Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2006
gepubliceerd op 24 november 2006

Koninklijk besluit betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2006009790
pub.
24/11/2006
prom.
10/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/10/2006009790/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 179, 180, 279, 280 en 281, vervangen bij de wet van 10 juni 2006, op artikel 330quater ingevoegd bij de wet van 10 juni 2006, en op artikel 380, vervangen bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997, 12 april 1999 en 10 juni 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 augustus 1970 houdende statuut van het voorlopig benoemde personeel van de griffies en parketten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1983;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 september 1987 tot regeling van de examens waarbij de kandidaten voor het ambt van griffier, klerk-griffier, opsteller en beambte bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000;

Gelet op het koninklijk besluit 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 24 september 1996, 23 januari 1998, 21 september 1998, 20 juli 2000, 28 januari 2002 en 4 augustus 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 december 1996 houdende toekenning van een premie voor de kennis van een tweede landstaal aan de leden van de griffies en van de parketsecretariaten, alsook aan het personeel van griffies en parketten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 december 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende vereenvoudiging van de loopbaan en vaststelling van de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht bijstaan, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1997, 4 december 2001, 28 januari 2003, 11 juli 2003, 30 november 2003 en 25 april 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 november 1998 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van de leden van de griffies en van de parketsecretariaten en van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 juni 1999, 18 januari 2000, 4 december 2001, 19 november 2003 en 11 april 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1999 betreffende de beoordeling van het personeel van de griffies en de parketten van de hoven en rechtbanken en de raden van beroep;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 2000 houdende toekenning van een maandelijkse forfaitaire toelage aan de gerechtelijke technische assistenten van de parketten en aan de personeelsleden van de griffies en de parketsecretariaten die belast zijn met het besturen van wagens bestemd voor het vervoer van personen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 19 maart 2003, 4 augustus 2004 en 14 december 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 september 2003 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende vereenvoudiging van de loopbaan en vaststelling van de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht bijstaan en tot toekenning van een integratiepremie voor de personeelsleden van de niveaus 3 en 4;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 mei 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 23 augustus 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 15 september 2005;

Gelet op het protocol 296 houdende de besluiten van de onderhandelingen van Sectorcomité III - Justitie, op 26 oktober 2005;

Gelet op het advies nr. 40.875/2/V van de Raad van State gegeven op 3 augustus 2006 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat op 23 oktober 2002 de Ministers van Justitie, Ambtenarenzaken en een vertegenwoordiger van de Minister van Begroting met de representatieve syndicale organisaties een akkoord hebben afgesloten;

Overwegende dat op 1 april 2003 een protocol nr. 249 werd afgesloten tussen de Ministers van Justitie, Ambtenarenzaken, een vertegenwoordiger van de Minister van Begroting en de representatieve syndicale organisaties omtrent de modernisering van het personeelsbeleid voor het personeel van griffies en parketten;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het personeel van de griffies en van de parketsecretariaten van de niveaus B, C en D.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° niveau B : de personeelsleden van de griffies en parketsecretariaten van hoven en rechtbanken van het niveau B bedoeld in artikel 179 van het Gerechtelijk Wetboek dat de graden omvat van deskundige, administratief deskundige en ICT-deskundige;2° niveau C : de personeelsleden van de griffies en parketsecretariaten van hoven en rechtbanken van het niveau C bedoeld in artikel 179 van het Gerechtelijk Wetboek dat de graad omvat van assistent;3° niveau D : de personeelsleden van de griffies en parketsecretariaten van hoven en rechtbanken van het niveau D bedoeld in artikel 179 van het Gerechtelijk Wetboek dat de graad omvat van medewerker;4° contractuele personeelsleden : de personeelsleden bedoeld in artikel 180, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek;5° functiefamilie : een groep functies die gelijkenissen vertonen, zowel op het gebied van de te verrichten taken als op het gebied van de verantwoordelijkheden die opgenomen moeten worden, de te ontwikkelen generieke gedragsgerichte competenties en de gedragsindicatoren die ze ondersteunen. De functiefamilies in de niveaus B, C en D worden vastgesteld in bijlage I. 6° generieke competenties : de competenties die betrekking hebben op het omgaan met taken, het leidinggeven, de interpersoonlijke relaties en het persoonlijk functioneren.Meerdere functies kunnen dezelfde generieke competenties vereisen; 7° specifieke competenties : de technische competenties eigen aan een bepaalde functie;8° functionele chef : de persoon die de leiding en/of de dagelijkse controle heeft over het functioneren van het personeelslid;9° de afgevaardigd bestuurder van SELOR : de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid. TITEL II. - SELECTIE, WERVING, BEVORDERING, EEDAFLEGGING EN VOORLOPIGE BENOEMING HOOFDSTUK I. - Selectie Afdeling I. - Algemeen

Art. 3.Niemand kan tot personeelslid van de griffies en parketsecretariaten worden benoemd indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de voor het te verlenen ambt bepaalde toelaatbaarheidsvereisten vervullen;2° slagen voor de voorgeschreven vergelijkende selectie voor werving of voor bevordering.

Art. 4.Alleen kandidaten die houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat in aanmerking komt voor het overeenstemmende niveau bij de rijksbesturen kunnen deelnemen aan de vergelijkende selectie voor werving.

Art. 5.Voor de selectie in bepaalde graden kan de afgevaardigd bestuurder van SELOR, op gemotiveerde aanvraag van directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie, het bezit van door hem aan te wijzen studie- of opleidingsdiploma's, dan wel zodanige getuigschriften eisen die verband houden met de technische en specifieke aard van de functie.

Evenzo kan voor de selectie in niveau B en C, wanneer de technische of gespecialiseerde aard van het uit te oefenen ambt dit vereist, het bezit worden vereist van door hem aan te wijzen vormingsdiploma's of vormingsgetuigschriften.

Art. 6.Tenzij andersluidende bepalingen in dit besluit, gelden de reglementaire bepalingen alsmede de interne reglementen toepasselijk voor de door SELOR te organiseren selecties voor het rijkspersoneel. Afdeling II. - Vergelijkende selecties

Art. 7.Op vraag van de directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie organiseert de afgevaardigd bestuurder van SELOR een vergelijkende selectie voor de niveaus B, C en D.

Art. 8.De reserve van geslaagden die is samengesteld door de afgevaardigd bestuurder van SELOR na een vergelijkende selectie, wordt overgemaakt aan de Minister van Justitie, en heeft een geldigheidsduur van maximum twee jaar, te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal.

De Minister van Justitie kan deze termijn bij gemotiveerde beslissing telkens met een jaar verlengen.

Art. 9.De afgevaardigd bestuurder van SELOR maakt de organisatie van de vergelijkende selecties bekend ten minste door een bericht in het Belgisch Staatsblad en indien hij het wenselijk acht, door elk ander middel van bekendmaking dat hij passend vindt.

Het bericht vermeldt tenminste : 1° de algemene en desgevallend ook de bijzondere vereisten waaraan de kandidaten moeten voldoen om benoemd te kunnen worden, alsook de datum waarop de vereisten moeten vervuld zijn; 2°de vereiste diploma's en getuigschriften; 3° onder welke vorm en binnen welke termijn de kandidaturen moeten worden ingediend;4° het programma dat wordt opgesteld voor elke vergelijkende selectie;5° de puntentelling van het algemene deel van de vergelijkend selectie;6° dat de kandidaat, mits schriftelijk verzoek, het reglement van de vergelijkende selectie, alsook de samenstelling van de selectiecommissie verkrijgt;7° de duur en desgevallend de omvang van de reserve van de geslaagden;8° de uiterste inschrijvingsdatum.

Art. 10.De kandidaten beschikken over ten minste een maand na de bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staatsblad om zich kandidaat te stellen. Aan de selectie kan alleen worden deelgenomen door de kandidaten die, op het tijdstip van de afsluiting der inschrijvingen, voldoen aan de bepaalde toelaatbaarheidsvereisten inzake leeftijd en diploma.

Art. 11.De selectie voor werving en bevordering voor de niveaus B, C en D bestaat uit : 1° een algemeen deel welke de generieke competenties eigen aan de functiefamilie waartoe de functie behoort evalueert;2° desgevallend, een bijzonder deel welke de functie-specifieke competenties evalueert.

Art. 12.Deze selecties vinden plaats voor een selectiecommissie die is samengesteld uit : 1° de afgevaardigd bestuurder van het SELOR of zijn vertegenwoordiger. Hij is stemgerechtigd; 2° ten minste twee assessoren en eventueel hun plaatsvervangers. De afgevaardigd bestuurder van SELOR of zijn vertegenwoordiger, wijst de leden van de selectiecommissie aan onder : a) personeelsleden bekleed met een graad die ten minste gelijk is aan die van de te verlenen graad;b) personen die, wegens hun bevoegdheid of hun specialisatie, bijzonder geschikt zijn, waarvan minstens één vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie.

Art. 13.Het algemeen deel van de selectie is in geval van werving een wervingsselectie, en in geval van bevordering een bevorderingsselectie.

Art. 14.De afgevaardigd bestuurder van SELOR bepaalt de inhoud, de vorm en de modaliteiten van het algemeen deel van de selectie.

Art. 15.De personeelsleden die geslaagd zijn voor het algemeen deel van de selectie in het kader van een bevordering, worden er gedurende 5 jaar van vrijgesteld, wanneer zij later opnieuw deelnemen aan een vergelijkende selectie van hetzelfde niveau.

Art. 16.Indien een vergelijkende selectie bestaat uit een algemeen en een bijzonder gedeelte, bepaalt de afgevaardigd bestuurder van SELOR, in onderling overleg met de directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie, op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel, de vorm, de modaliteiten en de inhoud ervan.

Enkel de kandidaten die ten minste 60 % der punten hebben behaald op het algemeen gedeelte, worden toegelaten tot het bijzonder gedeelte.

Art. 17.De kandidaten die ten minste 60 % der punten hebben behaald worden geacht geslaagd te zijn.

De geslaagden worden gerangschikt volgens de behaalde punten.

Art. 18.Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere deelnemer bericht van zijn uitslag.

De lijst van de geslaagden wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK II. - Werving en bevordering

Art. 19.Bij de beëindiging van een betrekking door een personeelslid wordt ambtshalve een betrekking vacant verklaard, tenzij deze door mutatie kan worden ingevuld.

Art. 20.§ 1. De Minister van Justitie kiest of de vacant geworden betrekking wordt verleend door middel van werving en/of bevordering. § 2. Wanneer de aard van de te begeven functie dit vereist kan de Minister van Justitie of zijn gemachtigde, onder toezicht van SELOR, op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel een bijkomende vergelijkende proef organiseren die voor deze functie leidt tot een aparte rangschikking van geslaagden.

De geslaagden voor deze vergelijkende proef, evenals de kandidaten die niet geslaagd zijn behouden de rangschikking bedoeld in artikel 17.

Ingeval van samenloop van kandidaten die in aanmerking komen voor bevordering en kandidaten die in aanmerking komen voor werving, wordt steeds een bijkomende proef georganiseerd.

Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende selecties, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van de selectie waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten. § 3. De Minister van Justitie benoemt uit de kandidaten voor de vacante betrekking ofwel de geslaagde die het hoogst gerangschikt is voor de desbetreffende vergelijkende selectie of in voorkomend geval voor de bijkomende vergelijkende proef. HOOFDSTUK III. - De eedaflegging

Art. 21.De leden en personeelsleden van griffies en parketten leggen bij hun eerste benoeming de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af in handen, naargelang van het geval, van de hoofdgriffier of van de hoofdsecretaris.

Art. 22.Is de plaats onbezet op het ogenblik van de kennisgeving van de benoeming, dan moet de eed worden afgelegd binnen een maand na die kennisgeving, anders kan de benoeming als niet-bestaande worden beschouwd.

Is de plaats nog bezet op het ogenblik van de kennisgeving van de benoeming, dan moet de eed worden afgelegd in de loop van een maand te rekenen vanaf het daadwerkelijk vrij komen van de plaats, anders kan de benoeming als niet bestaande worden beschouwd.

Art. 23.De geslaagden die een ambt postuleren, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die na de kennisgeving van de benoeming, weigeren in dienst te treden, worden uit de reserve van geslaagden geschrapt Met de benoeming putten de personeelsleden de rechten uit verbonden aan hun uitslag. Ontslagnemende personeelsleden verliezen het voordeel van hun uitslag, zelfs indien de termijn van betrokken selectie niet is verstreken. HOOFDSTUK IV. - Voorlopige benoeming

Art. 24.De benoeming wordt eerst vast na één jaar ambtsvervulling, met uitzondering van de personeelsleden van het niveau D wier benoeming vast wordt na drie maand ambtsvervulling.

Alle perioden waarin het voorlopig benoemde lid of personeelslid in actieve dienst is komen in aanmerking voor de bepaling van de in het eerste lid vastgestelde termijn.

In geval van een ononderbroken afwezigheid van meer dan een maand wordt de termijn ambtshalve geschorst en met een zelfde termijn verlengd. De periode van voorlopige benoeming kan evenwel ten hoogste met één derde van haar duur worden verlengd.

Art. 25.Het voorlopig benoemde personeelslid mag zonder opzegging zijn functies niet staken of ervan ontlast worden, voor het einde van de termijn waarvoor het is aangeworven.

Art. 26.De opzeggingstermijn is drie maanden onverschillig wat het bedrag der wedde is. Die termijn vangt aan bij het verstrijken van de maand waarin de opzegging gedaan wordt.

Art. 27.Gedurende de opzeggingstermijn, mag het voorlopig benoemde lid of personeelslid tweemaal per week afwezig zijn om een nieuwe betrekking te zoeken, op voorwaarde dat de gezamenlijke duur der twee afwezigheden niet meer is dan één arbeidsdag.

Art. 28.Voor elke zware fout begaan gedurende de voorlopige uitoefening van de functies of elke ernstige tekortkoming aan de verplichtingen kan het voorlopig benoemde lid of personeelslid dat er zich schuldig aan maakt, zonder opzegging worden ontslagen.

Art. 29.Betrokkene moet vooraf worden gehoord of behoorlijk opgeroepen, naar het geval, door de hoofdsecretaris of de hoofdgriffier. Betrokkene kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Van de hoorzitting wordt een proces verbaal opgesteld.

Art. 30.Het voorlopig benoemde personeel komt in aanmerking voor hetgeen ten behoeve van de vastbenoemde personeelsleden bepaald is inzake wedden en allerhande uitkeringen en vergoedingen.

Tijdens de periode van opzegging en onverminderd de bepalingen betreffende de kinderbijslagen toegekend aan het door de Staat bezoldigd personeel, zijn al de regels betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders van toepassing op de voorlopig benoemde personeelsleden, met uitzondering van de bepalingen die verband houden met het betaald verlof.

Art. 31.Het verlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 met betrekking tot de moederschapbescherming wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Deze afwezigheid komt niet in aanmerking voor een verlenging van de termijn bedoeld in artikel 24, derde lid.

Art. 32.Indien een afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid langer dan negentig dagen duurt, mag de Minister van Justitie te allen tijde een eind maken aan het ambt van het personeelslid. In dit geval heeft het recht op een vergoeding gelijk aan de bezoldiging over drie maanden dienst, onder voorbehoud van aftrek van de bedragen die sedert het begin van de afwezigheid zijn betaald.

Art. 33.Worden ambtshalve en zonder opzeggingstermijn uit hun ambt ontslagen : 1° de voorlopig benoemde leden en personeelsleden waarvan, binnen de termijn die openstaat voor annulatieberoep bij de Raad van State, vastgesteld wordt dat zij niet regelmatig benoemd zijn.Deze termijn geldt evenwel niet ingeval van fraude of bedrog door het personeelslid; 2° zij die zonder geldige reden, hun post verlaten en gedurende meer dan tien dagen afwezig blijven;3° zij die verkeren in de gevallen waarin toepassing van de strafwetten en de burgerlijke wetten ambtsneerlegging ten gevolge heeft. TITEL III. - LOOPBAAN HOOFDSTUK I. - Bevordering, verandering van graad Afdeling I. - Algemeen

Art. 34.Wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van het personeelslid tot een graad van een hoger niveau.

Deze bevordering wordt afhankelijk gesteld van het slagen voor een vergelijkende selectie.

Art. 35.Wat de geldelijke loopbaan betreft, is de bevordering de toekenning aan het personeelslid in zijn graad van de weddenschaal die hoger is dan die welke hij genoot.

Ze wordt "bevordering door verhoging in weddenschaal" genoemd.

Art. 36.De verandering van graad is de benoeming van het personeelslid tot een graad die gelijkwaardig is met de zijne. Afdeling II. - Bevordering door verhoging in weddeschaal

Art. 37.De bevordering door verhoging in weddenschaal kan afhankelijk gesteld worden van het slagen voor een gecertificeerde opleiding die per functiefamilie wordt georganiseerd.

Art. 38.§ 1. De personeelsleden van de niveaus B, C en D worden op basis van de inhoud van hun functies en op basis van dialoog met de betrokkenen gerangschikt in één van de families binnen het niveau waartoe het personeelslid behoort. De functionele chef betekent deze rangschikking aan zijn personeelsleden. § 2. Het personeelslid dat niet akkoord gaat met zijn rangschikking kan binnen tien werkdagen na de betekening van zijn rangschikking, beroep aantekenen bij de directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie. § 3. Deze spreekt zich uit over het beroep binnen tien werkdagen na ontvangst ervan. Het personeelslid en zijn functionele chef worden gehoord. Het personeelslid mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze.

Deze gemotiveerde beslissing wordt aan het personeelslid en zijn functionele chef betekend. § 4. Dit artikel is ook van toepassing op voorlopig benoemde personeelsleden en op de personeelsleden die in dienst genomen zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst.

Art. 39.Het personeelslid dat houder is van een graad van niveau B, C of D en dat niet bezoldigd wordt in de laatste weddenschaal, heeft het recht om een gecertificeerde opleiding te volgen wanneer hij ten minste één jaar niveauanciënniteit, bedoeld in artikel 46, §§ 2 en 3 bezit. De anciënniteitvoorwaarde moet vervuld zijn op het ogenblik van de inschrijving voor de gecertificeerde opleiding. Evenwel kan het voorlopig benoemde personeelslid zich inschrijven in de loop van de laatste maand van voorlopige benoeming. Deze inschrijving heeft slechts uitwerking voor zover de voorlopige benoeming definitief wordt op de eerste dag van de maand die erop volgt.

Art. 40.De gecertificeerde opleiding is een opleiding die erop gericht is de bekwaamheden en de competenties van de personeelsleden te actualiseren en te ontwikkelen. Ze wordt afgesloten met de validering van de verworven kennis van die opleiding.

Art. 41.Het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, hierna het Instituut genoemd, organiseert de gecertificeerde opleidingen.

De gecertificeerde opleiding wordt afgesloten door een gunstige of ongunstige beslissing. De houder van de managementfunctie N-1 bij het Instituut of zijn afgevaardigde geeft de getuigschriften van de validering van de verworven kennis af op basis van de documenten afgegeven door de opleiders bij het einde van de gecertificeerde opleiding.

Voor het niveau C zijn er vier gecertificeerde opleidingen genummerd van 1 tot 4. Voor de loopbanen van deskundige en administratief deskundige van niveau B zijn er vijf gecertificeerde opleidingen genummerd van 1 tot 5. Voor de loopbaan van ICT-deskundige van niveau B zijn er negen gecertificeerde opleidingen genummerd van 1 tot 9.

Art. 42.§ 1. Het personeelslid van niveau B, C of D dat een gecertificeerde opleiding wil volgen kiest een opleiding in de lijst die overeenstemt met zijn functiefamilie. Hij stelt deze keuze voor aan zijn hiërarchische meerdere. Tijdens een onderhoud sluit de hiërarchische meerdere zich ofwel aan bij de keuze van het personeelslid, ofwel stelt hij hem een andere keuze voor. Wanneer overeenstemming kan worden bereikt, wordt de keuze meegedeeld aan de directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie.

Wanneer er onenigheid blijft bestaan, neemt de hiërarchische meerdere de beslissing. In dat geval kan het personeelslid beroep instellen bij de directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie. Deze of zijn afgevaardigde neemt de definitieve beslissing, nadat hij de partijen heeft gehoord. § 2. Het personeelslid mag geen tweede maal dezelfde gecertificeerde opleiding volgen, indien hij hiervoor reeds geslaagd is. § 3. Wanneer het personeelslid van de dienst verwijderd is, informeert de directeur-generaal van de Rechterlijke Organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie het personeelslid over de lijst van de gecertificeerde opleidingen van zijn familiefunctie, ontvangt de keuze van het personeelslid en stelt indien mogelijk bij gemeen akkoord de opleiding vast.

Art. 43.§ 1. De gecertificeerde opleidingen hebben een geldigheidsduur van : 1° vijf jaar voor de graden van deskundige en administratief deskundige;2° drie jaar voor de graad van ICT-deskundige;3° acht jaar voor de graad van assistent;4° acht jaar voor de graad van medewerker. De geldigheidsduur van een gecertificeerde opleiding vangt aan de eerste dag van de maand volgend op de inschrijving van het personeelslid voor deze opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding. De duur die in aanmerking wordt genomen voor de bevordering door verhoging in weddenschaal is identiek aan de duur die in aanmerking wordt genomen voor de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleidingen. § 2. Het personeelslid van niveau C of D dat een competentietoelage ontvangt of dat met de laatste weddenschaal van zijn graad bekleed wordt en dat bevorderd wordt naar een andere graad, kan zich onmiddellijk inschrijven voor de gecertificeerde opleiding die overeenstemt met zijn nieuwe graad. § 3. In geval van verandering van graad behoudt het personeelslid het voordeel van zijn competentietoelage. § 4. Het personeelslid dat niet slaagt in een gecertificeerde opleiding kan zich 365 dagen na zijn vorige inschrijving herinschrijven. HOOFDSTUK II. - Mutatie

Art. 44.§ 1. De kandidaat voor een overplaatsing via mutatie zendt zijn aanvraag aan de Minister van Justitie. De aanvraag wordt gedaan bij ter post aangetekende brief, door middel van een formulier waarvan het model wordt bepaald door de Minister van Justitie.

Het personeelslid krijgt ontvangstmelding van zijn aanvraag.

Het personeelslid informeert zijn hoofdgriffier of hoofdsecretaris van zijn aanvraag, die het aanvraagformulier voor kennisname ondertekent.

De mutatieaanvraag is twee jaar geldig. Wanneer die termijn voorbij is en de aanvraag niet, op initiatief van het personeelslid, overeenkomstig de procedure in § 1, hernieuwd wordt, verliest ze elke uitwerking.

Het hernieuwen van de aanvraag verlengt de geldigheidstermijn van de aanvraag voor een nieuwe termijn van twee jaar. § 2. Om een overplaatsing te verkrijgen moet het personeelslid voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten van de betrekking, en zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden. Bovendien mag hij geen vermelding « onvoldoende » hebben verkregen op het einde van zijn evaluatie. § 3. De kandidaten voor de overplaatsing worden in volgorde van anciënniteit gerangschikt.

Art. 45.De Minister van Justitie beslist over de mutatie. Hij motiveert zijn beslissing. HOOFDSTUK III. - Ancienniteit en rangschikking

Art. 46.§ 1. Voor de toepassing van de artikelen 44, § 3 en 50, § 2, vierde lid wordt, onder de personeelsleden van wie de anciënniteit moet worden vergeleken, de voorrang als volgt bepaald : 1° het personeelslid met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid. § 2. Voor het berekenen van de graad- en niveauanciënniteit komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten die het personeelslid heeft verricht als tijdelijk of vastbenoemd lid van het personeel van een griffie of een parketsecretariaat.

De in aanmerking komende diensten worden aangerekend vanaf de datum waarop het personeelslid is benoemd in de graden die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen, of vanaf de datum waarop het personeelslid voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge terugwerking van zijn benoeming in zulke graden. § 3. Voor de niveauanciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop het personeelslid in een graad van het betreffende niveau is benoemd of vanaf de datum waarop hij voor latere bevordering is gerangschikt ten gevolge van de uitdrukkelijke terugwerking van zijn benoeming in zulke graad. § 4. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten welke het personeelslid in enigerlei hoedanigheid heeft verricht in een griffie of een parket en als titularis van een ambt met volledige prestaties. § 5. Het personeelslid wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve toestand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddenschaal behoudt. § 6. De graad- en de dienstanciënniteit zijn gelijk aan de som van de volle kalendermaanden tijdens welke voor het berekenen ervan in aanmerking komende diensten zijn verricht.

Voor de toepassing van het eerste lid op de personeelsleden die gemachtigd zijn hun ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen : a) worden prestaties van 1 976 uren deeltijdse arbeid geteld voor twaalf volle kalendermaanden;b) worden prestaties van een twaalfde van 1 976 uren deeltijdse arbeid geteld voor één volle kalendermaand, waarbij elk uurgedeelte wordt verwaarloosd;c) worden de werkelijke diensten die niet de eerste dag van de maand begonnen zijn of die vóór de laatste dag van de maand beëindigd zijn verwaarloosd. TITEL IV. - Bezoldiging HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 47.Het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, alsook de koninklijke besluiten die het in de toekomst zullen wijzigen, zijn op de datum van inwerkingtreding ervan, toepasselijk op het personeel bedoeld in dit besluit.

Art. 48.De personeelsleden bedoeld in dit besluit ontvangen het kraamgeld en de kinderbijslag die aan het personeel van de federale overheidsdiensten worden toegekend.

Behoudens andersluidende regeling worden de andere toelagen en vergoedingen die aan het personeel van de federale overheidsdiensten worden verleend, ook aan vernoemde personeelsleden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden toegekend.

Indien het bedrag van de toelage of van de vergoeding, of de toekenningsvoorwaarden ervan worden vastgesteld op grond van het niveau van de personeelsleden van de federale overheidsdiensten, wordt het niveau van de betrokken personen bepaald door de indicie van hun weddenschaal. HOOFDSTUK II. - Wedde

Art. 49.De contractuele medewerker keuken/schoonmaak wordt bezoldigd in weddenschaal D1.

Art. 50.§ 1. Aan de graad van medewerker wordt de weddenschaal D2 verbonden. § 2. De medewerker die ten minste zes jaar graadanciënniteit heeft, kan, voor zover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal D3 bekomen.

De medewerker die ten minste negen jaar graadanciënniteit heeft, kan, voorzover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal D4 bekomen.

De medewerker die ten minste twaalf jaar graadanciënniteit heeft, kan, voorzover er vacante betrekkingen zijn, de weddenschaal D5 bekomen.

De bevordering door verhoging in weddenschaal voor de personeelsleden van het niveau D wordt afhankelijk gesteld van anciënniteit. § 3. Het personeelslid, houder van de graad van medewerker, dat bezoldigd wordt in de weddenschaal vermeld in kolom 1 van onderstaande tabel en dat geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding krijgt op het einde van een periode van acht jaar de weddenschaal die vermeld is in kolom 2.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 51.§ 1. Aan de graad van assistent wordt de weddenschaal C1 verbonden. § 2. De assistent die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 2 die aan deze graad verbonden is bekomt de weddenschaal C2 vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding. § 3. De assistent die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 4 die aan deze graad verbonden is bekomt de weddenschaal C3 vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding.

Art. 52.§ 1. Aan de graad van deskundige wordt de weddenschaal B1 verbonden. § 2. De deskundige die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 2 die aan deze graad verbonden is bekomt na een termijn van vijf jaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding, de weddenschaal B2. § 3. De deskundige die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 5 die aan deze graad verbonden is bekomt na een termijn van vijf jaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van het zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding, de weddenschaal B3.

Art. 53.§ 1. Aan de graad van administratief deskundige wordt de weddenschaal BA1 verbonden. § 2. De administratief deskundige die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 2 die aan deze graad verbonden is bekomt na een termijn van vijf jaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding, de weddenschaal BA2. § 3. De administratief deskundige die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 5 die aan deze graad verbonden is bekomt na een termijn van vijf jaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding, de weddenschaal BA3.

Art. 54.§ 1. Aan de graad van ICT-deskundige wordt de weddenschaal BI1 verbonden. § 2. De ICT-deskundige die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 4 die aan deze graad verbonden is bekomt na een termijn van drie jaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande, gecertificeerde opleiding de weddenschaal BI2. § 3. De ICT-deskundige die geslaagd is in de gecertificeerde opleiding 9 die aan deze graad verbonden is bekomt na een termijn van drie jaar vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van zijn inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding, de weddenschaal BI3.

Art. 55.Aan elke graad bedoeld in deze afdeling worden een of meer weddenschalen verbonden, die voorkomen in de bijlage II die bij dit besluit is gevoegd. De schaal wordt aangeduid door de indicie die boven de schaal is geplaatst.

Aan elke graad bedoeld in deze afdeling worden een of meer weddenschalen verbonden, die voorkomen in de bijlage III die bij dit besluit is gevoegd. De schaal wordt aangeduid door de indicie die boven de schaal is geplaatst. HOOFDSTUK III. -- Premie voor leidinggevenden

Art. 56.§ 1. Er wordt jaarlijks een premie voor leidinggevenden toegekend : 1° aan de personeelsleden bekleed met de graad van niveau D, een bedrag van 500 EUR; 2° aan personeelsleden bekleed met een graad van niveau C, een bedrag van 1.000 EUR. § 2. Deze premie wordt toegekend wanneer één van de volgende voorwaarden is vervuld : 1° op rechtstreekse wijze een ploeg van minimum tien personeelsleden leiden;2° door de directeur-generaal van de rechterlijke organisatie van de Federale Overheidsdienst Justitie, op voorstel van de functionele chef aangewezen zijn voor deze dagelijkse leiding.

Art. 57.De premie wordt maandelijks in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden vereffend als de wedde.

Zij wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.

Het bedrag van de premie wordt verbonden aan spilindex 138,01.

Art. 58.De bepalingen in dit hoofdstuk zijn eveneens van toepassing op de in de betrokken graden bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelsleden met inbegrip van de medewerkers keuken/schoonmaak. HOOFDSTUK IV. - Competentietoelage

Art. 59.Het personeelslid bekleed met de graad van medewerker dat bezoldigd wordt in de weddenschaal D2, D3, of D4 en geslaagd is voor een gecertificeerde opleiding, krijgt een jaarlijkse competentietoelage van 1.000 EUR gedurende acht jaar.

Art. 60.Het personeelslid bekleed met de graad van medewerker keuken/schoonmaak dat slaagt in een gecertificeerde opleiding, ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 800 EUR gedurende een periode van acht jaar.

Art. 61.§ 1. De assistent die slaagt in de gecertificeerde opleiding 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende acht jaar. § 2. De assistent die slaagt in de gecertificeerde opleiding 2 en die bezoldigd wordt in weddenschaal C2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende acht jaar. § 3. De assistent die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 2 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 2, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De assistent die slaagt in de gecertificeerde opleiding 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende acht jaar. § 5. De assistent die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 3 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 3, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 6. De assistent die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 4, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1.

Art. 62.§ 1. De deskundige of de administratief deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 2. De deskundige of de administratief deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 3. De deskundige en de administratief deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 2 verliest het voordeel van de gecertificeerde opleiding.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 2, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De deskundige of de administratief deskundige bezoldigd in weddenschaal BA2, die slaagt in de gecertificeerde opleiding 3 ontvangt een jaarlijkse gecertificeerde opleiding van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 5. De deskundige of de administratief deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 3 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 3, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 6. De deskundige of de administratief deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 4 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 7. De deskundige of de administratief deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maanden volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 4, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld bedoeld in § 1. § 8. De deskundige of de administratief deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 5 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.000 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 9. De deskundige of de administratief deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 5 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 5, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1.

Art. 63.§ 1. De ICT-deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 2. De ICT-deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 2, 3 of 4 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 3. De ICT-deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 2, 3 of 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 2, 3 of 4, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De ICT-deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 5, 6, 7 of 8 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 5. De ICT-deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 5, 6, 7 of 8 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 5, 6, 7 of 8, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande gecertificeerde opleiding, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 6. De ICT-deskundige die slaagt in de gecertificeerde opleiding 9 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende drie jaar gedurende de geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding. § 7. De ICT-deskundige die niet slaagt in de gecertificeerde opleiding 9 verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende twaalf maand volgend op de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de gecertificeerde opleiding 9, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande, gecertificeerde opleiding de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1.

Art. 64.§ 1. De competentietoelage is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. § 2. De competentietoelage wordt jaarlijks in eenmaal uitbetaald in de maand september op grond van de tijdens de twaalf voorafgaande maanden verrichte prestaties De competentietoelage wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen. § 3. Het personeelslid heeft het recht af te zien van de betaling van de competentietoelage. § 4. Het personeelslid dat verhinderd is aan een gecertificeerde opleiding deel te nemen wegens een ongeval overkomen op het werk of op de weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte of omdat hij geniet van periodes van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in artikel 33 van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, behoudt tot de eerste gecertificeerde opleiding die op het einde van de verhindering volgt, het voordeel van de competentietoelage die hij genoot. § 5. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten is niet van toepassing ingeval : 1° van verlof of disponibiliteit wegens ziekte;2° van afwezigheid wegens een ongeval voorgekomen op het werk of op weg naar en van het werk of wegens een beroepsziekte;3° van afwezigheid gewettigd door het bekomen van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in de artikelen 31 tot 34 en 65, § 1, van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan.

Art. 65.Het personeelslid van niveau D of C dat een competentietoelage genoot of was ingeschreven voor een gecertificeerde opleiding en dat, na bevordering naar een graad van niveau C of B geen recht heeft op een competentietoelage verbonden aan deze nieuwe graad, heeft recht op de competentietoelage verbonden aan zijn vorige graad, onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding niet verstreken is;2° dat hij sedert minder dan twaalf maanden houder is van zijn nieuwe graad.

Art. 66.Het voorlopig benoemde personeelslid in een graad van niveau B, C of D, dat een competentietoelage genoot of dat, naargelang van het geval, was ingeschreven voor een gecertificeerde opleiding als personeelslid hetzij aangeworven met arbeidsovereenkomst in hoven en rechtbanken of in het administratief federaal openbaar ambt, hetzij aldaar benoemd, ontvangt de competentietoelage verbonden aan zijn vorige toestand, onder twee voorwaarden : 1° dat de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding niet verstreken is;2° dat hij sedert minder dan twaalf maanden houder is van zijn nieuwe graad.

Art. 67.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in de betrokken graden bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelsleden.

Art. 68.Om aanspraak te kunnen maken op de competentietoelage verbonden aan de graad van de personen die bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen werden, moeten deze personen echter slagen in de gecertificeerde opleiding verbonden aan de graad.

Art. 69.Om aan een gecertificeerde opleiding deel te nemen moeten deze personen ten minste één jaar zonder onderbreking in het desbetreffende niveau in dienst zijn. Wordt niet als onderbreking beschouwd het feit dat men een nieuwe overeenkomst krijgt binnen de hoven en rechtbanken en het federaal administratief openbaar ambt, voor zover er niet meer dan drie maanden verstreken zijn na het einde van de vorige overeenkomst. Voor de bepaling van de periode van een jaar, worden de vervangingscontracten van minder dan drie maanden niet in aanmerking genomen.

De competentietoelage is niet verschuldigd voor de periodes van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst die voortvloeien : 1°) uit afwezigheid wegens ziekte die langer duurt dan de periode van gewaarborgd loon; 2°) in het raam van het stelsel van de onderbreking van de beroepsloopbaan : a) uit de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan;b) uit het volledig verlof voor palliatieve zorg;c) uit het volledig verlof voor medische bijstand. HOOFDSTUK V. - Integratiepremie

Art. 70.De personeelsleden bedoeld in dit besluit die op datum van 1 november van het jaar van betaling van de premie houder zijn van een graad van niveau D en die een eindejaarstoelage krijgen, ontvangen elk jaar een integratiepremie ten bedrage van 100,00 EUR., voorzover ze in september van het jaar van de uitbetaling van de premie, geen competentietoelage ontvangen.

Het bedrag wordt van de integratiepremie gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der federale overheidsdiensten.

Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 109,45.

Art. 71.In het geval van onvolledige prestaties gedurende de periode gaande van 1 januari tot 30 september van het jaar van de uitbetaling van de premie, wordt het bedrag van de premie als volgt verminderd : 1° Prestaties hoger dan 50 % van de normale prestaties : volledig bedrag van de premie;2° Prestaties gelijk aan of minder dan 50 % van de normale prestaties : 50 % van het bedrag van de premie.

Art. 72.De integratiepremie wordt in de loop van de maand december van het beschouwde jaar tegelijkertijd met de eindejaarstoelage uitbetaald. HOOFDSTUK VI. - Toelage voor het besturen van een dienstvoertuig bestemd voor het vervoer van personen

Art. 73.Een maandelijkse forfaitaire toelage van 127,82 EUR wordt toegekend aan de personeelsleden van het niveau D die belast zijn met het besturen van wagens bestemd voor het vervoer van personen.

Art. 74.De personeelsleden bedoeld in artikel 73 die belast zijn met het besturen van wagens bestemd voor het vervoer van personen ter vervanging van een titularis, genieten, voor zover deze vervanging zich uitstrekt op een periode van ten minste vijf werkdagen, de toelage bedoeld in artikel 73 tijdens die periode.

Art. 75.Bij onvolledige prestaties of bij prestaties die geen volledige maand omvatten, wordt de maandelijkse toelage bedoeld in artikel 73 naar rata van de geleverde dienstprestaties uitbetaald.

In geval van onderbreking van de ambtsuitoefening, is de toelage alleen verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig werkdagen en voor het personeelslid geen verlies van zijn recht op wedde meebrengt.

Art. 76.De maandelijkse toelage bedoeld in artikel 73 wordt tegelijk met de wedde vereffend.

De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage.

Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Die toelage mag niet worden gecumuleerd met de toelage wegens buitengewone prestaties. HOOFDSTUK VII. - Toelage voor de uitoefening van een hoger ambt

Art. 77.Het bedrag van de toelage bedoeld in artikel 330ter, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt bepaald overeenkomstig artikel 370, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 78.§ 1. Naargelang van het geval is de toelage bedoeld in artikel 330ter, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, verschuldigd vanaf de eedaflegging of vanaf de dag waarop het personeelslid werkelijk in dit hoger ambt werd aangesteld.

Ze neemt een einde op de dag van de beëindiging van de hogere functie.

Ze wordt maandelijks na vervallen termijn betaald. Zij wordt tegelijk met de wedde vereffend.

Zij is gelijk aan één twaalfde van de jaarlijkse toelage. In geval de maandtoelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten betaald overeenkomstig de regels bepaald door de bezoldigingsregeling van het personeel der federale overheidsdiensten wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is.

Ingeval een personeelslid werkt met onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd naar rata van de wedde die hij werkelijk geniet. § 2. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor deze toelage.

Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01. § 3. De toelage is onderworpen aan de bijdrage voor het stelsel van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit (sector gezondheidszorgen) en aan de bijzondere bijdrage voor de financiering van het stelsel van de sociale zekerheid.

De toelage is evenwel niet onderworpen aan de inhouding bestemd voor de financiering van het wettelijk pensioen.

TITEL V. - OVERGANGSBEPALINGEN HOOFDSTUK I - Integratie van de personeelsleden van niveau 4 in niveau D

Art. 79.§ 1. De personeelsleden die op het moment van de inwerkingtreding van dit artikel titularis zijn van een geschrapte graad vermeld in de linkerkolom, worden ambtshalve benoemd in de ingestelde graad bepaald in de rechterkolom : Arbeider Medewerker Geschoold arbeider Administratief agent Eerstaanwezend administratief agent Administratief hoofdagent § 2. De berekening van hun graad- en niveauanciënniteit gebeurt vanaf de datum van hun benoeming in de nieuwe graad.

Art. 80.§ 1. De personeelsleden benoemd in de graad van medewerker worden ingeschaald in de weddenschaal D2 op voorwaarde dat ze een door het Opleidinginstituut van de Federale Overheid georganiseerde opleiding gevolgd hebben die gericht is op de essentiële competenties vereist voor de functie.

De personeelsleden bedoeld in het eerste lid, die voor de inwerkingtreding van dit besluit deelnamen aan gelijke opleidingen door het Opleidinginstituut van de Federale Overheid georganiseerd voor het personeel van federale overheidsdiensten, worden eveneens ingeschaald in weddenschaal D2. § 2. De personeelsleden die de in § 1 bedoelde opleidingen volgen worden geïntegreerd in de weddenschaal D2 met ingang van 1 januari 2004. § 3. De personeelsleden die de opleidingen niet volgen behouden de weddenschaal die ze genoten in hun oude graad, zoals bepaald in bijlage IV bij dit besluit.

Art. 81.De personeelsleden bekomen in de weddenschaal D2 de wedde gelijk aan of onmiddellijk hoger dan de wedde die ze genoten in hun oude graad.

De nuttige anciënniteit van deze personeelsleden wordt vastgesteld op basis van het resultaat van hun inschaling.

In afwijking van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, wordt deze nuttige anciënniteit de fictieve geldelijke anciënniteit bepaald in het enig niveau D. Wanneer in hun weddenschaal van het niveau 4, de personeelsleden aan de maximumwedde van deze schaal worden bezoldigd, worden zij in de weddenschaal D2 geïntegreerd op de eerste trap van de intermediaire loonopslag die uit de integratie voortvloeit.

Het verschil tussen de geldelijke anciënniteit en de nuttige anciënniteit verworven in de oude weddenschaal wordt meegenomen in de nieuwe weddenschaal en is beperkt tot elf maanden. HOOFDSTUK II. - Integratie van de personeelsleden van niveau 3 in niveau D

Art. 82.De personeelsleden die op het moment van de inwerkingtreding van dit artikel titularis zijn van de geschrapte graad vermeld in de linkerkolom, worden ambtshalve benoemd in de ingestelde graad bepaald in de rechterkolom : Gerechtelijk technisch assistent medewerker

Art. 83.Voor de berekening van de graadanciënniteit van de personeelsleden benoemd in de graad van medewerker, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graden van gerechtelijk technisch assistent, beambte en eerstaanwezend beambte in aanmerking genomen.

De anciënniteit verkregen in niveau 3 wordt geacht verkregen te zijn in niveau D.

Art. 84.§ 1. De personeelsleden, bekleed met de afgeschafte graden van gerechtelijk technisch assistent, beambte en eerstaanwezend beambte worden ingeschaald in de weddenschalen verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage V bij dit besluit. § 2. De door deze personeelsleden verkregen geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal. HOOFDSTUK III. - Integratie van de personeelsleden van niveau 2 in niveau C

Art. 85.Voor de berekening van de graadanciënniteit van de personeelsleden benoemd in de graad van assistent, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graad van opsteller en eerstaanwezend opsteller in aanmerking genomen.

De anciënniteit verkregen in niveau 2 wordt geacht verkregen te zijn in niveau C.

Art. 86.§ 1. De personeelsleden, bekleed met de afgeschafte graden van opsteller en eerstaanwezend opsteller worden ingeschaald in de weddenschalen verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage V bij dit besluit.

De door deze personeelsleden verkregen geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal.

Art. 87.§ 1. De personeelsleden die overeenkomstig de bijlage III van dit besluit, ingeschaald zijn in de weddenschaal C1 kunnen onmiddellijk deelnemen aan de gecertificeerde opleiding 1. § 2. De personeelsleden voorheen titularis van de weddenschaal 20B of 20C bekomen, na afloop van de periode van 8 jaar gedurende dewelke ze de jaarlijkse competentietoelage verbonden aan de gecertificeerde opleiding 1 ontvangen hebben, de weddenschaal C2. Ze kunnen onmiddellijk deelnemen aan de gecertificeerde opleiding 3. HOOFDSTUK IV. - Integratie van de personeelsleden van niveau 2+ in niveau B

Art. 88.De personeelsleden die op het moment van de inwerkingtreding van dit artikel titularis zijn van een geschrapte graad vermeld in de linkerkolom, worden ambtshalve benoemd de ingestelde graad bepaald in de rechterkolom : Bibliotheekbeheerder deskundige

Art. 89.Voor de berekening van de graadanciënniteit van de personeelsleden benoemd in de graad van deskundige of administratief deskundige worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graden vertaler, eerstaanwezend vertaler en bibliotheekbeheerder in aanmerking genomen.

De anciënniteit verkregen in niveau 2+ wordt geacht verkregen te zijn in niveau B.

Art. 90.§ 1. De personeelsleden bekleed met de geschrapte graden van vertaler, eerstaanwezend vertaler en bibliotheekbeheerder worden ingeschaald in de weddenschalen verbonden aan hun nieuwe graad overeenkomstig de bijlage V van dit besluit. § 2. De door deze personeelsleden verkregen geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal.

Art. 91.§ 1. De personeelsleden die overeenkomstig bijlage V van dit besluit ingeschaald zijn in de weddenschalen B1, BA1 of BI1 kunnen onmiddellijk deelnemen aan de gecertificeerde opleiding 1. § 2. De personeelsleden voorheen titularis van de weddenschalen 26H en 26J kunnen onmiddellijk deelnemen aan de gecertificeerde opleiding 2. § 3. De personeelsleden die overeenkomstig bijlage V van dit besluit ingeschaald zijn in de weddenschaal B2 kunnen onmiddellijk deelnemen aan de gecertificeerde opleiding 3. § 4. De personeelsleden voorheen titularis van de weddenschaal 28G kunnen onmiddellijk deelnemen aan gecertificeerde opleiding 3. HOOFDSTUK V. - Andere overgangsbepalingen

Art. 92.§ 1. In afwijking van artikel 50 behoudt de medewerker, voorheen benoemd in de graad van eerstaanwezend beambte, het voordeel van de weddenschaal 30D zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit.

In afwijking van artikel 50 behoudt de medewerker, voorheen benoemd in de graad van gerechtelijk technisch assistent, het voordeel van de weddenschaal 30E, zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit. § 2. In afwijking van artikel 51, behoudt de assistent, voorheen benoemd in de graad van eerstaanwezend opsteller, het voordeel van weddenschaal 20C, zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit. § 3. In afwijking van artikel 52, behoudt de deskundige, voorheen benoemd in de graad van bibliotheekbeheerder, het voordeel van weddenschaal 26H, zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit.

In afwijking van artikel 53, behoudt de administratief deskundige, voorheen benoemd in de graad van vertaler, het voordeel van weddenschaal 23/2, zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit.

In afwijking van artikel 53, behoudt de administratief deskundige, voorheen benoemd in de graad van eerstaanwezend vertaler, het voordeel van weddenschaal 26J, zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit.

In afwijking van artikel 53, behoudt de administratief deskundige, voorheen benoemd in de graad van eerstaanwezend vertaler, het voordeel van weddenschaal 28G, zoals bepaald in bijlage VI bij dit besluit.

Art. 93.Ingeval kandidaten voor een vacante betrekking beschikken over een getuigschrift zoals bedoeld in de artikelen 66, 67 of 68 van de wet van 10 juni 2006 tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten, wordt steeds een bijkomende proef georganiseerd zoals bedoeld in artikel 20 van dit besluit.

TITEL VI. - WIJZIGINGSBEPALINGEN Afdeling 1. - Wijziging aan het koninklijk besluit van 29 september

1987 tot regeling van de examens waarbij de kandidaten voor het ambt van griffier, klerk-griffier, opsteller en beambte bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken

Art. 94.Het opschrift van koninklijk besluit van 29 september 1987 tot regeling van de examens waarbij de kandidaten voor het ambt van griffier, klerk-griffier, opsteller en beambte bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, wordt vervangen door het opschrift : « koninklijk besluit van 29 september 2006 tot regeling van de examens waarbij de kandidaten voor het ambt van griffier, adjunct-griffier, deskundige en assistent bij een griffie in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat zij in staat zijn de bepalingen na te komen van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken ».

Art. 95.In artikel 1 van hetzelfde besluit, worden de woorden « Ministerie van Justitie » vervangen door de woorden « Federale Overheidsdienst Justitie ».

Art. 96.In artikel 15, van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De leden van de examencommissie ontvangen een toelage overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel » Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 maart 1996

houdende vereenvoudiging van de loopbaan en vaststelling van de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht bijstaan

Art. 97.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende vereenvoudiging van de loopbaan en vaststelling van de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van de diensten, die de rechterlijke macht bijstaan, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003 wordt vervangen als volgt : « Artikel 1 ? § 1. De volgende graden waarvoor een bijzondere beroepsbekwaamheid is vereist, worden ingesteld in de griffies en de parketten bij de hoven en rechtbanken : - bij de griffies en de parketten : - in niveau 1 : - industrieel ingenieur; - bij de parketten : - in niveau 1 : - vertaler-revisor;

Om in een van voornoemde graden te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen georganiseerd overeenkomstig artikel 180, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. De benoemingsbevoegdheid wordt toegekend aan Onze Minister van Justitie.

Voor de benoemingen tot de graden van industrieel ingenieur, van vertaler-revisor wint Onze Minister van Justitie, het advies in van, naar gelang van het geval, de hoofdgriffier van het gerecht of de hoofdsecretaris van het parket waar de benoeming dient te geschieden.

Deze zenden hun advies rechtstreeks over aan de minister en voegen er het advies van de magistraat-korpschef van het desbetreffende gerecht of parket aan toe.

De bepalingen van artikel 287bis, §§ 3 en 4, van het Gerechtelijk Wetboek, zijn van toepassing op de adviesprocedure bedoeld in het voorgaande lid ».

Art. 98.Het artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, wordt opgeheven.

Art. 99.De artikelen 5 en 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, worden opgeheven.

Art. 100.Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.Al naar gelang zij hun functies uitoefenen bij een griffie of een parket, zijn respectievelijk de artikelen 330, 330bis en 370, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op de titularissen van de bij dit besluit opgerichte graden waarvoor een bijzondere beroepsbekwaamheid is vereist. »

Art. 101.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid vervallen de woorden « of van bibliotheekbeheerder »;2° het derde lid wordt opgeheven. 3° in het vierde lid worden de woorden « van het koninklijk besluit van 28 augustus 1970 houdende statuut van het voorlopig benoemde personeel van de griffies en parketten », vervangen door de woorden « van hoofdstuk IV van titel II van het koninklijk besluit van ... betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ».

Art. 102.In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « alsook op de titularissen van de graad van de autobestuurder-mecanicien, van autobestuurder-mecanicien-werkmeester en van eerste vakman-ploegbaas-voertuigmecanicien ».

Art. 103.In artikel 10bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, vervallen de woorden « De vertalers bij de parketsecretariaten, de opstellers en de beambten bij de griffies en de parketsecretariaten alsook ».

Art. 104.Artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, alsook de koninklijke besluiten die het in de toekomst zullen wijzigen, zijn op de datum van inwerkingtreding ervan, toepasselijk op het personeel bedoeld in de artikelen 13, 17 en 18 van dit besluit. »

Art. 105.In artikel 12 van hetzelfde besluit, wordt het woord « ministeries » telkens vervangen door de woorden « federale overheidsdiensten ».

Art. 106.De artikelen 14 tot 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 2003 en 22 december 2004 worden opgeheven.

Art. 107.De artikelen 19 tot 22 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 2003 en 22 december 2004 worden opgeheven.

Art. 108.Artikel 22bis, § 1, van hetzelfde besluit ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, wordt opgeheven.

Art. 109.Artikel 23 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 110.In artikel 24, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervallen de woorden « telefonist(e) of hulparbeider » 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 111.In artikel 41, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid »

Art. 112.Bijlage III bij hetzelfde besluit, bijgevoegd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2003, vernummerd bij het koninklijk besluit van 30 november 2003 en vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 2004, wordt vervangen door de bijlage VII bijgevoegd bij dit besluit. Afdeling 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 december

1996 houdende toekenning van een premie voor de kennis van een tweede landstaal aan de leden van de griffies en van de parketsecretariaten, alsook aan het personeel van griffies en parketten

Art. 113.Het opschrift van het koninklijk van 16 december 1996 houdende toekenning van een premie voor de kennis van een tweede landstaal aan de leden van de griffies en van de parketsecretariaten, alsook aan het personeel van griffies en parketten, wordt vervangen door het opschrift : « koninklijk besluit van 16 december 1996 houdende toekenning van een premie voor de kennis van een tweede landstaal aan het personeel van griffies en parketten.

Art. 114.Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 1.Dit besluit is van toepassing op de administratief deskundigen, deskundigen, assistenten en medewerkers van de griffies en de parketsecretariaten, alsook op de personeelsleden die een bijzondere graad bekleden ingesteld overeenkomstig artikel 180, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, benoemd of op contract. ».

Art. 115.In het artikel 2, punt 1° van hetzelfde besluit, worden de woorden, « klerk-griffier, opsteller en beambte », vervangen door de woorden « adjunct-griffier, deskundige en assistent ».

Art. 116.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.Het maandbedrag van de premie wordt vastgesteld op 12,40 EUR. Bij onvolledige prestaties wordt de premie naar rata van de geleverde dienstprestaties uitbetaald. » Afdeling 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 november

1998 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van de leden van de griffies en van de parketsecretariaten en van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten.

Art. 117.Het opschrift van het koninklijk besluit van 20 november 1998 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van de leden van de griffies en van de parketsecretariaten en van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten, wordt vervangen door het opschrift : « koninklijk besluit van 20 november 1998 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de leden van de griffies en van de parketsecretariaten en voor het personeel van de griffies en de parketsecretariaten bekleedt met een bijzondere graad »

Art. 118.In het artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 november 2003, worden de woorden « de artikelen 185, eerste lid, 269ter, 270, 271, 272ter, 280bis, 281, 282 en 283 van het Gerechtelijk Wetboek », vervangen door de woorden « de artikelen 180, eerste lid, 269ter en 278, van het Gerechtelijk Wetboek ».

Art. 119.In het artikel 5, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « De Secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie », vervangen door de woorden « De directeur-generaal van de Rechterlijke organisatie van de FOD Justitie ».

Art. 120.In het artikel 7, eerste en tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden « een eensluidend verklaard afschrift », vervangen door de woorden « een leesbare kopie ».

Art. 121.In het artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden » koninklijk besluit van 22 april 1974 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen voor de leden, secretarissen en helpers van de examencommissies van de examens georganiseerd of voorgezeten door de Vaste Wervingssecretaris » vervangen door de woorden « koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het rijkspersoneel »;2° het tweede lid van § 1 wordt opgeheven;3° in § 1, laatste lid, worden de woorden vaste wervingssecretaris » vervangen door de woorden « afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid »;4° in § 2, 2° worden de woorden « het personeel der ministeries », vervangen door de woorden « het personeel van de federale overheidsdiensten ».

Art. 122.Het artikel 19 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 123.Het artikel 19bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 13 juni 1999 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 januari 2000, wordt opgeheven.

Art. 124.Het artikel 20 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 125.Het artikel 24 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. Afdeling 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari

1999 betreffende de beoordeling van het personeel van de griffies en de parketten van de hoven en rechtbanken en de raden van beroep.

Art. 126.In het artikel 5, § 1, van koninklijk besluit van 28 februari 1999 betreffende de beoordeling van het personeel van de griffies en de parketten van de hoven en rechtbanken en de raden van beroep worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°. het punt 3° wordt opgeheven; 2°. in punt 6° worden de woorden « voor de vertalers » vervangen door de woorden « voor de administratief deskundigen »; 3°. het punt 7° wordt opgeheven; 4°. het punt 8° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° voor de ICT-deskundige »; a) vier sleutelcriteria, zijnde de criteria 1, 8, 15 en 17;b) vijf relevante criteria, zijnde de criteria 9, 11, 16, 23 en 24 »; 5°. in punt 9° worden de woorden « voor de bibliotheekbeheerders » vervangen door de woorden « voor de deskundigen »; 6°. in punt 10° worden de woorden « voor de opstellers en de beambten » vervangen door de woorden « voor de assistenten en de medewerkers »; 7°. de punten 11°, 12° en 13° worden opgeheven.

Art. 127.Het artikel 10, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt opgeheven.

Art. 128.In het artikel 13 van hetzelfde besluit, wordt volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « drie » wordt vervangen door het woord « twee »;2° het punt c) wordt opgeheven.

Art. 129.In het artikel 14 van hetzelfde besluit, wordt het punt 4° opgeheven.

Art. 130.In het artikel 15 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht; 1° In de punten 1° en 2°, wordt het woord « 185 » vervangen door het woord « 180 ».2° Het punt 3° wordt opgeheven. Afdeling 6. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 september

2003 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan.

Art. 131.In het artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 september 2003 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 mei 2005, worden in het eerste lid de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt vervangen als volgt : « 1° De deskundigen, administratief deskundigen of ICT-deskundigen bij een griffie of een parketsecretariaat;»; b) 2° wordt vervangen als volgt : "2° De assistenten en medewerkers bij een griffie of een parketsecretariaat;»; c) 3° en 4° worden opgeheven. Afdeling 7. - Wijziging van het koninklijk besluit van 18 oktober

2001. betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten.

Art. 132.In het koninklijk besluit van 18 oktober 2001 betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 1, 3°, wordt aangevuld met het volgende gedachtestreepje : "de hoven en rechtbanken »;2° artikel 2, § 1 wordt aangevuld als volgt : « 6° de vastbenoemde personeelsleden van het niveau B, C en D van hoven en rechtbanken, wat betreft de bepalingen inzake vrijwillige mobiliteit ». Afdeling 8. - Wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1995

ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

Art. 133.Artikel 12, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector van het wordt vervangen als volgt : « De Minister van Justitie kan na advies van de rechterlijke overheden de halftijdse vervroegde uittreding toestaan wanneer deze wordt aangevraagd door de houders van de graden van referendaris, parketjurist, griffier, eerstaanwezend adjunct-griffier, adjunct-griffier, secretaris, eerstaanwezend adjunct-secretaris en adjunct secretaris. »

Art. 134.Artikel 15, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De Minister van Justitie kan na advies van de rechterlijke overheden de vrijwillige vierdagenweek toestaan wanneer deze wordt aangevraagd door de houders van de graden van referendaris, parketjurist, griffier, eerstaanwezend adjunct-griffier, adjunct-griffier, secretaris, eerstaanwezend adjunct-secretaris en adjunct secretaris. » TITEL VII. - OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. 135.Het koninklijk besluit van 28 augustus 1970 houdende statuut van het voorlopig benoemde personeel van de griffies en parketten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 1983, wordt opgeheven

Art. 136.Het koninklijk besluit van 6 december 2000 houdende toekenning van een maandelijkse forfaitaire toelage aan de gerechtelijke technische assistenten van de parketten en aan de personeelsleden van de griffies en de parketsecretariaten die belast zijn met het besturen van wagens bestemd voor het vervoer van personen wordt opgeheven.

Art. 137.Het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende vereenvoudiging van de loopbaan en vaststelling van de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht bijstaan en tot toekenning van een integratiepremie voor de personeelsleden van de niveaus 3 en 4, wordt opgeheven.

Art. 138.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als de wet van 10 juni 2006 tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de secretariaten van de parketten, met uitzondering van : - de artikelen 50, § 3, en 55, tweede lid, die in werking treden op 1 september 2007; - artikel 132 dat in werking treedt op de eerste dag van de vijfentwintigste maand na die waarin voornoemde wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 139.De artikelen 50, § 2, en 55, eerste lid, treden buiten werking op 1 september 2007.

Art. 140.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage I. Functiefamilies - a) voor het niveau B : - administratieve ondersteuning - documentatiebeheer - dossierbeheer - logistieke ondersteuning - leiding geven - ICT-deskundige - vertaling - budgetbeheer - veiligheids- en welzijnsdeskundige b) voor het niveau C : - administratieve ondersteuning - budgetbeheer - documentatiebeheer - dossierbeheer - logistieke ondersteuning - onthaal - leiding geven - informatica-assistent - veiligheids- en welzijnsassistent c) voor het niveau D - administratieve ondersteuning - budgetbeheer - dossierbeheer - onthaal - leiding geven - keuken en bediening - veiligheid - onderhoud - transport - ICT-ondersteuning - technische ondersteuning Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage II. - Weddenschalen bij integratie Niveau D Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage III. - Weddenschalen vanaf 01.09.2007 Niveau D Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage IV. - Weddenschalen in uitdoving voormalig niveau 4 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage V. - Conversietabel niveau D tot B. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage VI. Weddenschalen in uitdoving voormalige niveaux 3, 2+ en 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Bijlage VII. Bijlage III bij het koninklijk besluit van 19 maart 1996 Niveau 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

^