gepubliceerd op 23 augustus 2001
Decreet betreffende de sociale hulpverlening aan de gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie
19 JULI 2001. - Decreet betreffende de sociale hulpverlening aan de gedetineerden met het oog op hun sociale reïntegratie (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit dit decreet dient te worden verstaan onder : 1° gedetineerde : persoon die, ofwel een vrijheidsbenemende maatregel ondergaat krachtens de wet van 20 juli 1990 inzake de voorlopige hechtenis, ofwel een vrijheidsbenemende straf ondergaat, met uitzondering van de voorwaardelijke of voorlopige invrijheidsstelling, ofwel een maatregel ondergaat waartoe is besloten krachtens de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten;2° begunstigde : de gedetineerde alsook zijn naasten;3° naaste : persoon die deel uitmaakt van het familiaal milieu van de gedetineerde;4° dienst voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden : erkende dienst die de gedetineerden en hun naasten sociale en psychologische bijstand verleent zoals bepaald in dit decreet;5° inrichting : de strafinrichting of de inrichting tot bescherming van de maatschappij;6° commissie : de adviescommissie voor de sociale hulpverlening aan de gedetineerden.
Art. 2.De diensten voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden hebben als algemene opdracht de begunstigden die hier om vragen of dit aanvaarden, sociale hulp te verlenen alsook psychologische bijstand.
In dit artikel verstaat men onder sociale hulpverlening iedere individuele of collectieve actie die toelaat actief deel te nemen aan het maatschappelijk, economisch, politiek en cultureel leven overeenkomstig de rechten van de mens, alsook een kritische blik te gooien op de maatschappelijke realiteit door de ontwikkeling van het vermogen tot analyse, ondernemingsgerichtheid en evaluatie.
In dit artikel verstaat men onder psychologische bijstand iedere bijstand van psychologische aard ter ondersteuning van mensen die rechtstreeks en onrechtstreeks te maken krijgen met de gevolgen van de hechtenis of bijzondere problemen die verband houden met het delinquent gedrag, met uitzondering van de langdurige opname wegens ernstige psychologische stoornissen.
Art. 3.§ 1. Binnen de inrichtingen hebben de diensten voor sociale hulpverlening met name als opdracht : 1° de gedetineerden sociale hulpverlening en psychologische bijstand te verlenen vanaf hun aankomst in de inrichting;2° onderzoeksvoorwaarden in te stellen als alternatief voor de hechtenis voor personen die in voorlopige hechtenis zitten;3° mee te werken aan de uitwerking van het reklasseringsprogramma van de veroordeelde gedetineerden die zij volgen en aan de voorbereiding van de vrijlating op proef van de gedetineerden met een maatschappelijke beschermingsmaatregel;4° een regelmatige permanentie te voorzien waar gedetineerden die hierom verzoeken beroep op kunnen doen;5° bij te dragen tot de promotie van en begeleiding bij de relaties tussen de gedetineerde en de buitenwereld;6° de toegang te vergemakkelijken tot de bronnen van de diensten voor de hulpverlening aan personen en voor de vorming;7° in geval van de overbrenging van een gedetineerde naar een andere inrichting, te zorgen voor de overheveling van het dossier, in samenspraak met de gedetineerde, naar de dienst voor sociale hulpverlening aan gedetineerden van het gerechtelijk arrondissement van de nieuwe inrichting;8° bij te dragen tot de uitbouw van socioculturele opvoedingsactiviteiten en vormingsactiviteiten in de inrichtingen. § 2. Buiten de inrichtingen hebben deze diensten onder meer als opdracht : 1° de taken te vervullen als bedoeld in § 1, 1°, 3° en 6°, ten aanzien van personen die een vrijheidsbenemende straf ondergaan in hun naaste omgeving;2° verschillende antwoorden te bieden op de vragen om hulpverlening vanwege de gedetineerden of hun naasten;3° te zorgen voor een regelmatige aanwezigheid en toegankelijkheid van de naasten;4° samen te werken met de openbare en private diensten die kunnen bijdragen tot het vervullen van hun opdracht;5° bij te dragen tot de sensibilisering van het publiek en de organen die betrokken zijn bij de gevangenschap alsook bij de noden van de gedetineerden;6° bij te dragen tot de toegang tot de socioculturele opvoedingsactiviteiten. HOOFDSTUK II. - De erkenning
Art. 4.In ieder gerechtelijk arrondissement wordt een dienst voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden erkend.
Wanneer het aantal gedetineerden of de geografische situatie van het gerechtelijk arrondissement dit vereisen, kan de Regering één of meerdere extra diensten in het zelfde arrondissement erkennen.
Art. 5.Om te worden erkend en gesubsidieerd moet de dienst voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk met als doel sociale hulp te verlenen aan de gedetineerden en zijn activiteitenzetel hebben in het Franstalig gewest of in het tweetalig gewest Brussel-Hoofdstad;2° alleen of in samenwerking de hulpverleningsopdrachten aan de gedetineerden en aan hun naasten, zoals bedoeld in artikel 2 en in artikel 3, § 1, 1° tot 7°, en § 2, 1° tot 4°, wettelijk uitvoeren;3° gratis hulpverleningsprestaties verstrekken aan de begunstigden, zonder onderscheid in ras, geslacht, taal, geloof, mening of sociale herkomst;4° permanent samenwerken met de andere instellingen die kunnen bijdragen tot de hulpverlening aan de gedetineerden en hun naasten;5° deelnemen aan de activiteiten en projecten die worden opgestart in het raam van de sociale hulpverlening aan de gedetineerden door de Franse Gemeenschap;6° beschikken over lokalen waarin minstens een administratief secretariaat en permanenties voor de opvang en gesprekken kunnen organiseerd worden;7° zijn activiteiten in hoofdzaak uitoefenen in zijn gerechtelijk arrondissement;zonodig, zijn activiteiten uitbreiden naar een aangrenzend gerechtelijk arrondissement, in samenwerking met de erkende dienst of diensten in dit arrondissement.
Art. 6.De Regering bepaalt de specifieke erkenningsvoorwaarden betreffende het personeel van de diensten voor hulpverlening aan de gedetineerden.
Art. 7.§ 1. De erkenning wordt door de Regering verleend voor een duur van maximum vijf jaar.
Deze kan worden verlengd op verzoek van de dienst voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden. § 2. Iedere erkenning die voor de eerste maal verleend wordt aan een dienst wordt op proef toegestaan voor een duur van één jaar.
Na deze periode wordt de erkenning verleend voor vier jaar, behoudens anderluidende beslissing van de Regering. § 3. De erkenning kan worden ingetrokken wanneer de bepalingen van dit decreet of de bepalingen die krachtens dit decreet worden uitgevaardigd, niet in acht worden genomen. § 4. De Regering bepaalt de procedures voor de toekenning, de vernieuwing en de intrekking van de erkenning.
Zij beslist over de vragen om erkenning, vernieuwing of intrekking, na het advies te hebben ingewonnen van de adviescommissie voor de hulpverlening aan de gedetineerden.
Zij bepaalt de wijzen van beroep in geval van weigering, niet-vernieuwing of intrekking van de erkenning. HOOFDSTUK III. - De toekenning van subsidies
Art. 8.De Regering verleent aan de diensten voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden, binnen de perken van de begrotingskredieten, subsidies voor hun personeelsonkosten en hun werkingsonkosten.
De Regering bepaalt de wijzen voor de toekenning van de in het vorig lid bedoelde subsidies.
Art. 9.Er kunnen subsidies worden verleend aan de erkende diensten of aan andere instellingen of verenigingen die zich onderscheiden door hun sociale hulpverlening aan de gedetineerden, voor de bijzondere projecten die zijn willen realiseren in het raam van hun opdrachten.
De toekenning van de in het eerste lid bedoelde subsidies is het voorwerp van een overeenkomst. HOOFDSTUK IV. - Het vrijwilligerschap
Art. 10.§ 1. De diensten voor sociale hulpverlening aan gedetineerden kunnen de medewerking vragen van vrijwilligers voor het vervullen van één of meerdere opdrachten zoals bedoeld in artikelen 2 en 3 van dit decreet. § 2. De vrijwilligers moeten : 1° hun bekwaamheid op het vlak van sociale hulpverlening aantonen aan de hand van hun beroepsopleiding of aan de hand van hun ervaring;2° begeleid worden door het personeel van de dienst, onder de verantwoordelijkheid van de directie. HOOFDSTUK V. - Adviescommissie voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden
Art. 11.Er wordt een Adviescommissie voor sociale hulpverlening aan de gedetineerden opgericht.
De commissie heeft tot doel : 1° te zorgen voor de contacten voor een doeltreffende samenwerking tussen de Regering, de bevoegde diensten van de Regering, de diensten voor de sociale hulpverlening aan de gedetineerden en, desgevallend, de psycho-sociale diensten van de strafinrichtingen en van de inrichtingen voor de bescherming van de maatschappij;2° de Regering, op haar verzoek of op eigen initiatief, adviezen te verstrekken omtrent alle aspecten van de sociale hulpverlening aan de gedetineerden.
Art. 12.§ 1. De commissie bestaat uit de volgende leden, aangesteld voor een periode van vier jaar en hernieuwbaar : 1° een vertegenwoordiger van de Regering;2° een vertegenwoordiger van de bevoegde diensten van de Regering, aangeduid door de Regering;3° een vertegenwoordiger van iedere erkende dienst voor hulpverlening aan gedetineerden, aangeduid door de Regering op voordracht van deze dienst;4° een vertegenwoordiger van iedere representatieve vakbondsorganisatie, aangeduid door de Regering op voordracht van deze vakbondsorganisatie;5° maximum vier personen die zijn gekozen wegens hun bijzondere kwaliteiten op het vlak van de sociale hulpverlening aan de gedetineerden met het oog op hun reïntegratie, aangeduid door de Regering. De Regering duidt eveneens, voor ieder werkend lid, een plaatsvervanger aan. De plaatsvervanger zetelt pas in afwezigheid van het werkend lid. § 2. De in punten 1° en 2° van het eerste lid van § 1 bedoeld leden hebben raadgevende stem. § 3. De voorzitter en ondervoorzitter van de commissie worden aangeduid door de Regering, op voordracht van de commissie. § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door het lid bedoeld in § 1, eerste lid, 2°. § 5. Een vertegenwoordiger van het bestuur bevoegd voor de strafinrichtingen, aangeduid door de Minister van Justitie, wordt verzocht deel te nemen aan de vergaderingen van de commissie.
Art. 13.§ 1. De Regering bepaalt de presentiegelden en verplaatsingskosten van de commissieleden. § 2. De Regering bepaalt de werkingsregels van de commissie. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 14.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 december 1989 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de diensten voor forensische welzijnszorg, gewijzigd voor de besluiten van 20 oktober 1992, 12 juli 1996, 31 december 1997 en 2 juli 1999, wordt opgeheven.
Art. 15.De diensten die zijn erkend op grond van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 december 1989 betreffende de erkenning en de toekenning van toelagen aan de diensten voor forensische welzijnszorg en die een erkenningsaanvraag indienen op grond van dit decreet binnen de drie maand na de inwerkingtreding hiervan en van zijn uitvoeringsbesluit, worden als erkend beschouwd voor de toepassing van dit decreet totdat de erkenning die hen aanvankelijk werd toegestaan, niet langer van kracht is.
Art. 16.Zolang de in artikel 11 bedoelde commissie niet is opgericht, vervult de adviescommissie voor forensische welzijnszorg, ingesteld door het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 december zoals bedoeld in het vorig artikel, de opdrachten van de commissie.
Art. 17.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2002.
Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Brussel, 19 juli 2001.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 186-1. Amendementen in de commissie, nr 186-2. Verslag, nr. 186-3.
Integrale verslagen. - Bespreking. Zitting van 16 juli 2001. - Stemming. Zitting van 17 juli 2001.