gepubliceerd op 22 december 2016
Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden
13 OKTOBER 2016. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van partners die hulp verlenen aan rechtzoekenden
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder : 1° rechtzoekende : rechtsonderhorige die minstens één van de bij dit decreet bepaalde dienstaanbiedingen kan genieten, als dader, slachtoffer, naaste van een dader, naaste van een minderjarige, of steunaanvrager;2° dader : natuurlijke persoon tegen wie een strafvordering wordt ingesteld of tegen wie een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken;3° opgesloten dader : dader die een vrijheidsbenemende straf of maatregel ondergaat in een strafinrichting, een inrichting in de zin van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering, of in een gemeenschapscentrum;4° slachtoffer : natuurlijke persoon of rechtspersoon die een schade heeft ondergaan die rechtstreeks het gevolg is van een misdrijf of een als misdrijf omschreven feit; de naasten van de in a) bedoelde natuurlijke persoon; 5° naaste van een dader : bloedverwant of aanverwant, in de rechte lijn of in de zijlijn, de voogd, de echtgenoot, de wettelijk of feitelijk samenwonende van een dader;6° naaste van een minderjarige : natuurlijke persoon die moeilijkheden ondervindt bij het uitoefenen van zijn recht op persoonlijke betrekkingen met een minderjarige;7° steunaanvrager : natuurlijke persoon of rechtspersoon die informatie en hulp aanvraagt, omdat hij in een moeilijke toestand verkeert, die rechtstreeks betrokken is bij de bij dit decreet bedoelde opdrachten, en die niet als dader, slachtoffer, naaste van een dader of naaste van een minderjarige kan worden beschouwd in de zin van dit decreet;8° partner : instelling die door de Regering wordt erkend om de rechtzoekende hulp te verlenen volgens de bij dit decreet bepaalde opdrachten;9° optredende persoon : instelling die niet erkend is op grond van dit decreet en die de partner nodig heeft om de opdracht waarvoor hij erkend is, uit te voeren;10° hulp : onthaal, opvang, bijstand of steun, in de tijd beperkt, die de rechtzoekende wordt verleend, om zijn eigen inspanningen te ondersteunen;11° bestuur : administratieve dienst die door de Regering wordt aangewezen om voor de toepassing van dit decreet te zorgen.
Art. 2.Dit decreet is van toepassing op de partners : 1° waarvan de activiteitszetel in het Franse taalgebied gevestigd is;2° waarvan de activiteitszetel in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is, maar die, wegens hun organisatie, tot de Franse Gemeenschap behoren voor de uitoefening van de bij dit decreet bedoelde opdrachten. HOOFDSTUK 2. - Algemene beginselen en doelstellingen
Art. 3.Bij de uitvoering van de erkende opdrachten, leeft de partner de volgende algemene beginselen na : 1° het optreden is gericht op de rechtzoekende;2° iedere rechtzoekende wordt geacht de capaciteit en de vaardigheid te hebben of te kunnen verwerven om zijn gedrag te veranderen, indien hij dit wenst;3° er moet rekening worden gehouden met de gehele sociaal-relationele omgeving;4° het optreden doelt op de globale herinschakeling van de rechtzoekende zowel binnen de samenleving als op persoonlijk niveau;5° de partners volgen een specifieke werkmethode;6° de partners werken op transversaal en multidisciplinair niveau.
Art. 4.Dit decreet streeft de volgende doelstellingen na : 1° de kwaliteit en de doeltreffendheid van de aan de rechtzoekende gepresteerde openbare dienst verbeteren;2° een territoriale verdeling van dienstaanbiedingen volgens de behoeften van rechtzoekenden tot stand brengen;3° de stabiliteit van de betrekkingen in de non-profit sector bevorderen;4° de interne deskundigheid van partners bevorderen en duurzaam maken. HOOFDSTUK 3. - Opdrachten van partners Afdeling 1. - Juridische eerstelijnsbijstand
Art. 5.De opdracht van juridische eerstelijnsbijstand is deze die bepaald is in artikel 508/1, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek. Afdeling 2. - Maatschappelijke hulpverlening
Art. 6.Maatschappelijke hulpverlening is elke hulpverlening van niet financiële aard, bestemd om de rechtzoekende de mogelijkheid te geven om zijn levensomstandigheden op familiaal, sociaal, economisch, professioneel, politiek of cultureel vlak te behouden, te verbeteren of te herstellen.
Art. 7.Om de in artikel 6 bedoelde maatschappelijke hulpverlening uit te voeren, verrichten de partners minstens één van de volgende prestaties : 1° de rechtzoekende begeleiden : door hem te ondersteunen om het hoofd te kunnen bieden aan de gevolgen van een toestand die voortvloeit of potentieel voortvloeit uit een misdrijf; door hem te informeren, oriënteren en ondersteunen in zijn betrekkingen met de politie en de gerechtelijke instanties; door hem de toegang tot de gespecialiseerde instanties en organisaties te vergemakkelijken. 2° het slachtoffer of de dader helpen bij zijn actieve herinschakeling in de samenleving : door, samen met het slachtoffer of de dader, zijn behoeften en hulpmiddelen te evalueren en prioriteiten te bepalen, opdat hij of zij een nieuw evenwichtig leven zou kunnen gaan leiden; door met de dader mee te werken aan de uitvoering van zijn hechtenisplan en zijn plan voor herinschakeling in de samenleving; door de aangehouden dader te helpen bij het bepalen van voorstellen van oplossingen ter vervanging van hechtenis en bij het voorbereiden van de uitvoering van die alternatieve oplossingen. Afdeling 3. - Psychologische hulpverlening
Art. 8.Psychologische hulpverlening is elke hulpverlening bestemd om de rechtzoekende psychologisch te ondersteunen, opdat hij een nieuw evenwichtig leven zou gaan leiden.
Art. 9.Om de in artikel 8 bedoelde psychologische hulpverlening uit te voeren, verrichten de partners minstens één van de volgende prestaties : 1° de rechtzoekende ondersteunen om het hoofd te bieden aan de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van een misdrijf of aan de bijzondere problemen in verband met zijn specifieke situatie;2° de dader die een schadelijk gedrag heeft een gespecialiseerde en persoonlijke therapeutische ondersteuning aanbieden om hem tot verandering aan te zetten;3° het slachtoffer die een schade heeft ondergaan een gespecialiseerde en persoonlijke therapeutische ondersteuning aanbieden, gericht op de rechtstreekse gevolgen van de traumatiserende gebeurtenis en op de verwerking van de shock. Afdeling 4. - Hulpverlening voor een betrekking
Art. 10.Hulpverlening voor een betrekking is elke hulpverlening om een betrekking tussen twee personen, waarvan minstens één een rechtzoekende is, te doen ontstaan, te behouden, te begeleiden of te herstellen.
Art. 11.Om de in artikel 10 bedoelde hulpverlening voor een betrekking uit te voeren, verrichten de partners minstens één van de volgende prestaties : 1° de naaste van een minderjarige die met deze niet leeft, helpen de betrekking tussen beide te behouden, te doen ontstaan of te herstellen, inzonderheid door ontmoetingen op een geschikte plaats voor te bereiden en te organiseren, onder begeleiding van een neutrale derde;2° de betrekkingen tussen de gevangen dader en de externe omgeving, inzonderheid met zijn naasten, bevorderen en begeleiden. Afdeling 5. - Hulpverlening voor communicatie
Art. 12.Hulpverlening voor communicatie is elke hulpverlening om een communicatie, en, zo nodig, een bemiddeling te organiseren tussen de rechtzoekenden die bij een misdrijf betrokken zijn, om, op overlegde wijze, de materiële en emotionele gevolgen ervan te verwerken.
Die opdracht is herstelgericht. Afdeling 6. - Begeleiding voor het uitvoeren en opvolgen van de
rechterlijke beslissingen
Art. 13.Begeleiding voor het uitvoeren en opvolgen van de rechterlijke beslissingen is elke handeling om een kader en middelen tot stand te brengen met het oog op de uitvoering door de dader van een straf of een rechterlijke beslissing in de gemeenschap, met de medewerking van de justitieassistenten.
Art. 14.Om de in artikel 13 bedoelde begeleiding uit te voeren, verrichten de partners minstens één van de volgende prestaties : 1° een programma tot stand brengen voor de psychosociale en educatieve begeleiding, na een schadelijk gedrag, met het oog op de responsabilisering van de dader, de opsporing van risico-toestanden, het zoeken naar alternatieven voor het bedoelde gedrag en de verwerving van sociale vaardigheden;2° de werkstraffen en dienstverleningen begeleiden : door de dader de breedste keuze van prestatieplaatsen aan te bieden, binnen een netwerk van tussenpersonen dat de partner opricht, ontwikkelt en voortdurend ondersteunt, in overleg met de andere partners van het gerechtelijk arrondissement die bij de opdracht betrokken zijn; door de concrete oriëntatie van de werkstraf of de dienstverlening te bepalen, in overleg met de dader en de prestatieplaats, inzonderheid rekening houdend met de informatie die door de justitieassistent wordt verstrekt; door het kader en de middelen tot stand te brengen die de dader nodig heeft om een werkstraf of een dienstverlening uit te voeren; door de dader bij te staan gedurende de invoering en de uitvoering van de werkstraf of de dienstverlening; eventueel, door rechtstreeks en collectief mee te werken met de daders die een werkstraf of een dienstverlening verrichten. HOOFDSTUK 4. - Erkenning Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 15.§ 1. Om de in hoofdstuk 5 bepaalde subsidies te genieten, moet elke instelling die voorstelt, ten gunste van rechtzoekenden, de in hoofdstuk 3 bepaalde opdrachten uit te voeren, door de Regering worden erkend.
De erkenning bepaalt de opdracht(en) waarvoor de partner erkend is.
Voor elke opdracht waarop de erkenning betrekking heeft, dekt de erkenning het geheel van de prestaties waaruit ze bestaat(aan). § 2. In afwijking van § 1 worden de door het Gerechtelijk Wetboek ingestelde commissies voor juridische bijstand ervan vrijgesteld een erkenning aan te vragen.
Om de bij dit decreet bedoelde subsidies te kunnen genieten, moeten ze niettemin de in artikel 18 bepaalde voorwaarden naleven, met uitzondering van 9°.
Art. 16.De erkenning geldt voor één of meer gerechtelijke arrondissementen.
Voor de toepassing van dit decreet is het gerechtelijk arrondissement Brussel tot de negentien gemeenten van de Brusselse agglomeratie beperkt.
Art. 17.De erkenning is geldig voor een periode van zes jaar en kan worden vernieuwd volgens de in afdeling 7 vastgestelde voorwaarden. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden
Art. 18.Om te kunnen worden erkend, moet de in artikel 15 bedoelde instelling voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° de rechtspersoonlijkheid bezitten en geen winstoogmerk nastreven;2° een ontwerp van uitvoering van de opdracht waarvoor hij vraagt om te worden erkend, voorstellen, dat in overeenstemming is met de in hoofdstuk 2 bedoelde algemene beginselen en doelstellingen;3° over lokalen beschikken die aan de toepasselijke gezondheids- en veiligheidsnormen voldoen en die toegankelijk en aangepast zijn voor de uitvoering van de opdracht en waarborg bieden voor de neutraliteit van de partner, de vertrouwelijkheid van de gesprekken en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de rechtzoekende;4° haar burgerlijke aansprakelijkheid, die van haar personeel en van haar onroerende goederen dekken;5° de dienstregeling van de prestaties aanpassen aan de doelstellingen van de opdracht;6° de kosteloosheid van de prestatie ten aanzien van de rechtzoekende waarborgen, behalve wanneer een symbolische betaling behoort tot de psychologische hulpverlening;7° de persoonlijke gegevens beheren overeenkomstig de wetgeving betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;8° een gezond financieel beheer voeren;9° over haar eigen personeel beschikken, of, zo nodig, een beroep doen op externe vakmensen, waarvan de oorspronkelijke kwalificatie of de beroepservaring in verband staat met de opdracht, overeenkomstig de door de Regering vast te stellen voorwaarden;10° een voortdurende opleiding voorstellen die aangepast is aan de uitoefening van de opdracht.
Art. 19.De Regering stelt de erkenningsprocedure vast. Afdeling 3. - Verplichtingen in verband met de erkenning
Onderafdeling 1. - Verplichtingen die op alle partners toepasselijk zijn
Art. 20.De partner zorgt voor de mededeling, aan de betrokken rechtzoekenden, van informatie in verband met het bestaan en de toegangsvoorwaarden voor de opdracht waarvoor hij erkend is.
Die mededeling vindt minstens plaats in de lokalen waar de opdracht wordt uitgeoefend.
Art. 21.Op aanvraag van het bestuur, deelt de partner aan deze elke informatie in verband met de uitvoering van zijn opdracht mee, volgens door de Regering nader te bepalen regels.
Art. 22.De partner stelt jaarlijks, volgens door de Regering nader te bepalen regels, een verslag vast over de activiteiten die in het kader van zijn erkenning worden gevoerd en deelt dit aan het bestuur mee.
Art. 23.Op aanvraag van het bestuur of in coördinatie met deze, brengt de partner zijn medewerking aan de acties voor de sensibilisering van de magistraten, de politiediensten en de tussenpersonen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.
Art. 24.In voorkomend geval, neemt de partner actief deel aan de werkzaamheden van de overlegorganen die krachtens hoofdstuk 6 opgericht zijn.
Onderafdeling 2. - Specifieke verplichtingen betreffende de maatschappelijke hulpverlening aan de gevangen dader
Art. 25.In overleg met de directies van de betrokken inrichtingen, zorgt de partner voor de coördinatie en draagt bij tot de ontwikkeling van het aanbod van diensten en opleidingsactiviteiten of sociaal-culturele opvoeding, gevoerd in de strafinrichtingen, de inrichtingen bedoeld bij de wet van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering, of in het gemeenschapscentrum van het gerechtelijk arrondissement. Afdeling 4. - Evaluatie
Art. 26.Het bestuur evalueert voortdurend of de partner de in artikel 18 bedoelde erkenningsvoorwaarden naleeft.
Daartoe bezorgt de partner, met inachtneming van de deontologie in verband met zijn activiteit, elk document dat nuttig is voor die evaluatie en verleent hij toegang tot zijn lokalen aan de ambtenaren van het bestuur, mits voorafgaande toestemming.
De Regering stelt de nadere regels voor de in het eerste lid bedoelde evaluatie vast. Afdeling 5. - Wijziging van de erkenning
Art. 27.Met de instemming van de partner, kan de Regering het grondgebied en de opdrachten waarop de erkenning betrekking heeft, uitbreiden of beperken.
De Regering stelt de procedure voor de wijziging van de erkenning vast. Afdeling 6. - Intrekking van de erkenning
Art. 28.§ 1. Indien uit de door het bestuur uitgevoerde evaluatie blijkt dat de partner de bepalingen van dit decreet niet naleeft of dat zijn financieel beheer ernstige tekortkomingen vertoont, stelt de Regering de partner in gebreke de maatregelen te nemen om dit te verhelpen.
Binnen de twee maanden na de ingebrekestelling, legt de partner de Regering een actieplan ter goedkeuring voor om de toestand te verhelpen.
Indien de Regering het door de partner voorgestelde plan weigert, verzoekt ze deze haar een nieuw plan binnen de maand te bezorgen.
Indien het plan opnieuw wordt geweigerd of indien de partner geen actieplan binnen de vereiste termijn voorlegt, legt de Regering een actieplan op. § 2. Uiterlijk zes maanden nadat het in § 1 bedoelde plan goedgekeurd of opgelegd is, evalueert de administratie de behaalde resultaten. Op grond van de resultaten van die evaluatie, kan de Regering ofwel de erkenning behouden, ofwel de erkenning geheel of gedeeltelijk intrekken, ofwel een laatste termijn van hoogstens zes maanden toekennen om aan de bepalingen van dit decreet te voldoen. Indien de tekortkomingen bij het verstrijken van die laatste termijn nog altijd bestaan, trekt de Regering de erkenning geheel of gedeeltelijk in. § 3. De erkenning wordt ingetrokken om de werkgever in staat te stellen zijn verplichtingen inzake arbeidswetgeving na te leven.
Daartoe voegt de partner bij zijn actieplan de informatie die nuttig is voor de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen.
Niettemin neemt de partner de bewarende maatregelen die noodzakelijk zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de intrekking van de erkenning. Afdeling 7. - Vernieuwing van de erkenning
Art. 29.§ 1. Uiterlijk één jaar vóór het einde van de erkenning, kan de partner de vernieuwing ervan aanvragen.
De Regering stelt de procedure voor de vernieuwing van de erkenning vast. § 2. Om de vernieuwing van zijn erkenning te verkrijgen, moet de partner aan de in artikel 18 bedoelde voorwaarden voldoen.
De Regering kan echter de vernieuwing van de erkenning van de partner toekennen die niet aan het geheel van de in artikel 18 bepaalde voorwaarden zou voldoen, voor zover hij dit wel binnen de zes maanden na de vernieuwing van de erkenning zou kunnen oplossen.
Daartoe voegt de partner bij zijn vernieuwingsdossier een actieplan om de toestand binnen de in het tweede lid bepaalde termijn te verhelpen. § 3. De erkenning wordt niet vernieuwd om de werkgever in staat te stellen zijn verplichtingen inzake arbeidswetgeving na te leven.
Daartoe voegt de partner bij zijn actieplan de informatie die nuttig is voor de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen.
Niettemin neemt de partner de bewarende maatregelen die noodzakelijk zijn om het hoofd te kunnen bieden aan de niet-vernieuwing van de erkenning. HOOFDSTUK 5. - Toekenning van subsidies
Art. 30.Voor de uitoefening van de opdrachten en het nakomen van de verplichtingen in verband met hun erkenning, kent de Regering de partners subsidies toe die worden berekend overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
In afwijking van het eerste lid kan geen subsidie krachtens dit hoofdstuk worden toegekend voor prestaties die kunnen worden bezoldigd door subsidies die door de federale overheid worden toegekend ter uitvoering van artikel 69 van de wet van 30 maart 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/03/1994 pub. 07/02/2012 numac 2012000056 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen type wet prom. 30/03/1994 pub. 27/01/2015 numac 2015000029 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale bepalingen sluiten houdende sociale bepalingen en van artikel 5, § 2, van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid.
Art. 31.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, worden de subsidies per gerechtelijk arrondissement verdeeld op grond van een driejaarlijkse analyse van de aangeboden opdrachten en de behoeften van de rechtzoekenden, door het bestuur uitgevoerd volgens door de Regering nader te bepalen regels.
Art. 32.De Regering stelt, voor elk gerechtelijk arrondissement, de eenheidssubsidie vast voor elke bezoldiging van een type prestatie.
De Regering bepaalt wat dient te worden verstaan onder bezoldiging van een type prestatie alsook onder de karakteristieken van het gerechtelijk arrondissement die in aanmerking moeten worden genomen om de eenheidssubsidie vast te stellen.
De subsidie dekt de personeels-, werkings- en investeringskosten in verband met de uitvoering van de in hoofdstuk 3 bepaalde opdracht en met de naleving van de in hoofdstuk 4, afdeling 3 bepaalde verplichtingen.
Art. 33.De Regering stelt een jaarlijks aantal bezoldigingen vast, geldig voor een periode van drie jaar. Dat aantal kan elk jaar worden herzien in onderlinge overeenstemming met de partner.
Het driejaarlijkse doel wordt gekregen door de jaarlijkse doelstellingen op te tellen.
De Regering stelt de criteria vast op grond waarvan het aantal bezoldigingen wordt vastgesteld.
Art. 34.Het jaarlijkse bedrag van de subsidie voor elk type prestatie wordt berekend door het in artikel 32 bedoelde eenheidsbedrag te vermenigvuldigen met het aantal bezoldigingen dat overeenkomstig artikel 33 wordt vastgesteld.
Art. 35.De jaarsubsidie wordt in twee schijven uitbetaald : 1° een eerste schijf, die negentig procent van de subsidie vertegenwoordigt, wordt gestort tijdens het eerste trimester van het jaar;2° het saldo wordt gedurende het volgende jaar gestort, binnen de drie maanden volgend op de ontvangst van de in artikel 36, § 2 bedoelde bewijsstukken.
Art. 36.§ 1. De partner deelt maandelijks het bestuur de inlichtingen mee die noodzakelijk zijn voor het optellen van de verrichte bezoldigingen.
De Regering stelt de lijst van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen alsook de nadere regels voor de mededeling ervan vast. § 2. De partner deelt het bestuur, voor uiterlijk 31 maart, de volgende stukken mee : 1° het in artikel 22 bedoelde activiteitenverslag betreffende het voorafgaande jaar;2° de boekhoudkundige balans van het voorafgaande jaar. In afwijking van het eerste lid, worden de partners die in de vorm van een gemeentelijke of provinciale dienst worden georganiseerd, ervan vrijgesteld de administratie een boekhoudkundige balans mee te delen. § 3. De partner wordt ervan vrijgesteld het bestuur systematisch de stukken mee te delen die zijn uitgaven in verband met de uitoefening van de opdracht waarvoor hij erkend is, staven.
De partner bewaart echter de in het eerste lid bedoelde stukken gedurende een periode van tien jaar, en deelt die, op verzoek, aan de administratie mee.
Art. 37.Het bestuur controleert voortdurend de evolutie van het aantal verrichte bezoldigingen.
De Regering stelt de nadere regels voor die controle vast alsook de voorwaarden waaronder het bestuur de partner kan vragen een actieplan op te maken om de vastgestelde moeilijkheden op te lossen.
Art. 38.Op het einde van de lopende periode van drie jaar, stelt de Regering, nadat ze de opmerkingen van de partner heeft ontvangen, de nieuwe doelstellingen van de partner voor de volgende periode van drie jaar.
Art. 39.De Regering stelt de nadere regels vast voor de eventuele terugbetaling van de gestorte subsidies, met inachtneming van de beginselen bepaal in artikel 61, 5°, van het decreet van 20 december 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2011 pub. 17/01/2012 numac 2012029001 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap sluiten houdende regeling van de begroting en de boekhouding van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
Daartoe kan ze minimale doelstellingen bepalen die moeten worden bereikt om in aanmerking te komen voor de subsidies. HOOFDSTUK 6. - Overleg, coördinatie en evaluatie Afdeling 1. - Gemeenschapscommissie voor partnerschappen
Art. 40.§ 1. Er wordt een gemeenschapscommissie voor partnerschappen ingesteld, belast met het voorleggen aan de Regering van een advies over elk voorontwerp van decreet en over elk ontwerp van reglementair besluit betreffende de bij dit decreet geregelde aangelegenheden.
De commissie brengt haar advies binnen een termijn van twee maanden uit. Minstens de helft van die termijn verloopt buiten de schoolvakantieperioden.
Indien het advies niet wordt uitgebracht of indien, om redenen die onafhankelijk zijn van de wil van het bestuur, de commissie niet kan vergaderen binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, wordt de in het eerste lid bedoelde formaliteit als vervuld beschouwd. § 2. De commissie kan ook, op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, een advies uitbrengen over : 1° vraagstukken in verband met het algemeen beleid betreffende de toepassing van dit decreet;2° de in artikel 23 bedoelde sensibilisatieacties. De Regering bepaalt bij haar aanvraag de termijn binnen welke zij wenst dat het in het eerste lid bedoelde advies wordt uitgebracht.
Art. 41.De gemeenschapscommissie voor partnerschappen is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden : 1° twee vertegenwoordigers van de administratie, waarvan één het voorzitterschap waarneemt;2° twee vertegenwoordigers van de partners die voor elk type opdracht erkend zijn, voorgedragen op voorstel van de partners die volgens door de Regering nader te bepalen regels erkend zijn;3° een vertegenwoordiger van elke representatieve vakorganisatie, door haar voorgedragen. Voor de toepassing van dit artikel, wordt beschouwd als representatieve vakorganisatie, de organisatie die : 1° haar activiteit op nationaal vlak uitoefent;2° de belangen behartigt van alle personeelscategorieën van de krachtens dit decreet erkende partners;3° aangesloten is bij een interprofessionele werknemersorganisatie die vertegenwoordigd is bij de Nationale Arbeidsraad, of deel uitmaakt van een dergelijke organisatie. Een vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor de justitiehuizen heeft er ook, met adviserende stem, zitting.
De Regering benoemt de leden van de gemeenschapscommissie voor partnerschappen voor een periode van zes jaar.
De Regering benoemt, voor elk stemgerechtigd lid, een plaatsvervangend lid volgens dezelfde procedure als voor de werkende leden.
Art. 42.De gemeenschapscommissie voor partnerschappen is ertoe gehouden een huishoudelijk reglement op te stellen dat, met zijn wijzigingen, de Regering ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Art. 43.Het bestuur neemt het secretariaat van de gemeenschapscommissie voor partnerschappen waar.
De secretaris woont de beraadslaging niet bij. Afdeling 2. - Arrondissementscommissies voor partnerschappen
Art. 44.Binnen elk gerechtelijk arrondissement wordt een arrondissementscommissie voor partnerschappen ingesteld, belast met: 1° het inwinnen, op aanvraag van het bestuur, van de informatie betreffende de bepaling en de uitvoering van de bij dit decreet bedoelde opdrachten;2° het verstrekken aan het bestuur van adviezen over de overeenstemming tussen de bij dit decreet bedoelde dienstaanbiedingen en de behoeften van de rechtzoekenden.
Art. 45.Elke arrondissementscommissie is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden : 1° een vertegenwoordiger van de administratie, die er het voorzitterschap van waarneemt;2° de voorzitter en een vertegenwoordiger van elke thematische commissie. Een vertegenwoordiger van het justitiehuis van het betrokken gerechtelijk arrondissement kan ook, met raadgevende stem, de vergaderingen bijwonen.
De Regering benoemt de leden van de arrondissementscommissies voor partnerschappen voor een termijn van zes jaar.
Voor elk stemgerechtigd lid, benoemt de Regering een plaatsvervangend lid volgens dezelfde procedure als voor de werkende leden.
Art. 46.Na advies van de gemeenschapscommissie voor partnerschappen, stelt de Regering het huishoudelijk reglement van de arrondissementscommissies voor partnerschappen vast.
Art. 47.Het bestuur neemt het secretariaat van de arrondissementscommissies voor partnerschappen waar.
De secretaris woont de beraadslaging niet bij. Afdeling 3. - Thematische commissies voor partnerschappen
Art. 48.§ 1. Binnen elk gerechtelijk arrondissement worden drie thematische commissies voor partnerschappen ingesteld, onderverdeeld als volgt: 1° een commissie, gericht op de thema's betreffende de dader;2° een commissie, gericht op de thema's betreffende het slachtoffer;3° een commissie, gericht op de thema's betreffende de niet onder 1° en 2° bedoelde rechtzoekenden. § 2. Elke thematische commissie wordt belast met : 1° het inwinnen, op aanvraag van de arrondissementscommissie, van de informatie betreffende de bepaling en de uitvoering van de opdrachten in het kader van de thema's die haar in het eerste lid worden toegekend;2° het verstrekken aan de arrondissementscommissie van adviezen over de overeenstemming tussen de bij dit decreet bedoelde dienstaanbiedingen en de behoeften in het kader van het thema dat haar in het eerste lid wordt toegekend.
Art. 49.Elke thematische commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiger voor elk type opdracht, benoemd op de voordracht van de erkende partners van het betrokken gerechtelijk arrondissement volgens de door de Regering nader te bepalen regels.
De Regering benoemt de leden van de thematische commissies voor partnerschappen voor een termijn van zes jaar.
Voor elk stemgerechtigd lid, benoemt de Regering een plaatsvervangend lid volgens dezelfde procedure als voor de werkende leden.
De thematische commissie benoemt een voorzitter uit laar leden. HOOFDSTUK 7. - Deontologie
Art. 50.Onverminderd de deontologieregels voor bepaalde beroepen, moet elke persoon die aan de uitvoering van dit decreet deelneemt de door de Regering vastgestelde deontologieregels naleven.
Art. 51.Elke partner die personeel tewerkstelt, bepaalt in zijn arbeidsreglement deontologieregels om de naleving van de beginselen inzake neutraliteit, gelijke behandeling, en beroepsgeheim te waarborgen en om belangenconflicten te voorkomen. HOOFDSTUK 8. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art. 52.In artikel 508/2 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt § 3 vervangen als volgt : " De Commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de balies van het betrokken gerechtelijk arrondissement.
De Regering stelt de nadere regels voor de werking van de commissie vast.".
Art. 53.In artikel 508/3 van hetzelfde wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de punten 2° en 3° worden opgeheven; 2° punt 4° wordt vervangen als volgt : "2° de Regering de aanbevelingen te doen die zij nodig acht rekening houdend met de verslagen die bedoeld zijn in de artikelen 508/6 en 508/11.".
Art. 54.Artikel 508/4 van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
Art. 55.§ 1. Artikel 508/5, § 4, tweede lid, van hetzelfde wetboek wordt vervangen als volgt : "Onverminderd de tuchtprocedures, kan de Raad van de Orde, in geval van tekortkoming en volgens de in de artikelen 458 tot 463 bepaalde procedure, het behoud van de advocaat op de in § 1 bedoelde lijst afhankelijk maken van de naleving van de door hem bepaalde voorwaarden, zijn inschrijving op die lijst schorsen voor een periode van acht dagen tot drie jaar, of die eruit weglaten.
In geval van niet naleving van de door de Raad van de Orde bepaalde voorwaarden met toepassing van het tweede lid, roept de stafhouder de advocaat voor de Raad van de Orde op om een andere in hetzelfde lid bepaalde maatregel uit te spreken.
Als de advocaat uit de lijst wordt weggelaten, kan hij zijn wederinschrijving op de in § 1 bedoelde lijst aanvragen bij een met redenen omklede aanvraag die niet vóór een termijn van vijf jaar na de weglating kan worden ingediend.
De in het tweede lid en in het vierde lid bedoelde beslissingen worden met redenen omkleed. Tegen die kan een hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 432 bis.". § 2. In artikel 432 bis, eerste lid, van hetzelfde wetboek, worden de woorden "of in artikel 508/5, § 4, tweede lid" toegevoegd na de woorden "of van een maatregel bedoeld in artikel 508/8, tweede lid,".
Art. 56.In artikel 508/6 van hetzelfde wetboek, worden de woorden "volgens de nadere regels die door de Minister van Justitie worden vastgesteld in overleg met de in artikel 488 bedoelde overheden" vervangen door de woorden "volgens de nadere regels die door de Regering worden vastgesteld in overleg met de Orde van Franstalige en Duitstalige balies".
Art. 57.Opgeheven worden : 1° het decreet van 19 juli 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/07/2001 pub. 23/08/2001 numac 2001029329 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de sociale hulpverlening aan de gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie sluiten betreffende de sociale hulpverlening aan de gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie; 2° de woorden " forensisch welzijnswerk", "ontmoetingsruimten", in artikel 2, 2°, de artikelen 18 tot 21, de artikelen 49 tot 51, alsook de woorden "forensisch welzijnswerk", "Ontmoetingsruimten", in artikel 107, § 1, van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 maart 2009 betreffende het aanbod van ambulante diensten in de domeinen van de sociale actie, het gezin en de gezondheid;"; 3° de artikelen 134 tot 146 en 166 tot 182 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid. HOOFDSTUK 9. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 58.§ 1. De instellingen die op 31 december 2016 erkend of gesubsidieerd zijn krachtens de in artikel 56 bedoelde wetgeving of de reglementering die wordt opgeheven ter uitvoering van dit decreet, behouden hun erkenning en hun subsidies voor het jaar 2017.
Indien de in het eerste lid bedoelde instellingen wensen erkend te zijn met toepassing van dit decreet, dienen ze een aanvraag om erkenning vóór 1 juni 2017 in.
De nieuwe erkenningen en de subsidiëring voor elke opdracht worden van kracht vanaf 1 januari 2018. § 2. De beslissing over de aanvraag bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, moet het de werkgever mogelijk maken om zijn verplichtingen die uit de arbeidswetgeving voortvloeien, na te komen.
Daartoe voegen de in § 1, tweede lid bedoelde instellingen bij hun aanvraag om erkenning de informatie die bewijst dat de in het eerste lid bedoelde verplichtingen worden nageleefd.
De in § 1, eerste lid bedoelde instellingen nemen vanaf 1 juni 2017 de bewarende maatregelen om het hoofd te kunnen bieden aan een weigering van de erkenning of de subsidiëring.
Art. 59.§ 1. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2017. § 2. Dit decreet wordt door de Regering geëvalueerd; die evaluatie wordt uiterlijk op 1 juli 2021 aan het parlement meegedeeld.
De in het eerste lid bedoelde evaluatie wordt voorgesteld in de vorm van een verslag over de uitvoering van dit decreet, dat inzonderheid de volgende gegevens inhoudt : 1° een analyse van de kwaliteit van de uitvoering van de opdrachten, volgens de behoeften van de rechtzoekenden;2° een analyse van de toekenning, de vernieuwing en de intrekking van de erkenning;3° een analyse van de geldstroom op begrotingsvlak die de toekenning, de vernieuwing en de intrekking van die erkenningen veroorzaken. § 3. Om de drie jaar na de evaluatie wordt een activiteitenverslag aan het parlement gezonden.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 13 oktober 2016.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, Media en Wetenschappelijk Onderzoek, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT De Minister van Onderwijs voor sociale promotie, Jeugd, Vrouwenrechten en Gelijke Kansen, I. SIMONIS _______ Nota Zitting 2015-2016 Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 330-1.
Zitting 2016-2017 Stukken van het Parlement. - Commissieamendementen, nr. 330-2.- Verslag, nr. 330-3. Vergaderingsamendementen, nr. 330-4.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 12 oktober 2016.