gepubliceerd op 25 februari 2016
Uittreksel uit arrest nr. 164/2015 van 19 november 2015 Rolnummer : 6109 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 38, 1°, van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek me Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 164/2015 van 19 november 2015 Rolnummer : 6109 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 38, 1°, van de
wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
10/04/2014
pub.
10/06/2014
numac
2014009225
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen
type
wet
prom.
10/04/2014
pub.
10/06/2014
numac
2014009233
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
sluiten tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen, ingesteld door Valérie Bonaventure en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 december 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 4 december 2014, is beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van artikel 38, 1° (opheffing van artikel 171 van de wet van 25 april 2007) van de wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009225 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen type wet prom. 10/04/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009233 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 juni 2014) door Valérie Bonaventure, Alain Brouillard, Marie Maillard, Stefan De Wilde, Dominiek Huys en Hans Giraldo. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1.1. Artikel 38, 1°, van de wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009225 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen type wet prom. 10/04/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009233 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten « tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen » bepaalt : « In de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, worden de volgende artikelen opgeheven : 1° de artikelen 170 en 171 ». Het beroep is gericht tegen het voormelde artikel in zoverre die bepaling het voormelde artikel 171 opheft.
B.1.2. Vóór de opheffing ervan bij de bestreden bepaling luidde artikel 171 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten tot « wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie » : « Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het tweede lid, behouden de eerste attaché, de attaché-hoofd van dienst en de directeur in de dienst documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie het voordeel van hun weddenschaal in uitdoving en behouden hun graad ten persoonlijken titel.
De attachés, in dienst op het moment van de inwerkingtreding van deze wet, die bij hun beoordeling bedoeld in artikel 287quater van het Gerechtelijk Wetboek, de vermelding ' zeer goed ' hebben gekregen, kunnen door de minister van Justitie worden bevorderd tot de opeenvolgende graden van eerste attaché, na minstens negen jaar dienst, van attaché-hoofd van dienst, na minstens achttien jaar dienst, en van directeur, na minstens vierentwintig jaar dienst ».
B.2.1. In de memorie van toelichting van de bestreden wet wordt vermeld : « Via dit ontwerp wenst de regering een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel, naar het voorbeeld van de geldelijke loopbaan voor de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, in te stellen en op die manier het door de wetten van 10 juni 2006 [tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten] en 25 april 2007 [tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie] tot stand gebrachte parallellisme te handhaven.
Het ontwerp van wet gaat op die manier over tot de kanteling van het loopbaanstelsel naar een nieuw stelsel waarin de evolutie van de geldelijke loopbaan nauw verbonden is aan het evaluatieproces, en er dus rekening wordt gehouden met de prestaties van de personeelsleden.
De nieuwe loopbaan wijzigt fundamenteel de basisprincipes van het loopbaanbeleid. Tot nog toe maakten de personeelsleden vooruitgang in hun loopbaan op grond van een bepaald aantal gewerkte jaren en het slagen voor de test verbonden aan de gecertificeerde opleidingen die zij volgden. In het nieuwe systeem zullen medewerkers veeleer bezoldigd worden op grond van hun inzet en het behalen van opgelegde doelstellingen » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3404/001, p. 4).
B.2.2. De wetgever heeft in een « nieuwe oude loopbaan » voorzien « die van toepassing wordt op al wie voor 1 juli 2014 in dienst is en niet van niveau, klasse of statuut verandert » (ibid., p. 5) : « Op 1 juli 2014 behoudt elk personeelslid de weddeschaal waarin het op 30 juni 2014 bezoldigd werd en gaat het dus niet over naar de nieuwe geldelijke loopbaan zoals beschreven in punt B. hieronder. Wie slaagde voor een gecertificeerde opleiding behoudt eveneens de premie voor competentieontwikkeling tot het einde van de geldigheidsduur.
Wie op basis van het oude systeem een bevordering naar een hogere weddeschaal zou hebben gekregen, geniet op het einde van de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding eveneens die bevordering in weddeschaal. Er wordt ook voorzien in die regel voor de A11 die A12 wordt zodra hij 6 jaar dienstanciënniteit in de weddeschaal A11 telt.
Voor de personeelsleden van wie de geldigheidsduur verstrijkt vóór 1 januari 2017, maar die geen bevordering in weddeschaal kunnen krijgen, wordt de premie voor competentieontwikkeling verder betaald tot 31 december 2016.
Behalve de hierboven vermelde hypothese, gaat het personeelslid, in het nieuwe systeem, niet meer over naar een hogere weddeschaal. In plaats daarvan worden er bonificaties toegekend. De eerste bonificatie wordt toegekend na 3 evaluaties met de vermelding ' voldoet aan de verwachtingen ' of na 2 opeenvolgende evaluaties met de vermelding ' uitzonderlijk ', voor zover het personeelslid sinds 1 juli 2014 een geldelijke anciënniteit van 2 en een half jaar of anderhalf jaar heeft. Concreet betekent dat dat het de eerste bonificatie kan krijgen op 1 januari 2016 (bij 2 vermeldingen ' uitzonderlijk ') of op 1 januari 2017 (bij 3 vermeldingen ' voldoet aan de verwachtingen ').
Door een vermelding ' te verbeteren ' of ' onvoldoende ' wordt de toekenning van de bonificatie vertraagd » (ibid., pp. 5 en 6).
B.2.3. Artikel 38 van de bestreden wet « heft sommige bepalingen van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten op die niet langer gegrond zijn, rekening houdend met de ' nieuwe oude loopbanen ' die in hoofdstuk 5 inzake de overgangsbepalingen zijn ingevoerd » (ibid., p. 20).
B.2.4. De commentaar bij de artikelen 45 en 46 van de wet vermeldt : « De ' nieuwe oude loopbanen ' worden niet langer georganiseerd volgens weddeschalen. Met andere woorden : de personeelsleden zullen op 1 januari 2014 [lees : 1 juli 2014] hun oude weddeschaal (oude weddeschaal voortgekomen uit de vorige hervorming of een andere oude specifieke weddeschaal) behouden. Er is dus geen kanteling naar de weddeschalen van de nieuwe loopbanen.
Deze oude schalen worden in twee verschillende bijlagen bij het ontwerp van wet gevoegd. De eerste bijlage omvat de ' oude weddeschalen ', zoals bepaald in de artikelen 370 en 372 van het Gerechtelijk Wetboek en in bijlage III van het koninklijk besluit van 10 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009790 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten type koninklijk besluit prom. 10/11/2006 pub. 07/12/2006 numac 2006012526 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen titularis kunnen zijn en houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van die instelling, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 1998 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen sluiten betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het gerechtspersoneel, zoals zij van toepassing zijn voor 1 juli 2014. De tweede bijlage omvat de ' oude specifieke weddeschalen ', zoals bepaald in de artikelen 171, 174 tot 178 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid de bepalingen inzake het gerechtspersoneel van niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, en in bijlagen IV, VI en VII van voornoemd koninklijk besluit van 10 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/2006 pub. 24/11/2006 numac 2006009790 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het personeel van griffies en parketsecretariaten type koninklijk besluit prom. 10/11/2006 pub. 07/12/2006 numac 2006012526 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 1998 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen titularis kunnen zijn en houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van die instelling, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 1998 tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen sluiten, zoals zij van toepassing zijn voor 1 juli 2014, alsook de weddeschalen bepaald in bijlage III van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 houdende vereenvoudiging van de loopbaan en vaststelling van de bezoldigingsregeling van sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht bijstaan » (ibid., p. 23).
B.2.5. Tijdens de commissiebespreking heeft de minister gepreciseerd : « In dat nieuwe systeem wordt meer belang gehecht aan de evaluatie doordat de overgang naar een hogere weddeschaal gekoppeld wordt aan het behalen van een aantal positieve evaluaties. Die bevorderingen zullen, ten opzichte van de bestaande regeling, versneld kunnen worden gedaan. De minister preciseert in dat verband dat het niet behalen van een positieve evaluatie ertoe leidt dat het betrokken personeelslid niet van een verhoogde weddeschaal kan genieten en ' blijft hangen ' » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3404/003, p. 4).
Ten aanzien van het enige middel B.3. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek en met de beginselen van rechtszekerheid en niet-retroactiviteit. De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepaling, in die zin geïnterpreteerd dat zij de attachés op de dienst documentatie en overeenstemming der teksten van het Hof van Cassatie, in dienst op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, belet te worden bevorderd in de rang van eerste attaché, attaché-hoofd van dienst en directeur, de aangevoerde bepalingen en beginselen schendt.
B.4. De Ministerraad is van mening dat de verzoekende partijen de groep van burgers die zich bevinden in een situatie die met de hunne vergelijkbaar is, onvoldoende nauwkeurig aangeven. Hij is derhalve van mening dat het middel vaag is en niet kan worden onderzocht.
In ondergeschikte orde is de Ministerraad van mening dat het enige middel ongegrond moet worden verklaard wegens de niet-vergelijkbaarheid van de in het verzoekschrift tot vernietiging beoogde situaties.
B.5.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.
Bovendien moet, wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wordt aangevoerd, in de regel worden gepreciseerd welke categorieën van personen met elkaar moeten worden vergeleken en in welk opzicht de bestreden bepalingen een verschil in behandeling teweegbrengen dat discriminerend zou zijn.
Die vereisten zijn ingegeven, onder meer, door de zorg om aan de andere partijen in het geding de mogelijkheid te bieden op de argumenten van de verzoekende partij te repliceren, waartoe een duidelijke en ondubbelzinnige uiteenzetting van de middelen onontbeerlijk is.
B.5.2. Wanneer een verzoekende partij, in het kader van een beroep tot vernietiging, de schending aanvoert van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met andere bepalingen of met algemene rechtsbeginselen die een fundamentele waarborg bevatten, bestaat het middel erin dat zij van oordeel is dat een verschil in behandeling wordt ingesteld doordat die fundamentele waarborg haar wordt ontnomen door de bepaling die zij met het beroep bestrijdt, terwijl die waarborg voor andere rechtsonderhorigen onverminderd geldt.
Het middel wordt dus op voldoende duidelijke wijze uiteengezet. Uit de memorie en de memorie van wederantwoord van de Ministerraad blijkt overigens dat die het middel goed heeft begrepen en dus een dienstig verweer heeft kunnen voeren.
Bovendien gaat het om vergelijkbare categorieën.
B.5.3. De excepties worden verworpen.
B.6. Door het in B.1.2 aangehaalde artikel 171 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten op te heffen, maakt de bestreden bepaling voor de toekomst een einde aan het stelsel van de vlakke loopbaan dat het personeel van de dienst documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van Cassatie bleef genieten en onderwerpt zij dat personeel, zoals het geheel van het gerechtspersoneel, aan een nieuwe geldelijke loopbaan, naar het voorbeeld van die welke voor het personeel van het federaal openbaar ambt is ingevoerd.
Uit de in B.2.1 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever de evolutie van de geldelijke loopbaan van het gerechtspersoneel nauw heeft willen verbinden aan het evaluatieproces en aan de inaanmerkingneming van de prestaties van de personeelsleden ten aanzien van de vastgestelde doelstellingen. Aangezien de nieuwe loopbaan de basisbeginselen van het loopbaanbeleid fundamenteel wijzigt, vermocht de wetgever redelijkerwijs te oordelen dat het niet was verantwoord om voor de personeelsleden van een dienst binnen het gerechtspersoneel een afwijkend loopbaanstelsel in stand te houden. De verzoekende partijen tonen daarenboven niet aan dat andere leden van het gerechtspersoneel een afwijkende loopbaanregeling zouden hebben behouden.
B.7. De wetgever vermag, zonder het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie te schenden, de geldelijke loopbaan van het gerechtspersoneel te wijzigen naar het voorbeeld van de hervormingen die met betrekking tot de geldelijke loopbaan van de federale ambtenaren werden doorgevoerd. De omstandigheid dat personeelsleden van de rechterlijke orde niet zonder meer met federale ambtenaren kunnen worden gelijkgesteld, belet niet dat de wetgever zich kan inspireren op de regels die op de laatstgenoemden van toepassing zijn teneinde die welke op de eerstgenoemden van toepassing zijn, uit te werken, voor zover hij daardoor geen inbreuk maakt op de normen waarvan het Hof de inachtneming dient te verzekeren. Een dergelijke inbreuk wordt niet aangetoond, rekening houdend met hetgeen in B.6 is vermeld en met het feit dat de wetgever, in hoofdstuk 5 van de bestreden wet, in overgangsbepalingen heeft voorzien voor de personeelsleden die vóór 1 juli 2014 in dienst waren en die niet van niveau, klasse of statuut veranderen, zodat voor die personen in een « nieuwe oude loopbaan » wordt voorzien, zoals in de in B.2.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding wordt gepreciseerd.
B.8. De bestreden bepaling is daarenboven niet van dien aard dat zij op discriminerende wijze afbreuk doet aan de beginselen van rechtszekerheid en niet-retroactiviteit. Het is het gewone gevolg van elke wettelijke regel dat hij wordt geacht van onmiddellijke toepassing te zijn niet alleen op feiten die zich voordoen na zijn inwerkingtreding, maar ook op rechtsgevolgen van voordien voorgevallen feiten. Een regel kan slechts als retroactief worden gekwalificeerd wanneer hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief waren voltrokken op het ogenblik dat hij in werking is getreden.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 november 2015.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels