is, in het uitsluitende belang van de betrokkene. Art. II.7. § 1. De personeelsleden van het CAPREV hanteren een multidisciplinaire aanpak. In dit opzicht passen ze de deontologische normen toe die specifiek zijn voor een beroep, wanneer ze samenwerken met de personeelsleden die dat beroep uitoefenen. § 2. De directeur van het CAPREV is verantwoordelijk voor het leidinggeven aan de personeelsleden en het controleren van de kwaliteit van hun werk. Daartoe heeft hij toegang tot de informatie betreffende de personen op wie de opdracht bedoeld in artikel III.2, § 1, 3° van het Wetboek betrekking heeft.

Afdeling 4. - Deontologische regels voor partners Art. II.8. De partners zien erop toe dat de bepalingen van het Wetboek en dit besluit worden nageleefd door: 1° hun personeelsleden;2° de vrijwilligers die bij hen werken;3° de leden van de administratieve instanties of bestuursorganen. Art. II.9. In het kader van de uitvoering van hun opdrachten zien de partners erop toe dat de in artikel II.8, 1° tot 3° bedoelde personen, onverminderd de specifieke deontologische regels voor bepaalde beroepen, de volgende deontologische regels naleven: 1° de rechtzoekenden informeren over de opdrachten die ze uitvoeren, en hen uitleggen wat hun werkkader is en aan welke deontologische regels ze zijn gebonden;2° een geheimhoudingsplicht in acht nemen, ongeacht of de personeelsleden zich aan het beroepsgeheim moeten houden, ook ingeval de functie wordt neergelegd;3° de specifieke deontologische normen voor een beroep toepassen, wanneer ze dezelfde opdracht uitvoeren of samenwerken met personeelsleden die dat beroep uitoefenen;4° voorrang geven aan het belang van het kind, wanneer een kind door de situatie in kwestie wordt getroffen;5° zich onthouden van elke houding die de geloofwaardigheid van hun functie in de ogen van de rechtzoekenden kan aantasten;6° de rechtzoekenden met hoffelijkheid, respect, begrip en zonder discriminatie behandelen, overeenkomstig de democratische beginselen van met name het Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het decreet van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/12/2008 pub. 13/01/2009 numac 2008029672 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie sluiten betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie;7° de rechtzoekenden die zich tot hen richten, een antwoord bezorgen in een toegankelijke en aangepaste taal;8° hun beroepspraktijken aanpassen aan veranderingen in de kennis en de concepten, door de informatie waarover ze beschikken bij te werken;9° de continuïteit in de uitvoering van de opdrachten verzekeren en, in overleg met hun hiërarchische meerdere, de nodige maatregelen nemen om deze continuïteit te vrijwaren;10° de eventuele moeilijkheden bespreken met hun hiërarchische meerdere;11° zich ervan onthouden: a) een dossier te behandelen waarbij ze direct of indirect een functioneel of persoonlijk belang hebben;b) tussenbeide te komen in de situatie van een rechtzoekende die ze persoonlijk kennen;c) van hun functie misbruik te maken om rechtstreeks of via een tussenpersoon, zelfs buiten hun functies maar uit hoofde ervan, schenkingen, giften of voordelen van welke aard ook te vragen of te ontvangen;d) tussenbeide te komen in de situatie van een rechtzoekende die ze in het kader van een andere functie hebben gekend, wanneer deze tussenkomst nadelig zou zijn voor de vertrouwensrelatie met de rechtzoekende of voor de uitvoering van de opdracht. Art. II.10. § 1. Wanneer de specifieke aard van de situatie dit rechtvaardigt, wisselen de partners onderling informatie uit met inachtneming van de cumulatieve regels van het gedeelde beroepsgeheim, op basis waarvan de uitwisseling: 1° gebeurt met beroepsbeoefenaars die zelf tot geheimhouding zijn verplicht, en die functies uitoefenen met identieke doelstellingen;2° wordt uitgevoerd nadat de rechtzoekende op de hoogte is gebracht en zijn instemming heeft gegeven met betrekking tot de inhoud ervan en de identiteit van de gesprekspartner met wie de uitwisseling zal plaatsvinden;3° beperkt is tot wat strikt noodzakelijk, relevant en nuttig is, in het uitsluitende belang van de rechtzoekende. § 2. Als de partners samenwerken, zorgen ze er altijd voor dat de rol en de competenties van alle tussenkomende partijen duidelijk worden gedefinieerd en gerespecteerd.

HOOFDSTUK 2. - Specifieke bepalingen voor het casusoverleg voor de justitiehuizen, de directie voor elektronisch toezicht en het CAPREV Art. II.11. § 1. Wanneer een uitnodiging om deel te nemen aan een casusoverleg naar een Justitiehuis, de Directie voor elektronisch toezicht of het CAPREV wordt gestuurd, zijn de volgende aanwijzingsmodaliteiten van toepassing: 1° de beheerder neemt er prioritair aan deel, gelet op zijn kennis van de onderzochte situatie, en kan zijn hiërarchische meerdere vragen om hem te vergezellen;2° als de beheerder er niet aan deelneemt, beoordeelt zijn hiërarchische meerdere of het aangewezen is om er persoonlijk aan deel te nemen;3° in voorkomend geval kan een vaste vertegenwoordiger, die is aangewezen binnen de dienst, eraan deelnemen;4° in elk geval kan de hiërarchische meerdere, op hun vraag of indien hij dit wenselijk acht, de beheerder of in voorkomend geval de vaste vertegenwoordiger vergezellen op het casusoverleg. § 2. Bij de beoordeling of deelname aan een casusoverleg aangewezen is, wordt rekening gehouden met de volgende beoordelingselementen: 1° de deelname moet beantwoorden aan de doelstelling van het casusoverleg; 2° de deelname kan enkel plaatsvinden met inachtneming van de doelstellingen bedoeld in artikel III.1 van het Wetboek, wegens de bijdrage die ze door hun functie kunnen leveren aan een geïndividualiseerde opvolging; 3° de deelname kan een meerwaarde bieden aan de multidisciplinaire samenwerking tussen de beroepsbeoefenaars. § 3. De beheerder wordt bij het beoordelen of het aangewezen is om deel te nemen aan het casusoverleg waarvoor hij is uitgenodigd, ondersteund door middel van een gesprek met zijn hiërarchische meerdere of met de persoon die hiertoe is gemachtigd door zijn dienst.

TITEL 2. - BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Art. II.12. De beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de ruimten en IT-oplossingen bedoeld in artikel II.18, § 1 van het Wetboek, zijn de volgende: 1° de maatregelen met betrekking tot de ruimten moeten ten minste de volgende elementen voorzien: a) beveiliging wat betreft de temperatuur en de luchtvochtigheid, en op het gebied van de bestrijding van schadelijke factoren, met name water, stof, schimmel, licht of insecten;b) bescherming tegen diefstal en ongeoorloofde verwijdering;c) fysieke bewaring van documenten;d) duurzaamheid en overeenstemming met de normen voor de bewaring van de gebruikte materialen;e) toegangsmodaliteiten afhankelijk van het gegevensclassificatieniveau;2° de maatregelen met betrekking tot de IT-oplossingen moeten ten minste de volgende elementen voorzien: a) beheer van de beheerdersaccounts;b) beheer van de identificatiegegevens;c) beheer van de authenticatie die geschikt is voor de classificatie van de informatie;d) beheer van de toegangsrechten in de beperkte IT-oplossing overeenkomstig de gegevensclassificatie;e) beheer van de toegangsrechten voor de broncode;f) capaciteitsbeheer (monitoring en opvolging);g) beheer van de kwetsbaarheden;h) incidentenbeheer;i) traceerbaarheidsbeheer;j) netwerkbeveiligingsbeheer. Art. II.13. § 1. Ingevolge paragraaf 2 van artikel II.18 van het Wetboek kunnen de volgende identificatie-, authenticatie- en contactgegevens worden verwerkt: 1° rijksregisternummer;2° intern identificatienummer;3° online identificatiegegevens;4° naam en voornamen;5° geslacht;6° authenticatiecertificaat van de elektronische identiteitskaart;7° e-mailadres;8° zakelijk telefoonnummer;9° geboortedatum. De verwerkte navigatie- en traceerbaarheidsgegevens zijn de volgende: 1° IP-adres dat wordt toegewezen op het moment van inloggen;2° datums waarop de account is aangemaakt en gewijzigd;3° plaats van inloggen;4° toegangsdatum en -tijdstip;5° geraadpleegde pagina's en gebruikt type browser;6° platform dat, IT-oplossing die en/of besturingssysteem dat is geïnstalleerd op de terminal van de gebruiker;7° zoekmachine en de gebruikte trefwoorden om de website te vinden;8° gedownloade bestanden;9° gegevens die nodig zijn om de veiligheid van de verwerking met betrekking tot de toegang tot de IT-oplossingen te waarborgen, voor zover deze gegevens het mogelijk maken om de toegang in een logbestand te registreren, en procedures voor het beheer van eventuele incidenten te voorzien. § 2. De gegevens die worden beschreven in paragraaf 1 worden actief bewaard in beveiligde opslagruimten met behulp van een sterk identificatie- en authenticatiesysteem, zolang de betrokkene een actieve account heeft.

Wanneer een account wordt afgesloten, worden de gegevens gedurende zes maanden passief bewaard in een beveiligde opslagruimte.

Na afloop van de periode van zes maanden worden alleen de gegevens die nodig zijn om te voldoen aan de wettelijke, boekhoudkundige en organisatorische verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke, gedurende tien jaar passief bewaard in een beveiligde opslagruimte.

De in lid 3 bedoelde noodzakelijke gegevens zijn de volgende: 1° rijksregisternummer;2° intern identificatienummer. Bij wijze van uitzondering worden de gegevens met betrekking tot de toegangssporen, zoals datum, tijd, identificatiegegevens van de account, IP-adres, opgeroepen URL, browser en OS, gedurende vijf jaar bewaard vanaf het moment waarop deze gegevens zijn gegenereerd.

Cookies hebben ook specifieke bewaarperiodes.

Art. II.14. § 1. Persoonsgegevens bedoeld in artikelen IV.8, § 2, V.14, § 2, VI.6, VII.4, § 5, VIII.10, §§ 1 en 6 van het Wetboek, worden doorgegeven naargelang van de individuele situatie van elke betrokkene en met inachtneming van de bepalingen van het Wetboek die voor elke betrokken verwerking zijn voorzien. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde doorgifte die langs elektronische weg plaatsvindt, gebeurt veilig met behulp van de IT-oplossingen die beschikbaar worden gesteld door de verwerkingsverantwoordelijke die de gegevens bewaart, met inachtneming van zijn eigen beveiligingsbeleidsmaatregelen en -instructies die door de functionaris voor gegevensbescherming zijn gevalideerd.

Art. II.15. § 1. De personen op wie de verwerking van gegevens bedoeld in dit besluit betrekking heeft, worden op eigen initiatief of op hun vraag overeenkomstig een of meer van de volgende modaliteiten op de hoogte gehouden: 1° informatieclausules over het gebruik van de verwerkte gegevens worden opgenomen in de inhoud van de IT-oplossingen bedoeld in artikel II.18 van het Wetboek; 2° informatieclausules over het gebruik van de verwerkte gegevens worden opgenomen in de documenten die met de betrokkenen worden uitgewisseld. § 2. Aanvragen met betrekking tot de uitoefening van de rechten bedoeld in artikelen 12 tot 22 en 34 van de AVG, worden doorgegeven aan de functionaris voor gegevensbescherming van het ministerie. Voor de persoonsgegevens bedoeld in artikel 10 van de AVG worden aanvragen met betrekking tot de uitoefening van de rechten bedoeld in artikel 12 tot 22 en 34 van de AVG, door het ministerie verwerkt overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 14, §§ 2 en 5 van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

BOEK III. - OPDRACHTEN EN SAMENWERKINGEN VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP OP HET GEBIED VAN COMMUNAUTAIRE RECHTSPRAAK TITEL 1. - OPDRACHTEN VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP OP HET GEBIED VAN COMMUNAUTAIRE RECHTSPRAAK HOOFDSTUK 1. - Uitvoeringsmodaliteiten van de opdrachten bedoeld in artikel iii.2, § 1, 1° tot 3° van het wetboek Artikel III.1. - Personeelsleden van de Justitiehuizen, de Directie voor elektronisch toezicht en het CAPREV kunnen tegelijkertijd tussenbeide komen in het kader van een mandaat van een opdrachtgevende overheid. In dit opzicht wisselen ze de informatie uit die nodig is voor de uitvoering van het genoemde mandaat.

HOOFDSTUK 2. - Subsidiëring van innovatieve projecten Art. III.2. Overeenkomstig artikel III.2, § 1, 6° van het Wetboek kan het bestuur oproepen voor innovatieve projecten uitwerken, die het ter goedkeuring voorlegt aan de minister en vervolgens verspreidt.

Art. III.3. § 1. Deze oproepen voor innovatieve projecten worden gedurende een bepaalde periode gelanceerd voor particuliere en overheidsdiensten in de non-profitsector die hun kandidaatstelling via elektronische weg doorgeven aan het bestuur. § 2. Om ervoor te zorgen dat de kandidaatstelling van de in paragraaf 1 bedoelde diensten ontvankelijk is, moeten ze aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° binnen de in de projectoproep bepaalde termijnen reageren;2° zich ertoe verbinden om het innovatieve project te ontwikkelen in het algemeen belang, zonder enig commercieel oogmerk;3° hun maatschappelijke zetel in het Franstalig Gewest of in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben, voor zover ze door hun organisatie zijn verbonden met de Franse Gemeenschap;4° een verzekering afsluiten tegen burgerlijke aansprakelijkheid en ongevallen met lichamelijk letsel voor hun personeel en de rechtzoekenden op wie het project betrekking heeft. Art. III.4. Het bestuur bevestigt de ontvangst van de kandidaatstelling binnen de drie werkdagen.

Het onderzoekt of de kandidaatstelling ontvankelijk is, en vraagt de kandidaat in voorkomend geval om deze binnen de tien werkdagen na de vraag van het bestuur aan te vullen of te verduidelijken.

Het bestuur deelt de kandidaten zijn beslissing mee over de ontvankelijkheid van de kandidaatstelling binnen de twintig werkdagen na de ontvangstbevestiging van de kandidaatstelling of binnen de dertig werkdagen na de vraag om de kandidaatstelling aan te vullen of te verduidelijken.

Art. III.5. Voor ontvankelijk geachte kandidaatstellingen wordt een selectieprocedure uitgevoerd door het bestuur op basis van de specifieke criteria en binnen de termijn die in de oproep voor innovatieve projecten zijn gespecificeerd.

Art. III.6. Na afloop van deze selectieprocedure stuurt het bestuur het dossier door naar de minister. Binnen de vier maanden na de datum van kennisgeving van de beslissing waarbij de kandidaatstelling ontvankelijk wordt verklaard, neemt de minister een beslissing over de subsidieaanvraag en stelt hij de diensten die zich kandidaat hebben gesteld, in kennis van de ministeriële beslissing.

TITEL 2. - SAMENWERKINGEN TUSSEN DE DIENSTEN VAN DE REGERING EN DE PARTNERS Art. III.7. Overeenkomstig artikel III.5 van het Wetboek bespreken de personeelsleden van de Justitiehuizen, de Directie voor elektronisch toezicht en het CAPREV indien nodig met de partners de interventies die moeten worden uitgevoerd bij de rechtzoekende, en werken ze samen met inachtneming van hun respectieve deontologische kaders. Ze kunnen informatie uitwisselen die nuttig is voor de gezamenlijke interventie.

Het driehoeksgesprek geniet hiertoe de voorkeur.

Art III.8. - Van de in artikel III.7 bedoelde personeelsleden kan worden verlangd dat ze met de partners informatie uitwisselen over: 1° de samenhang van de interventies en de eventuele aanpassing ervan, in voorkomend geval in verband met de voorwaarden van een mandaat;2° de praktische moeilijkheden bij het uitvoeren van de interventies;3° de ontwikkeling van de rechtzoekende;4° de afsluiting van de gezamenlijke interventie. Art. III.9. § 1. Overeenkomstig artikel III.5 van het Wetboek, wanneer de interventie van de partners deel uitmaakt van de vervulling van de aan een dader opgelegde voorwaarden, stellen de partners een document op waarin de volgende feitelijke elementen zijn opgenomen: 1° de daadwerkelijke aanwezigheid van de dader bij de gesprekken;2° de eventuele ongegronde afwezigheid van de dader bij de gesprekken;3° de eenzijdige beëindiging van de opvolging door de dader;4° de afsluiting van de interventie door de partner;5° in voorkomend geval de beoogde alternatieven voor de opvolging op de dader. Het in lid 1 bedoelde document wordt overhandigd aan de dader of, bij gebreke daarvan, aan de personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht.

Bovendien kunnen die laatste op elk moment rechtstreeks contact opnemen met de partners om er een kopie van te krijgen. § 2. Wanneer de partners zich beroepen op de noodtoestand om onder het beroepsgeheim vallende informatie door te geven aan de bevoegde overheden, brengen ze daar ook de betrokken personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht van op de hoogte. § 3. Wanneer de partners vaststellen dat er zich een probleem voordoet bij de uitvoering van de opvolging van de dader, of dat er sprake is van een situatie die een ernstig risico inhoudt voor de dader zelf of voor een derde, overleggen ze met de personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht.

Art. III.10. - Overeenkomstig artikel III.5 van het Wetboek kunnen de personeelsleden van de Justitiehuizen en van de Directie voor elektronisch toezicht, met instemming van de betrokken gerechtelijke autoriteit, een kopie van de rechterlijke beslissing overmaken aan de partners die zijn belast met de in artikelen VII.13 en VII.14 van het Wetboek bedoelde opdracht, wanneer de toezending van deze kopie noodzakelijk is voor de uitvoering van die opdracht.

BOEK IV. - BEVOEGDHEID OVER DE JUSTITIEHUIZEN TITEL 1. - DIENSTEN DIE ZIJN GEMACHTIGD OM DE BEVOEGDHEID OVER DE JUSTITIEHUIZEN EN HUN ACTIVITEITEN UIT TE VOEREN Artikel IV.1. - De diensten die zijn gemachtigd om de in artikel IV.2 van het Wetboek bedoelde bevoegdheid uit te voeren, zijn de Justitiehuizen.

Art. IV.2. Elk gerechtelijk arrondissement heeft één Justitiehuis, met uitzondering van het gerechtelijk arrondissement Henegouwen, dat er twee heeft. Elk Justitiehuis heeft een of meer afdelingen per divisie van dit arrondissement.

Art. IV.3. Het Justitiehuis wordt geleid door een arrondissementsdirecteur die verantwoordelijk is voor het beheer van de verschillende vestigingen in het gerechtelijk arrondissement. Hij wordt bij dit beheer bijgestaan door een of meer directiemedewerkers.

Art. IV.4. De personeelsleden van een Justitiehuis kunnen de mandaten van de verschillende vestigingen in het betrokken arrondissement uitvoeren.

TITEL 2. - BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Art. IV.5. § 1. Ingevolge artikel IV.5, § 6 van het Wetboek zijn de persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt per categorie van betrokkenen, de volgende: 1° de dader: - achternaam, voornamen en alias; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - geschiedenis van de laatste drie adressen waar de dader was gedomicilieerd; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - bankrekeningnummer; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - beoefende sportactiviteit; - vrijetijdsactiviteiten; - type en ligging van de woning; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - foto; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - herkomst; - lidmaatschap van een extremistische drukkingsgroep of een groep die geweld propageert; - lidmaatschap van een religie; - geslacht; - seksuele geaardheid of seksueel gedrag; - tenlastelegging; - proces-verbaal van de politie; - gegevens uit het strafregister; - gegevens met betrekking tot de detentiesituatie; - gegevens uit het gerechtelijk dossier; 2° de leefomgeving: - naam en voornamen; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - vrijetijdsactiviteiten; - type en ligging van de woning; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - lidmaatschap van een extremistische drukkingsgroep of een groep die geweld propageert; - lidmaatschap van een religie; - seksueel gedrag; - geslacht; - gegevens uit het strafregister; 3° de eiser en de verweerder: - naam en voornamen; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - geschiedenis van de laatste drie adressen waar de eiser was gedomicilieerd; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - vrijetijdsactiviteiten; - type of ligging van de woning; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - foto van de eiser; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - herkomst; - lidmaatschap van een extremistische drukkingsgroep of een groep die geweld propageert; - lidmaatschap van een religie; - seksuele geaardheid; - geslacht; 4° het slachtoffer; - naam en voornamen; - geboortedatum; - domicilie of verblijfplaats; - financiële middelen; - sociale contacten; - beroep; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - herkomst; - seksuele geaardheid; - geslacht; 5° de relevante derden: - naam en voornamen; - geboortedatum van de relevante particuliere derden; - domicilie of verblijfplaats van de relevante particuliere derden; - werkadres; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen van de relevante particuliere derden; - niveau van onderwijs of opleiding van de relevante particuliere derden; - beroep; - geslacht; - gegevens uit het strafregister van de relevante particuliere derden; 6° de opdrachtgevende overheden, de andere actoren van justitie, de diensten van derden en de partners: - naam en voornamen; - zakelijk telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende tien jaar na de afsluiting van het mandaat of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

Art. IV.6. § 1. Ingevolge artikel IV.6, § 5 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt per categorie van betrokkenen: 1° het slachtoffer: - naam en voornamen; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - geschiedenis van de laatste drie adressen waar het slachtoffer was gedomicilieerd; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - bankrekeningnummer; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling, alleen wanneer het slachtoffer is overleden; - vrijetijdsactiviteiten; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - foto; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - herkomst; - seksuele geaardheid; - geslacht; - proces-verbaal van de politie; - gegevens uit het gerechtelijk dossier met betrekking tot het misdrijf waarvan het slachtoffer het slachtoffer was; 2° de dader: - naam en voornamen; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - financiële middelen; - immigratiestatus; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - herkomst; - seksuele geaardheid of seksueel gedrag; - geslacht; - tenlastelegging; - gegevens met betrekking tot de detentiesituatie; - gegevens uit het gerechtelijk dossier; 3° de opdrachtgevende overheden, de andere actoren van justitie, de diensten van derden en de partners: - naam en voornamen; - zakelijk telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende vijftig jaar na de laatste in het dossier uitgevoerde interventie of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

Art. IV.7. § 1. Ingevolge artikel IV.7, § 6 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt per categorie van betrokkenen: 1° de dader: - achternaam, voornamen en alias; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - geschiedenis van de laatste drie adressen waar de dader was gedomicilieerd; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - bankrekeningnummer; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - beoefende sportactiviteit; - vrijetijdsactiviteiten; - type en ligging van de woning; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - foto; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - herkomst; - lidmaatschap van een extremistische drukkingsgroep of een groep die geweld propageert; - lidmaatschap van een religie; - seksuele geaardheid of seksueel gedrag; - geslacht; - tenlastelegging; - proces-verbaal van de politie; - gegevens uit het strafregister; - gegevens met betrekking tot de detentiesituatie; - gegevens uit het gerechtelijk dossier; 2° de leefomgeving: - naam en voornamen; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - vrijetijdsactiviteiten; - type en ligging van de woning; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - lidmaatschap van een extremistische drukkingsgroep of een groep die geweld propageert; - lidmaatschap van een religie; - seksueel gedrag; - geslacht; - gegevens uit het strafregister; 3° het slachtoffer; - naam en voornamen; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - geschiedenis van de laatste drie adressen waar het slachtoffer was gedomicilieerd; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - bankrekeningnummer; - sociale contacten; - beroep; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - herkomst; - seksuele geaardheid; - geslacht; 4° de relevante derden: - naam en voornamen; - geboortedatum van de relevante particuliere derden; - domicilie of verblijfplaats van de relevante particuliere derden; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen van de relevante particuliere derden; - niveau van onderwijs of opleiding van de relevante particuliere derden; - beroep; - geslacht; - gegevens uit het strafregister van de relevante particuliere derden; 5° de opdrachtgevende overheden, de andere actoren van justitie, de diensten van derden en de partners: - naam en voornamen; - zakelijk telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende vijftig jaar na de afsluiting van het mandaat of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

BOEK V. - BEVOEGDHEID OVER DE UITVOERING EN DE OPVOLGING VAN HET ELEKTRONISCH TOEZICHT TITEL 1. - DIENST DIE IS GEMACHTIGD OM DE BEVOEGDHEID OVER DE UITVOERING EN DE OPVOLGING VAN HET ELEKTRONISCH TOEZICHT UIT TE VOEREN Artikel V.1. - De dienst die is gemachtigd om de in artikel V.2 van het Wetboek bedoelde bevoegdheid uit te voeren, is de Directie voor elektronisch toezicht.

Art. V.2. De Directie voor elektronisch toezicht voert haar opdrachten uit in alle arrondissementen.

Art. V.3. De directeur van de Directie voor elektronisch toezicht wordt voor zijn taken bijgestaan door een of meer directiemedewerkers.

TITEL 2. - PLAATSINGSCAPACITEIT Art. V.4. De Directie voor elektronisch toezicht communiceert via elektronische weg, ten minste maandelijks en telkens wanneer ze dit nodig acht, met de opdrachtgevende overheden over haar plaatsingscapaciteit om hen op de hoogte te houden van de context van de uitvoering van de mandaten die haar zijn toevertrouwd.

TITEL 3. - UITVOERING VAN HET ELEKTRONISCH TOEZICHT DAT IS VOORZIEN IN DE WET VAN 17 MEI 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) type wet prom. 17/05/2006 pub. 16/06/2009 numac 2009000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoerings-modaliteiten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten BETREFFENDE DE EXTERNE RECHTSPOSITIE VAN DE VEROORDEELDEN TOT EEN VRIJHEIDSSTRAF EN DE AAN HET SLACHTOFFER TOEGEKENDE RECHTEN IN HET RAAM VAN DE STRAFUITVOERINGSMODALITEITEN HOOFDSTUK 1. - Tijdschema van het elektronisch toezicht voor daders die zijn veroordeeld tot een of meer vrijheidsstraffen van drie jaar of minder Art. V.5. § 1. Het standaard tijdschema bedoeld in artikel V.7 van het Wetboek bestaat uit een ononderbroken periode die is gewijd aan de dagbesteding van de dader, aan zijn verplaatsingen en aan zijn uren vrije tijd.

De dagbesteding van de dader bepaalt het aantal uren in het standaard tijdschema.

Als de dader geen dagbesteding heeft, krijgt hij elke dag een ononderbroken periode van vier uur toegekend, van acht uur tot twaalf uur `s ochtends. Deze periode is met name bedoeld om naar werk te zoeken, activiteiten uit te oefenen die op maatschappelijke re-integratie zijn gericht, of gezinsondersteuning te verlenen.

Als de dader deeltijds werk heeft, krijgt hij elke dag een ononderbroken periode van acht uur toegekend.

Als de dader een voltijdse dagbesteding heeft, krijgt hij elke dag een ononderbroken periode van twaalf uur toegekend.

Als de dagbesteding, de initiatieven om naar werk te zoeken, de activiteiten die op maatschappelijke re-integratie zijn gericht, of de gezinsondersteuning dit toelaten, kan de periode worden opgesplitst of verplaatst naar de tijd die strikt noodzakelijk is. § 2. Op zaterdag en zondag en op feestdagen tijdens de eerste maand van detentie krijgt de dader elke dag een ononderbroken periode van vier uur vrije tijd toegekend. Deze periode wordt elke maand met twee uur verlengd, tot een maximum van tien uur.

Als de dader een dagbesteding heeft op zaterdag of zondag of op feestdagen, wordt de in lid 1 bedoelde periode vastgelegd voor de volgende week, buiten deze dagbesteding. § 3. Na het uitzitten van de helft van de vrijheidsstraf die nog moet worden uitgezeten op het moment van de beslissing om elektronisch toezicht toe te kennen, wordt het standaard tijdschema van de dader gewijzigd door de Directie voor elektronisch toezicht, behoudens andersluidende instructie van de bevoegde opdrachtgevende overheid, die vooraf op de hoogte is gebracht van de wijziging van het standaard tijdschema door middel van een verslag. Als de duur van de nog uit te zitten vrijheidsstraf tijdens het elektronisch toezicht wordt gewijzigd als gevolg van de uitvoering van een andere straf, wordt het gewijzigde standaard tijdschema uitgesteld of, in voorkomend geval, opgeschort tot de dader de helft van de vrijheidsstraf heeft uitgezeten. In dat geval is het standaard tijdschema dat is voorzien in paragrafen 1 en 2, van toepassing tot de dader opnieuw in aanmerking komt voor het gewijzigde standaard tijdschema.

Volgens het gewijzigde standaard tijdschema moet de dader van tweeëntwintig uur tot zes uur in zijn verblijfplaats blijven.

In afwijking van het vorige lid kan in het gewijzigde standaard tijdschema rekening worden gehouden met de dagbesteding van de dader.

In dit geval moet de dader buiten deze dagbestedingsperiode gedurende een ononderbroken periode van acht uur in zijn verblijfplaats blijven.

Art. V.6. § 1. Als een beslissing tot elektronisch toezicht gepaard gaat met penitentiair verlof, begint dit tussen zes uur en tien uur, en eindigt het tussen achttien uur en tweeëntwintig uur.

De datum en de periode van het penitentiair verlof dat aan de dader wordt toegekend, worden in onderling overleg met hem vastgesteld.

Vóór en na penitentiair verlof moet de dader ten minste dertig minuten in zijn verblijfplaats doorbrengen.

Er wordt geen periode voor vrije tijd toegekend op de dagen waarop het penitentiair verlof begint en eindigt. § 2. Tenzij de opdrachtgevende overheid hiertegen bezwaar maakt, kunnen meerdere periodes van penitentiair verlof worden gecumuleerd, zonder tussen elke periode van verlof een verplicht bezoek aan de toezichtsverblijfplaats te brengen.

Art. V.7. Een extra periode wordt alleen toegekend als dat nodig is om te voldoen aan een specifieke, geïndividualiseerde voorwaarde die is opgelegd door de beslissing om elektronisch toezicht toe te kennen, of als de uitvoering van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing dat rechtvaardigt.

HOOFDSTUK 2. -Tijdschema van het elektronisch toezicht voor daders die zijn veroordeeld tot een of meer vrijheidsstraffen van in totaal meer dan drie jaar Art. V.8. § 1. Het tijdschema bestaat uit een of meer periodes die zijn gewijd aan de uitvoering van de algemene voorwaarden, de geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden, de stappen die worden ondernomen om te reageren op de motieven van de uitspraken van de opdrachtgevende overheid, de verplaatsingstijd die nodig is om ze uit te voeren, en de uren vrije tijd. § 2. Op zaterdag en zondag en op feestdagen tijdens de eerste maand van detentie krijgt de dader elke dag een ononderbroken periode van vier uur vrije tijd toegekend. Deze periode wordt elke maand met twee uur verlengd, tot een maximum van tien uur. Deze uren vrije tijd kunnen niet worden gecumuleerd met penitentiair verlof.

Art. V.9. - § 1. Als de beslissing tot elektronisch toezicht gepaard gaat met penitentiair verlof, begint dit tussen zes uur en tien uur, en eindigt het tussen achttien uur en tweeëntwintig uur.

De datum en de periode van het penitentiair verlof dat aan de dader wordt toegekend, worden in onderling overleg met hem vastgesteld.

Vóór en na penitentiair verlof moet de dader ten minste dertig minuten in zijn verblijfplaats doorbrengen.

Er wordt geen periode voor vrije tijd toegekend op de dagen waarop het penitentiair verlof begint en eindigt. § 2. Tenzij de opdrachtgevende overheid hiertegen bezwaar maakt, kunnen meerdere periodes van penitentiair verlof worden gecumuleerd, zonder tussen elke periode van verlof een verplicht bezoek aan de toezichtsverblijfplaats te brengen.

Art. V.10. - Het tijdschema kan alleen in de volgende gevallen worden gewijzigd of uitgebreid: 1° indien de naleving van een algemene voorwaarde, een geïndividualiseerde bijzondere voorwaarde of een in verband met de motieven van de uitspraak voorziene stap dat vereist;2° indien een stap moet worden ondernomen om zijn administratieve situatie te regulariseren, of die nodig is voor zijn maatschappelijke re-integratie, en deze stap door de dader wordt bevestigd;3° indien een medische, familiale, professionele, opleidings- of juridische noodsituatie dit rechtvaardigt, en deze noodsituatie wordt bevestigd door de dader;4° indien een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing dit rechtvaardigt. HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten voor de uitvoering van de maatregelen die worden genomen in het kader van niet-naleving van het tijdschema Art. V.11. § 1. Als de dader zich niet aan zijn tijdschema houdt, neemt de Directie voor elektronisch toezicht contact met hem op om de situatie in de juiste context te plaatsen en, in voorkomend geval, hem te helpen zijn problemen op te lossen. § 2. De herinnering voor de dader aan zijn verplichtingen en de kennisgeving van een herberekening van het tijdschema, zoals bedoeld in artikel V.11, 2° van het Wetboek, worden via het snelste communicatiemiddel verstuurd. § 3. Nadat een derde keer is vastgesteld dat het tijdschema niet wordt nageleefd, trekt de Directie voor elektronisch toezicht de door de dader onrechtmatig gebruikte tijd af van de uren vrije tijd.

De Directie brengt de dader schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. § 4. Als de dader zich gedurende meer dan vier uur niet aan zijn tijdschema houdt, kan de Directie voor elektronisch toezicht dit via het snelste communicatiemiddel aan de opdrachtgevende overheid melden.

De in lid 1 bedoelde melding wordt automatisch gedaan indien de dader bovendien niet kan worden bereikt.

TITEL 4. - BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Art. V.12. § 1. Ingevolge artikel V.13, § 5 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt per categorie van betrokkenen: 1° de dader: - achternaam, voornamen en alias; - rijksregisternummer; - SIDIS-SUITE-nummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie, verblijfplaats of plaats van toezicht; - geschiedenis van de toezichtsadressen; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - beoefende sportactiviteit; - vrijetijdsactiviteiten; - type en ligging van de woning; - gevolgde studies of opleidingen; - beroep; - foto; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - lidmaatschap van een extremistische drukkingsgroep of een groep die geweld propageert; - lidmaatschap van een religie; - seksuele geaardheid of seksueel gedrag; - geslacht; - tenlastelegging en veroordeling; - proces-verbaal van de politie; - gegevens uit het strafregister; - gegevens met betrekking tot de detentiesituatie; - gegevens uit het gerechtelijk dossier; - geolocatiegegevens; 2° mensen die deel uitmaken van de sociale context van de dader: - naam en voornamen; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - gezinssamenstelling; - type en ligging van de woning; - beroep; - geslacht; - gegevens uit het strafregister; 3° de opdrachtgevende overheden, de andere actoren van justitie, de diensten van derden en de partners: - naam en voornamen; - zakelijk telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende vijftig jaar na de afsluiting van het mandaat of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

BOEK VI. - HULP AAN EN ONDERSTEUNING VAN MENSEN DIE RECHTSTREEKS WORDEN GETROFFEN DOOR RADICALISME EN GEWELDDADIG EXTREMISME TITEL 1. - DIENST DIE IS GEMACHTIGD OM IN TE STAAN VOOR DE HULP AAN EN ONDERSTEUNING VAN MENSEN DIE RECHTSTREEKS WORDEN GETROFFEN DOOR RADICALISME EN GEWELDDADIG EXTREMISME Artikel VI.1. - De dienst die is gemachtigd om de in artikel VI.1 van het Wetboek bedoelde bevoegdheid uit te voeren, is het CAPREV. Art. VI.2. Het CAPREV voert zijn opdrachten uit in alle arrondissementen.

TITEL 2. - BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Art. VI.3. § 1. Ingevolge artikel VI.4, § 4 van het Wetboek zijn de gegevens die kunnen worden verwerkt per categorie van betrokkenen, de volgende: 1° de leden van het relevante en geselecteerde netwerk: - naam en voornamen; - werkadres; - zakelijk telefoonnummer; - e-mailadres; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroepservaringen; - beroep; - huidige tewerkstelling en einde van de tewerkstelling; - beroepssector; - religieuze of filosofische overtuigingen; - politieke standpunten; 2° elke persoon die in contact komt met het CAPREV: - naam en voornamen; - telefoonnummer; - e-mailadres; - burgerlijke staat; - sociale contacten; - details over de familie of het gezin, zoals de familiebanden en de dynamiek binnen de omgeving; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroepservaringen; - beroep; - huidige tewerkstelling en einde van de tewerkstelling; - beroepssector; - vrijetijdsactiviteiten; - immigratiestatus; - ras of etnische afkomst; - religieuze of filosofische overtuigingen; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - politieke standpunten; - geslacht; - tenlastelegging of veroordeling; - gegevens met betrekking tot de detentiesituatie. § 2. De gegevens bedoeld in paragraaf 1, 1° worden bewaard zolang de betrokken leden deel uitmaken van het relevante en geselecteerde netwerk, en tot één jaar nadat ze hun functie hebben neergelegd.

De in paragraaf 1, 2° bedoelde gegevens mogen gedurende vijf jaar na de uitdrukkelijke vraag aan het CAPREV worden bewaard.

Art. VI.4. § 1. Ingevolge artikel VI.5, § 4 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt per categorie van betrokkenen: 1° personen die rechtstreeks worden getroffen door radicalisme en gewelddadig extremisme: - naam en voornamen; - rijksregisternummer; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - identiteitsbewijs; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - bankrekening- of bankkaartnummer; - bankcontracten; - militaire situatie; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - beoefende sportactiviteit; - vrijetijdsactiviteiten; - ander lidmaatschap dan lidmaatschap van beroeps-, politieke of vakbondsorganisaties; - type en ligging van de woning; - niveau van onderwijs of opleiding; - beroep; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - verslaving (aan alcohol, verdovende middelen of geneesmiddelen); - herkomst; - politieke standpunten; - religieuze of filosofische overtuigingen, lidmaatschap van een religie; - lidmaatschap van een vakbondsorganisatie; - geslacht; - seksuele geaardheid of seksueel gedrag; - tenlastelegging of veroordeling; - proces-verbaal van de politie; - gegevens uit het strafregister; - gegevens met betrekking tot de detentiesituatie; - gerechtelijke gegevens; - gegevens met betrekking tot de sociaal-educatieve maatregelen die zijn genomen voor een minderjarige, of de maatregelen ter ondersteuning van het ouderschap; - gegevens met betrekking tot de plaatsing of huisvesting van minderjarigen; 2° de naaste familieleden: - naam en voornamen; - geboortedatum; - geboorteland; - geboorteplaats; - nationaliteit; - burgerlijke staat; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - immigratiestatus; - sociale contacten; - gezinssamenstelling; - niveau van onderwijs en opleiding; - beroep; - type en ligging van de woning; - vrijetijdsactiviteiten; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; - herkomst; - politieke standpunten; - religieuze of filosofische overtuigingen, lidmaatschap van een religie; - geslacht; - gerechtelijke gegevens; - gegevens met betrekking tot de sociaal-educatieve maatregelen die zijn genomen voor een minderjarige, of de maatregelen ter ondersteuning van het ouderschap; - gegevens met betrekking tot de plaatsing of huisvesting van minderjarigen; 3° de andere actoren van justitie: - naam en voornamen; - zakelijk telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde persoonsgegevens mogen gedurende vijftig jaar na de afsluiting van het dossier of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

BOEK VII. - PARTNERS TITEL 1. - ERKENNING HOOFDSTUK 1. - Erkenningsvoorwaarden Artikel VII.1. - § 1. De personeelsleden van de instelling en de eventuele externe beroepsbeoefenaars waarop ze een beroep doet voor de acties, activiteiten en taken die haar in staat stellen haar opdracht uit te voeren, voldoen aan de volgende eisen: 1° voor de opdracht `juridische eerstelijnsbijstand': houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs in de rechten;2° voor de opdracht `maatschappelijke hulpverlening': houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs in de sociale wetenschappen, in de sociologie, in de psychologische en opvoedkundige wetenschappen, in de rechten, in de criminologie, maatschappelijk assistent of gespecialiseerde opvoeder;3° voor de opdracht `psychologische hulpverlening': houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs in de psychologische wetenschappen en opvoeding of criminologie;4° voor de opdracht `hulpverlening voor een betrekking': houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs in de sociale wetenschappen, in de sociologie, in de psychologische en opvoedkundige wetenschappen, in de criminologie, maatschappelijk assistent of gespecialiseerde opvoeder;5° voor de opdracht `hulpverlening voor communicatie': houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs in de sociale wetenschappen, in de sociologie, in de psychologische en opvoedkundige wetenschappen, in de rechten, in de criminologie, bemiddeling, maatschappelijk assistent of gespecialiseerde opvoeder;6° voor de opdracht `begeleiding voor het uitvoeren en opvolgen van rechterlijke beslissingen': houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs in de sociale wetenschappen, in de sociologie, in de psychologische en opvoedkundige wetenschappen, in de seksuologie en gezinswetenschappen, in de rechten, in de criminologie, maatschappelijk assistent of gespecialiseerde opvoeder. § 2. Andere kwalificaties of beroepservaringen kunnen door het bestuur worden erkend, als ze relevant en toereikend worden geacht voor de uitvoering van de betreffende opdracht.

Hiertoe dient de instelling via elektronische weg een gemotiveerde aanvraag tot afwijking in bij het bestuur. De aanvraag bevat een beschrijving van de kwalificaties en de beroepservaring van de betrokkenen, en een kopie van de eventuele diploma's.

Indien de in lid 2 bedoelde aanvraag tot afwijking wordt ingediend tijdens de zesjarige erkenningsperiode, neemt de minister een beslissing over deze aanvraag, op basis van een omstandig advies van het bestuur, en deelt hij zijn beslissing mee aan de instelling binnen de dertig werkdagen na ontvangst van de aanvraag. § 3. De vrijwilligers op wie de instelling eventueel een beroep doet om deel te nemen aan de uitvoering van de opdracht, werken onder de verantwoordelijkheid van een personeelslid met de in paragraaf 1 gespecificeerde kwalificaties.

HOOFDSTUK 2. - Aanvraag tot erkenning Art. VII.2. De instelling dient uiterlijk op 31 mei via elektronische weg, in de door de minister bepaalde vormen, een aanvraag tot erkenning in bij het bestuur om het volgende jaar te worden erkend.

Art. VII.3. Om ontvankelijk te zijn, voldoet de aanvraag tot erkenning aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° worden ingediend in de door en krachtens artikel VII.2 voorgeschreven vormen; 2° ten minste de volgende elementen bevatten: a) een kopie van de gecoördineerde statuten van de instelling en de samenstelling van haar administratieve instantie of bestuursorgaan;b) het project voor de uitvoering van de opdracht, dat ten minste de lijst van de prestaties omvat die de instelling van plan is uit te voeren, evenals het gerechtelijk arrondissement of de gerechtelijke arrondissementen waarvoor ze erkend wenst te worden, de specifieke werkmethode die ze zal toepassen, de tijdschema's voor de uitvoering van de prestaties en een raming van het jaarlijkse aantal begeleidingen per prestatie; c) een beschrijving van de ruimten die zijn bestemd voor de uitvoering van de opdracht, tot bewijs van de inachtneming van artikel VII.19, 3° van het Wetboek; d) het bewijs dat de in artikel VII.19, 4° van het Wetboek bedoelde aansprakelijkheid wordt gedekt; e) in voorkomend geval de verantwoording van de niet-kosteloosheid van de verstrekkingen van therapeutische ondersteuning binnen de psychologische hulpverlening;f) in voorkomend geval de andere erkenningen die de instelling geniet;g) indien de instelling reeds bestond, de jaarrekeningen van het vorige jaar en de opgave van de andere openbare financieringsbronnen; h) de samenstelling van het team dat de opdracht zal uitvoeren, samen met een kopie of de beschrijving van de vereiste diploma's of met de aanvraag tot afwijking bedoeld in artikel VII.1, § 2, lid 2; i) een kopie van het arbeidsreglement;j) het bijscholingsplan dat is afgestemd op de uitoefening van de opdracht. Art. VII.4. Het bestuur bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen de drie werkdagen.

Het bestuur onderzoekt of de aanvraag ontvankelijk is, en vraagt de instelling in voorkomend geval om deze binnen de tien werkdagen na de vraag van het bestuur aan te vullen of te verduidelijken.

Het bestuur deelt de instelling zijn beslissing mee over de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen de twintig werkdagen na de ontvangstbevestiging van de aanvraag of binnen de dertig werkdagen na de vraag om het dossier voor de aanvraag tot erkenning aan te vullen of te verduidelijken.

Art. VII.5. Het bestuur deelt de minister de ontvankelijke aanvragen mee, samen met een omstandig advies betreffende de naleving van de erkenningsvoorwaarden.

Art. VII.6. Binnen de vier maanden na de datum van kennisgeving van de beslissing waarbij de aanvraag tot erkenning ontvankelijk wordt verklaard, neemt de minister een beslissing over deze aanvraag en stelt hij de instelling in kennis van de ministeriële beslissing.

Art. VII.7. De erkenning heeft uitwerking met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de beslissing van de minister, en wordt toegekend tot de lopende zesjarige erkenningsperiode is afgelopen.

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de erkenning Art. VII.8. De partner die het grondgebied of de opdrachten waarop zijn erkenning betrekking heeft, wenst uit te breiden of te beperken, stuurt naar het bestuur een met redenen omklede aanvraag tot wijziging, via elektronische weg, in de door de minister bepaalde vormen.

De aanvraag tot wijziging van de erkenning houdt een bijwerking van de in artikel VII.3, 2° bedoelde gegevens in.

Art. VII.9. De aanvraag tot wijziging van de erkenning wordt onderzocht overeenkomstig artikelen VII.4 tot VII.6.

De wijziging van de erkenning heeft uitwerking met ingang van de datum van de gunstige beslissing over de aanvraag tot wijziging.

HOOFDSTUK 4. - Hernieuwing van de erkenning Art. VII.10. De partner die zijn erkenning wenst te hernieuwen, stuurt naar het bestuur, binnen de in artikel VII.35, § 1 van het Wetboek bedoelde termijn, een aanvraag overeenkomstig artikel VII.3, in de door de minister bepaalde vormen.

Art. VII.11. De aanvraag tot hernieuwing wordt onderzocht overeenkomstig artikelen VII.4 tot VII.7.

HOOFDSTUK 5. - Beoordeling van de naleving van de erkenningsvoorwaarden Art. VII.12. § 1. Met het oog op de in artikel VII.29 van het Wetboek bedoelde beoordeling deelt de partner het bestuur, via elektronische weg, in de door de minister bepaalde vormen, elke wijziging mee van de informatie die in zijn aanvraag tot erkenning krachtens artikel VII.3 werd verstrekt. § 2. Het bestuur voert de in artikel VII.29 van het Wetboek bedoelde beoordeling uit op basis van de informatie die de partner heeft verstrekt in zijn aanvraag tot erkenning, de eventuele wijzigingen die zijn opgenomen in paragraaf 1, en het jaarverslag bedoeld in artikel VII.13, § 2.

Indien nodig kan het bestuur de partner vragen om aanvullende informatie te verstrekken. § 3. Als het bestuur de lokalen van de partner wil betreden, brengt het daar die laatste van op de hoogte en spreekt het met hem de praktische modaliteiten voor het organiseren van deze beoordeling af.

Het bestuur laat de partner weten welke elementen zullen worden beoordeeld.

De dossiers waarop de beoordeling betrekking heeft, kunnen eerst door de partner worden geanonimiseerd.

HOOFDSTUK 6. - Verplichtingen in verband met de erkenning Art. VII.13. § 1. De partner verstrekt de in artikel VII.23 van het Wetboek bedoelde informatie via elektronische weg, in de door de minister bepaalde vormen. § 2. De minister stelt het in artikel VII.25 van het Wetboek bedoelde model van jaarlijks verslag vast.

Art. VII.14. De partner stelt het bestuur de documenten ter beschikking waarmee de uitvoering van de acties, activiteiten en taken die de uitvoering van de opdracht mogelijk maken, kan worden gecontroleerd.

HOOFDSTUK 7. - INTREKKING VAN DE ERKENNING Art. VII.15. Delegatie wordt de minister verleend om de volgende beslissingen te nemen: 1° de in artikel VII.33, § 1 van het Wetboek bedoelde ingebrekestelling; 2° het goedkeuren, weigeren of opleggen van het in artikel VII.33, § 1 van het Wetboek bedoelde nalevingsplan; 3° het behoud van de erkenning of toekenning van een laatste termijn van maximaal zes maanden, zoals bedoeld in artikel VII.33, § 2 van het Wetboek; 4° de volledige of gedeeltelijke intrekking van de in artikel VII.33, § 2 van het Wetboek bedoelde erkenning.

TITEL 2. - SUBSIDIERING HOOFDSTUK 1. - Driejaarlijkse analyse van de aangeboden diensten en de behoeften van de rechtzoekenden Art. VII.16. Om de in artikel VII.41 van het Wetboek bedoelde driejaarlijkse analyse uit te voeren, baseert het bestuur zich op ten minste één informatie- en analyseverslag dat op zijn vraag wordt uitgebracht door de Arrondissementscommissie voor partnerschappen van het betrokken gerechtelijk arrondissement.

HOOFDSTUK 2. - Aanvraag tot subsidie Art. VII.17. Om te worden gesubsidieerd, stuurt de partner een aanvraag naar het bestuur, uiterlijk op 1 oktober vóór de driejarige subsidiëringsperiode of de betrokken subsidiëringsperiode, via elektronische weg, in de door de minister bepaalde vormen.

Art. VII.18. § 1. Om ontvankelijk te zijn, bevat de aanvraag tot subsidiëring: 1° voor de eerste driejarige subsidiëringsperiode: een financieel plan dat de driejarige subsidiëringsperiode dekt, en waaruit het verband blijkt tussen de gevraagde subsidie en het gebruik dat ervan zal worden gemaakt om de gevraagde prestaties uit te voeren, alsook het door de partner beoogde jaarlijkse aantal begeleidingen.2° voor de tweede driejarige subsidiëringsperiode: het door de partner beoogde jaarlijkse aantal begeleidingen. § 2. Om ontvankelijk te zijn bevat de aanvraag tot subsidiëring die voor het eerst wordt ingediend voor de tweede driejarige subsidiëringsperiode of tijdens deze periode, het door de partner beoogde jaarlijkse aantal begeleidingen en het financieel plan bedoeld in paragraaf 1, 1°. § 3. Onverminderd paragrafen 1, 1° en 2, moeten de Commissies voor juridische bijstand, wanneer ze hun aanvraag tot subsidiëring voor de eerste driejarige subsidiëringsperiode of voor het eerst voor de tweede driejarige subsidiëringsperiode of tijdens deze periode indienen, op straffe van onontvankelijkheid aantonen dat ze voldoen aan de voorwaarden die worden bepaald in artikel VII.19, met uitzondering van 9°, van het Wetboek.

Art. VII.19. § 1. Het bestuur stelt de partner een jaarlijkse doelstelling voor de begeleidingen per prestatie in elk betrokken gerechtelijk arrondissement voor, voor elke aanvraag tot subsidiëring die wordt ingediend voor: 1° de eerste driejarige subsidiëringsperiode;2° elke subsidiëringsperiode binnen de eerste driejarige subsidiëringsperiode;3° elke aanvraag tot subsidiëring die voor het eerst wordt ingediend voor de tweede driejarige subsidiëringsperiode of tijdens deze periode. Het voorstel van het bestuur houdt rekening met het jaarlijkse aantal begeleidingen die in de aanvraag tot subsidiëring voorkomen, en met de in artikel VII.41 van het Wetboek bedoelde driejaarlijkse analyse.

In afwijking van lid 2, voor de driejarige subsidiëringsperiode die aanvangt op 1 januari 2024, houdt het voorstel van het bestuur rekening met het jaarlijkse aantal begeleidingen die in de aanvraag tot subsidiëring voorkomen, de activiteitenverslagen die worden uitgebracht door de partner, en alle informatie waarover het bestuur beschikt betreffende de aangeboden opdrachten en de behoeften van de rechtzoekenden in het betrokken gerechtelijk arrondissement.

De partner beschikt over een termijn van tien werkdagen vanaf de kennisgeving van het voorstel om zijn opmerkingen te formuleren.

De minister stelt het jaarlijkse subsidiebedrag vast, evenals de jaarlijkse doelstelling van begeleidingen voor de in paragraaf 1, lid 1 bedoelde gevallen, op basis van het voorstel van het bestuur en van de eventuele opmerkingen van de partner. § 2. Voor de tweede driejarige subsidiëringsperiode, met uitsluiting van de partners bedoeld in paragraaf 1, lid 1, 3°, stuurt het bestuur de aanvragen van de partners, samen met een omstandig advies over de jaarlijkse doelstelling van begeleidingen, naar de minister.

In dit advies wordt met name rekening gehouden met: - het jaarlijkse aantal begeleidingen dat in de aanvraag van de partner voorkomt; - de driejaarlijkse analyse bedoeld in artikel VII.41 van het Wetboek; - een analyse van de informatie-elementen die werden verzameld en gecontextualiseerd tijdens de opvolging van de begeleidingen, zoals is voorzien in hoofdstuk 4; - de jaarverslagen die door de partner worden uitgebracht tijdens de eerste driejarige subsidiëringsperiode.

De minister stelt het jaarlijkse subsidiebedrag vast op basis van de overeenkomstig artikel VII.29 vastgestelde jaarlijkse doelstelling van begeleidingen.

Art. VII.20. De minister neemt een beslissing over de aanvraag tot subsidiëring en stelt de partner uiterlijk op 15 december vóór de driejarige subsidiëringsperiode of de betrokken subsidiëringsperiode in kennis van de ministeriële beslissing.

De subsidie heeft uitwerking met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de beslissing van de minister bedoeld in lid 1.

HOOFDSTUK 3. - Berekening van de subsidie Art. VII.21. § 1. De uitvoering van een opdracht wordt opgesplitst in prestaties, die elk uit verschillende fasen bestaan: 1° de voorafgaande fase;2° de activeringsfase;3° de uitvoeringsfase;4° de afsluitende fase. De minister bepaalt de prestaties die moeten worden uitgevoerd al naargelang de betrokken rechtzoekende, of de uitvoeringsmodaliteiten van elke opdracht, alsook de inhoud van elke fase bedoeld in lid 1 voor elke prestatie. § 2. Een begeleiding wordt geboekt zodra de in paragraaf 1 bedoelde activeringsfase is gevalideerd.

Art. VII.22. De eenheidssubsidie die wordt toegekend per begeleiding, wordt door de minister zodanig vastgesteld dat voor elke prestatie de in artikel VII.40, lid 3 van het Wetboek bedoelde kosten worden gedekt die de partner moet maken voor de uitvoering van de opdrachten waarvoor hij is erkend, of voor de nakoming van de verplichtingen die ermee samenhangen.

De eenheidssubsidie wordt elk jaar geïndexeerd overeenkomstig de volgende berekeningswijze: het bedrag van de subsidie van het vorige jaar wordt vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumentenprijzen voor augustus van het vorige jaar, gedeeld door het indexcijfer van de consumentenprijzen voor augustus van het voorlaatste jaar.

Art. VII.23. Voor elk gerechtelijk arrondissement is het toegekende budget de som van de vermenigvuldigingen van de eenheidssubsidies met het aantal begeleidingen, zoals geschat door het bestuur op basis van de driejaarlijkse analyse bedoeld in artikel VII.41 van het Wetboek.

HOOFDSTUK 4. - Opvolging van de begeleidingen Art. VII.24. Het bestuur voert elk kwartaal een analyse uit van wijzigingen in het aantal begeleidingen dat door de partner wordt uitgevoerd, op basis van de in artikel VII.30 bedoelde informatie.

Art. VII.25. Het bestuur kan op elk moment aan de partner voorstellen om in onderling overleg de in artikel VII.19 bedoelde jaarlijkse doelstelling te herzien, binnen de volgende grenzen: 1° als de nieuwe doelstelling hoger is dan de vorige, ze de beschikbare begrotingskredieten respecteert en de subsidiëring van de andere partners niet respecteert;2° als de nieuwe doelstelling lager is dan de vorige, mag dat niet meer dan tien procent zijn. Als in onderling overleg een nieuwe jaarlijkse doelstelling van begeleidingen wordt vastgesteld, stelt de minister op basis hiervan het nieuwe jaarlijkse subsidiebedrag vast.

Art. VII.26. Wanneer het gemiddelde aantal begeleidingen dat door de partner wordt uitgevoerd tijdens een kwartaal, minder dan tachtig procent of meer dan honderdtwintig procent van de vastgestelde doelstelling bedraagt, neemt het bestuur contact op met de partner om hem op de hoogte te brengen van deze afwijkingen, en om samen met hem de toestand in de juiste context te plaatsen.

Art. VII.27. Wanneer het gemiddelde aantal begeleidingen dat door de partner wordt uitgevoerd tijdens twee opeenvolgende kwartalen, minder dan tachtig procent of meer dan honderdtwintig procent van de vastgestelde doelstelling bedraagt, kan het bestuur, na overleg met de partner en nadat de situatie samen met de partner in de juiste context is geplaatst, deze laatste vragen om, binnen een door haar te bepalen termijn van maximaal drie maanden, een actieplan aan te nemen met structurele middelen om de vastgestelde moeilijkheden te verhelpen binnen een door haar bepaalde termijn van maximaal zes maanden vanaf de aanname van het plan.

Art. VII.28. Wanneer het gemiddelde aantal begeleidingen dat door de partner wordt uitgevoerd tijdens drie opeenvolgende kwartalen, minder dan tachtig procent van de vastgestelde doelstelling bedraagt, neemt de partner, binnen een door het bestuur bepaalde termijn van maximaal drie maanden, een actieplan aan met structurele middelen om de vastgestelde moeilijkheden te verhelpen binnen een door het bestuur bepaalde termijn van maximaal zes maanden vanaf de aanname van het plan, voor zover er nog geen actieplan in voege is overeenkomstig artikel VII.27.

Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet in het laatste jaar van de eerste driejarige subsidiëringsperiode, neemt de partner de nodige bewarende maatregelen om het opleggen van een nieuwe jaarlijkse doelstelling aan te pakken.

Art. VII.29. Uiterlijk op 15 december van het laatste jaar van de eerste driejarige subsidiëringsperiode stelt de minister de jaarlijkse doelstelling van begeleidingen voor de tweede driejarige subsidiëringsperiode vast op basis van met name: 1° de aanvraag van de partner; 2° het omstandig advies van het bestuur bedoeld in artikel VII.19, § 2; 3° de analyse van de informatie-elementen die werden verzameld en gecontextualiseerd tijdens de opvolging van de begeleidingen, zoals is voorzien in dit hoofdstuk;4° de jaarverslagen die door de partner worden uitgebracht tijdens de eerste driejarige subsidiëringsperiode; 5° de driejaarlijkse analyse bedoeld in artikel VII.41 van het Wetboek.

HOOFDSTUK 5. - Verantwoording van de subsidie Art. VII.30. De informatie die de partner maandelijks doorgeeft krachtens artikel VII.45, § 1 van het Wetboek, moet ten minste het volgende bevatten: 1° de opdracht en de betrokken prestaties;2° het totale aantal begeleidingen uitgevoerd per prestatie, per type van betrokken rechtzoekende;3° de begindatum en, in voorkomend geval, de einddatum van elke begeleiding. De in lid 1 bedoelde informatie wordt uiterlijk op de tiende dag van de volgende maand in de door de minister bepaalde vormen via elektronische weg naar het bestuur verzonden.

Art. VII.31. § 1. Onverminderd de andere terugbetalingshypothesen waarin artikelen 61 en 62 van het decreet van 20 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 houdende de organisatie van de begroting en van de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap voorzien, worden de voorwaarden voor toekenning van de subsidie geacht niet te zijn vervuld in de zin van artikel 61, 5°, a) van hetzelfde decreet, wanneer aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1° het gemiddelde aantal begeleidingen uitgevoerd tijdens de laatste negen maanden, bedraagt minder dan tachtig procent van de vastgestelde doelstelling;2° de uitleg van de partner over de context van deze afwijking kan het bestaan ervan niet verantwoorden; 3° de partner weigert elke onderhandeling over de doelstellingen die worden voorgesteld door het bestuur krachtens artikel VII.25; 4° het overeenkomstig artikel VII.28 ingevoerde actieplan laat niet toe om de vastgestelde moeilijkheden te verhelpen. § 2. De voorwaarden voor de toekenning van de subsidie worden ook geacht niet te zijn vervuld als de erkenning van de partner werd ingetrokken overeenkomstig artikel VII.15, 4°.

TITEL 3. - OVERLEG EN COÖRDINATIE HOOFDSTUK 1. - 'Commission communautaire des partenariats' Art. VII.32. De leden van de `Commission communautaire des Partenariats' bedoeld in artikel VII.51, lid 1, 2° van het Wetboek, worden aangewezen op voordracht van de erkende partners voor het betrokken arrondissement, volgens de volgende verdeling: 1° voor het arrondissement Waals-Brabant: twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden die de opdracht `hulpverlening voor een betrekking' vertegenwoordigen;2° voor het arrondissement Brussel: twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden die de opdracht `juridische bijstand' vertegenwoordigen;3° voor het arrondissement Henegouwen: twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden die de opdracht `maatschappelijke hulpverlening' vertegenwoordigen;4° voor het arrondissement Luik: twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden die de opdracht `begeleiding voor het uitvoeren en opvolgen van rechterlijke beslissingen' vertegenwoordigen;5° voor het arrondissement Luxemburg: twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden die de opdracht `psychologische hulpverlening' vertegenwoordigen;6° voor het arrondissement Namen: twee gewone leden en twee plaatsvervangende leden die de opdracht `hulpverlening voor communicatie' vertegenwoordigen; Om de zes jaar verandert deze verdeling en neemt elk arrondissement de opdracht van het volgende arrondissement in de in lid 1 bedoelde lijst over, waarbij het laatste arrondissement de opdracht van het eerste arrondissement overneemt.

Aan de minister wordt delegatie verleend om de leden van de `Commission communautaire des Partenariats' aan te wijzen.

Art. VII.33. Aan de minister wordt delegatie verleend om het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel VII.52 van het Wetboek, goed te keuren.

HOOFDSTUK 2. - Arrondissementscommissies voor partnerschappen Art. VII.34. § 1. Na ontvangst van het advies van de `Commission communautaire des Partenariats' stelt de minister het huishoudelijk reglement van de Arrondissementscommissies voor Partnerschappen vast. § 2. Aan de minister wordt delegatie verleend om de leden van de Arrondissementscommissies voor Partnerschappen te benoemen.

HOOFDSTUK 3. - Thematische commissies voor partnerschappen Art. VII.35. § 1. Voor de aanwijzing van de leden van de Thematische Commissie voor Partnerschappen draagt elke erkende partner in het gerechtelijk arrondissement voor de opdracht in kwestie een gewoon lid en een plaatsvervangend lid voor. § 2. Aan de minister wordt delegatie verleend om de leden van de Thematische Commissies voor Partnerschappen te benoemen.

TITEL 4. - COMMISSIES VOOR JURIDISCHE BIJSTAND Art. VII.36. De leden van de Commissies voor juridische bijstand worden aangewezen door de Ordes van advocaten van het betreffende gerechtelijk arrondissement.

Art. VII.37. De Commissies voor juridische bijstand bestaan uit een aantal leden dat als volgt wordt bepaald, afhankelijk van het aantal inwoners van het gerechtelijk arrondissement waarin ze zijn gevestigd: 1° 250.000 tot 500.000 inwoners: zes leden; 2° vanaf 500.001 inwoners: acht leden.

Art. VII.38. Niemand mag tegelijkertijd lid zijn van meer dan één Commissie voor juridische bijstand.

Art. VII.39. Elk lid heeft een plaatsvervanger die op dezelfde manier wordt aangewezen en aan dezelfde voorwaarden voldoet als de gewone leden.

Het plaatsvervangend lid vervangt het gewone lid wanneer het is verhinderd.

Art. VII.40. Het mandaat van de leden van de Commissies voor juridische bijstand duurt zes jaar en kan worden verlengd.

Als het mandaat van een lid voortijdig wordt beëindigd, maakt zijn plaatsvervanger het mandaat af.

Art. VII.41. Elke Commissie voor juridische bijstand wijst uit haar leden haar voorzitter aan, evenals haar vicevoorzitter, secretaris en penningmeester, die tegenover de Schatkist rekenplichtig is.

Art. VII.42. De voorzitter leidt en coördineert de activiteiten van de Commissie voor juridische bijstand waarvan hij deel uitmaakt. Hij ondertekent alle adviezen, verslagen, correspondentie en aanbevelingen.

Art. VII.43. De penningmeester beheert de financiën, met name de subsidies die worden toegekend aan de Commissie voor juridische bijstand ingevolge Boek VII van het Wetboek.

Art. VII.44. Elke Commissie voor juridische bijstand komt ten minste vier keer per jaar bijeen op uitnodiging van de voorzitter. Die laatste bepaalt de dagen en tijdstippen van de vergaderingen.

Art. VII.45. De Commissies voor juridische bijstand beraadslagen rechtsgeldig wanneer de absolute meerderheid van de leden aanwezig is.

De beslissingen worden genomen met een gewone meerderheid.

Als het quorum van de aanwezige leden niet is bereikt, wordt een nieuwe vergadering met dezelfde agenda georganiseerd. De commissie beraadslaagt rechtsgeldig, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of, bij diens afwezigheid, die van de vicevoorzitter doorslaggevend.

Art. VII.46. De minister stelt het in artikel 508/6 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde model van jaarlijks verslag vast.

TITEL 5. - BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS Art. VII.47. § 1. Ingevolge artikelen VII.20, § 2, VII.30, VII.32, VII.34 en VII.36 van het Wetboek en in het kader van de toepassing van artikelen VII.1 tot VII.6, kunnen de volgende persoonsgegevens per categorie van betrokkenen worden verwerkt: 1° de contactperso(o)n(en) van de partner voor de erkenning: - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer; - functie; 2° het (de) lid (leden) van de administratieve instantie of het bestuursorgaan van de partner: - naam en voornamen; - functie; 3° het (de) personeelslid (personeelsleden) van de partner: - naam en voornamen; - salarisschaal; - anciënniteit; - kwalificaties; - diploma; - beroepservaring; - functie; - uitgevoerde opdrachten en taken. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende tien jaar vanaf het begin van de zesjarige periode of de erkenningsperiode worden bewaard.

Art. VII.48. § 1. Ingevolge artikel VII.24, § 3 van het Wetboek en in het kader van de toepassing van artikel VII.13, § 1 kunnen de volgende persoonsgegevens per categorie van betrokkenen worden verwerkt: 1° de verantwoordelijke(n): - naam en voornamen; - e-mailadres; 2° de rechtzoekenden: - uniek dossiernummer; - postcode of gemeente van de verblijfplaats; - geboortejaar; - behoefte aan een tolk; - Justitiehuis waar de rechtzoekende eventueel wordt opgevolgd; - type gevraagde hulp; - reden voor het afsluiten van de begeleiding; - band met andere rechtzoekenden; - geslacht; - penitentiaire instelling of instelling van sociaal verweer voor gedetineerde daders; - jaar van opsluiting; - type gepleegd misdrijf; - type geweld dat het slachtoffer heeft ondergaan; - jaar van de feiten; - uitgesproken straf of maatregel; - datum van de rechterlijke beslissing. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende dertien jaar vanaf het begin van de zesjarige periode of de erkenningsperiode worden bewaard.

Art. VII.49. § 1. Ingevolge artikel VII.26, § 2 van het Wetboek en in het kader van de toepassing van artikel VII.13, § 2 kunnen de volgende persoonsgegevens over de personeelsleden worden verwerkt: - naam en voornamen; - financieringsbron(nen); - financiële anciënniteit; - diploma; - gevolgde opleiding(en) in het kader van de uitvoering van de opdrachten; - functie; - statuut (voltijdsequivalent of andere); - begin- en einddatum van het contract; - uitgevoerde prestaties; - periode van onderbreking. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende tien jaar vanaf het begin van de zesjarige periode of de erkenningsperiode worden bewaard.

Art. VII.50. § 1. Ingevolge artikel VII.37, § 2 van het Wetboek en in het kader van de toepassing van artikelen VII.10, VII.11 en VII.15 kunnen de volgende persoonsgegevens per categorie van betrokkenen worden verwerkt: 1° de contactperso(o)n(en) van de partner voor de erkenning: - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer; - functie; 2° het (de) personeelslid (personeelsleden) van de partner: - naam en voornamen; - salarisschaal; - anciënniteit; - kwalificaties; - functie. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende tien jaar vanaf het begin van de zesjarige periode of de erkenningsperiode worden bewaard.

Art. VII.51. § 1. Ingevolge artikel VII.39, § 2 van het Wetboek en in het kader van de toepassing van artikelen VII.17 tot VII.19 kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt over de persoon die is gemachtigd om de partner te vertegenwoordigen: - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer; - functie. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende dertien jaar vanaf het begin van de zesjarige periode of de erkenningsperiode worden bewaard.

Art. VII.52. § 1. Ingevolge artikel VII.47, § 3 van het Wetboek en in het kader van de toepassing van artikel VII.30 zijn de gegevens die per categorie van betrokkenen kunnen worden verwerkt, de volgende: 1° de verantwoordelijke(n): - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer; 2° de rechtzoekenden: - uniek dossiernummer; - postcode of gemeente van de verblijfplaats; - geboortejaar; - behoefte aan een tolk; - reden voor het afsluiten van de begeleiding; - Justitiehuis waar de rechtzoekende eventueel wordt opgevolgd; - type gevraagde hulp; - band met andere rechtzoekenden; - geslacht; - penitentiaire instelling of instelling van sociaal verweer voor gedetineerde daders; - jaar van opsluiting; - type gepleegd misdrijf; - type geweld dat het slachtoffer heeft ondergaan; - jaar van de feiten; - uitgesproken straf of maatregel; - datum van de rechterlijke beslissing. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende dertien jaar vanaf het begin van de zesjarige periode of de erkenningsperiode worden bewaard.

Art. VII.53. § 1. Ingevolge paragraaf 2 van artikelen VII.54, VII.59 en VII.62 van het Wetboek, worden de volgende persoonsgegevens verwerkt: - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens worden bewaard gedurende een periode die gelijk is aan de duur van het mandaat van iedere persoon die is aangewezen overeenkomstig artikelen VII.51, VII.56 en VII.61 van het Wetboek.

BOEK VIII. - BEGELEIDING VAN SLACHTOFFERS VAN COLLECTIEVE NOODSITUATIES TITEL 1. - DE REFERENTIEPERSOON EN DE COÖRDINATIE VAN DE PSYCHOSOCIALE OPVOLGING HOOFDSTUK 1. - Referentiepersoon Art. VIII.1. De diensten van de Regering die instaan voor de specifieke begeleiding van slachtoffers, zijn de diensten voor slachtofferonthaal van de Justitiehuizen. In geval van een collectieve noodsituatie kunnen er binnen die diensten en ook bij de partners referentiepersonen worden aangewezen.

HOOFDSTUK 2. - Coördinatie van de psychosociale opvolging Art. VIII.2. De persoon die is belast met de coördinatie van de psychosociale opvolging, het opstellen van het opvolgingsplan en het identificeren van de samenwerkingen die moeten worden opgezet om de slachtoffers te begeleiden, is de coördinator van de psychosociale opvolging die wordt aangewezen onder de personeelsleden van het bestuur.

De regering keurt het in het vorige lid bedoelde opvolgingsplan goed.

Art. VIII.3. § 1. De coördinator van de psychosociale opvolging kan het initiatief nemen om binnen het bestuur een overleg- en adviesorgaan op te richten, het Comité voor psychosociale opvolging genoemd.

De coördinator van de psychosociale opvolging vraagt het Comité voor psychosociale opvolging om bijeen te komen om het opvolgingsplan uit te voeren. Het Comité voor psychosociale opvolging bepaalt, in het specifieke kader van de collectieve noodsituatie die zich voordoet, de samenwerkingen die moeten worden opgezet en de acties die moeten worden ondernomen, rekening houdend met de behoeften van de slachtoffers. § 2. Het Comité voor psychosociale opvolging bestaat uit de volgende leden: 1° de coördinator van de psychosociale opvolging, die het voorzitterschap waarneemt;2° vertegenwoordigers van de diensten voor slachtofferonthaal van de Justitiehuizen; 3° vertegenwoordigers van de in artikel VIII.1, 3° van het Wetboek bedoelde partners; 4° vertegenwoordigers van het bestuur. Indien nodig kan het Comité voor psychosociale opvolging vertegenwoordigers uitnodigen van diensten van derden die betrokken zijn bij de begeleiding van de slachtoffers. § 3. De coördinator van de psychosociale opvolging stelt het huishoudelijk reglement van het Comité voor psychosociale opvolging op en stuurt het, samen met eventuele wijzigingen, ter goedkeuring naar de minister.

Het in het vorige lid bedoelde huishoudelijk reglement specificeert met name de vertrouwelijkheidsregels waaraan de leden van het Comité voor psychosociale opvolging zijn gebonden.

TITEL 2. - PROCEDURE IN GEVAL VAN EEN COLLECTIEVE NOODSITUATIE HOOFDSTUK 1. - Evaluatie van het plan voor psychosociale opvolging Art. VIII.4. § 1. De coördinator van de psychosociale opvolging beoordeelt voortdurend de uitvoering van het opvolgingsplan dat is geactiveerd naar aanleiding van een collectieve noodsituatie. Hij kan bij deze taak worden bijgestaan door het Comité voor psychosociale opvolging. § 2. Nadat het opvolgingsplan is afgesloten, voert de coördinator van de psychosociale opvolging een eindbeoordeling uit in de vorm van een verslag voor de minister, die het doorstuurt naar de Regering. § 3. Het in paragraaf 2 bedoelde verslag bevat: 1° een kwalitatieve analyse van het coördinatiesysteem, de uitvoering van het opvolgingsplan en de verschillende interventies die worden uitgevoerd bij de slachtoffers;2° in voorkomend geval een analyse van het gebruik van de toegekende subsidies op basis van een activiteitenverslag dat door de partners wordt ingediend, en dat ten minste een overzicht van de uitgevoerde interventies, het aantal ondersteunde slachtoffers en de interventieplaatsen bevat;3° elk ander element dat relevant wordt geacht door de coördinator van de psychosociale opvolging. Een model van het activiteitenverslag bedoeld in paragraaf 3, 2°, wordt opgesteld door de minister.

Art. VIII.5. § 1. Ingevolge artikel VIII.4, § 3 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt over de leden van het Comité voor psychosociale opvolging: - naam en voornaam; - telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens worden bewaard tot het opvolgingsplan is afgesloten.

HOOFDSTUK 2. - Bescherming van persoonsgegevens Art. VIII.6. § 1. Ingevolge artikel VIII.10, §§ 1 en 7 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt per categorie van betrokkenen: 1° het slachtoffer: - rijksregisternummer; - naam en voornamen; - geslacht; - geboortedatum; - nationaliteit; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - immigratiestatus; - gezinssamenstelling; - beroep; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; 2° mensen die deel uitmaken van de sociale context van het slachtoffer: - naam en voornamen; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; 3° de diensten van derden: - naam en voornamen; - telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende twaalf jaar vanaf de activering van het opvolgingsplan of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

Art. VIII.7. § 1. Ingevolge artikel VIII.10, §§ 2 en 7 van het Wetboek kunnen de volgende persoonsgegevens worden verwerkt per categorie van betrokkenen: 1° het slachtoffer: - rijksregisternummer; - naam en voornamen; - geboortedatum; - nationaliteit; - datum van overlijden; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - financiële middelen; - bankrekeningnummer; - immigratiestatus; - gezinssamenstelling; - beroep; - geslacht; - lichamelijke en geestelijke gezondheid; - beperking of invaliditeit; 2° mensen die deel uitmaken van de sociale context van het slachtoffer: - naam en voornamen; - spreektaal; - domicilie of verblijfplaats; - telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep; 3° de diensten van derden: - naam en voornamen; - telefoonnummer; - e-mailadres; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen gedurende twaalf jaar vanaf de activering van het opvolgingsplan of tot het overlijden van de betrokkene worden bewaard.

TITEL 3. - BUDGETTAIRE EN FINANCIELE BEPALINGEN Art. VIII.8. § 1. Overeenkomstig artikel VIII.14 van het Wetboek kan de partner een aanvraag tot subsidie via elektronische weg bij het bestuur indienen, in de door de minister bepaalde vormen. § 2. Om ontvankelijk te zijn bevat de aanvraag tot subsidie ten minste: 1° de voorstelling van het project ten aanzien van de door de partner nagestreefde opdrachten;2° het doelpubliek van het project en een schatting van het aantal beoogde slachtoffers;3° de doelstellingen van het project, rekening houdend met de specifieke behoeften van de slachtoffers;4° het geografisch gebied waarvoor de interventie is gepland;5° de duur van het project;6° het bedrag van de gevraagde subsidie;7° een voorlopige begroting met een gedetailleerde schatting van de uitgaven en eventuele inkomsten.De in 7° bedoelde voorlopige begroting omvat met name de specifieke personeelsbehoeften en vermeldt andere subsidiëringsbronnen. § 3. Het bestuur bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen de drie werkdagen en kan, indien nodig, de partner vragen om de aanvraag aan te vullen of te verduidelijken. De partner antwoordt hierop binnen de tien werkdagen. § 4. Het bestuur maakt een advies over aan de minister, op basis van de volgende toekennings- en verantwoordingsvoorwaarden: 1° het voldoen aan de territoriale aspecten van de collectieve noodsituatie, zoals de plaats van de gebeurtenis, de domicilie of verblijfplaats van de slachtoffers, de plaats van een bijeenkomst of van stappen die worden ondernomen in verband met de gebeurtenis;2° de overschrijding van de begeleidingscapaciteit van de partner, ten aanzien van de omvang of impact van de collectieve noodsituatie;3° de afstemming tussen het door de partner voorgestelde project en de specifieke behoeften van de slachtoffers. In de analyse van het bestuur wordt rekening gehouden met de beoordeling van de behoeften van de slachtoffers die zijn vastgesteld in het kader van de uitvoering van het opvolgingsplan. § 5. De minister neemt een beslissing over de aanvraag tot subsidie en deelt zijn beslissing mee aan de partner uiterlijk binnen de twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag van de partner of, in voorkomend geval, binnen de dertig werkdagen na ontvangst van de door het bestuur gevraagde aanvullende informatie.

Art. VIII.9. De subsidie wordt betaald overeenkomstig de volgende modaliteiten: 1° een eerste schijf van 80% zal worden betaald zodra het subsidiëringsbesluit is meegedeeld; 2° het saldo van 20% zal worden betaald na voorlegging van een voor eensluidend en echt verklaarde aangifte van schuldvordering voor het totale bedrag van de toegekende subsidie, samen met alle documenten die zijn vereist overeenkomstig artikel VIII.8, §§ 2 en 3.

Art. VIII.10. Binnen de drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidie betrekking heeft, stuurt de begunstigde het volgende naar het bestuur: 1° de gedetailleerde berekening van de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de interventies waarvoor de subsidie wordt toegekend;2° de bewijsstukken met betrekking tot alle toelaatbare uitgaven met betrekking tot de periode waarop de subsidie betrekking heeft;3° een overzicht van de uitgevoerde interventies, het aantal ondersteunde slachtoffers en de interventieplaatsen. De in lid 1 bedoelde informatie wordt in de door de minister bepaalde vormen via elektronische weg naar het bestuur verzonden.

Art. VIII.11. § 1. In het kader van het beheer van de aanvraag en van de toekenning van een subsidie bedoeld in artikelen VIII.8 tot VIII.10, worden door het ministerie de volgende persoonsgegevens per categorie van betrokkenen verwerkt: 1° de verantwoordelijke(n) van de partner: a) de identificatie- en contactgegevens: - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer; b) de gegevens betreffende het beroep en de tewerkstelling: - functie;2° de contactpersoon (contactpersonen) van de partner: a) de identificatie- en contactgegevens: - naam en voornamen; - e-mailadres; - telefoonnummer; b) de gegevens betreffende het beroep en de tewerkstelling: - functie. Het ministerie verwerkt geen persoonsgegevens van slachtoffers. Deze gegevens worden door de partner geanonimiseerd. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde persoonsgegevens mogen gedurende dertien jaar vanaf de datum van indiening van de aanvraag tot subsidie worden bewaard.

BOEK IX. - ADVIESCOMMISSIE VAN DE COMMUNAUTAIRE RECHTSPRAAK HOOFDSTUK 1. - Procedure voor de aanwijzing van de leden Art. IX.1. § 1. Op vraag van de minister delen de overheden, instellingen en organisaties bedoeld in artikel IX.1, § 2, 2° tot 8° van het Wetboek, hem binnen de maand de naam van hun vertegenwoordiger en van een plaatsvervanger mee.

Aan de minister wordt delegatie verleend om de leden en plaatsvervangers van de Adviescommissie bedoeld in artikel IX.1, § 3 van het Wetboek, te benoemen.

Op voordracht van de Commissie wijst de minister uit de leden van de Commissie een voorzitter en diens plaatsvervanger aan. § 2. Indien een lid van de Adviescommissie tijdens zijn mandaat om welke reden ook ontslag neemt of stopt met lid te zijn, wordt hij overeenkomstig dezelfde procedure vervangen. Het op die manier benoemde lid voltooit het mandaat van de persoon die hij vervangt. § 3. De leden van de Adviescommissie nemen van rechtswege ontslag in geval van ongegronde afwezigheid op drie opeenvolgende vergaderingen.

Art. IX.2. De leden van de Adviescommissie oefenen hun mandaat kosteloos uit. Met uitzondering van de leden bedoeld in artikel IX.1, § 2, 1° van het Wetboek, ontvangen ze voor hun deelname aan de vergaderingen: 1° een vergoeding van 150 euro per halve dag aanwezigheid op een vergadering, die jaarlijks wordt geïndexeerd op basis van de verhouding tussen de gezondheidsindex van de maand januari van het lopende jaar en die van de maand januari van het jaar waarin het Wetboek in werking is getreden;2° de terugbetaling van de reiskosten, onder dezelfde voorwaarden als het personeel van het bestuur, op basis van bewijsstukken. HOOFDSTUK 2. - Werkingsregels Art. IX.3. De Adviescommissie heeft haar zetel bij het bestuur.

Art. IX.4. De Adviescommissie komt bijeen op uitnodiging van de voorzitter die de datum, het tijdstip en de agenda voor de vergaderingen bepaalt. De uitnodiging wordt ten minste vijftien dagen vóór de datum van de vergadering via elektronische weg naar de leden verzonden.

Art. IX.5. De voorzitter leidt en coördineert de activiteiten van de Adviescommissie.

Art. IX.6. Het bestuur staat in voor het secretariaat van de Adviescommissie.

Art. IX.7. De Adviescommissie beraadslaagt rechtsgeldig als de meerderheid van de leden aanwezig is en een advies uitbrengt. De voorzitter deelt het advies schriftelijk mee aan de minister.

Art. IX.8. De Adviescommissie stelt haar huishoudelijk reglement op waarin de werkingsmodaliteiten worden gespecificeerd. Ze legt het huishoudelijk reglement en de eventuele wijzigingen ervan ter goedkeuring voor aan de minister.

HOOFDSTUK 3. - Bescherming van persoonsgegevens Art. IX.9. § 1. Ingevolge artikel IX.2, § 2 van het Wetboek, worden de volgende persoonsgegevens verwerkt: - naam en voornamen; - telefoonnummer; - e-mailadres; - bankrekeningnummer; - beroep. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens worden bewaard gedurende een periode die gelijk is aan de duur van de benoeming van elk lid, overeenkomstig artikel IX.1, § 3 van het Wetboek.

BOEK X. - BEOORDELING Art. X.1. Overeenkomstig artikel X.1, § 2 van het Wetboek voert het bestuur om de twee jaar een beoordeling uit van de doeltreffendheid van een of meer beleidsmaatregelen op het gebied van communautaire rechtspraak. Deze beoordeling staat in een verslag dat het bestuur naar de minister stuurt.

Met het oog op deze beoordeling analyseert het bestuur het volgende op basis van het bewijsmateriaal waarover het beschikt: 1° de wijze waarop de verschillende bepalingen zijn toegepast ten aanzien van de doelstellingen bedoeld in artikel III.1 van het Wetboek; 2° de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel III.2, § 1, 1° tot 3° en 8° van het Wetboek, en in het bijzonder de uitvoering van de mandaten die zijn toevertrouwd aan de diensten van de Regering.

Het verslag maakt de balans op van de impact van de beleidsmaatregelen die worden genomen door de Franse Gemeenschap, op basis van de elementen die relevant zijn gebleken na de in het vorige lid bedoelde analyse.

BOEK XI. - SLOTBEPALINGEN TITEL 1. - OPHEFFINGSBEPALINGEN Art. XI.1. Worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten houdende de organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het ministerie van Justitie;2° artikelen 1, 2, 11 tot 17, 22, 25 tot 30 en bijlage N1 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 2001, het koninklijk besluit van 22 december 2004, het koninklijk besluit van 17 september 2005 en het koninklijk besluit van 17 september 2005;3° het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het ministerie van Justitie, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2001;4° het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie;5° het koninklijk besluit van 12 juli 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/07/2004 pub. 03/08/2004 numac 2004009548 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen sluiten houdende hervorming van de loopbaan van sommige bijzondere graden binnen de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 14/11/2013 numac 2013002052 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 27/06/2022 numac 2022032445 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten;6° artikel 37, 3° van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 14/11/2013 numac 2013002052 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt type koninklijk besluit prom. 25/10/2013 pub. 27/06/2022 numac 2022032445 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;7° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 tot uitvoering van het decreet van 13 oktober 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2 betreffende de erkenning en subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van 5 maart 2020, het besluit van de Regering van 24 juni 2021 en het besluit van de Regering van 6 april 2023;8° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 november 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 2021 over de plaatsingscapaciteit van de Franse Gemeenschap om te zorgen voor de uitvoering van en de controle op het elektronisch toezicht, en over het tijdschema voor rechtzoekenden die zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf van drie jaar of minder;9° het ministerieel besluit van 14 juni 1999Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 14/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009704 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie sluiten tot uitvoering van het koninklijk besluit van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009702 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende organisatie van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009700 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009703 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type koninklijk besluit prom. 13/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009701 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie sluiten tot vaststelling van de personeelsformatie van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het ministerie van Justitie, zoals gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 2001;10° het ministerieel besluit van 23 juni 1999Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009709 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijvingen en -profielen voor het personeel van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie type ministerieel besluit prom. 23/06/1999 pub. 29/06/1999 numac 1999009717 bron ministerie van justitie Ministerieel besluit houdende oprichting van de basisoverlegcomités voor de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie sluiten tot vastlegging van de basisrichtlijnen aan de justitiehuizen;11° het ministerieel besluit van 10 augustus 2004Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/08/2004 pub. 18/08/2004 numac 2004009568 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor de evaluatie van de geschiktheid voor de uitoefening van de functie coördinator bij een Justitiehuis sluiten tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de commissie voor de evaluatie van de geschiktheid voor de uitoefening van de functie coördinator bij een Justitiehuis, zoals gewijzigd bij het ministerieel besluit van 18 maart 2009;12° het ministerieel besluit van 9 december 2008Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 09/12/2008 pub. 30/12/2008 numac 2008010023 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit houdende oprichting van de basisoverlegcomités voor de buitendiensten van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie sluiten houdende oprichting van de basisoverlegcomités voor de buitendiensten van het Directoraat-generaal Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie. TITEL 2. - OVERGANGSBEPALING Art. XI.2. In afwijking van artikel XI.1, 7° behouden de partners het voordeel van de erkenningen en begeleidingen die zijn vastgesteld met het oog op subsidiëring, en die hen, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, werden toegekend overeenkomstig het besluit van de Regering van 17 mei 2017 tot uitvoering van het decreet van 13 oktober 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens type wet prom. 30/07/2018 pub. 30/03/2021 numac 2021030655 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2 betreffende de erkenning en de subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden, met betrekking tot de zesjarige erkenningsperiode 2024 - 2029 en de driejarige subsidiëringsperiode 2024 - 2026.

TITEL 3. - INWERKINGTREDING Art. XI.3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024.

TITEL 4. - UITVOERINGSBEPALING Art. XI.4. De minister wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Opgemaakt in Brussel op 21 december 2023.

Voor de Regering van de Franse Gemeenschap: De Minister-president, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor Sociale Promotie, P.-Y. JEHOLET De minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en de Promotie van Brussel, F. BERTIEAUX

^