Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 mei 2024
gepubliceerd op 27 mei 2024

Koninklijk besluit betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2024005184
pub.
27/05/2024
prom.
18/05/2024
ELI
eli/besluit/2024/05/18/2024005184/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MEI 2024. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, beoogt de nadere regels voor de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan te bepalen.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 1.

Artikel 1 van het ontwerp definieert het personeelslid van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan als volgt: benoemd of contractueel personeelslid van de rechterlijke orde bedoeld in deel II, boek I, titel III, van het Gerechtelijk Wetboek, de attaché en de adviseur in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie bedoeld in artikel 260 van hetzelfde Wetboek, alsook de kandidaat-magistraat bedoeld in artikel 259octies, § 7, van hetzelfde Wetboek. Dit voorkomt enige onduidelijkheid over het toepassingsgebied van het ontwerp.

De kandidaat-magistraten vallen binnen het toepassingsgebied van dit ontwerp overeenkomstig artikel 259octies, § 8, van het Gerechtelijk Wetboek. Dat artikel voorziet erin dat het statuut van de referendarissen en parketjuristen van toepassing is op de kandidaat-magistraten. Het gaat, ter herinnering, om de vroegere "gerechtelijke attachés", waarvan de benaming werd gewijzigd door de wet van 26 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/12/2022 pub. 12/01/2023 numac 2023030038 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake rechterlijke organisatie II sluiten houdende diverse bepalingen inzake rechterlijke organisatie II, maar van wie het statuut hetzelfde is gebleven. Omwille van de leesbaarheid lijkt het dan ook aangewezen om hen expliciet te vermelden in artikel 1.

In navolging van het besluit dat van toepassing is voor het federaal openbaar ambt, ontvangen de leden die een opdracht krijgen toegekend in beleidsorganen, secretariaten en ministeriële kabinetten geen maaltijdcheques.

Art. 2.

Dit artikel geeft aan dat elk personeelslid een elektronische maaltijdcheque krijgt per dag met daadwerkelijk gepresteerde diensten.

De personeelsleden die een maandelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding zouden ontvangen in toepassing van artikel 86 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt (personeelsleden van wie de aard zelf van de functie regelmatige prestaties buiten de administratieve standplaats inhoudt) worden uitgesloten van het voordeel van de maaltijdcheques.

Overeenkomstig artikel 67 van het koninklijk besluit van 10 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009790 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten sluiten betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het gerechtspersoneel, worden de ambtshalve toegekende toelagen en vergoedingen die aan het personeel van de federale overheidsdiensten worden verleend, ook aan het gerechtspersoneel van niveau B, C en D in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden toegekend.

Overeenkomstig artikel 366, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, waarin naar artikel 363 van hetzelfde Wetboek wordt verwezen, worden de bij de wedde bijkomende toelagen, vergoedingen en uitkeringen, die aan de bestuursambtenaren worden toegekend, in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden verleend aan de personeelsleden van niveau A, aan de griffiers en aan de secretarissen.

Bijgevolg is artikel 86 van het voornoemd koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten van toepassing op het gerechtspersoneel, alhoewel er op dit moment geen personeelsleden zijn binnen de rechterlijke orde die onder de gelding ervan ressorteren.

Art. 3.

Dit artikel legt de nominale waarde van de maaltijdcheque vast op 6 euro. Dit bedrag is niet onderworpen aan de indexering.

Het preciseert tevens het tijdstip waarop de nominatieve maaltijdcheques worden toegekend aan het personeelslid.

Art. 4.

In paragraaf 1 wordt uitgelegd hoe het aantal maaltijdcheques waarop het personeelslid recht heeft berekend wordt.

Het basisprincipe is één maaltijdcheque per gepresteerde dag, zonder de exacte duur van de arbeidsprestaties in aanmerking te nemen. Onder "gepresteerde dag" dient te worden verstaan de dag, de halve dag of in voorkomend geval elke aangevatte prestatie waarbij het personeelslid daadwerkelijk werkt volgens het werkrooster overeengekomen met de hiërarchische chef.

Zo heeft een personeelslid dat een halve dag verlof (vakantieverlof, ouderschapsverlof enz.) of een halve dag recuperatie opneemt en de andere halve dag dienstprestaties verricht bijvoorbeeld recht op een maaltijdcheque.

Deze benadering per gepresteerde dag verklaart het verschil in de berekening van het aantal maaltijdcheques voor het deeltijds werkend personeelslid (bijvoorbeeld aan 50%) zodra hij elke dag een halve dag komt werken of zodra hij de ene week twee dagen komt werken en de week daarop drie dagen.

Het personeelslid dat prestaties verricht via telewerk ontvangt een maaltijdcheque.

In dezelfde geest is de maaltijdcheque eveneens verschuldigd voor prestaties verricht buiten de normale diensturen, zoals bijvoorbeeld uren gepresteerd buiten de normale arbeidsregeling of tijdens het weekend of op een feestdag wanneer het personeelslid door de hiërarchische chef werd aangewezen om deze prestaties te verrichten met het oog op de noden van de dienst. Het principe van één maaltijdcheque per gepresteerde dag blijft evenwel van toepassing. Als het personeelslid echter uit rust wordt teruggeroepen om een nieuwe prestatie dezelfde dag te verrichten, ontvangt hij een tweede maaltijdcheque.

Zonder afbreuk te doen aan het voorgaande is in het koninklijk besluit een afwijking op het principe van toekenning per gepresteerde dag opgenomen om tegemoet te komen aan de specifieke situatie qua arbeidsorganisatie voor bepaalde personeelsleden in bepaalde diensten.

Bijvoorbeeld wordt er gedacht aan diensten die in opeenvolgende ploegen werken (als de medewerkers toezicht en beheer) of die op basis van hun planning dagelijkse prestaties leveren die langer zijn dan 7u36. Meer bepaald stelt de minister van Justitie de lijst op van de diensten en de categorieën van personeelsleden waar deze afwijking op de berekeningswijze van het aantal maaltijdcheques betrekking op heeft. Voor dit publiek wordt verwezen naar een berekening gebaseerd op een referentiearbeidsregeling van 7 uur en 36 minuten per dag die gewoonlijk in de rechterlijke orde erkend wordt. Dit is hier een toepassing van artikel 19bis, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, die het mogelijk maakt om een andere berekeningswijze te gebruiken voor het bepalen op hoeveel maaltijdcheques het personeelslid recht heeft.

Als binnen een dienst wordt besloten om dit systeem te gaan toepassen voor bepaalde personeelsleden dan dient dit voorafgaandelijk overlegd te worden binnen het bevoegde overlegcomité.

Paragraaf 2 van dit artikel 4 voorziet er voorts in dat de toegang tot maaltijdcheques in bepaalde situaties behouden blijft voor het personeelslid.

Artikel 4, § 2, eerste streep, van het ontwerp voorziet erin dat het recht op maaltijdcheques behouden blijft wanneer het personeelslid is aangewezen in het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers, ter beschikking wordt gesteld van het nationaal drugscommissariaat of een opdracht krijgt toegekend in een federale overheidsdienst.

De personeelsleden die een opdracht toegekend krijgen bij een dienst die binnen het toepassingsgebied van het ontwerp van koninklijk besluit valt, namelijk bij een griffie, een parketsecretariaat, een steundienst bedoeld in artikel 158 van het Gerechtelijk Wetboek of het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring, ontvangen ook maaltijdcheques zolang zij personeelsleden blijven van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan.

De personeelsleden die worden benoemd bij, een opdracht krijgen toegekend bij of worden gedetacheerd naar een steundienst overeenkomstig de artikelen 183 en 185 van het Gerechtelijk Wetboek, ontvangen ook maaltijdcheques. Dat vloeit voort uit de voorschriften van die bepalingen. Ze voorzien er immers enerzijds in dat het binnen de steundienst vastbenoemd personeel aan de wettelijke en statutaire regels die van toepassing zijn op het in vast verband benoemde personeel van de rechterlijke organisatie is onderworpen, en anderzijds dat ieder met een opdracht belast personeelslid zijn eigen statuut behoudt, tenzij het statuut van het personeel bedoeld in deze artikelen voor een vergelijkbare opdracht voorziet in een hogere bezoldiging of in bijzondere voordelen. In elk geval worden de maaltijdcheques eveneens aan het met een opdracht belast personeelslid toegekend.

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die een opdracht krijgen toegekend bij het Instituut voor gerechtelijke opleiding, en daarbij hun statuut van gerechtspersoneel behouden, alsook hun wedde van de rechterlijke orde en de eraan verbonden voordelen.

In artikel 4, § 2, tweede en derde streep, van het ontwerp wordt erin voorzien dat het recht op maaltijdcheques behouden blijft wanneer het personeelslid met vakbondsverlof is of een dienstvrijstelling heeft gekregen voor het uitoefenen van vakbondsprerogatieven.

In artikel 4, § 2, vierde streep, van het ontwerp wordt erin voorzien dat het recht op maaltijdcheques behouden blijft wanneer het personeelslid een dienstvrijstelling om een opleiding te volgen of opleidingsverlof heeft gekregen, het neemt mutatis mutandis hetgeen waarin is voorzien in artikel 4, § 2, zesde streep, van het koninklijk besluit van 26 oktober 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/2023 pub. 31/10/2023 numac 2023045226 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt sluiten betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt over.

Dit artikel verwijst naar de dienstvrijstelling om een opleiding te volgen en het opleidingsverlof zoals respectievelijk geregeld in de artikelen 12 tot en met 15 en in de artikelen 16 tot en met 21 van het koninklijk besluit van 18 mei 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/05/2009 pub. 04/06/2009 numac 2009009320 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten tot vaststelling van de rechten en plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding.

Het voormelde koninklijk besluit van 18 mei 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/05/2009 pub. 04/06/2009 numac 2009009320 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten bepaalt dat de personeelsleden een gerechtelijke opleiding kunnen volgen zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding. Dit artikel bepaalt dat: "Onder gerechtelijke opleiding wordt verstaan: 1° de initiële opleiding, namelijk die welke verstrekt wordt tijdens de stage of bij de indiensttreding;2° de permanente opleiding, namelijk die welke verstrekt wordt gedurende de loopbaan met als doel de beroepsbekwaamheid te ontwikkelen. De opleiding van het gerechtspersoneelslid wordt dus gekoppeld aan zijn huidige of toekomstige functie binnen de rechterlijke orde.

De dienstvrijstelling is gekoppeld aan een opleiding die op initiatief van de hiërarchische meerdere wordt bijgewoond terwijl het opleidingsverlof gekoppeld is aan een opleiding die op initiatief van het personeelslid wordt bijgewoond.

Gezien het verband dat wordt gelegd tussen de opleiding en de functie van het personeelslid, voorziet het ontwerp erin dat het recht op maaltijdcheques behouden blijft wanneer het personeelslid opleidingsverlof of een dienstvrijstelling om een opleiding te volgen heeft gekregen.

De bepalingen inzake opleiding binnen het openbaar ambt en de rechterlijke orde zijn niet identiek.

Het verlofsysteem inzake opleiding werd hervormd bij het koninklijk besluit van 14 november 2011 houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de arbeidsherverdeling en de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

Vóór de hervorming bepaalden de artikelen 69 tot en met 94 van het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, dat een opleiding recht kon geven op dienstvrijstelling of opleidingsverlof, zoals dat nog steeds het geval is binnen de rechterlijke orde. De opleidingen werden bijgewoond op initiatief van de ambtenaar of op het initiatief van een meerdere of van de opleidingsdirecteur.

Sinds de hervorming bepaalt het voormelde koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten dat aan het personeelslid een dienstvrijstelling kan worden toegekend om opleidingsactiviteiten buiten de federale overheid bij te wonen. De dienstvrijstelling kan maximum 120 uren per jaar bedragen. De opleidingen binnen de organisatie worden beschouwd als dienstactiviteiten.

Deze hervorming werd niet doorgevoerd binnen de rechterlijke orde. In het voormelde koninklijk besluit van 18 mei 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/05/2009 pub. 04/06/2009 numac 2009009320 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van de rechten en plichten op gerechtelijke opleiding, evenals de uitvoeringsmodaliteiten van de opleidingen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten is er nog steeds sprake van dienstvrijstelling en opleidingsverlof en wordt geen onderscheid gemaakt tussen opleidingen binnen en buiten de organisatie.

Daarom voorziet het ontwerp er eveneens in dat het recht op de toegang tot maaltijdcheques behouden blijft wanneer het personeelslid een opleidingsverlof heeft gekregen.

Met uitzondering van de dienstvrijstellingen waarnaar hierboven wordt verwezen, geeft een dienstvrijstelling van een volledige dag geen recht op een maaltijdcheque.

Het personeelslid dat deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking heeft geen recht op een maaltijdcheque voor de dag waarop hij niet daadwerkelijk diensten presteert.

Als het in het voormelde kader voorvalt dat het personeelslid verhinderd wordt om zijn werkplaats te betreden krijgt hij een maaltijdcheque als hij die dag een dienst presteert of als zijn afwezigheid gestaafd wordt door een attest.

Het vastbenoemde personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een tuchtschorsing met toepassing van artikel 405 of van een schorsing uit zijn ambt op grond van een ordemaatregel, zoals bedoeld in artikel 406 van het Gerechtelijk Wetboek, ontvangt geen maaltijdcheques voor de duur van de schorsing. Het personeelslid verricht immers geen effectieve dienstprestaties.

Paragraaf 3 van artikel 4 geeft aan dat het personeelslid dat voor een opdracht in het buitenland een vergoeding voor verblijfskosten in het buitenland ontvangt, toegang heeft tot maaltijdcheques voor dezelfde periode. Het bedrag van de tussenkomst van de werkgever (federale overheidsdienst Justitie) in de maaltijdcheque wordt in mindering gebracht van de vergoeding voor verblijfskosten in het buitenland.

Wanneer het personeelslid geen vergoedingen voor verblijfskosten in het buitenland ontvang, is die die vermindering niet van toepassing.

Art. 5.

Artikel 5 bepaalt dat de gepresteerde dagen in aanmerking worden genomen voor de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de rechterlijke orde vanaf de eerste dag van de maand waarin dit besluit in werking treedt.

Art.6.

Artikel 6 stelt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 3, 41, 51 en 52 van de wet van 7 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2024 pub. 16/05/2024 numac 2024004344 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel type wet prom. 07/05/2024 pub. 15/05/2024 numac 2024003975 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 07/05/2024 pub. 22/05/2024 numac 2024004501 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en houdende diverse bepalingen inzake de kansspelen sluiten houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel vast op 26 mei 2024.

Art. 7.

Artikel 7 stelt de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit vast op 27 mei 2024.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 76.132/16 van 13 mei 2024 over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan' Op 11 april 2024 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan'.

Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 30 april 2024. De kamer was samengesteld uit Pierre LEFRANC, wnd. kamervoorzitter, Toon MOONEN en Tim CORTHAUT, staatsraden, Jan VELAERS en Johan PUT, assessoren, en Eline YOSHIMI, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Lennart NIJS, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LEFRANC, wnd. kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 mei 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan te regelen. Artikel 1 van het ontwerp bepaalt het toepassingsgebied.

Overeenkomstig artikel 2 ontvangt het personeelslid één elektronische maaltijdcheque per gepresteerde dag, met uitzondering van de personeelsleden die een maandelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding ontvangen wegens regelmatige prestaties buiten de administratieve standplaats. Artikel 3 stipuleert dat de niet-indexeerbare nominale waarde van de maaltijdcheque zes euro bedraagt, waarvan 1,09 euro een bijdrage van het personeelslid is. Artikel 4 lijst de prestaties op waarvoor het recht op maaltijdcheques wordt geopend.

Artikel 5 voorziet in de inwerkingtreding van de artikelen 3, 41, 51 en 52 van de op 2 mei 2024 door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen wet `houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel' (1) op 1 mei 2024. Het te nemen besluit treedt in werking op 1 mei 2024 (artikel 6).

RECHTSGROND 3. Als rechtsgrond voor het ontwerp wordt beroep gedaan op de artikelen 177, § 2, zesde lid, en 375/1 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd door de wet `houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel', alsook op artikel 81 van de voormelde wet.(2) Daarmee kan worden ingestemd. 3.1. Artikel 177, § 2, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd door artikel 3 van de wet `houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel' machtigt de Koning om de nadere regels van het statuut, de wedde en het aantal betrekkingen, alsook de nadere regels van de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden benoemd in het niveau B, C en D, die aan de griffies, de parketsecretariaten en aan de steundiensten verbonden zijn, te bepalen.

Artikel 375/1 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door artikel 52 van de voornoemde wet, machtigt de Koning om de nadere regels van de toekenning van maaltijdcheques aan de leden van het gerechtspersoneel van niveau A, de griffiers en de secretarissen te bepalen.

Deze bepalingen vormen de rechtsgrond voor de artikelen 1 tot 4 van het ontwerp. 3.2. Artikel 81 van de wet `houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel' bepaalt dat de artikelen 3, 4, 6 tot 11, 12, a) en b), 13 tot 19, 22 tot 29, 31 tot 33, 38, 39, 41, 44 tot 48, 50 tot 52, 67 tot 73, 74, 4°, 75 tot 77 en 79 in werking treden op een door de Koning te bepalen datum en ten laatste op 1 januari 2026.

Deze bepaling vormt de rechtsgrond voor artikel 5 van het ontwerp. 3.3. In de aanhef wordt tevens artikel 19bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 `tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders' als rechtsgrond aangehaald. Dit artikel lijst de cumulatieve voorwaarden op waaraan de elektronische maaltijdcheques moeten voldoen om niet als loon te worden beschouwd en moet "in acht worden genomen in het koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels met betrekking tot de toekenning van maaltijdcheques" (3), maar strekt het ontwerp niet tot rechtsgrond.

Voor het nuttig begrip van de ontworpen regeling kan worden aanvaard dat artikel 19bis, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 in de aanhef wordt vermeld bij wijze van beschrijving van het juridische kader. Dergelijke vermelding dient dan te volgen op de oplijsting van de verplichte en facultatieve vormvereisten, voorafgegaan door het woord "Overwegende" in plaats van "Gelet op", en zonder vermelding van de wijzigingen. (4) 3.4. De Raad van State, afdeling Wetgeving, gaat er daarbij vanuit dat het te nemen besluit niet in werking zal treden voordat de wet `houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel' in werking zal zijn getreden en na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. De aanhef dient te worden aangepast in het licht van de opmerking 3.3.

Artikel 4 5.1. Artikel 4, § 2, van het ontwerp lijst de situaties op waarin het voordeel van de maaltijdcheque behouden blijft, niettegenstaande het personeelslid geen prestaties levert. Daaronder valt ook de dienstvrijstelling om een opleiding te volgen of het opleidingsverlof.

Vergeleken met de regeling van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 26 oktober 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/2023 pub. 31/10/2023 numac 2023045226 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt sluiten `betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt', die van toepassing is op het federaal openbaar ambt, valt op te merken dat de personeelsleden van het federaal openbaar ambt tijdens opleidingen enkel hun maaltijdcheques behouden wanneer zij vrijstelling genieten voor een opleiding georganiseerd buiten de overheid. 5.2. Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof is een verschil in behandeling slechts verenigbaar met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betrokken maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginsel; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. (5) 5.3. Gevraagd naar een verantwoording voor het onderscheid tussen de situaties geviseerd door artikel 4, § 2, van het ontwerp en artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 26 oktober 2023Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/2023 pub. 31/10/2023 numac 2023045226 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt sluiten, stelde de gemachtigde: "L'article 4, § 2, 4ème tiret, du projet prévoit le maintien du droit aux chèques-repas lorsque le membre du personnel est en congé de formation ou bénéficie d'une dispense de service pour suivre une formation, en parallèle avec ce qui est prévu par l'article 4, § 2, 6ème tiret de l'arrêté royal du 26 octobre 2023 précité.

Les dispositions en matière de formation au sein de la fonction publique et de l'ordre judiciaire ne sont pas identiques.

Le système de congé en matière de formation applicable à la fonction publique a été réformé par l'arrêté royal du 14 novembre 2011 portant modification de diverses dispositions réglementaires relatives à la redistribution du travail et aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat.

Avant la réforme, les articles 69 à 94 de l'arrêté royal du 19 novembre 1998 relatif aux congés et aux absences accordés aux membres du personnel des administrations de l'Etat, prévoyaient, comme c'est toujours le cas au sein de l'ordre judiciaire, qu'une formation pouvaient donner droit à une dispense de service ou à un congé de formation. Les formations étaient suivies soit à l'initiative de l'agent soit à l'initiative d'un supérieur ou du directeur de la formation Depuis la réforme, l'arrêté royal du 19 novembre 1998 précité prévoit que le membre du personnel pourra bénéficier d'une dispense de service pour suivre des activités de formation hors de l'administration fédérale. La dispense de service pouvant comporter au maximum 120 heures par an. Les formations internes à l'organisation sont quant à elles considérées comme des activités de service.

Cette réforme n'a pas été répercutée au sein de l'ordre judiciaire.

L'arrêté royal du 18 mai 2009 précité distingue toujours la dispense de service et le congé de formation, et ne fait aucune distinction entre formation interne et externe à l'organisation. Le congé de formation est lié à une formation suivie à l'initiative du membre du personnel.

C'est pourquoi le projet prévoit également le maintien du droit aux chèques-repas lorsque le membre du personnel est en congé de formation." 5.4. Het verdient aanbeveling een verduidelijking in die zin in het verslag aan de Koning op te nemen.

De griffier De voorzitter E. YOSHIMI P. LEFRANC _______ Nota's (1) Zie het integraal verslag van de plenumvergadering van 2 mei 2024 (avond) - voorlopige versie, Parl.St. Kamer 2023-24, CRIV 55 PLEN 304, 47. Deze wet is op datum van dit advies nog niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. (2) Zie Parl.St. Kamer 2023-24, nr. 55-3896/003 en 55-3896/004. (3) Parl.St. Kamer 2023-2024, nr. 55-3896/1, 32. (4) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling 40, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (5) Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.Zie bijvoorbeeld: GwH 17 juli 2014, nr. 107/2014, B.12; GwH 25 september 2014, nr. 141/2014, B.4.1; GwH 30 april 2015, nr. 50/2015, B.16; GwH 18 juni 2015, nr. 91/2015, B.5.1; GwH 16 juli 2015, nr. 104/2015, B.6; GwH 16 juni 2016, nr. 94/2016, B.3; GwH 18 mei 2017, nr. 60/2017, B.11; GwH 15 juni 2017, nr. 79/2017, B.3.1; GwH 19 juli 2017, nr. 99/2017, B.11;

GwH 28 september 2017, nr. 104/2017, B.8.


18 MEI 2024. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 177, § 2, zesde lid, gewijzigd bij de wet van 7 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2024 pub. 16/05/2024 numac 2024004344 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel type wet prom. 07/05/2024 pub. 15/05/2024 numac 2024003975 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 07/05/2024 pub. 22/05/2024 numac 2024004501 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en houdende diverse bepalingen inzake de kansspelen sluiten en 375/1, ingevoegd bij de wet van 7 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2024 pub. 16/05/2024 numac 2024004344 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel type wet prom. 07/05/2024 pub. 15/05/2024 numac 2024003975 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 07/05/2024 pub. 22/05/2024 numac 2024004501 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en houdende diverse bepalingen inzake de kansspelen sluiten;

Gelet op artikel 81 van de wet van 7 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2024 pub. 16/05/2024 numac 2024004344 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel type wet prom. 07/05/2024 pub. 15/05/2024 numac 2024003975 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 07/05/2024 pub. 22/05/2024 numac 2024004501 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en houdende diverse bepalingen inzake de kansspelen sluiten houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 maart 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 25 maart 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 9 april 2024;

Gelet op het protocol nr. 547 houdende de besluiten van de onderhandelingen van het Sectorcomité III Justitie, op datum van 10 april 2024;

Gelet op het protocol nr. 88 houdende de besluiten van de onderhandeling in het onderhandelingscomité voor de griffiers, referendarissen en parketjuristen van de rechterlijke orde, gesloten op 10 april 2024;

Gelet op advies nr. 76.132/16 van de Raad van State, gegeven op 13 mei 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met name artikel 19bis, § 2;

Op voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder personeelslid van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan: benoemd of contractueel personeelslid van de rechterlijke orde bedoeld in deel II, boek I, titel III, van het Gerechtelijk Wetboek, de attaché en de adviseur in de dienst voor documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie bedoeld in artikel 260 van hetzelfde Wetboek, alsook de kandidaat-magistraat bedoeld in artikel 259octies, § 7, van hetzelfde Wetboek.

Art. 2.Het personeelslid ontvangt één elektronische maaltijdcheque per gepresteerde dag.

In afwijking van het eerste lid wordt het personeelslid dat de in artikel 86 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt bedoelde maandelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding ontvangt, uitgesloten van het voordeel van de maaltijdcheque.

Art. 3.De nominale waarde van de maaltijdcheque bedraagt zes euro waarvan 1,09 euro een bijdrage is van het personeelslid en 4,91 euro ten laste is van de federale overheidsdienst Justitie.

De in het eerste lid bedoelde nominale waarde is een bedrag dat niet onder de indexeringsregeling valt.

De maaltijdcheques zijn nominatief. Ze worden uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die volgt op de kalendermaand waarvoor ze verschuldigd zijn ter beschikking gesteld van het personeelslid.

Art. 4.§ 1. De dagen die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van het aantal maaltijdcheques waarop het personeelslid recht heeft, zijn de gepresteerde dagen, die gedefinieerd worden als de dag, de halve dag of, in voorkomend geval, elke aangevatte prestatie waarbij het personeelslid daadwerkelijk werkt volgens het werkrooster overeengekomen met de hiërarchische chef.

In het geval een personeelslid teruggeroepen wordt uit rust wordt voor de nieuwe aangevatte prestatie een maaltijdcheque toegekend.

In afwijking van het eerste lid stelt de minister van Justitie de lijst vast van de diensten en/of de categorieën van personeelsleden die een aantal maaltijdcheques kunnen ontvangen dat berekend wordt door het totale aantal uren die daadwerkelijk in de loop van het kwartaal gepresteerd zijn te delen door 7 uur en 36 minuten. Als het resultaat van de deling op een decimaal getal uitkomt, wordt dit naar boven afgerond. Als het op die manier verkregen getal hoger is dan het maximale aantal werkdagen die voltijds door het personeelslid gepresteerd kunnen worden tijdens het kwartaal, wordt het beperkt tot dat laatste aantal. § 2. Onverminderd § 1, blijft het voordeel van de maaltijdcheque behouden wanneer het personeelslid: - is aangewezen in het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers, ter beschikking wordt gesteld van het nationaal drugscommissariaat, of een opdracht krijgt toegekend in een federale overheidsdienst; - met vakbondsverlof is in de zin van de artikelen 36 tot en met 39 van het koninklijk besluit van 8 maart 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2009 pub. 19/03/2009 numac 2009009193 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken sluiten tot uitvoering van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken en van de artikelen 77, § 1, eerste lid, 81, § 1, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; - een dienstvrijstelling heeft gekregen in de zin van artikel 40 van het koninklijk besluit van 8 maart 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2009 pub. 19/03/2009 numac 2009009193 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken sluiten tot uitvoering van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken en van artikelen 81, § 2, 83, § 1, en 84 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; - dienstvrijstelling om een opleiding te volgen of opleidingsverlof heeft gekregen.

Elke andere dienstvrijstelling dan deze opgenomen in het eerste lid, die een werkdag van het personeelslid dekt, geeft geen recht op een maaltijdcheque. § 3. Het personeelslid dat een vergoeding voor verblijfkosten in het buitenland geniet, zoals bepaald in titel III, hoofdstuk IV, afdeling 3, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, ontvangt maaltijdcheques voor de duur van de opdracht.

Het bedrag van de tussenkomst van de federale overheidsdienst Justitie in de maaltijdcheque wordt in mindering gebracht van de voormelde vergoeding overeenkomstig het voornoemde koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten.

Art. 5.Het personeelslid ontvangt één elektronische maaltijdcheque per gepresteerde dag vanaf de eerste dag van de maand waarin dit besluit in werking treedt.

Art. 6.De artikelen 3, 41, 51 en 52 van de wet van 7 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2024 pub. 16/05/2024 numac 2024004344 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel type wet prom. 07/05/2024 pub. 15/05/2024 numac 2024003975 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt type wet prom. 07/05/2024 pub. 22/05/2024 numac 2024004501 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en houdende diverse bepalingen inzake de kansspelen sluiten houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel hebben uitwerking met ingang van 26 mei 2024.

Art. 7.Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 27 mei 2024.

Art. 8.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 18 mei 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT


^