Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 december 2014
gepubliceerd op 30 december 2014

Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015

bron
vlaamse overheid
numac
2014036946
pub.
30/12/2014
prom.
19/12/2014
ELI
eli/decreet/2014/12/19/2014036946/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2014. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Onderwijs Afdeling 1. - Basisonderwijs

Art. 2.Aan artikel 79, § 3, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, vervangen bij het decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008, 18 december 2009, 23 december 2010, 1 juni 2012 en 21 december 2012, worden een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4; 7° het bedrag voor begrotingsjaar 2015 verkregen na toepassing van § 3, 1°, en § 3, 6°, wordt verminderd met 8.101.000 euro.".

Art. 3.In artikel 80, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Pjaarx = percentage voor het begrotingsjaar in kwestie. Dat percentage bedraagt 14,5625 % voor de begrotingsjaren 2014 en 2015.

Vanaf het begrotingsjaar 2016 stijgt dit percentage jaarlijks met 0,1875 % tot 15,5 % vanaf 2020. Vanaf begrotingsjaar 2021 is het dit percentage van 15,5 % dat zal worden toegepast;".

Art. 4.Aan artikel 85bis, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008, 18 december 2009, 23 december 2010, 1 juni 2012 en 21 december 2012, worden een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6(Cx-1/Cx-2) + 0,4; 7° het bedrag voor begrotingsjaar 2015, verkregen na toepassing van § 3, 1°, en § 3, 6°, wordt verminderd met 731.000 euro.". Afdeling 2. - Subsidie-enveloppes voor het verstrekken van onderwijs

Art. 5.In artikel X.5, § 1, van het decreet betreffende het onderwijs XIV van 14 februari 2003 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Vanaf 2015 bedraagt de subsidie-enveloppe 1.469.000 euro. Vanaf 2016 wordt dit bedrag geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex.". Afdeling 3. - Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs

Art. 6.In artikel 5, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 tot omvorming van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid `Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs' naar een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap `Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs', gewijzigd bij de decreten van 16 november 2012 en 20 december 2013, worden punt 2° en punt 3° opgeheven. Afdeling 4. - Centra voor Leerlingenbegeleiding

Art. 7.In artikel 53 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de Centra voor Leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de decreten van 24 december 2004, 7 juli 2006, 21 november 2008, 18 december 2009, 23 december 2010, 13 juli 2012 en 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de bedragen "15.922.000 euro", "2.655 euro" en "3.000 euro" respectievelijk vervangen door de bedragen "14.624.000 euro", "2.390 euro" en "2.700 euro"; 2° paragraaf 4 wordt opgeheven;3° paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art. 8.Artikel 54 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 54.§ 1. Het werkingsbudget van de gefinancierde centra vormt een onderdeel van de werkingsmiddelen toegekend aan het gemeenschapsonderwijs. Dit werkingsbudget wordt in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt. § 2. Indien het decreet houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar waarin de werkingsmiddelen voor het betrokken schooljaar zijn opgenomen, aanleiding geeft tot meer middelen voor de gesubsidieerde centra, dan worden deze bijkomende middelen uitbetaald binnen de twee maanden na de bekrachtiging door de Vlaamse Regering van het betrokken decreet.".

Art. 9.Artikel 55 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 55.§ 1. De werkingsbudgetten voor de gesubsidieerde centra worden in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt. § 2. Indien het decreet houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar waarin de werkingsmiddelen voor het betrokken schooljaar zijn opgenomen, aanleiding geeft tot meer middelen voor de gesubsidieerde centra, dan worden deze bijkomende middelen uitbetaald binnen de twee maanden na de bekrachtiging door de Vlaamse Regering van het betrokken decreet.".

Art. 10.In hoofdstuk VIII van het decreet van 1 december 1998 betreffende de Centra voor Leerlingenbegeleiding wordt een afdeling 4/1, die bestaat uit artikel 71/1, ingevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 4/1. - Aanwendingspercentage omkadering1.

Art. 71/1.Op de personeelsformatie met uitzondering van het ambt van klerk, berekend in toepassing van de bepalingen van de afdelingen 1 tot en met 4 van dit hoofdstuk, kan de Vlaamse Regering op basis van de budgettaire mogelijkheden een aanwendingspercentage toepassen. Dit aanwendingspercentage kan ook ingaan in de loop van de driejarige periode waarvoor de omkadering wordt vastgesteld.".

Art. 11.In artikel 89 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de Centra voor Leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003, 15 juli 2005 en 17 juni 2011, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Op het resultaat dat wordt bekomen door toepassing van bovenstaande bepalingen, kan de Vlaamse Regering met ingang van 1 september van elk schooljaar een aanwendingspercentage toepassen.". Afdeling 5. - Secundair onderwijs

Art. 12.In artikel 243, § 3, van de Codex Secundair Onderwijs, gecodificeerd op 17 december 2010, gewijzigd bij de decreten van 1 juni 2012 en 21 december 2012, worden een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4; 7° het bedrag voor het begrotingsjaar 2015 verkregen na toepassing van § 3, 1° tot en met 6°, wordt in het begrotingsjaar 2015 met 17.127.000 euro verminderd.".

Art. 13.In artikel 244, § 3, van dezelfde codex wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° Pjaarx = percentage voor het begrotingsjaar in kwestie. Dat percentage bedraagt 10,375 % voor het begrotingsjaar 2015. Vanaf het begrotingsjaar 2016 stijgt dit percentage jaarlijks met 0,125 % tot 11 % vanaf het begrotingsjaar 2020;".

Art. 14.In artikel 324, § 3, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 1 juni 2012 en 21 december 2012, worden een punt 6° en een punt 7° toegevoegd, die luiden als volgt: "6° in afwijking van punt 2° is voor het begrotingsjaar 2015 de coëfficiënt A2 = 0,6 (Cx-1/Cx-2) + 0,4; 7° het bedrag voor het begrotingsjaar 2015 verkregen na toepassing van § 3, 1° tot en met 6°, wordt in het begrotingsjaar 2015 met 1.119.000 euro verminderd.". Afdeling 6. - Wijzigingen aan het decreet van 31 juli 1990 betreffende

hetonderwijs-II

Art. 15.Aan artikel 3ter van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 en gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010, 1 juni 2012 en 21 december 2012, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. in afwijking van paragraaf 2 is A2 voor het begrotingsjaar 2015 gelijk aan 0,4 + 0,6 (lk1/lk0).".

Art. 16.Aan artikel 3quinquies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006 en gewijzigd bij de decreten van 1 juni 2012 en 21 december 2012, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° in afwijking van punt 1° is de verhouding C1/C0 voor het begrotingsjaar 2015 gelijk aan 1.". Afdeling 7. - DKO

Art. 17.Artikel 100ter van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 100ter.Voor het schooljaar 2015-2016 bedraagt het inschrijvingsgeld: 1° 300 euro;2° 125 euro als de leerling de leeftijd van 25 jaar niet heeft bereikt of recht heeft op het verminderde inschrijvingsgeld bedoeld in artikel 100quater;3° 62 euro als de leerling de leeftijd van 18 jaar niet bereikt heeft op 31 december van het schooljaar in kwestie;4° 40 euro als de leerling de leeftijd van 18 jaar niet bereikt heeft op 31 december van het betrokken schooljaar en recht heeft op het verminderde inschrijvingsgeld bedoeld in artikel 100quater. De inschrijvingsgelden voor het deeltijds kunstonderwijs worden jaarlijks vanaf het schooljaar 2015-2016 vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A die als volgt berekend wordt: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2. Het bedrag wordt afgerond naar de hogere eenheid.".

Art. 18.In artikel 3quater van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, ingevoegd bij het decreet van 20 december 2002 en gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2010, 13 juli 2012 en 12 december 2012, worden paragraaf 3 en paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 3. De werkingsmiddelen voor het schooljaar (X, X+1) worden berekend als volgt: Aantal toegekende leraarsuren voor het schooljaar (X, X+1) * bedrag per leraarsuur.

Het bedrag voor het schooljaar 2014-2015 voor de studierichting Beeldende Kunst bedraagt 79,34 euro.

Het bedrag voor het schooljaar 2014-2015 voor de studierichting Muziek, Woordkunst en Dans bedraagt 26,45 euro.

Vanaf het schooljaar 2015-2016 worden de bedragen van het voorgaande schooljaar jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A die als volgt berekend wordt: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1; 2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.".

Art. 19.Artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2005 houdende de organisatie en de financiering van de Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn in Mechelen, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 7.De Beiaardschool ontvangt voor het schooljaar X, X+1 een werkingsbudget dat als volgt berekend wordt: Het basisbedrag bedraagt 25.606 euro voor het schooljaar 2014-2015.

Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt het bedrag van het voorgaande schooljaar jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A die als volgt wordt berekend: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2. Het bedrag wordt afgerond naar de hogere eenheid. Van de werkingsmiddelen wordt 60 % uitbetaald in februari en 40 % na voorlegging van de financiële rapportering met jaarrekening en balans, zoals bepaald in artikel 9.".

Art. 20.Artikel 20 en artikel 20/1 van het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft, gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, worden vervangen door wat volgt: "

Art. 20.Voor het begrotingsjaar 2015, dat de kredieten omvat voor het schooljaar 2014-2015, is het bedrag dat bestemd is voor het deeltijds kunstonderwijs in het Gemeenschapsonderwijs 1.729.877 euro.

Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt het werkingsbudget van het voorgaande schooljaar jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A2 die voor een schooljaar (X, X+1) als volgt berekend wordt: A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij: 1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2. De A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening gebracht.". Afdeling 8. - Vlaams Ondersteuningscentrum voor het

Volwassenenonderwijs

Art. 21.In artikel 47 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 1 juni 2012 en 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "788.000 euro" vervangen door de woorden "956.000 euro vanaf het begrotingsjaar 2015"; 2° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt: " § 5.De subsidie wordt vanaf het begrotingsjaar 2015 aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex."; 3° er wordt een paragraaf 8 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 8.In afwijking van paragraaf 5, wordt het werkingsgedeelte van de jaarlijkse subsidie aan het Vlaams Ondersteuningscentrum voor het Volwassenenonderwijs voor het begrotingsjaar 2015 niet aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.". Afdeling 9. - Centra voor volwassenenonderwijs

Art. 22.In artikel 109 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt in paragraaf 1 het bedrag "1,15 euro" vervangen door het bedrag "1,50 euro".

Art. 23.In artikel 109 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt het inschrijvingsgeld begrensd op 600 euro per opleiding per schooljaar.".

Art. 24.In artikel 110 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 wordt het punt 3° vervangen door wat volgt: "3° een vordering op de ontvangen inschrijvingsgelden van de Centra voor Volwassenenonderwijs.Die vordering bedraagt per 1,15 euro inschrijvingsgeld, zoals bepaald in artikel 109, § 1, voor de periode van 1 september 2014 tot en met 31 december 2014 0,40 euro. Die vordering bedraagt per 1,50 euro inschrijvingsgeld, zoals bepaald in artikel 109, § 1, voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 augustus 2015 0,75 euro en vanaf het schooljaar 2015-2016 0,70 euro;"; 2° in paragraaf 4, punt 1°, worden de onderverdelingen a) tot en met d) vervangen door wat volgt: "a) een bedrag per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die geen inschrijvingsgeld betalen, dat 0,75 euro bedraagt in het schooljaar 2014-2015 en 0,80 euro vanaf het schooljaar 2015-2016;b) een bedrag per lesuurcursist waarvoor geen inschrijvingsgeld betaald werd op basis van artikel 109, § 2, dat 0,75 euro bedraagt in het schooljaar 2014-2015 en 0,80 euro vanaf het schooljaar 2015-2016;c) een bedrag per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,30 euro per lesuur betalen, dat 0,45 euro bedraagt in het schooljaar 2014-2015 en 0,50 euro vanaf het schooljaar 2015-2016; d) een bedrag per lesuurcursist gegenereerd door cursisten die verminderd inschrijvingsgeld van 0,60 euro per lesuur betalen, dat 0,15 euro bedraagt in het schooljaar 2014-2015 en 0,20 euro vanaf het schooljaar 2015-2016.". Afdeling 10. - Contingent detacheringen

Art. 25.In artikel 77quater, § 2, derde lid, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2014, wordt het getal "43" vervangen door het getal "42".

Art. 26.Artikel VII.20, 2°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 51quater, § 2, derde lid, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt het getal "43" vervangen door het getal "42".

Art. 28.Artikel VII.31, 2°, van het decreet van 25 april 2014 betreffende het onderwijs XXIV wordt opgeheven. Afdeling 11. - Hoger Onderwijs

Art. 29.In artikel III.5, § 9, tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs worden de woorden "2012 en 2013" vervangen door de woorden "2012, 2013 en 2015".

Art. 30.Aan artikel III.5, § 11, van dezelfde codex wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor het begrotingsjaar 2015 worden de indexeringsbepalingen opgenomen in paragraaf 4, 10 en 12, derde lid, van dit artikel, artikel III.9, § 8, laatste lid, III.21, § 4, eerste lid, en III.21, § 4, eerste lid, in artikel III.123, III.24, § 3, III.34, § 5, tweede lid, III.37, § 1, tweede lid, III.40, § 2, III.43, § 1, derde lid, III.45, § 1, tweede lid, III.59, § 3, III.77, tweede lid, en III.114, § 3, toegepast overeenkomstig de bepaling in paragraaf 9, tweede lid.".

Art. 31.In de Codex Hoger Onderwijs wordt een artikel III.6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. III.6/1. In afwijking van artikel 6, § 1, § 2 en § 3, van deze codex evolueren in het begrotingsjaar 2015 de bedragen van de variabele onderwijsdelen niet als het aantal opgenomen studiepunten in het desbetreffende variabele onderwijsdeel berekend voor het begrotingsjaar 2015 toeneemt met ten minste 2 % ten opzichte van de referentiepunten. Er worden ook geen nieuwe referentiepunten vastgelegd bij een eventuele stijging van 2 % of meer van het aantal opgenomen studiepunten voor het desbetreffende variabele onderwijsdeel.".

Art. 32.Aan artikel III.39 van dezelfde codex wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. De bedragen van de aanvullende onderzoeksmiddelen, berekend overeenkomstig dit artikel, met uitzondering van de bedragen vermeld in paragraaf 1 en paragraaf 3 die vanaf 2015 toegevoegd worden, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 33.Aan artikel III.41 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. De bedragen van de bijkomende financiering voor de hogeronderwijsinstellingen die een vestigingsplaats hebben in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd. Voor de berekening van de 2 % wordt het bedrag van 250.000 euro dat in 2015 en 2016 in mindering gebracht wordt, in rekening gebracht.".

Art. 34.Aan artikel III.45 van dezelfde codex wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5. De bedragen voor het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, berekend overeenkomstig dit artikel met uitzondering van de bedragen vermeld in paragraaf 2 die vanaf 2015 toegevoegd worden, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 35.Aan artikel III.50 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 worden de woorden "het begrotingsjaar 2014" vervangen door de woorden "de begrotingsjaren 2014 en 2015";2° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4.De bedragen voor het eigenaarsonderhoud, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 10 % verminderd.".

Art. 36.In artikel III.55, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 worden de woorden "het begrotingsjaar 2014" vervangen door de woorden "een nader te bepalen begrotingsjaar".

Art. 37.Aan artikel III.67 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "wordt van 2014 tot en met 2016 jaarlijks verhoogd met 0,50 miljoen euro" vervangen door de woorden "wordt in 2014 verhoogd met 500.000 euro"; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "Voor 2012 en 2013" vervangen door de woorden "Voor 2012, 2013 en 2015";3° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3.De bedragen voor de sociale toelage, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 5 % verminderd.".

Art. 38.Aan artikel III.72 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 20 december 2013 en van 25 april 2014, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. De bedragen voor de studiecentra Open Hoger Onderwijs, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 39.Aan artikel III.74 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, vijfde lid, worden de woorden "2012 en 2013" vervangen door de woorden "2012, 2013 en 2015";2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3.De bedragen voor de Initiërende Universiteiten, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 40.Aan artikel III.77 van dezelfde codex wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De bedragen voor de associaties, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 41.Aan artikel III.114 van dezelfde codex wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. De bedragen voor de Evangelische Theologische Faculteit en de Faculteit Protestantse Godgeleerdheid, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 42.Aan artikel III.118 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5, derde lid, worden de woorden "2012 en 2013" vervangen door de woorden "2012, 2013 en 2015";2° er wordt een paragraaf 9 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 9.De bedragen voor de instellingen voor postinitieel onderwijs, met uitzondering van de bedragen vermeld in paragraaf 4 berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd.".

Art. 43.Aan artikel III.119 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, vijfde lid, worden de woorden "2012 en 2013" vervangen door de woorden "2012, 2013 en 2015";2° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 6.De bedragen voor de hogere instituten voor schone kunsten en voor de instellingen die excellente kunstopleidingen organiseren, berekend overeenkomstig dit artikel, worden vanaf het begrotingsjaar 2015 met 2 % verminderd. Voor de berekening van de 2 % wordt de bijkomende toelage van 250.000 in 2015 en 2016 niet in rekening gebracht.".

Art. 44.In artikel 2 van het decreet van 20 februari 2009 betreffende de Hogere Zeevaartschool, het laatst gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, worden in paragraaf 3, derde lid, de woorden "2012 en 2013" vervangen door de woorden "2012, 2013 en 2015". Afdeling 12. - Levensbeschouwelijke inspectie

Art. 45.In artikel 27, § 1, van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het bedrag "3.950,11 euro", ingevoegd bij het decreet van 1 juni 2012, wordt vervangen door het bedrag "3.571,10 euro"; 2° het jaartal "2014", ingevoegd bij het decreet van 31 december 2012, wordt vervangen door het jaartal "2016".

Art. 46.In artikel 1, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt het getal "12", gewijzigd bij het decreet van 18 december 2009, vervangen door het getal "11,5";2° in punt 2°, vervangen door het besluit van 12 oktober 2012, wordt het getal "4,5" vervangen door het getal "4". Afdeling 13. - Nascholing

Art. 47.Artikel 9, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs wordt vervangen door wat volgt: " § 2. De nascholingsmiddelen per niveau bedragen voor het begrotingsjaar 2015: 1° voor het basisonderwijs: 4.007.000 euro; 2° voor het secundair onderwijs: 6.335.000 euro; 3° voor het volwassenenonderwijs, met uitzondering van de basiseducatie: 418.000 euro; 4° voor het deeltijds kunstonderwijs: 255.000 euro; 5° voor de CLB's: 178.000 euro; 6° voor de basiseducatie: 28.000 euro.

Vanaf het begrotingsjaar 2016 worden deze bedragen aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.''.

Art. 48.In artikel 12, § 2, van hetzelfde decreet wordt het jaartal "2012" vervangen door het jaartal "2015", wordt het bedrag "1.066.000" vervangen door het bedrag "614.000" en het jaartal "2014" door "2016".

Art. 49.In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het bedrag van "1.357.000" vervangen door het bedrag "1.221.000"; 2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid worden de woorden "vermeld in het eerste en tweede lid" geschrapt.

Art. 50.Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 51.In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "vermeld in de artikelen 18 en 19" ingevoegd tussen de woorden "bedragen" en "in deze afdeling";2° er wordt een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De bedragen vermeld in de artikelen 20 en 21/1 in deze afdeling hebben betrekking op het begrotingsjaar 2015.Vanaf het begrotingsjaar 2016 worden deze bedragen aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex.". Afdeling 14. - Expertisenetwerken

Art. 52.In artikel II.116 van de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, worden de woorden "begrotingsjaar 2010 2.877.000 euro" vervangen door de woorden "begrotingsjaar 2015 2.589.000 euro". Afdeling 15. - Syndicale werkzaamheden

Art. 53.In artikel 1, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de ondersteuning van de syndicale werkzaamheden van de vakbondsafgevaardigden in het onderwijs wordt het getal "743.000" vervangen door het getal "702.000".

Art. 54.In hetzelfde besluit wordt in artikel 1 een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. In afwijking van paragraaf 1 wordt er geen index toegekend in het begrotingsjaar 2015.". Afdeling 16. - Gedetacheerden vakbond Hoger Onderwijs

Art. 55.In artikel V.253 van de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, wordt in paragraaf 3 het bedrag "3.000 euro" vervangen door het bedrag "2.820 euro". Afdeling 17. - Vormingsfonds Hoger Onderwijs

Art. 56.In artikel III.34, § 6, eerste lid, van de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, ingevoegd bij het decreet van 21 maart 2014, wordt het bedrag "899.000 euro" vervangen door het bedrag "804.000 euro". Afdeling 18. - Hogere Zeevaartschool

Art. 57.Aan artikel 3 van het decreet van 20 februari 2009 betreffende de Hogere Zeevaartschool, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2009 en 5 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5.In afwijking van paragraaf 1 van dit artikel evolueren in het begrotingsjaar 2015 de bedragen van het variabel onderwijsdeel niet als het aantal opgenomen studiepunten berekend voor het begrotingsjaar 2015 toeneemt met ten minste 2 % ten opzichte van de referentiepunten.

Er worden ook geen nieuwe referentiepunten vastgelegd bij een eventuele stijging van 2 % of meer van het aantal opgenomen studiepunten."; 2° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 6.Bovenop paragraaf 3 wordt vanaf het begrotingsjaar 2015 de werkingsuitkering bestemd voor de Hogere Zeevaartschool berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van dit decreet, met 90.798,50 euro verminderd.". Afdeling 19. - Werkingsenveloppe van de hogescholen en universiteiten

Art. 58.Aan artikel III.24 van de Codex Hoger Onderwijs wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. Bovenop de vermindering, vermeld in paragraaf 4 van dit artikel, wordt vanaf het begrotingsjaar 2015 de totale werkingsuitkering van de hogescholen en universiteiten, berekend overeenkomstig de bepalingen van titel 1, hoofdstuk 1, van dit deel, met 26.614.642,36 euro verminderd.". Afdeling 20. - Aanmoedigingsfonds

Art. 59.Aan artikel III.5 van de Codex Hoger Onderwijs wordt een paragraaf 14 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 14. Vanaf het begrotingsjaar 2015 worden de bedragen VOWprof2014, VOWhko2014, VOWun2014 en VOZun2014, als vermeld in of berekend conform dit artikel, vermeerderd met de volgende bedragen: 1° VOWprof2014: 3.442.783,00 euro; 2° VOWhko2014: 237.334,63 euro; 3° VOWun2014: 1.557.261,72 euro; 4° VOZun2014: 1.274.123,23 euro.

De bedragen, vermeld in deze paragraaf, zijn op indexniveau 2015 en worden vanaf het begrotingsjaar 2016 jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de indexformule, vermeld in paragraaf 9 van dit artikel.". Afdeling 21. - SNPB

Art. 60.In artikel VI.1 van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. De Vlaamse Regering voorziet in ondersteuning in de scholen en in de competentieontwikkeling van de personeelsleden in het kader van het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften door een budget toe te kennen aan de pedagogische begeleidingsdiensten voor de uitvoering van de volgende opdrachten: 1° de ondersteuning in de scholen van het buitengewoon onderwijs bij de verbreding en verdieping van hun aanbod voor jongeren met autismespectrumstoornissen;2° de ondersteuning van scholen van het buitengewoon onderwijs bij de programmatie van type 9;3° de ondersteuning van scholen van het buitengewoon onderwijs bij de uitbouw van het type basisaanbod;4° de uitbouw van een globaal professionaliseringstraject en -structuur voor de ondersteuning in de scholen van personeelsleden van het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs inzake het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. De invulling van deze opdrachten wordt verder geconcretiseerd in de begeleidingsplannen die de pedagogische begeleidingsdiensten driejaarlijks opstellen en indienen bij de Vlaamse overheid.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 Afdeling 1. - Aanrekening van belastingverminderingen

Art. 61.Aan artikel 178/1 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. Als de belastingverminderingen, vermeld in de artikelen 14521 tot en met 14523, 14525, 14530, 14531, 14536 tot en met 14547, niet of niet volledig kunnen worden aangerekend op de gewestelijke opcentiemen en de gewestelijke belastingvermeerderingen, wordt het overschot aangerekend op het saldo van de federale personenbelasting.".

Art. 62.In artikel 3.1.8 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt: " § 5. De belastingvermindering wordt aangerekend op de gewestelijke opcentiemen op de gereduceerde belasting Staat als een belastingvermindering als vermeld in artikel 1781, § 2, tweede lid, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, na aanrekening van de belastingverminderingen, vermeld in hetzelfde wetboek.

Als de belastingvermindering niet of niet volledig kan worden aangerekend, wordt het overschot aangerekend op het saldo van de federale personenbelasting.". Afdeling 2. - Belastingvermindering voor uitgaven ter beveiliging van

woningen tegen inbraak of brand

Art. 63.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt onderafdeling IIduodecies `Vermindering voor uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand', die bestaat uit artikel 14531, opgeheven. Afdeling 3. - Belastingvermindering voor de eigen woning

Art. 64.In artikel 14537 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 en 3 worden vervangen door wat volgt: " § 2.Als de leningsovereenkomsten met betrekking tot de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, uiterlijk op 31 december 2014 afgesloten werden, mag het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde interesten, betalingen en bijdragen, met betrekking tot die uiterlijk op 31 december 2014 afgesloten overeenkomsten, dat in aanmerking wordt genomen voor de belastingvermindering, per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 2280 euro.

Het grensbedrag, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd met 760 euro gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin de leningsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, wordt afgesloten.

De verhoging, vermeld in het tweede lid, wordt verhoogd met 80 euro wanneer de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, wordt afgesloten.

De belastingvermindering met betrekking tot de uitgaven, vermeld in het eerste lid, wordt berekend tegen het voor de belastingplichtige hoogste belastingtarief als vermeld in artikel 130, met een minimum van 30 %. Ingeval de uitgaven die voor de vermindering in aanmerking komen, betrekking hebben op meer dan één belastingtarief, wordt voor elk deel van de bijdragen en betalingen het overeenstemmend tarief in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van het derde lid worden als gehandicapt aangemerkte kinderen ten laste voor twee gerekend.

De verhogingen, vermeld in het tweede en derde lid, worden niet toegepast vanaf het eerste belastbaar tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker wordt van een tweede woning. De toestand wordt beoordeeld op 31 december van dat belastbaar tijdperk.

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en beide echtgenoten uitgaven hebben gedaan die recht geven op de belastingvermindering, kunnen de echtgenoten deze uitgaven vrij verdelen binnen de begrenzingen, vermeld in de vorige leden. § 3. Als de leningsovereenkomsten met betrekking tot de hypothecaire lening, vermeld in paragraaf 1, afgesloten werden vanaf 1 januari 2015, mag het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde interesten, betalingen en bijdragen, met betrekking tot die vanaf 1 januari 2015 gesloten overeenkomsten, dat in aanmerking wordt genomen voor de belastingvermindering, per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 1520 euro.

Het grensbedrag, vermeld in het eerste lid, wordt verhoogd met 760 euro gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin de leningsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, wordt afgesloten.

De verhoging, vermeld in het tweede lid, wordt verhoogd met 80 euro wanneer de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, wordt afgesloten.

Voor de toepassing van het derde lid worden als gehandicapt aangemerkte kinderen ten laste voor twee gerekend.

De belastingvermindering voor de uitgaven, vermeld in het eerste lid, wordt berekend tegen een belastingtarief van 40 %.

De verhogingen, vermeld in het tweede en derde lid, worden niet toegepast vanaf het eerste belastbaar tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker wordt van een tweede woning. De toestand wordt beoordeeld op 31 december van dat belastbaar tijdperk.

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en beide echtgenoten uitgaven hebben gedaan die recht geven op de belastingvermindering, kunnen de echtgenoten deze uitgaven vrij verdelen binnen de begrenzingen, vermeld in de vorige leden.

Wanneer de belastingplichtige de belastingvermindering vraagt voor de uitgaven, vermeld in paragraaf 2, wordt het bedrag van de uitgaven, vermeld in deze paragraaf, dat in aanmerking kan worden genomen voor de belastingvermindering beperkt tot: 1° wanneer de uitgaven, vermeld in paragraaf 2, waarvoor hij de belastingvermindering heeft gevraagd 2280 euro of meer bedragen: nul euro;2° wanneer de uitgaven, vermeld in paragraaf 2, waarvoor hij de belastingvermindering heeft gevraagd meer bedragen dan 760 euro en minder dan 2280 euro: het verschil tussen 2280 euro en die uitgaven;3° wanneer de uitgaven, vermeld in paragraaf 2, waarvoor hij de belastingvermindering heeft gevraagd minder bedragen dan 760 euro: 1520 euro. Wanneer de belastingplichtige aanspraak kan maken op de verhogingen, vermeld in het tweede en, desgevallend, derde lid, worden de grensbedragen, vermeld in het achtste lid, verhoogd met het positieve verschil tussen: - het bedrag van de voormelde verhogingen waarop de belastingplichtige aanspraak kan maken; en - het bedrag van de uitgaven, vermeld in paragraaf 2, waarvoor de belastingvermindering wordt verleend en die meer bedragen dan 2280 euro."; 2° in paragraaf 4, tweede lid, 1°, worden de woorden en cijfers "de paragrafen 2 en 3" vervangen door het woord en cijfer "paragraaf 2".

Art. 65.In artikel 14540 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het bedrag "50.000" vervangen door het bedrag "76.110"; 2° in paragraaf 3 worden de bedragen "1.250" en "1.500" vervangen door respectievelijk de bedragen "1.900" en "2.280"; 3° in paragraaf 3 worden tussen de woorden "bedoeld in § 2, tweede en derde lid," en de woorden "van het voormelde artikel" de woorden "of bedoeld in § 3, tweede en derde lid," ingevoegd;4° in paragraaf 3 worden een tweede en derde lid ingevoegd, die luiden als volgt: "Voor de toepassing van het eerste lid, tweede streepje, worden de uitgaven waarvoor een belastingvermindering als vermeld in artikel 14537, §§ 2 en 3, kan worden verleend, eerst aangerekend op de verhogingen, vermeld in artikel 14537, §§ 2 en 3, waarop de belastingplichtige aanspraak kan maken. In geval van toepassing van artikel 14537, § 3, negende lid, kan het bedrag van de uitgaven, die kunnen worden aangerekend op de verhogingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, evenwel niet meer bedragen dan het hoogste van de onderstaande bedragen: - het bedrag van de verhogingen als vermeld in artikel 14537, § 2, tweede en derde lid, waarop de belastingplichtige aanspraak kan maken; - het bedrag van de verhogingen als vermeld in artikel 14537, § 3, tweede en derde lid, waarop de belastingplichtige aanspraak kan maken.".

Art. 66.In artikel 14541, tweede lid, 3°, van hetzelfde wetboek worden de woorden en cijfers "artikel 14537, § 3" vervangen door de woorden en cijfers "artikel 14537, § 2, vierde lid".

Art. 67.In artikel 14542 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1°, b), worden tussen de woorden "vanaf 1 januari 2005" en de woorden "om een in een lidstaat" de woorden "en vóór 1 januari 2015" ingevoegd;2° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "artikel 14537, § 3" vervangen door de zinsnede "artikel 14537, § 2, vierde lid".

Art. 68.In artikel 14543 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "voor 1 januari 2015" geschrapt;2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "De belastingvermindering wordt berekend tegen het overeenkomstig artikel 14537, § 2, vierde lid, bepaalde tarief op het overeenkomstig de vorige leden bepaalde bedrag van de in aanmerking te nemen interesten van schulden en vergoedingen van overeenkomsten die voor 1 januari 2015 zijn aangegaan.De belastingvermindering voor de interesten van schulden en vergoedingen van overeenkomsten die vanaf 1 januari 2015 zijn aangegaan, wordt berekend tegen een belastingtarief van 40 procent.".

Art. 69.In artikel 14545 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 1°, b), worden tussen de woorden "vanaf 1 januari 2005" en de woorden "terwijl voor dezelfde woning" de woorden "en vóór 1 januari 2015" ingevoegd;2° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden en cijfers "artikel 14537, § 3" vervangen door de woorden en cijfers "artikel 14537, § 2, vierde lid".

Art. 70.In artikel 14546 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste streepje, wordt de zinsnede "artikel 526, § 2, zoals het bestond voordat het werd opgeheven bij artikel 20 van de wet van 8 mei 2014" vervangen door de zinsnede "artikel 526, § 1 en § 2, zoals het bestond voordat het werd opgeheven bij artikel 20 van de wet van 8 mei 2014";2° in paragraaf 2, eerste streepje, worden tussen de zinsneden "14542, § 1, tweede lid, 2° " en "of 14545" de cijfers "14543" ingevoegd.

Art. 71.Aan artikel 178, § 5, van hetzelfde wetboek wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de bedragen, vermeld in artikel 14537 tot en met artikel 14546.". HOOFDSTUK 4. - Schenking bouwgronden

Art. 72.In artikel 140nonies, eerste lid, van het wetboek van 30 november 1939 der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt het jaartal "2014" vervangen door het jaartal "2019". HOOFDSTUK 5. - Verdelingsrecht

Art. 73.Aan artikel 109 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek-, en Griffierechten, vervangen bij de wet van 23 december 1958 en laatst gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, worden een tweede, derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Het recht wordt op 1 t.h. gebracht als de verdeling of de afstand, vermeld in het eerste lid, 1° of 2°, plaatsvindt in een van de volgende omstandigheden: 1° bij de akte, vermeld in artikel 1287 van het Gerechtelijk Wetboek of ingevolge de wijziging, vermeld in artikel 1293 van het Gerechtelijk Wetboek;2° bij de vereffening-verdeling na echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting, vermeld in het vierde deel, boek IV, hoofdstuk VI, van het Gerechtelijk Wetboek;3° binnen een termijn van een jaar, die volgt op de beëindiging van de wettelijke samenwoning conform artikel 1476, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, op voorwaarde dat de personen op de dag van de beëindiging van de wettelijke samenwoning ten minste een jaar ononderbroken met elkaar wettelijk samenwoonden. Het verlaagd tarief, vermeld in het tweede lid, is ook van toepassing als de verdeling of de afstand wordt gedaan volgens de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte als de verdeling of de afstand plaatsvindt onder omstandigheden en voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de omstandigheden en voorwaarden, vermeld in het tweede lid.

In of onderaan op het document dat aanleiding geeft tot heffing van het evenredig recht op de verdeling, moeten de verkrijgers uitdrukkelijk melden dat ze de toepassing van het verlaagde tarief vragen en moeten ze verklaren dat ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, of, in voorkomend geval, dat de verdeling of de afstand is gedaan overeenkomstig de wetgeving van een nader aan te wijzen lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder omstandigheden en voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de omstandigheden en de voorwaarden, vermeld in het tweede lid.".

Art. 74.Artikel 212quinquies van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2012, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 212quinquies.Als de vermindering van het tarief, vermeld in artikel 109, tweede of derde lid, of de vermindering van de heffingsgrondslag, vermeld in artikel 111bis, niet zijn gevraagd of niet zijn verkregen naar aanleiding van de registratie van het document dat aanleiding heeft gegeven tot de heffing van het evenredig recht, vermeld in artikel 109, kunnen de te veel geheven rechten nog worden teruggegeven op een verzoek dat ingediend moet worden conform de bepalingen van artikel 2172 binnen zes maanden vanaf de datum van de registratie van dat document.

Het verzoek tot teruggave, vermeld in het eerste lid, bevat de vermeldingen en verklaringen die vereist zijn, volgens, naar gelang het geval, artikel 109, vierde lid, en artikel 111bis, derde lid. Het verzoek vermeldt in voorkomend geval ook het rekeningnummer waarop het bedrag van de terug te geven rechten kan worden gestort.". HOOFDSTUK 6. - Fiscale regularisatie

Art. 75.De voorstellen van beslissing die na 31 december 2014 door het Contactpunt regularisaties bij de Federale Overheidsdienst Financiën worden gedaan met betrekking tot regularisatie-aangiftes, rechtsgeldig ingediend overeenkomstig de artikelen 121 tot en met 127 van de programmawet van 27 december 2005, zoals gewijzigd door de wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het systeem van fiscale regularisatie en tot invoering van een sociale regularisatie, en die betrekking hebben op de in artikel 3, eerste lid, 4° en 6° tot en met 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten bedoelde belastingen, worden van rechtswege bekrachtigd als beslissing. De Vlaamse Regering wordt er tevens toe gemachtigd de opbrengst betreffende de vermelde belastingen die na 31 december 2014 uit deze regularisatie-aangiftes voortvloeit als ontvangst in te schrijven. HOOFDSTUK 7. - Gesubsidieerde contractuelen

Art. 76.De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om voor het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen een regeling vast te stellen die de bestaande arbeidsplaatsen regulariseert of uitdooft. Onder het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen wordt de regeling verstaan die is vastgesteld bij: 1° het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; 2° titel III, hoofdstuk II, van de programmawet van 30 december 1988;3° titel IV, hoofdstuk 7, afdeling 3, onderafdeling 10, van de programmawet (I) van 24 december 2002. De Vlaamse Regering kan daartoe in voorkomend geval: 1° de tewerkstelling regulariseren bij de huidige werkgever of in het betrokken beleidsdomein, via een overdracht van 95 % van de betrokken loonsubsidie en de werkgeversbijdragevermindering aan de betrokken werkgever;2° de omschakeling naar een tijdelijk werkervaringsprogramma doorvoeren, dat maximaal is gericht op doorstroom naar reguliere jobs;3° de huidige werknemers bij vertrek of pensionering niet vervangen. Voor wat betreft de gesubsidieerde contractuelen die zijn tewerkgesteld via een contingentovereenkomst, bepaald in artikel 1, 12°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, regulariseert de Vlaamse Regering de tewerkstelling bij de huidige werkgever via een overdracht van 95 % van de betrokken loonsubsidie en de werkgeversbijdragevermindering aan de betrokken werkgever. HOOFDSTUK 8. - Dienst met Afzonderlijk Beheer Catering en Schoonmaak

Art. 77.De Dienst met Afzonderlijk Beheer Catering zoals opgericht op 22 december 1999 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2000, artikel 37, krijgt de nieuwe naam Dienst met Afzonderlijk Beheer Catering en Schoonmaak en neemt de taken over van de Dienst met Afzonderlijk Beheer Schoonmaak zoals opgericht bij decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, artikel 48.

De Dienst met Afzonderlijk Beheer Schoonmaak zoals opgericht bij decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, artikel 48, wordt opgeheven.

De begrotingssaldi, de rechten en verplichtingen, openstaande vastleggingen en vorderingen, de overdracht van de activa en de saldi van de reservefondsentegoeden van de Dienst met Afzonderlijk Beheer Schoonmaak worden overgedragen aan de Dienst met Afzonderlijk Beheer Catering met de nieuwe naam Dienst met Afzonderlijk Beheer Catering en Schoonmaak.

De Vlaamse Regering bepaalt de organieke regels die van toepassing zijn op het financieel en materieel beheer van de Dienst met Afzonderlijk Beheer Catering en Schoonmaak en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 betreffende het financiële en materiële beheer van de Dienst met Afzonderlijk Beheer Schoonmaak. HOOFDSTUK 9. - Vzw Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel

Art. 78.Artikel 7 van het decreet van 2 maart 2007 betreffende de vereniging zonder winstoogmerk Sociale Dienst voor het Vlaams Overheidspersoneel wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 7.De Vlaamse Regering verleent een subsidie aan de vzw Sociale Dienst voor de sociale hulp- en dienstverlening zoals bepaald in artikel 4, wat betreft de begunstigden van de Vlaamse ministeries en de verplicht aan te sluiten agentschappen met rechtspersoonlijkheid, op basis van een parameter die de kostprijs per gerechtigde van de Vlaamse ministeries weergeeft.

De agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de instellingen en de strategische adviesraden die op vrijwillige basis toetreden tot de vzw Sociale Dienst betalen een bijdrage zoals vermeld in het eerste lid, op basis van het aantal gerechtigden van het agentschap, de instelling of de raad in kwestie.

De Vlaamse Regering stelt personeel en materiële middelen ter beschikking van de vzw Sociale Dienst.". HOOFDSTUK 1 0. - Vlaamse Milieumaatschappij

Art. 79.In artikel 10.2.5, § 1, 13°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 7 mei 2004, vervangen bij het decreet van 22 december 2006 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, worden de woorden "a) de bijstand van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw en van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling in verband met programma's die betrekking hebben op de waterhuishouding" geschrapt. HOOFDSTUK 1 1. - Grindfonds

Art. 80.In artikel 13 van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Met behoud van toepassing van paragraaf 2 doen het grindcomité en de subcomités een beroep op de POM of de provincie Limburg voor de materiële voorbereiding en uitvoering van hun beslissingen.

De POM en de provincie Limburg worden voor hun werkingskosten vergoed.

Deze vergoedingen zijn ten laste van het grindfonds.". HOOFDSTUK 1 2. - Milieuheffingen

Art. 81.In artikel 46, § 1, 11°, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen wordt de zin "Voor het aanslagjaar 2013 geldt dit tarief ook voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats van in 2013 selectief ingezameld gipsafval, afkomstig van bedrijven die selectief ingezameld gipsafval verwerken tot grondstof voor de productie van nieuwe gipsproducten, dat overeenkomstig het advies van de OVAM niet gerecycleerd kan worden." vervangen door de zin "Voor de aanslagjaren 2013 en 2015 geldt dit tarief ook voor het storten op een daartoe vergunde stortplaats van selectief ingezameld gipsafval, afkomstig van bedrijven die selectief ingezameld gipsafval verwerken tot grondstof voor de productie van nieuwe gipsproducten, dat overeenkomstig het advies van de OVAM niet gerecycleerd kan worden.".

Art. 82.In artikel 46, § 2, vijfde lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° in het heffingsjaar 2015 voor een te storten hoeveelheid die maximaal 80 % bedraagt van de hoeveelheid materialen, waarvan maximaal 3 % metalen, die gewonnen werd in de PST-installatie en die voor nuttige toepassing werd afgevoerd;"; 2° een punt 6° tot en met 8°, die luiden als volgt, worden toegevoegd: "6° in het heffingsjaar 2016 voor een te storten hoeveelheid die maximaal 60 % bedraagt van de hoeveelheid materialen, waarvan maximaal 3 % metalen, die gewonnen werd in de PST-installatie en die voor nuttige toepassing werd afgevoerd;7° in het heffingsjaar 2017 voor een te storten hoeveelheid die maximaal 40 % bedraagt van de hoeveelheid materialen, waarvan maximaal 3 % metalen, die gewonnen werd in de PST-installatie en die voor nuttige toepassing werd afgevoerd;8° in het heffingsjaar 2018 voor een te storten hoeveelheid die maximaal 20 % bedraagt van de hoeveelheid materialen, waarvan maximaal 3 % metalen, die gewonnen werd in de PST-installatie en die voor nuttige toepassing werd afgevoerd. Voor de berekening van de te storten hoeveelheid in punt 5° tot 8° hierboven wordt de hoeveelheid kunststoffen die gewonnen werd voor de aanmaak van nieuwe kunststoffen vermenigvuldigd met een factor 2.". HOOFDSTUK 1 3. - Woonbeleid Afdeling 1. - Sociale huur- en koopwoningen

Art. 83.In artikel 22 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006 en gewijzigd bij de decreten van 27 maart 2009, 9 maart 2012 en 31 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "Het houdt een verdeling in van de middelen over sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels" vervangen door de zinsnede "Het houdt een verdeling in van de middelen over de nieuwbouw en vervangingsbouw van sociale huurwoningen, de renovatie, verbetering of aanpassing van sociale huurwoningen en de bijzondere sociale leningen als vermeld in artikel 79,";2° in paragraaf 2, vierde lid, 2°, worden de woorden "om sociale koopwoningen ter beschikking te stellen of" opgeheven; 3° in paragraaf 2, vierde lid, 3°, wordt de zinsnede "de verwervingen (overeenstemmend met een investeringsvolume van ten minste 15.000.000 euro op jaarbasis) en" opgeheven, wordt de zinsnede "artikelen 63 en 64" vervangen door de zinsnede "artikel 64" en wordt de zinsnede "en 2° " opgeheven.

Art. 84.In artikel 38, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen door het decreet van 23 december 2011, wordt de zinsnede "sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels" vervangen door de woorden "sociale huurwoningen".

Art. 85.In artikel 60 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 24 maart 2006, 27 maart 2009, 29 april 2011 en 31 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "een sociaal woonproject" vervangen door de woorden "sociale huurwoningen" en wordt punt 3° opgeheven;2° in paragraaf 2 worden punt 2° tot en met 5° vervangen door wat volgt: "2° het VWF;3° de gemeenten;4° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, evenwel beperkt tot de subsidie voor wooninfrastructuur; 5° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en OCMW-verenigingen.".

Art. 86.In artikel 61 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 24 maart 2006 en 31 mei 2013, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 87.Artikel 63 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 24 maart 2006 en 31 mei 2013, wordt opgeheven.

Art. 88.In artikel 64, § 1, 4°, van hetzelfde decreet wordt de zinsnede ", behalve ten behoeve van sociale kavels" opgeheven.

Art. 89.Artikel 66 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2011, wordt ingetrokken.

Art. 90.In titel VI, hoofdstuk II, van hetzelfde decreet wordt afdeling 4, die bestaat uit artikel 69, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013, en artikel 70, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 2013, opgeheven.

Art. 91.In afwijking van artikel 109 tot en met 114 van hetzelfde decreet komen projecten die voorzien in de realisatie van sociale koopwoningen of sociale kavels in aanmerking voor een subsidie als vermeld in hoofdstuk II van titel VI van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de initiatiefnemer heeft de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, opgericht bij artikel 30 van het voornoemde decreet, uiterlijk op 26 juli 2014 op de hoogte gebracht van het geplande project;2° het project is besproken op een lokaal woonoverleg als vermeld in artikel 28, § 2, van het voornoemde decreet, en heeft uiterlijk op 26 juli 2014 een gunstig advies gekregen van de entiteit die door de Vlaamse Regering wordt belast met de ondersteuning van het lokaal woonbeleid. Onder een gunstig advies als vermeld in het eerste lid, 2°, wordt een van de volgende adviezen verstaan: 1° een advies waarin wordt vastgesteld dat het project in aanmerking komt voor opname op een uitvoeringsprogramma als vermeld in artikel 33, § 3, van het voornoemde decreet;2° een advies waarin wordt vastgesteld dat het project in overeenstemming is met het decretale beleidskader. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van projecten die voldoen aan elk van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid. Afdeling 2. - Fonds voor de huisvesting

Art. 92.In artikel 59 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Aan het Fonds voor de huisvesting worden eveneens de netto-ontvangsten toegewezen die voortvloeien uit de toepassing van het Heffingsdecreet met ingang van het heffingsjaar 2005 en de ontvangsten voortvloeiend uit Europese cofinanciering.". Afdeling 3. - Sociale leningen

Art. 93.In artikel 79, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 24 maart 2006 en 31 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt opgeheven; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: "2° de aankoop of het behoud van een in het Vlaamse Gewest gelegen woning;"; 3° punt 4° wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Fonds CED-ECP

Art. 94.Artikel 18 van het decreet van 8 juli 2011 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2011 wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 18.Bij het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media wordt een fonds, het `Fonds CED-ECP' genoemd, opgericht, in de zin van artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof.

De middelen van het fonds kunnen uitsluitend aangewend worden voor de kosten die ontstaan in het kader van de werking van de Creative Europe Desk (CED) en het Burgerschapscontactpunt (ECP).

Aan het fonds worden toegewezen de subsidies die in het kader van subsidie-overeenkomsten met de Europese Commissie worden ontvangen ter ondersteuning van de Creative Europe Desk en het Burgerschapscontactpunt (co-financiering).". HOOFDSTUK 1 5. - Bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging

Art. 95.Aan artikel 35ter, § 2, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, vervangen bij het decreet van 21 december 2001 en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 19 mei 2006, 22 december 2006, 21 december 2007 en 19 december 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "Het bedrag van het eenheidstarief van de heffing wordt vastgesteld op 22,3 euro voor:" wordt vervangen door de zinsnede "Het bedrag van het eenheidstarief van de heffing wordt vastgesteld op 22,64 euro voor:"; 2° de zin "Voor alle andere heffingsplichtigen wordt het eenheidstarief van de heffing vastgesteld op 29,1 euro." wordt vervangen door de zin "Voor alle andere heffingsplichtigen wordt het eenheidstarief van de heffing vastgesteld op 33,38 euro."; 3° de zin "De eenheidstarieven van de heffing worden jaarlijks aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindex het indexcijfer der consumptieprijzen van november 1992, basis 1988, met name 113,77." wordt vervangen door de zin "De eenheidstarieven van de heffing worden jaarlijks gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen voor de maand november van het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarnaar het heffingsjaar wordt genoemd met als basisindex het indexcijfer der consumptieprijzen van november 1992, basis 1988, met name 113,77.". HOOFDSTUK 1 6. - Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost

Art. 96.Aan hoofdstuk II van titel VIII van het Energiedecreet van 8 mei 2009 wordt een artikel 8.2.2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 8.2.2. De Vlaamse Regering kan leningen verstrekken ter ondersteuning van investeringen in het kader van de bevordering van het rationeel energieverbruik, door: 1° via lokale entiteiten leningen aan eindafnemers te verstrekken voor de financiering van investeringen in privéwoningen die dienen als hoofdverblijfplaats;2° het rechtstreeks verstrekken van deze leningen aan eindafnemers. De Vlaamse Regering kan de modaliteiten voor de leningen bepalen evenals de procedure voor aanvraag en toekenning. De volgende koninklijke besluiten worden gehandhaafd tot de datum van opheffing door de Vlaamse Regering: 1° koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost;2° koninklijk besluit van 1 juli 2006 tot vaststelling van het beheerscontract van het Fonds ter reductie van de globale energiekost. De Vlaamse Regering kan bij het verstrekken van de leningen, vermeld in het eerste lid, gebruikmaken van de diensten van het Participatiefonds-Vlaanderen.". HOOFDSTUK 1 7. - Financiering Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt

Art. 97.In artikel 1.1.3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 wordt punt 131°, opgeheven door het decreet van 14 februari 2004, opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "131° Vlaamse Belastingdienst: het agentschap dat opgericht werd door het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het agentschap Vlaamse Belastingdienst;".

Art. 98.In artikel 3.2.1, § 3, van hetzelfde decreet wordt na de woorden "financiering van" en voor het woord "openbaredienstverplichtingen" de woorden "de VREG, van de" ingevoegd.

Art. 99.In het opschrift van afdeling IV, hoofdstuk I, van titel XIII van hetzelfde decreet worden de woorden "heffing op de exploitatie van een distributienet of plaatselijk vervoernet van elektriciteit in het Vlaamse Gewest" vervangen door de woorden "heffingen vermeld in titel XIV".

Art. 100.Titel XIV van hetzelfde decreet, dat bestaat uit artikel 14.1.1 tot en met 14.3.11, wordt vervangen door wat volgt: "Titel XIV. - Heffingen HOOFDSTUK I. - Heffing op de afnamepunten van elektriciteit Art. 14.1.1. § 1. Er wordt vanaf heffingsjaar 2015 een maandelijkse heffing per afnamepunt gelegen in het Vlaamse Gewest vastgesteld: 1° op het elektriciteitsdistributienet;2° op het plaatselijk vervoersnet van elektriciteit;3° op een gesloten distributienet van elektriciteit. § 2. De heffing is verschuldigd door elke afnemer die in de loop van het heffingsjaar volgens het toegangsregister titularis was van een afnamepunt, vermeld in § 1.

Art. 14.1.2. Het tarief van de heffing bedraagt 15 eurocent per afnamepunt per maand dat de afnemer in het heffingsjaar is aangesloten geweest op een van de netten vermeld in § 1.

Art. 14.1.3. De heffing wordt van rechtswege met ingang van heffingsjaar 2016 jaarlijks op 1 januari geïndexeerd door het tarief in artikel 14.1.2 te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het vorige heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2014. HOOFDSTUK II. - Vestiging van de aanslag, controle, beroep ambtshalve uitvoering en verjaring Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 14.2.1. De inkomsten die voortvloeien uit de opbrengst van de heffingen, vermeld in deze titel, worden rechtstreeks toegewezen aan het Energiefonds, vermeld in artikel 3.2.1. Afdeling II. - Inning van de heffing op de afnamepunten van

elektriciteit door de toegangshouders Art. 14.2.2. § 1. De heffing, vermeld in hoofdstuk I, wordt voor rekening van het Vlaamse Gewest geïnd door de toegangshouder van het afnamepunt via diens afrekeningsfacturen en slotfacturen.

Indien er gedurende een bepaalde kalendermaand voor een afnamepunt echter meerdere achtereenvolgende toegangshouders in het toegangsregister zijn opgenomen, dan wordt de heffing voor die maand pro rata temporis door elk van die toegangshouders aangerekend en geïnd.

De factuur die naar de afnemer wordt verstuurd, vermeldt de precieze vergoeding die de afnemer verschuldigd is en geldt als verzoek tot betaling van de verschuldigde heffing. De betalingstermijn bedraagt ten minste vijftien dagen en begint te lopen op de verzendingsdatum van het verzoek tot betaling. § 2. Elke toegangshouder bezorgt uiterlijk de twintigste dag van elke trimester aan de Vlaamse Belastingdienst een overzicht van de ten laste van de afnemers aangerekende heffingen die hij in de loop van de vorige trimester heeft geboekt.

Het model en de wijze van indienen van dit overzicht wordt door de Vlaamse Regering vastgesteld maar bevat minstens: 1° de benaming van de toegangshouder;2° zijn maatschappelijke zetel en exploitatiezetel;3° de personalia van de persoon die instaat voor de inning en de storting van de heffing. De toegangshouder stort uiterlijk de dertigste dag van elke trimester de in de vorige trimester geïnde heffingen ten gunste van het Energiefonds op de rekening van de Vlaamse Belastingdienst. § 3. Om rekening te houden met de heffingen die hem niet volledig gestort zouden worden door afnemers, mag elke toegangshouder een forfait van 0,5 procent afhouden van de heffingen die in rekening worden gebracht op de afrekeningsfacturen en slotfacturen.

Bij de jaarlijkse afsluiting van de rekeningen, uiterlijk op 30 maart, deelt de toegangshouder aan de Vlaamse Belastingdienst het bedrag van de boekhoudkundig geregistreerde niet-invorderbare schuldvorderingen van de heffing mee dat betrekking heeft op de leveringen onderworpen aan deze heffing.

Als het totaal bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen hoger is dan het jaarlijks bedrag van het forfait bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil door de toegangshouder in mindering gebracht van het bedrag van de heffing dat de toegangshouder op de volgende vervaldatum moet storten.

Als het totaal bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen lager is dan het jaarlijks bedrag van het forfait bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil door de toegangshouder opgeteld bij het bedrag van de heffing dat de toegangshouder op de volgende vervaldatum moet storten.

Art. 14.2.3. § 1. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen betreffende de procedure en de modaliteiten voor de vordering van de heffing door de toegangshouder, de betaling van de geïnde bedragen aan het Energiefonds en de invordering. Ze bepaalt welke informatie aan de Vlaamse Belastingdienst moet worden meegedeeld en de inlichtingen die nodig zijn voor de controle en de invordering van de heffing. § 2. In afwijking van artikel 14.2.2, § 2, kan de Vlaamse Regering als overgangsmaatregel bepalen dat de eerste stortingen door de toegangshouders op de rekening van het Vlaamse Gewest van alle door hen conform artikel 14.2.2, § 1, reeds geïnde heffingen pas tegen uiterlijk 30 juli 2015 dienen te geschieden.". HOOFDSTUK 1 8. - Vlaams Provinciefonds

Art. 101.In artikel 14 van het decreet van 29 april 1991 betreffende het Vlaams Provinciefonds, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Het saldo van de dotatie van het Vlaams Provinciefonds voor het begrotingsjaar 2013 wordt aan de provincies betaald op het einde van de eerste maand van het eerste kwartaal van 2015.".

Art. 102.Het decreet van 29 april 1991 betreffende het Vlaams Provinciefonds, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 22 december 2000, 6 juli 2001, 19 december 2003, 22 december 2006, 18 december 2009, 21 december 2012, 5 juli 2013 en 20 december 2013, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 4, 5, 7bis en 14, tweede lid, die worden opgeheven met ingang van 1 januari 2016. HOOFDSTUK 1 9. - Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling 1. - Index

Art. 103.§ 1. Voor alle subsidieregelingen binnen de begroting van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt voor alle subsidie-elementen die niet loon zijn en waarvan de evolutie gekoppeld is aan de schommelingen van het prijsindexcijfer dat berekend en toegepast wordt, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, of de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden te worden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, de indexaanpassing in 2015 niet verrekend. § 2. Voor de subsidie-elementen, andere dan loonkosten, die op een andere wijze aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, wordt geen indexaanpassing toegekend in 2015. § 3. Bovenstaande twee paragrafen zijn niet van toepassing op: - de vergoedingen betaald zoals bedoeld in artikel 16 van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg; - artikel 2 en 2bis van het ministerieel besluit van 10 september 2008 betreffende de vergoeding voor aangesloten onthaalouders en diensten voor onthaalouders; - artikel 55 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning; - het zakgeld dat wordt toegekend voor minderjarigen binnen een module rechtstreeks toegankelijke pleegzorg; - de beleidsdomeinen die in uitvoering van de bijzondere wet met betrekking tot de zesde staatshervorming van 6 januari 2014, binnen de begroting van het beleidsdomein Welzijn zijn opgenomen, met uitzondering van de tegemoetkoming voor de verstrekkingen die worden verleend door rust- en verzorgingstehuizen, rustoorden voor bejaarden, centra voor kortverblijf en centra voor dagverzorging, vermeld in artikel 34, 11° en 12°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994. § 4. Voor alle sociale uitkeringen met betrekking tot de gezinsbijslag binnen de begroting van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin waar de evolutie gekoppeld is aan de schommelingen van het prijsindexcijfer dat berekend en toegepast wordt zoals bepaald in de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden te worden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, wordt de indexaanpassing in 2015 niet verrekend. § 5. Artikel 16, § 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers vindt, met betrekking tot de indexaanpassing in 2015, geen toepassing voor de prestaties inzake gezinsbijslag die worden toegekend door de Vlaamse Gemeenschap.". Afdeling 2. - Schenking meubilair Agentschap Jongerenwelzijn

Art. 104.Met toepassing van artikel 62 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, wordt het niet-herbruikt meubilair van de gebouwen die verlaten worden door de buitendiensten van het Agentschap Jongerenwelzijn met het oog op hun herhuisvesting en dat toebehoort aan de Vlaamse Gemeenschap, geschonken aan voorzieningen die erkend zijn binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Bij de verdeling van de gift zal rekening worden gehouden met het aantal voorzieningen en het aantal personeelsleden. Afdeling 3. - Geestelijke gezondheidszorg

Art. 105.Artikel 30 van het decreet van 18 mei 1999 met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg, vervangen bij het decreet van 21 juni 2013, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 30.De Vlaamse Regering stelt jaarlijks een bedrag ter beschikking, binnen de beschikbare begrotingskredieten, voor de projectmatige wetenschappelijke ondersteuning van de geestelijke gezondheidszorg. De Vlaamse Regering bepaalt de subsidiebedragen en de voorwaarden voor de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies.".

Art. 106.Artikel 31 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 31.De Vlaamse Regering kan jaarlijks een bedrag ter beschikking stellen voor ondersteunende of dienstverlenende opdrachten aan de centra voor geestelijke gezondheidszorg, door één of meerdere organisaties. De regering stelt deze middelen via overeenkomsten ter beschikking.". HOOFDSTUK 2 0. - Dierenwelzijnsfonds

Art. 107.§ 1. Er wordt een `Vlaams Dierenwelzijnsfonds' opgericht, hierna genoemd `het Fonds'. Het Fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 12 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof. § 2. Het Fonds wordt gespijsd met de opbrengsten voortvloeiend uit de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, met name: - de retributie voor de aanvragen tot erkenning bedoeld in artikel 3bis, § 2, 3°, b), tweede lid; - de retributie voor de aanvragen tot erkenning bedoeld in artikel 5, § 3, tweede lid; - de bijdrage voor de identificatie en registratie van honden en katten bedoeld in artikel 7; - de administratieve boetes bedoeld in artikel 41bis. § 3. De inkomsten van het Fonds mogen aangewend worden voor de financiering van administratie- en werkingskosten, kosten voor sensibilisering, kosten voor studies en wetenschappelijk onderzoek, investeringen, toezicht, en de toepassing en controle van de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren en de uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK 2 1. - Slotbepalingen

Art. 108.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2015, met uitzondering van: - artikel 23, dat in werking treedt op 1 september 2015; - artikel 24, dat in werking treedt op 1 september 2014; - artikel 25, 26, 27 en 28, die in werking treden op 1 september 2015; - artikel 61 en 62, die in werking treden vanaf aanslagjaar 2015; - artikel 63, dat in werking treedt voor uitgaven vanaf 1 januari 2015; - artikel 64, dat in werking treedt vanaf aanslagjaar 2016; - artikel 65, 1°, dat in werking treedt voor leningen gesloten vanaf 1 januari 2015; - artikel 65, 2° tot en met 4°, dat in werking treedt vanaf aanslagjaar 2016; - artikel 66, dat in werking treedt vanaf aanslagjaar 2016; - artikel 67, 1°, dat in werking treedt voor leningen gesloten vanaf 1 januari 2015; - artikel 67, 2°, dat in werking treedt vanaf aanslagjaar 2016; - artikel 68, dat in werking treedt vanaf aanslagjaar 2016; - artikel 69, dat in werking treedt voor uitgaven vanaf 1 januari 2015; - artikel 70 en 71, die in werking treden vanaf aanslagjaar 2016; - artikel 72 tot en met 75, die uitwerking hebben met ingang van 31 december 2014; - artikel 95, dat in werking treedt op 1 januari 2016; - artikel 96, dat in werking treedt op 1 januari 2015 en buiten werking treedt op 31 december 2015.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 december 2014.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, L. HOMANS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ _______ Nota (1) Zitting 2014-2015. Stukken. - Ontwerp van programmadecreet, 132 - Nr. 1. - Amendementen, 132 - Nrs. 2 t.e.m. 7. - Verslag namens de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting, 132 - Nr. 8. - Verslag namens de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid, 132 - Nr. 9. - Verslag namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, 132 - Nr. 10. - Verslag namens de Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid, 132 - Nr. 11. - Verslag namens de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn, 132 - Nr. 12. - Verslag namens de Commissie voor Onderwijs, 132 - Nr. 13. - Verslag namens de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 132 - Nr. 14. - Verslag namens de Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen, 132 - Nr.15. - Tekst aangenomen door de commissie, 132 - Nr. 16. - Amendementen na indiening van het verslag, 132 - Nrs.17 en 18. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 132 - Nr. 19.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 16 en 17 december 2014.

^