gepubliceerd op 29 juni 1999
Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie
13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie, inzonderheid op de artikelen 21 en 22;
Gelet op de wet van 7 mei 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, inzonderheid op artikel 25;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 maart 1999;
Gelet op het gezamelijk akkoord van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Ambtenarenzaken van 23 april 1999;
Gelet op het akkoord van de Ministerraad van 21 mei 1999;
Gelet op het protocol nr 194 van 3 mei 1999 van Sectorcomité III-Justitie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de justitiehuizen afdelingen zijn van een nieuwe dienst van het ministerie van Justitie die opgericht wordt om de parajustitiële dienstverlening te verbeteren;
Overwegende dat het personeel waarmee de justitiehuizen worden opgestart grotendeels afkomstig is van verschillende structuren (probatiecommissies, parketten en strafinrichtingen); dat deze personeelsleden bovendien verschillende statuten en loopbanen hebben en nu samengebracht worden in een nieuwe structuur waarbij ze een nieuwe loopbaan krijgen;
Overwegende dat door het uitblijven van die veranderingen bij het personeel dat wordt overgeplaatst naar de justitiehuizen een gevoel van onzekerheid leeft dat zo snel mogelijk moet worden weggenomen door de basisstructuur van de nieuwe dienst, de taken van het personeel en de nieuwe administratieve en geldelijke bepalingen inzake hun loopbaan, met inbegrip van de leidinggevende en coördinerende functies, op te starten en het betrokken personeel over te plaatsen;
Overwegende dat het bijgevolg, ten einde de continuïteit van de overheidsdienst te verzekeren en de parajustitiële dienstverlening doeltreffender en efficiënter te maken, dringend noodzakelijk is de inwerkingtreding van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de structuur en het personeel van de justitiehuizen zonder uitstel te laten plaatsvinden;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De personeelsleden bij de parketten die met toepassing van de wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie, overgaan naar de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie zijn vermeld in bijlage 1.
Art. 2.§ 1. De in artikel 1 bedoelde vastbenoemde personeelsleden die bekleed waren met één van de graden die hieronder in de linkerkolom worden vermeld, worden ambtshalve benoemd tot de graad die naast hun graad in de rechterkolom staat en daarmee overeenstemt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De personeelsleden die krachtens § 1 benoemd zijn, behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit welke verkregen was in de graad waarmee ze vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit waren bekleed. § 3. De geldelijke anciënniteit die deze personeelsleden hebben verkregen, wordt geacht verkregen te zijn in de weddeschaal die overeenstemt met hun graad en die zij genieten vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 3.De wedde van de personeelsleden die krachtens artikel 2 ambtshalve benoemd worden in een andere graad, wordt vastgesteld in de weddeschaal die overeenkomstig bijlage 2 overeenstemt met deze graad.
Art. 4.De geslaagden voor een vergelijkend wervingsexamen voor de graad van probatieassistent behouden tijdens de geldigheidsduur van het vergelijkend examen hun aanspraken op benoeming tot de bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad, opgerichte graad van justitieassistent.
Art. 5.De probatieassistenten en eerstaanwezend probatieassistenten die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit in dienst blijven bij de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen worden ambtshalve benoemd tot respectievelijk de graad van maatschappelijk assistent en eerstaanwezend maatschappelijk assistent.
Art. 6.In de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de rijksbesturen kunnen titularis zijn, worden, onder het opschrift "I. Alfabetische rangschikking van de Nederlandse benamingen, Afdeling A, Administratief personeel" en onder het opschrift "II. Alfabetische rangschikking van de Franse benamingen, Afdeling A, Administratief personeel", de vermeldingen van de volgende
graden ingevoegd onder de rubriek "geschrapte graden" : - in rang 26 : probatieassistent - in rang 28 : eerstaanwezend probatieassistent.
Art. 7.Het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de personeelsformatie van de maatschappelijke assistenten, van de bemiddelingsassistenten en van de bemiddelingsadviseurs bij de parketten en het koninklijk besluit van 28 november 1997 tot bepaling van het statuut en van het ambt van sommige ambtenaren verbonden aan een probatiecommissie en tot vaststelling van geldelijke bepalingen ten gunste van deze ambtenaren, worden opgeheven.
Art. 8.De wet van 12 april 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en tot overplaatsing van sommige personeelsleden in dienst bij de parketten of verbonden aan een probatiecommissie en de wet van 7 mei 1999 tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, treden in werking.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 10.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 13 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY