Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 juli 2021
gepubliceerd op 20 september 2021

Besluit van de Vlaamse Regering over het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering, wat betreft studieaanbod, studietoelagen en projectsubsidiëring contractuelen

bron
vlaamse overheid
numac
2021032580
pub.
20/09/2021
prom.
16/07/2021
ELI
eli/besluit/2021/07/16/2021032580/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering over het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering, wat betreft studieaanbod, studietoelagen en projectsubsidiëring contractuelen


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; - het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, artikel 34, § 3, gewijzigd bij het decreet van 22 maart 2019; - het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, artikel 8, § 1, eerste lid, artikel 20, eerste lid, vervangen bij het decreet van 3 juli 2020, artikel 22, artikel 24, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 19 juni 2020, artikel 28, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 19 juli 2013, artikel 30, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 32, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 19 juni 2020, artikel 40, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2012 en 15 juni 2018, en artikel 90, § 1, 4°, vervangen bij het decreet van 30 maart 2018; - het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, artikel 14, laatst gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, en artikel 15, gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2013; - de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, bekrachtigd bij het decreet van 27 mei 2011, artikel 115, § 1, eerste lid, 2° en 3°, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, artikel 115/6, § 2, tweede lid, 1°, ingevoegd bij het decreet van 4 april 2014, artikel 129, § 1, eerste lid, artikel 133/4, § 1, negende en tiende lid, artikel 133/5, eerste lid, en artikel 133/6, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 20 april 2018, artikel 144, vervangen bij het decreet van 26 januari 2018, artikel 147/2, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, artikel 147/3, § 1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, artikel 158, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2018, artikel 227 en 235, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011 en 9 juli 2021, artikel 319, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2012 en 9 juli 2021, artikel 341, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2018, en artikel 357/5, § 1, 3°, ingevoegd bij het decreet van 30 maart 2018; - het decreet van 19 december 2014 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, artikel 76, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2015; - het decreet van 30 maart 2018 betreffende duaal leren en de aanloopfase, artikel 90, artikel 105, 2°, artikel 107 en artikel 110; - het decreet van 3 juli 2020 over het onderwijs XXX, artikel 84, 4°, en artikel 89.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 27 april 2021. - De minister, bevoegd voor de begroting, heeft een akkoord gegeven op 31 mei 2021. - De Raad van State heeft, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, advies nr. 69.537/1 gegeven op 8 juli 2021.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - In het verlengde van het onderwijsdecreet moet de uitvoeringsregelgeving gelijke onderwijskansen beperkt worden tot het berekeningsmechanisme van de extra middelen gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs. - De progressieve uitrol van de modernisering van het secundair onderwijs vergt een aantal bijkomende maatregelen op het gebied van - bondig gesteld - aanbod en invulling van opleidingen uit het gewoon en buitengewoon, voltijds en deeltijds, duaal en niet-duaal, en lineair en modulair onderwijs. - De bestaande indienings- en adviesprocedures voor nieuwe opleidingen, die al dan niet tot een onderwijskwalificatie (niveau 1 tot en met 4) leiden, moeten transparanter worden gemaakt en op elkaar worden afgestemd. De repercussies voor curriculumdossiers en leerplannen worden in kaart gebracht; - De organisatiemodaliteiten van de opleidingen rond veiligheid in het technisch en beroepssecundair onderwijs moeten worden verfijnd om volledig compatibel te zijn met de federale regelgeving over vorming tot en uitoefening van beroepen in diverse veiligheidssectoren. - Het verplicht veralgemeend klassenraadsadvies over arbeidsbereidheid en arbeidsrijpheid van de leerling met het oog op eventuele overstap naar duaal leren moet beperkt worden tot de leerjaren waaruit die overstap voor een bredere doelgroep reëel kan zijn. - De regelgeving over de studiefinanciering moet geactualiseerd en vereenvoudigd worden. De wijzigingen mogen geen inhoudelijke impact hebben en mogen niet tot uitbreiding van de doelgroep leiden. - De projectsubsidiëring in het kader van arbeidsplaatsen van gesubsidieerde contractuelen wordt verlengd tot eind 2021 ten einde het evaluatieproces over die regeling te kunnen finaliseren.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw en de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Geïntegreerd ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het secundair onderwijs Afdeling 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit besluit regelt de financiering of subsidiëring van het geïntegreerde ondersteuningsaanbod gelijke onderwijskansen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs.

De volgende leerlingen komen in aanmerking voor de toepassing van dit besluit: 1° in het voltijds gewoon secundair onderwijs: alle regelmatige leerlingen;2° in het buitengewoon secundair onderwijs: de regelmatige leerlingen type basisaanbod, waaronder ook type 1 wordt verstaan, en type 3, die niet aan een van de volgende voorwaarden voldoen: a) ze maken binnen de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening, vermeld in artikel 2, § 1, 4°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, gebruik van de module verblijf in een multifunctioneel centrum, vermeld in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;b) ze zijn ingeschreven in een internaat buitengewoon onderwijs als vermeld in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. Afdeling 2. - Voltijds gewoon secundair onderwijs

Art. 2.§ 1. De scholen die, naargelang van het geval, beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 226, eerste lid, 1°, of artikel 234, eerste lid, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, melden vóór 1 maart van het voorafgaande schooljaar aan AGODI hoeveel regelmatige leerlingen, die ingeschreven zijn op de eerste lesdag van februari van het voormelde schooljaar, beantwoorden aan een of meer van de volgende gelijkekansenindicatoren: 1° het gezin ontvangt een of meer selectieve participatietoeslagen leerling als vermeld in artikel 3, § 1, 38°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vastgesteld op basis van de toestand vóór 15 juni van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het schooljaar start waarvoor de middelen worden toegekend.AGODI stelt dit vast op basis van de databanken van het Agentschap Opgroeien; 2° de leerling bevindt zich in een van de volgende situaties: a) de leerling is thuisloze als vermeld in artikel 3, punt 43° /2, a) van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.Het voormelde is vastgesteld op basis van een bewijs van jeugdhulpverleningsbeslissing dat is afgeleverd door een gemandateerde voorziening of een sociale dienst van de jeugdrechtbank; b) de leerling is thuisloze als vermeld in artikel 3, punt 43° /2, b) van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.Het voormelde is vastgesteld op basis van een document dat is afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school; 3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking.Het voormelde wordt vastgesteld op basis van een van de volgende attesten waarover de ouders beschikken: a) binnenschipper: 1) een attest van gezinssamenstelling waaruit blijkt dat beide ouders binnenschipper zijn;2) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;3) een attest, afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school, waaruit blijkt dat beide ouders tot de beroepsgroep behoren van de binnenschippers;b) kermis- en circusexploitanten en -artiesten: 1) een attest van gezinssamenstelling of een kopie uit het handelsregister waaruit blijkt dat beide ouders kermis- of circusexploitanten of -artiesten zijn;2) een lidkaart van kermisreiziger of -exploitant;3) een kopie van de aanvraag tot vermindering van het kostgeld voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben;4) een attest, afgeleverd door een instantie die onafhankelijk is van de school, waaruit blijkt dat beide ouders tot de beroepsgroep behoren van de kermis- en circusexploitanten en -artiesten;c) Romzigeuners, Manoesjzigeuners, Voyageurs en andere personen met een nomadische cultuur: 1) een verklaring van de burgemeester dat het adres een terrein is dat specifiek bedoeld is voor de trekkende bevolking (Rom, Voyageur, Manoesj);2) een attest van woonwagenbewoner dat is ingevuld en ondertekend door een vzw die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is, of door een specifieke dienst of cel binnen een stad of gemeente;d) Romazigeuners: 1) een document dat is opgesteld door een officiële instantie in België of het land van herkomst of door een vzw die door de Vlaamse Gemeenschap erkend is, waaruit blijkt dat de voormelde persoon Roma is.Bij documenten die opgesteld zijn in een andere taal dan het Nederlands, Frans, Engels of Duits, kan een Nederlandse vertaling gevraagd worden die opgesteld is door een Belgische beëdigde vertaler; 2) gedurende de periode dat de asielprocedure loopt, een document dat bij de asielaanvraag gevoegd is, waarin verklaard wordt dat de aanvrager Roma is;3) een verklaring van een asielcentrum dat de voormelde persoon bekendstaat als Romazigeuner;4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een studiebewijs dat daarmee gelijkwaardig is;5° de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands, als bedoeld in artikel 225, § 1, 5°, en artikel 233, § 1, 5°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. § 2. In afwijking van § 1 moeten de scholen voor de in § 1, 4° of 5°, bedoelde gelijkekansenindicator geen melding meer doen voor die regelmatige leerlingen die al gekend zijn bij AGODI, tenzij bij wijziging.

Art. 3.De gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 2, hebben de volgende gewichten, uitgedrukt in punten: 1° de indicator, vermeld in artikel 2, 1° : a) niet in combinatie met een of meer van de indicatoren, vermeld in artikel 2, 2° tot en met 5° : 0,40 punten;b) alleen in combinatie met de indicator, vermeld in artikel 2, 5° : 0,40 punten;c) in combinatie, met uitzondering van de combinatie in punt b), met een of meer van de indicatoren, vermeld in artikel 2, 2° tot en met 5° : 0,18 punten;2° de indicator, vermeld in artikel 2, 2° : 0,80 punten;3° de indicator, vermeld in artikel 2, 3° : 0,80 punten;4° de indicator, vermeld in artikel 2, 4° : 0,60 punten;5° de indicator, vermeld in artikel 2, 5° : 0,20 punten enkel in combinatie met een of meer van de indicatoren, vermeld in artikel 2, 1° tot en met 4°.

Art. 4.Het aantal punten van een school wordt, afzonderlijk voor enerzijds de eerste graad en het structuuronderdeel onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers en anderzijds de tweede en de derde graad, als volgt vastgesteld: 1° het aantal regelmatige leerlingen dat alleen voldoet aan de indicator, vermeld in artikel 2, 1°, of dat alleen voldoet aan de combinatie van de indicatoren, vermeld in artikel 2, 1° en 5°, wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,4417;2° het maximum van de gecumuleerde gewichten voor een leerling die aan verschillende gelijkekansenindicatoren beantwoordt, is: 1,20 punten;3° de optelsom, met toepassing van punt 1° en 2°, van de gewichten van de gelijkekansenindicatoren gegenereerd door de regelmatige leerlingen die beantwoorden aan een of meer van die indicatoren, wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,50 als de school in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt of een concentratiegraad heeft van ten minste 55 %.Als een school aan beide criteria voldoet, wordt de vermenigvuldiging twee keer toegepast. De concentratiegraad is de procentuele verhouding tussen het aantal regelmatige leerlingen die beantwoorden aan een of meer van de gelijkekansenindicatoren, gecorrigeerd op basis van punt 1°, en het totale aantal regelmatige leerlingen; 4° het met toepassing van punt 1°, 2° en 3° bekomen totale aantal punten wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan of gelijk aan vier is.

Art. 5.Voor de toepassing van dit besluit zijn punten een berekeningseenheid voor financiering of subsidiëring in de vorm van toekenning van uren-leraar.

Voor de eerste graad en het structuuronderdeel onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers is een punt gelijk aan 0,2916 uren-leraar.

Voor de tweede en derde graad is een punt gelijk aan 0,1225 uren-leraar.

Alleen in de tweede en derde graad is een omzetting van uren-leraar in het ambt van opvoeder mogelijk, naar rata van 11 uren-leraar voor een halftijdse en 22 uren-leraar voor een voltijdse betrekking.

Art. 6.Het totale aantal uren-leraar wordt op de volgende wijze berekend: 1° voor de eerste graad en het structuuronderdeel onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers: a) het aantal punten dat met toepassing van artikel 4 wordt verkregen, wordt vermenigvuldigd met 0,2916 uren-leraar;b) het aantal uren-leraar dat met toepassing van punt a) wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan of gelijk aan vier is;2° voor de tweede en de derde graad: a) het aantal punten dat met toepassing van artikel 4 wordt verkregen, wordt vermenigvuldigd met 0,1225 uren-leraar;b) het aantal uren-leraar dat met toepassing van punt a) wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan of gelijk aan vier is. De uren-leraar, vermeld in het eerste lid, worden toegekend als de school beantwoordt aan de voorwaarde, vermeld in artikel 226, eerste lid, 2°, en artikel 234, eerste lid, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. Afdeling 3. - Buitengewoon secundair onderwijs

Art. 7.§ 1. De scholen die beantwoorden aan de voorwaarde, vermeld in artikel 318, 1°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, melden vóór 1 maart van het voorafgaande schooljaar aan AGODI hoeveel regelmatige leerlingen, ingeschreven op de eerste lesdag van februari van het voormelde schooljaar, beantwoorden aan ten minste een van de volgende gelijkekansenindicatoren: 1° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een studiebewijs dat daarmee gelijkwaardig is;2° de taal die de leerling in het gezin spreekt, is niet het Nederlands, als bedoeld in artikel 317, § 1, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. § 2. In afwijking van § 1 moeten de scholen voor de in § 1 bedoelde gelijkekansenindicatoren geen melding meer doen voor die regelmatige leerlingen die al gekend zijn bij AGODI, tenzij bij wijziging.

Art. 8.De gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 7, hebben de volgende gewichten, uitgedrukt in punten: 1° de indicator, vermeld in artikel 7, 1° : 0,80 punten;2° de indicator, vermeld in artikel 7, 2° : 0,40 punten enkel in combinatie met de indicator, vermeld in artikel 7, 1°.

Art. 9.Het totale aantal punten van een school is de optelsom van de gewichten van de gelijkekansenindicatoren, vermeld in artikel 8, die worden gegenereerd door de regelmatige leerlingen die beantwoorden aan ten minste een van die indicatoren. Het aantal punten dat door de optelsom wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is, en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan of gelijk aan vier is.

Art. 10.Voor de toepassing van dit besluit zijn punten een berekeningseenheid voor financiering of subsidiëring in de vorm van toekenning van lesuren.

Een punt is gelijk aan 0,227197 lesuren.

Art. 11.Het totale aantal lesuren wordt op de volgende wijze berekend: 1° het aantal punten dat met toepassing van artikel 9 wordt verkregen, wordt vermenigvuldigd met 0,227197 lesuren;2° het aantal lesuren dat met toepassing van punt 1° wordt verkregen, wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer na de komma groter dan vier is en naar de lagere eenheid als het eerste cijfer na de komma kleiner dan of gelijk aan vier is. De lesuren, vermeld in het eerste lid, worden toegekend als de school beantwoordt aan de voorwaarde, vermeld in artikel 318, 2°, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs

Art. 12.In artikel 31 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 5, derde lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° eventuele herexamens worden uiterlijk drie maanden na het afleggen van het laatste examen van een vorige examenzittijd van het opleidingsonderdeel in kwestie georganiseerd;"; 2° in paragraaf 5, derde lid, wordt in het punt 4° de zinsnede "binnen eenzelfde schooljaar" opgeheven; 3° aan paragraaf 5 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Ongeacht het structuuronderdeel waarvan het deel uitmaakt, kan een leerling het opleidingsonderdeel om het algemene bekwaamheidsattest bewakingsagent te behalen, niet meer volgen als hij dat opleidingsonderdeel al eerder gedurende een al dan niet onderbroken periode van twee kalenderjaren heeft gevolgd in het secundair onderwijs of daarbuiten en als hij binnen die periode vier examens, met inbegrip van herexamens, over het opleidingsonderdeel in kwestie heeft afgelegd."; 4° in paragraaf 6, derde lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° eventuele herexamens worden uiterlijk drie maanden na het afleggen van het laatste examen van een vorige examenzittijd van het opleidingsonderdeel in kwestie georganiseerd;"; 5° in paragraaf 6, derde lid, wordt in het punt 4° de zinsnede "binnen eenzelfde schooljaar" opgeheven; 6° aan paragraaf 6 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Ongeacht het structuuronderdeel waarvan het deel uitmaakt, kan een leerling het opleidingsonderdeel om het algemene bekwaamheidsattest bewakingsagent te behalen, niet meer volgen als hij dat opleidingsonderdeel al eerder gedurende een al dan niet onderbroken periode van twee kalenderjaren heeft gevolgd in het secundair onderwijs of daarbuiten en als hij binnen die periode vier examens, met inbegrip van herexamens, over het opleidingsonderdeel in kwestie heeft afgelegd.".

Art. 13.In de rubriek "Onderrichtingen voor het invullen" van bijlage 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, worden in punt (7) de woorden "in het eerste of tweede leerjaar van de tweede graad" vervangen door de woorden "in het tweede leerjaar van de tweede graad".

Art. 14.In de rubriek "Onderrichtingen voor het invullen" van bijlage 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, worden in punt (9) de woorden "in het eerste of tweede leerjaar van de tweede graad" vervangen door de woorden "in het tweede leerjaar van de tweede graad". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3

Art. 15.In artikel 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Op het einde van de opleidingsfase geeft de klassenraad aan leerlingen met een verslag van het type basisaanbod, die vallen onder de toepassing van artikel 259, § 4, tweede lid, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, een studieadvies dat minstens het vervolgtraject van de leerling in het gewoon secundair onderwijs bevat. Aan alle andere leerlingen kan de klassenraad op het einde van de opleidingsfase een studieadvies geven dat minstens het vervolgtraject van de leerling in het buitengewoon secundair onderwijs bevat.

Aan alle leerlingen wordt op het einde van de opleidingsfase een bewijs van competenties toegekend. Op dat bewijs staan de competenties opgesomd die in de opleidingsfase al verworven zijn.".

Art. 16.Artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 september 2004, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 20.De studiebewijzen worden opgesteld volgens de modellen, opgenomen in bijlage 2 tot en met 9, die bij dit besluit zijn gevoegd.".

Art. 17.Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, wordt een bijlage 9 toegevoegd, die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2006 tot vaststelling van de goedkeuringscriteria en indieningsmodaliteiten van de leerplannen

Art. 18.In het besluit van de Vlaamse Regering van 10 november 2006 tot vaststelling van goedkeuringscriteria en indieningsmodaliteiten van de leerplannen, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, wordt een artikel 9/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 9/1.In afwijking van artikel 3, 4 en 5 van dit besluit worden door de Vlaamse Regering goedgekeurde leerplannen die een wijziging behoeven uitsluitend omwille van technische aanpassingen aan een structuuronderdeel secundair onderwijs, al dan niet onderwijskwalificatie, enkel ter kennisgeving en voorafgaand aan het schooljaar waarin dat gewijzigd leerplan van kracht wordt bij de inspectie-generaal ingediend.

Onder technische aanpassingen worden de aanpassingen verstaan als vermeld in, naargelang van het geval: 1° artikel 6/1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot vaststelling van de indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen in het secundair onderwijs dat niet of niet automatisch tot een onderwijskwalificatie leidt, of 2° artikel 8/1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur inzake de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met niveau 4.".

Art. 19.In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, wordt een artikel 9/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 9/2.In afwijking van artikel 3, 4 en 5 van dit besluit zijn de leerplannen die betrekking hebben op de structuuronderdelen van het eerste leerjaar van de tweede graad voor wat het schooljaar 2021-2022 betreft van rechtswege goedgekeurd als die leerplannen: a) hetzij al uiterlijk 10 april 2021 ter goedkeuring bij de inspectie-generaal werden ingediend, vervolgens worden goedgekeurd maar nadien een wijziging behoeven uitsluitend ingevolge een wijziging met ingang van 1 september 2021 van de matrix of van de samenstelling van structuuronderdelen met een of meer beroepskwalificaties, deelkwalificaties of sets van competenties als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 houdende sommige maatregelen betreffende de modernisering van het secundair onderwijs; b) hetzij na 10 april 2021 voor het eerst ter goedkeuring bij de inspectie-generaal worden ingediend uitsluitend ingevolge een wijziging met ingang van 1 september 2021 van de matrix als vermeld in hetzelfde besluit van 1 juni 2018.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot vaststelling van de indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen in het voltijds secundair onderwijs, wat de eerste graad en de tweede graad van het algemeen, het technisch en het kunstsecundair onderwijs betreft

Art. 20.In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot vaststelling van de indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen in het voltijds secundair onderwijs, wat de eerste graad en de tweede graad van het algemeen, het technisch en het kunstsecundair onderwijs betreft, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt de zinsnede "voltijds secundair onderwijs, wat de eerste graad en de tweede graad van het algemeen, het technisch en het kunstsecundair onderwijs betreft" vervangen door de woorden "secundair onderwijs dat niet of niet automatisch tot een onderwijskwalificatie leidt".

Art. 21.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en 10 juli 2015, wordt vóór artikel 1 een opschrift ingevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 1. Indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen".

Art. 22.Artikel 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt: "

Artikel 1.Voorstellen voor nieuwe structuuronderdelen die niet of niet automatisch leiden tot een onderwijskwalificatie als vermeld in artikel 14 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, kunnen door de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming op eigen initiatief worden uitgewerkt of kunnen door belanghebbenden permanent bij de bevoegde dienst worden ingediend. Belanghebbenden geven daarvoor aan de bevoegde dienst alle informatie die de bevoegde dienst noodzakelijk acht.".

Art. 23.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "1° /1 de aanvragers en de actoren die bij de opmaak betrokken zijn;"; 2° punt 2° wordt opgeheven; 3° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° de beschrijving van de plaats in de opleidingsstructuur waar het structuuronderdeel wordt georganiseerd en een inschatting van de wenselijkheid van een aanbodbeperking;".

Art. 24.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en 10 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 3.De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming legt het voorstel voor aan de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs, de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, het Departement Onderwijs en Vorming, het Agentschap voor Onderwijsdiensten en de Onderwijsinspectie, die advies geven op basis van de criteria, vermeld in artikel 5. De bevoegde dienst kan ook de aanvrager of deskundigen raadplegen over het dossier.".

Art. 25.In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs" wordt vervangen door de woorden "De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming";2° de woorden "de conclusies van de commissie" worden vervangen door de zinsnede "het advies, vermeld in artikel 3,".

Art. 26.In artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt de zinsnede "de invulling van het structuuronderdeel wordt bepaald vanuit een of meer actuele referentiekaders, waaronder studieprofielen en federale of Vlaamse regelgeving" vervangen door de zinsnede "de onderwijsdoelen voor het structuuronderdeel in kwestie die worden vooropgesteld of zijn vastgelegd met toepassing van de vigerende regelgeving over onderwijsdoelen, rekening houdend met de plaats van het structuuronderdeel in kwestie in de opleidingsstructuur"; 2° er wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 de beschrijving van het verschil in inhoudelijke invulling van het nieuwe structuuronderdeel ten opzichte van al bestaande structuuronderdelen;"; 3° in punt 8° worden de woorden "de beschrijving van de plaats in de opleidingenstructuur en" opgeheven;4° punt 9° wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming legt het voorstel van structuuronderdeel met advies, dat gebaseerd is op het advies, vermeld in artikel 4, voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming. De Vlaamse Regering beslist over een voorstel dat uiterlijk op 31 december is ingediend, uiterlijk op 30 juni daaropvolgend. Over een voorstel dat uiterlijk op 30 juni is ingediend, beslist de Vlaamse Regering uiterlijk op 31 december daaropvolgend. De voormelde termijnen gelden met behoud van de toepassing van de termijnen voor de organisatie van structuuronderdelen die bij decreet of besluit zijn vastgelegd.".

Art. 28.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en 10 juli 2015, wordt een hoofdstuk 2, dat bestaat uit artikel 6/1 tot en met 6/4, ingevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 2. Procedure voor de actualisering of schrapping van structuuronderdelen

Art. 6/1.§ 1. De bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming werkt voorstellen tot actualisering van structuuronderdelen uit op eigen initiatief of op verzoek van belanghebbenden, die daarvoor alle informatie geven die de bevoegde dienst noodzakelijk vindt.

De bevoegde dienst legt het voorstel tot actualisering voor aan de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, die advies geven over het feit of het voorstel alleen betrekking heeft op een technische aanpassing of niet, op basis van de criteria, vermeld in paragraaf 2. De bevoegde dienst kan ook de aanvrager of deskundigen raadplegen over het dossier. § 2. Onder technische aanpassingen als vermeld in paragraaf 1, worden een van de volgende aanpassingen verstaan: 1° redactionele aanpassingen van taalkundige, grammaticale of vormelijke aard, zonder afbreuk te doen aan de inhoudelijke omschrijving van de bepalingen van het structuuronderdeel;2° rechtzettingen van onnauwkeurigheden, zonder afbreuk te doen aan de inhoudelijke omschrijving van de bepalingen van het structuuronderdeel;3° wijzigingen in de naam van het structuuronderdeel of de naam van de beroepskwalificaties die onderdeel zijn van het structuuronderdeel, zonder afbreuk te doen aan de inhoudelijke omschrijving van de structuuronderdelen, zonder wijziging van de finaliteit en zonder wijziging van de competenties;4° wijzigingen in de beroepskwalificaties die onderdeel zijn van het structuuronderdeel, die beperkt zijn tot het opsplitsen of samenvoegen van beroepskwalificaties zonder wijziging van de competenties;5° wijzigingen in de onderwijsdoelen, meer bepaald de onderdelen waaruit het structuuronderdeel is samengesteld, ten gevolge van een actualisatie van een beroepskwalificatie, zonder dat de wijzigingen van de beroepskwalificaties aanleiding geven tot de toekenning van een ander kwalificatieniveau aan de beroepskwalificaties en zonder wijziging van de finaliteit.

Art. 6/2.Als een voorstel tot actualisering van een structuuronderdeel alleen op een technische aanpassing betrekking heeft, legt de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming het geactualiseerde dossier, samen met een advies dat gebaseerd is op het advies, vermeld in artikel 6/1, tweede lid, ter beslissing voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, beslist over de actualisering van het structuuronderdeel. Indien de actualisering betrekking heeft op een wijziging als vermeld in artikel 6/1, § 2, 3° of 4°, dan wijzigt de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, in overeenstemming hiermee het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 houdende sommige maatregelen betreffende de modernisering van het secundair onderwijs. Over een voorstel dat uiterlijk op 31 december is ingediend, beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, uiterlijk op 30 juni daaropvolgend.

Over een voorstel dat uiterlijk op 30 juni is ingediend, beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, uiterlijk op 31 december daaropvolgend. De voormelde termijnen gelden met behoud van de toepassing van de termijnen voor de organisatie van structuuronderdelen die bij decreet of besluit zijn vastgelegd.

Art. 6/3.Als een voorstel tot actualisering van een structuuronderdeel niet beperkt is tot een technische aanpassing, volgt de bevoegde dienst van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming de procedure, vermeld in hoofdstuk 1.

Art. 6/4.§ 1. Als het dossier, vermeld in artikel 6/1, betrekking heeft op een integrale schrapping van een structuuronderdeel, raadpleegt de bevoegde dienst de volgende actoren : 1° eventueel de aanvragers van het voorstel tot schrapping en eventueel deskundigen;2° vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs. § 2. De bevoegde dienst legt elk voorstel van schrapping van een structuuronderdeel voor aan de VLOR voor advies. Dat advies wordt bij de bevoegde dienst uitgebracht binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel. § 3. De bevoegde dienst legt het voorstel tot schrapping van het structuuronderdeel met een advies dat gebaseerd is op het advies, vermeld in paragraaf 2, binnen dertig dagen na ontvangst van het advies, vermeld in paragraaf 2, voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming. De Vlaamse Regering beslist of het structuuronderdeel al dan niet wordt geschrapt. Leerlingen kunnen een structuuronderdeel dat wordt geschrapt binnen een normaal tijdsbestek en zonder onderbreking verder zetten.".

Art. 29.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008 en 10 juli 2015, wordt vóór artikel 7 het volgende opschrift ingevoegd: "HOOFDSTUK 3. Slotbepalingen". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 30.In artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 juni 2017 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt de zinsnede ", en de door de kinderbijslag erkende verlaten wees met wie de overlevende ouder waarvan de afstamming vaststaat geen betrekkingen meer onderhoudt en niet geldelijk tussenkomt in de onderhoudskosten van de student" opgeheven;2° punt 3° wordt opgeheven; 3° punt 3° /1 wordt vervangen door wat volgt: "3° /1 degene die uiterlijk op 31 december van het academiejaar in kwestie verblijft in een organisatie voor bijzondere jeugdzorg, een centrum voor integrale gezinszorg, een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum, een observatie- en behandelingscentrum of een centrum voor ernstige gedrags- en emotionele stoornissen, of die begeleid wordt met een module contextbegeleiding in functie van autonoom wonen conform het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp, met uitzondering van crisisopvang als vermeld in artikel 44, § 2, 4°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;"; 4° punt 4° wordt opgeheven; 5° punt 4° /1 wordt vervangen door wat volgt: "4° /1 degene die in het verleden en uiterlijk op 31 december van het academiejaar in kwestie verbleef in een organisatie voor bijzondere jeugdzorg, een centrum voor integrale gezinszorg, een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum, een observatie- en behandelingscentrum of een centrum voor ernstige gedrags- en emotionele stoornissen, of die begeleid wordt met een module contextbegeleiding in functie van autonoom wonen conform het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp, met uitzondering van crisisopvang als vermeld in artikel 44, § 2, 4°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;"; 6° er wordt een punt 4° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "4° /2 degene die in het verleden en uiterlijk op 31 december van het academiejaar in kwestie een pleegkind was als vermeld in artikel 2, 10°, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg;"; 7° in punt 5° worden de woorden "opgenomen wordt" vervangen door het woord "verblijft";8° in punt 5° /1 worden de woorden "opgenomen werd" vervangen door het woord "verbleef". HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende organisatie van het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel

Art. 31.In het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende organisatie van het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018, wordt een artikel 2/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 2/2.Tot een opleiding van het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, dat loopt tot en met het schooljaar 2024-2025, kan: 1° vanaf het schooljaar 2021-2022: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste twee schooljaren moet doorlopen om een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs te kunnen behalen;2° vanaf het schooljaar 2022-2023: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste één schooljaar moet doorlopen om een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs te kunnen behalen;3° vanaf het schooljaar 2023-2024: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste twee schooljaren moet doorlopen om een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs te kunnen behalen; 4° in het schooljaar 2024-2025: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste één schooljaar moet doorlopen om een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs te kunnen behalen.". HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 houdende organisatie van het experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel

Art. 32.In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2008 houdende organisatie van het experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010, wordt een artikel 2/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 2/1.Tot een opleiding van het experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, dat loopt tot en met het schooljaar 2024-2025, kan: 1° vanaf het schooljaar 2021-2022: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste vier schooljaren moet doorlopen om een getuigschrift van een opleiding te kunnen behalen;2° vanaf het schooljaar 2022-2023: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste drie schooljaren moet doorlopen om een getuigschrift van een opleiding te kunnen behalen;3° vanaf het schooljaar 2023-2024: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste twee schooljaren moet doorlopen om een getuigschrift van een opleiding te kunnen behalen; 4° in het schooljaar 2024-2025: geen enkele leerling worden toegelaten die, gezien zijn vooropleiding, nog ten minste één schooljaar moet doorlopen om een getuigschrift van een opleiding te kunnen behalen, tenzij in de integratiefase.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 houdende uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap

Art. 33.In het opschrift van hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 houdende uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap wordt de zinsnede ", en centra voor deeltijdse vorming" opgeheven.

Art. 34.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 35.Artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juni 2017, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 6.De lijst van opleidingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs respectievelijk de leertijd, vermeld in artikel 22 van het decreet, is voor het schooljaar 2021-2022 opgenomen in bijlage III, die bij dit besluit is gevoegd.".

Art. 36.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, wordt een artikel 6/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 6/1.Voor de experimenteel modulaire opleidingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs bevat bijlage III/1, die bij dit besluit is gevoegd: 1° de centra die deze opleidingen mogen organiseren uiterlijk tot en met het schooljaar 2024-2025;2° de opleidingen;3° de opleidingenstructuur; 4° de doelen voor de beroepsgerichte vorming.".

Art. 37.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt opgeheven.

Art. 38.Artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 8.In bijlage V, die bij dit besluit is gevoegd, worden voor wat betreft het schooljaar 2021-2022 voor elke afzonderlijke opleiding van het deeltijds beroepssecundair onderwijs de volgende elementen bepaald: 1° de overeenstemmende referentiekaders;2° de opleidingenstructuur, vermeld in artikel 28, § 1, van het decreet;3° de doelen voor de beroepsgerichte vorming, afgeleid van de referentiekaders, vermeld in artikel 30, § 1, van het decreet. In bijlage VI, die bij dit besluit is gevoegd, worden voor wat betreft het schooljaar 2021-2022 voor elke afzonderlijke opleiding van de leertijd de volgende elementen bepaald: 1° de overeenstemmende referentiekaders; 2° de doelen voor de beroepsgerichte vorming, afgeleid van de referentiekaders, vermeld in artikel 32, § 1, van het decreet.".

Art. 39.Artikel 8ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, wordt opgeheven.

Art. 40.In artikel 8quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, wordt punt 1° opgeheven.

Art. 41.In artikel 9, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012, wordt punt f) opgeheven.

Art. 42.In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "een krediet voor een centrum voor deeltijdse vorming bestemd voor de organisatie van algemene vorming, vermeld in artikel 90, 4° " vervangen door de zinsnede "een krediet voor een organisatie die in het schooljaar 2018-2019 erkend was als centrum voor deeltijdse vorming, en die bestemd is om een les- of lesvervangend aanbod te realiseren voor de ondersteuning van de leerling als vermeld in artikel 90, § 1, 4° "; 2° in paragraaf 2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° het product van het aantal jaaruren en het geïndexeerde bedrag vormt het krediet."; 3° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 43.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, worden hoofdstuk XII, dat bestaat uit artikel 19, hoofdstuk XIII, dat bestaat uit artikel 20, en hoofdstuk XIIIbis, dat bestaat uit artikel 20bis tot en met 20quater, opgeheven.

Art. 44.Bijlage I bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012, wordt vervangen door bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 45.Bijlage II bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 46.Bijlage III bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 47.Bijlage III/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, wordt vervangen door bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 48.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, worden de volgende bijlagen opgeheven: 1° bijlage III/2, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010;2° bijlage III/3, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2011;3° bijlage III/4, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012;4° bijlage IV, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 en 2 juni 2017.

Art. 49.Bijlage V bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012, wordt vervangen door bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 50.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, worden de volgende bijlagen opgeheven: 1° bijlage V/1 tot en met V/3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012;2° bijlage V/4, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juni 2010 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012;3° bijlage V/5 en V/6, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012;4° bijlagen V/7;5° bijlage V/8, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juni 2017.

Art. 51.Bijlage VI bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt vervangen door bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 52.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020, worden de volgende bijlagen opgeheven: 1° bijlage VI/1, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015;2° bijlage VI/2, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juni 2017.

Art. 53.Bijlage XXI bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, wordt vervangen door bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van beroepskwalificaties en inzake de erkenning van onderwijskwalificaties voor het secundair na secundair onderwijs

Art. 54.Het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van beroepskwalificaties en inzake de erkenning van onderwijskwalificaties voor het secundair na secundair onderwijs wordt vervangen door wat volgt: "Besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur inzake de erkenning van beroepskwalificaties".

Art. 55.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2020, wordt hoofdstuk 3, dat bestaat uit artikel 16 tot en met 18, opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, wat betreft de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met niveau 4, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van onderwijskwalificaties voor het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs

Art. 56.Het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, wat betreft de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met niveau 4, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 januari 2013 houdende de uitvoering van het decreet betreffende de kwalificatiestructuur van 30 april 2009 inzake de erkenning van onderwijskwalificaties voor het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs wordt vervangen door wat volgt: "Besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur inzake de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met niveau 4".

Art. 57.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "vermeld in artikel 14, eerste lid 1°, a), 2° a) en b), 3° a), 4° a) tot en met f) en 4° h)" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 14, eerste lid 1°, 2°, 3° en 4°, van het decreet van 30 april 2009".

Art. 58.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinnen "Het agentschap werkt voorstellen van onderwijskwalificaties uit op eigen initiatief of op vraag van belanghebbenden.Belanghebbenden kunnen hun vraag tot opmaak van een voorstel van onderwijskwalificatie permanent bij het agentschap indienen." worden vervangen door de zin "Het agentschap werkt voorstellen van onderwijskwalificaties uit op eigen initiatief of op verzoek van belanghebbenden, die daarvoor aan het agentschap alle informatie geven die het agentschap noodzakelijk acht." 2° de woorden "Uiterlijk zes maanden na het ontvangen van een vraag legt het agentschap" worden vervangen door de woorden "Het agentschap legt".

Art. 59.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° de benaming en het niveau;"; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° de onderwijsdoelen waaruit de onderwijskwalificatie is samengesteld met toepassing van artikel 14 van het decreet van 30 april 2009, meer bepaald: a) de decretale eindtermen;b) in voorkomend geval: de decretale specifieke eindtermen of, bij ontstentenis, een beschrijving van de vooropgestelde specifieke eindtermen; c) in voorkomend geval: de competenties van de erkende beroepskwalificaties of deelkwalificaties;"; 3° in punt 5° wordt punt g) vervangen door wat volgt: "g) de beschrijving van de plaats in de opleidingsstructuur, de vereiste voorkennis en een inschatting van de wenselijkheid van een aanbodbeperking;"; 4° in punt 5° wordt punt h) opgeheven;5° in punt 6° worden de woorden "onderscheidend karakter" vervangen door de woorden "verschil in inhoudelijke invulling";6° in punt 6° wordt tussen de woorden "tegenover en de" en het woord "samenhang" het woord "eventuele" ingevoegd.

Art. 60.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "tenminste" wordt opgeheven; 2° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° eventueel de aanvragers van het voorstel van onderwijskwalificatie en eventueel deskundigen;".

Art. 61.In artikel 8 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Het agentschap legt het voorstel van onderwijskwalificatie met een erkenningsadvies dat gebaseerd is op het advies, vermeld in artikel 7, voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming. De Vlaamse Regering beslist of de erkenning al dan niet wordt verleend.

De Vlaamse Regering beslist over een voorstel dat uiterlijk op 31 december is ingediend, uiterlijk op 30 juni daaropvolgend. Over een voorstel dat uiterlijk op 30 juni is ingediend, beslist de Vlaamse Regering uiterlijk op 31 december daaropvolgend. De voormelde termijnen gelden met behoud van de toepassing van de termijnen voor de organisatie van structuuronderdelen en de termijnen voor het verwerven van onderwijsbevoegdheid die bij decreet of besluit zijn vastgelegd.

De erkende onderwijskwalificatie omvat minstens de volgende elementen: 1° de benaming;2° het niveau;3° de onderwijsdoelen waaruit de onderwijskwalificatie is samengesteld, meer bepaald: a) de decretale eindtermen;b) in voorkomend geval: de decretale specifieke eindtermen of, bij ontstentenis, een beschrijving van de vooropgestelde specifieke eindtermen; c) in voorkomend geval: de competenties van de erkende beroepskwalificaties of deelkwalificaties;"; 4° de plaats in de opleidingsstructuur waar de onderwijskwalificatie kan worden aangeboden; 5° het jaar waarin de erkenning is verleend.".

Art. 62.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 juli 2015 en 14 september 2018, wordt een hoofdstuk 2/1, dat bestaat uit artikel 8/1 tot en met artikel 8/4, ingevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 2/ 1. Procedure voor de actualisering of schrapping van onderwijskwalificaties

Art. 8/1.§ 1. Het agentschap werkt een voorstel tot actualisering van onderwijskwalificaties uit op eigen initiatief of op verzoek van belanghebbenden, die daarvoor aan het agentschap alle informatie geven die het agentschap noodzakelijk acht.

Het agentschap legt het voorstel tot actualisering voor aan de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, die advies geven over het feit of het voorstel alleen betrekking heeft op een technische aanpassing of niet, op basis van de criteria, vermeld in paragraaf 2. Het agentschap kan ook de aanvrager of deskundigen raadplegen over het dossier. § 2. Onder technische aanpassingen als vermeld in paragraaf 1, worden een van de volgende aanpassingen verstaan: 1° redactionele aanpassingen van taalkundige, grammaticale of vormelijke aard, zonder afbreuk te doen aan de inhoudelijke omschrijving van de bepalingen van de erkende onderwijskwalificatie;2° rechtzettingen van onnauwkeurigheden, zonder afbreuk te doen aan de inhoudelijke omschrijving van de bepalingen van de erkende onderwijskwalificatie;3° wijzigingen in de naam van de onderwijskwalificatie of de naam van de beroepskwalificaties die onderdeel zijn van de onderwijskwalificatie, zonder afbreuk te doen aan de inhoudelijke omschrijving van de erkende onderwijskwalificatie, zonder wijziging van de finaliteit en zonder wijziging van de competenties;4° wijzigingen in de beroepskwalificaties die onderdeel zijn van de onderwijskwalificatie, die beperkt zijn tot het opsplitsen of samenvoegen van beroepskwalificaties zonder wijziging van de competenties;5° wijzigingen in de onderwijsdoelen, meer bepaald de onderdelen waaruit de onderwijskwalificatie is samengesteld met toepassing van artikel 14 van het decreet van 30 april 2009, ten gevolge van een actualisatie van een beroepskwalificatie, zonder dat de wijzigingen van de beroepskwalificatie aanleiding geven tot de toekenning van een ander kwalificatieniveau aan de beroepskwalificatie en zonder wijziging van de finaliteit.

Art. 8/2.Als een voorstel tot actualisering van een erkende onderwijskwalificatie alleen betrekking heeft op een technische aanpassing, legt het agentschap het geactualiseerde dossier, samen met een advies dat gebaseerd is op het advies, vermeld in artikel 8/1, tweede lid, ter beslissing voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming.

De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, beslist over de actualisering van de onderwijskwalificatie. Indien de actualisering betrekking heeft op een wijziging als vermeld in artikel 8/1, § 2, 3° of 4°, dan wijzigt de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, in overeenstemming hiermee het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 houdende sommige maatregelen betreffende de modernisering van het secundair onderwijs. Over een voorstel dat uiterlijk op 31 december is ingediend, beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, uiterlijk op 30 juni daaropvolgend.

Over een voorstel dat uiterlijk op 30 juni is ingediend, beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, uiterlijk op 31 december daaropvolgend. De voormelde termijnen gelden met behoud van de toepassing van de termijnen voor de organisatie van structuuronderdelen en de termijnen voor het verwerven van onderwijsbevoegdheid die bij decreet of besluit zijn vastgelegd.

Art. 8/3.Als een actualisering van een erkende onderwijskwalificatie niet beperkt is tot een technische aanpassing, volgt het agentschap de procedure voor de erkenning van een onderwijskwalificatie, vermeld in hoofdstuk 2.

Art. 8/4.§ 1. Als het dossier, vermeld in artikel 8/1, betrekking heeft op een integrale schrapping van een erkende onderwijskwalificatie, raadpleegt het agentschap de volgende actoren : 1° eventueel de aanvragers van het voorstel tot schrapping en eventueel deskundigen;2° vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs. § 2. Het agentschap legt elk voorstel van schrapping van een onderwijskwalificatie voor aan de VLOR voor advies. Dat advies wordt bij het agentschap uitgebracht binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel. § 3. Het agentschap legt het voorstel tot schrapping van onderwijskwalificatie met een advies dat gebaseerd is op het advies, vermeld in paragraaf 2, binnen dertig dagen na ontvangst van het advies, vermeld in paragraaf 2, voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming. De Vlaamse Regering beslist of de onderwijskwalificatie al dan niet wordt geschrapt. Leerlingen kunnen een onderwijskwalificatie die wordt geschrapt binnen een normaal tijdsbestek en zonder onderbreking verder zetten.". HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 betreffende de regeling van projectsubsidies in het kader van de regularisatie van arbeidsplaatsen van gesubsidieerde contractuelen

Art. 63.In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 betreffende de regeling van projectsubsidies in het kader van de regularisatie van arbeidsplaatsen van gesubsidieerde contractuelen wordt de datum "30 juni 2021" vervangen door de datum "31 december 2021". HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2018 betreffende curriculumdossiers en leerplannen in het onderwijs

Art. 64.In het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2018 betreffende curriculumdossiers en leerplannen in het onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, wordt een artikel 3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 3/1.In afwijking van artikel 2, 3 en 5 van dit besluit worden door de Vlaamse Regering goedgekeurde curriculumdossiers die een wijziging behoeven uitsluitend omwille van technische aanpassingen aan een structuuronderdeel secundair onderwijs, al dan niet onderwijskwalificatie, enkel ter kennisgeving en voorafgaand aan het schooljaar waarin dat gewijzigd curriculumdossier van kracht wordt door de instanties, vermeld in artikel 1, bij de bevoegde dienst ingediend. Als de instanties na voorafgaande verwittiging door de bevoegde dienst uit het beleidsdomein onderwijs hieraan geen gevolg geven, dan gebeurt de desbetreffende wijziging van het curriculumdossier door voormelde bevoegde dienst.

Onder technische aanpassingen worden de aanpassingen verstaan als vermeld in, naargelang van het geval: 1° artikel 6/1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 tot vaststelling van de indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe structuuronderdelen in het secundair onderwijs dat niet of niet automatisch tot een onderwijskwalificatie leidt, of 2° artikel 8/1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 januari 2014 houdende de uitvoering van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur inzake de erkenning van onderwijskwalificaties van niveau 1 tot en met niveau 4.". HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 houdende sommige maatregelen betreffende de modernisering van het secundair onderwijs

Art. 65.Aan artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2018 houdende sommige maatregelen betreffende de modernisering van het secundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 en 28 augustus 2020, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt: "6° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende het experimenteel secundair onderwijs waarop het studieaanbod is gebaseerd dat wordt georganiseerd conform artikel 28, § 4, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap.".

Art. 66.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, 28 augustus 2020 en 20 november 2020, wordt een artikel 2/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 2/1.De concordanties, vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6°, gebeuren conform de volgende concordantiekalender: 1° op 1 september 2021: als de concordantie gelijkstaat met schrapping;2° op 1 september 2022: als de concordantie gelijkstaat met omzetting naar de tweede graad en de concordantietabel niet vermeldt "te bepalen";3° op 1 september 2023, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: a) de concordantie staat gelijk met omzetting naar de tweede graad en is niet gevat door 2° hiervoor;b) de concordantie staat gelijk met omzetting naar de derde graad, met uitzondering van Se-n-Se;4° op 1 september 2025: als de concordantie gelijkstaat met omzetting naar de derde graad, Se-n-Se. De concordantiekalender, vermeld in het eerste lid, heeft de volgende gevolgen: 1° vanaf 1 september 2021 kunnen geen leerlingen meer worden toegelaten in opleidingen leren en werken waarvan de concordantie gelijkstaat met schrapping;2° vanaf 1 september 2022 kunnen geen leerlingen meer worden toegelaten om een getuigschrift tweede graad te behalen in opleidingen leren en werken waarvoor de concordantie is bepaald;3° vanaf 1 september 2023 gelden al de volgende gevolgen: a) er kunnen geen leerlingen meer worden toegelaten om een getuigschrift tweede graad te behalen in opleidingen leren en werken;b) er kunnen geen leerlingen meer worden toegelaten om een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad te behalen in opleidingen leren en werken waarvoor de concordantie is bepaald; 4° vanaf 1 september 2025 kunnen alle leerlingen die voordien een opleiding leren en werken niet of niet met vrucht hebben voltooid, studievoortgang maken in een duale opleiding na akkoord van de toelatingsklassenraad op basis van inhoudelijke aansluiting van de opleidingen in kwestie en de studieresultaten die de leerling eerder heeft behaald.".

Art. 67.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019, 28 augustus 2020 en 20 november 2020, wordt een artikel 3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 3/1.De programmatie van een structuuronderdeel door een schoolbestuur, na de eventuele vereiste goedkeuring door de Vlaamse Regering, heeft in voorkomend geval van rechtswege betrekking op het structuuronderdeel dat door wijziging van de matrix eerstbedoeld structuuronderdeel vervangt. Als een structuuronderdeel door meerdere structuuronderdelen wordt vervangen, kiest het schoolbestuur één van desbetreffende structuuronderdelen waarop de programmatie van rechtswege betrekking heeft. Als een structuuronderdeel wordt opgeheven en niet vervangen, is er geen overeenkomstige programmatie.

In zover de goedkeuring van een programmatie door de Vlaamse Regering aan een welbepaalde concordantievoorwaarde is gekoppeld als bedoeld in artikel 179 van de Codex Secundair Onderwijs, heeft die voorwaarde van rechtswege betrekking op de concordantie die door wijziging van de concordantietabellen eerstbedoelde concordantie vervangt Als door de vervanging keuzemogelijkheden of gewijzigde keuzemogelijkheden bij concordantie ontstaan, kiest het schoolbestuur één van desbetreffende mogelijkheden.

De programmatie van een structuuronderdeel door een schoolbestuur die door de Vlaamse Regering niet werd goedgekeurd op basis van een motivering die niet meer strookt met de wijziging van de matrix, wordt van rechtswege omgezet in een goedkeuring van die programmatie. Deze bepaling heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2021."

Art. 68.In artikel 4, 2°, van hetzelfde besluit worden punt c) en d) opgeheven.

Art. 69.Bijlage 2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, wordt vervangen door bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 70.Bijlage 4 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, wordt vervangen door bijlage 9, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 71.Bijlage 4/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 augustus 2020, wordt vervangen door bijlage 10, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 1 5. - Slotbepalingen

Art. 72.De volgende regelingen worden opgeheven op 1 september 2021: 1° het besluit van de Vlaamse regering van 6 september 2002 betreffende het geïntegreerd ondersteuningsaanbod in het gewoon secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, met uitzondering van artikel 4 en 19bis die worden opgeheven op 1 januari 2022;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2009 betreffende het ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon secundair onderwijs, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018.

Art. 73.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2021, met uitzondering van: 1° artikel 2, § 1, 2°, dat in werking treedt op 1 januari 2022;2° artikel 13 en 14, die in werking treden op 15 juni 2021;3° artikel 63, dat in werking treedt op 25 juni 2021;4° artikel 67, eerste en tweede lid, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2018;5° artikel 67, derde lid, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2021;6° artikel 68, dat in werking treedt op 31 augustus 2021.

Art. 74.De Vlaamse minister, bevoegd voor werk, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juli 2021.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw, H. CREVITS De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaams Rand, B. WEYTS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^