gepubliceerd op 26 oktober 2012
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondernemerschapstrajecten, vermeld in artikel 26, § 1, 2°, en artikel 31 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen"
14 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondernemerschapstrajecten, vermeld in artikel 26, § 1, 2°, en artikel 31 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen"
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen", artikel 31, § 2, vierde lid en § 3, derde lid, vervangen bij het decreet van 20 april 2012, artikel 32, § 2, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012, en artikel 33, gewijzigd bij het decreet van 20 april 2012;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 1999 betreffende de ondernemersopleiding, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2003 betreffende de vervolmaking en de bijscholing, vermeld in artikel 34 en 35 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, gegeven op 27 april 2012;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 juli 2012.
Gelet op advies 51.739/1 van de Raad van State, gegeven op 4 september 2012, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;
Na beraadslaging, Besluit : Titel 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° curriculum : een geheel van een of meer modules die de competenties beschrijven, gradueel opgebouwd volgens een toenemende complexiteit. Het curriculum beschrijft onder andere het doel, de organisatievoorwaarden, het aantal lesuren, de toelatingsvoorwaarden, de vrijstellingsvoorwaarden, de examens en, behalve als er maar één module is, de volgorde van de modules; 2° cursus : de door de centra georganiseerde module van het curriculum;3° decreet van 7 mei 2004 : het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen";4° leertrajectbegeleider : de trajectbegeleider, vermeld in artikel 39 en 40 van het decreet van 7 mei 2004;5° opleiding : het door de centra georganiseerde programma;6° praktijkcommissie : de praktijkcommissie van Syntra Vlaanderen, vermeld in artikel 13 tot en met 18 van het decreet van 7 mei 2004;7° programma : de beschrijving van de competentieversterkende acties en activiteiten van het ondernemerschapstraject, opgesplitst voor de basiscomponent of de actualisatie;8° raad van bestuur : de raad van bestuur van Syntra Vlaanderen, vermeld in artikel 7 tot en met 12 van het decreet van 7 mei 2004;9° regisseur : de afdeling binnen Syntra Vlaanderen die de taken uitvoert, vermeld in artikel 5, § 1, 2°, van het decreet van 7 mei 2004;10° Syntra Vlaanderen : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004;11° werkplekleren : een aanvullende praktijkopleiding als vermeld in artikel 29 tot en met 32, of een praktijkstage als vermeld in artikel 33 tot en met 68.
Art. 2.Overeenkomstig artikel 31, § 1, van het decreet van 7 mei 2004 is het ondernemerschapstraject een door Syntra Vlaanderen gescreend traject dat afgestemd is op een sectoraal beroepscompetentieprofiel, een generiek ondernemersprofiel of regelgeving. Het omvat competentieversterkende acties en activiteiten die naar zelfstandig ondernemerschap leiden, waarin een uitstroom als kmo-medewerker mogelijk is.
Voor de dienstverlenende intellectuele beroepen, waarvan het zelfstandig ondernemerschap niet door een opleiding in een centrum kan worden verworven, leiden de competentieversterkende acties en activiteiten, vermeld in het eerste lid, uitsluitend naar een uitstroom als kmo-medewerker.
Art. 3.Overeenkomstig artikel 31, § 2, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 kan in de ondernemerschapstrajecten een onderscheid gemaakt worden tussen een basiscomponent en de actualisatie van die basiscomponent. De basiscomponent en de actualisatie daarvan kunnen worden versterkt via de diverse vormen van werkplekleren.
Art. 4.Overeenkomstig artikel 31, § 2, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 sluit de basiscomponent nauw aan bij een sectoraal beroepscompetentieprofiel, een generiek ondernemersprofiel of regelgeving. Generieke ondernemerscompetenties, sectoraal ingevulde ondernemerscompetenties en technische beroepscompetenties worden geïntegreerd aangeboden en gradueel opgebouwd volgens een toenemende complexiteit.
Binnen de basiscomponent wordt het niveau van technische complexiteit bepaald dat aanleiding kan geven tot een tussentijdse kwalificatie met waarde op de arbeidsmarkt.
Art. 5.Overeenkomstig artikel 31, § 2, derde lid, van het decreet van 7 mei 2004 speelt de actualisatie als onderdeel van het ondernemerschapstraject in op een veroudering binnen de basiscomponent naar aanleiding van wetgeving of technische of sociale evoluties en zorgt er dus voor dat de basiscomponent zijn waarde behoudt.
De duur van een actualisatie bedraagt maximaal één opleidingsjaar, tenzij de raad van bestuur beslist om van die termijn af te wijken en zijn beslissing motiveert.
Art. 6.§ 1. Het ondernemerschapstraject omvat een theoretische vorming en een praktijkervaring of een praktijkstage of een aanvullende praktijkopleiding. Een opleiding kan pas als een ondernemerschapstraject worden gekwalificeerd als er een programma is.
De raad van bestuur legt de programma's van ondernemerschapstrajecten vast.
De raad van bestuur kan, na onderzoek, wijzigingen in de vastgelegde programma's toestaan om de invoering van pedagogische of inhoudelijke vernieuwingen en herwerkingen mogelijk te maken. § 2. Het curriculum van een ondernemerschapstraject kan lineair of modulair opgebouwd zijn.
Een lineair opgebouwd curriculum van een ondernemerschapstraject is opgebouwd uit verschillende vakken of onderdelen die in een vaste volgorde samen volgens een logica van opleidingsjaren leiden naar een kwalificatie.
Een modulair opgebouwd curriculum bestaat uit modules die niet aan opleidingsjaren gebonden zijn. De modules kunnen verplicht of facultatief zijn, ordebepaald of niet-ordebepaald. Het geheel van verplichte modules van de basiscomponent bevat de competenties van de kernactiviteit van het beroep en leidt tot het behalen van de kwalificatie. De basiscomponent kan facultatieve modules bevatten die een verbreding van de kernactiviteit van het beroep inhouden, maar niet voortbouwen op de initiële competenties van dit beroepscompetentieprofiel.
Facultatieve modules worden opengesteld voor cursisten die aan minstens één van de volgende toelatingsvoorwaarden voldoen : 1° Eén of meerdere verplichte modules van dezelfde basiscomponent volgen;2° Eén of meerdere verplichte modules van dezelfde basiscomponent gevolgd hebben;3° Werkzaam zijn in de sector waarop het beroepscompetentieprofiel van de basiscomponent van toepassing is. § 3. Er zijn drie soorten curricula : 1° curricula over bedrijfsbeheer;2° curricula over beroepskennis;3° gecombineerde curricula. Een gecombineerd curriculum als vermeld in het eerste lid, 3°, is een curriculum waarbij bedrijfsbeheer en beroepskennis geheel of gedeeltelijk worden gecombineerd tot één curriculum.
Titel 2. De cursussen Hoofdstuk 1. De soorten cursussen
Art. 7.§ 1. De cursussen moeten overeenstemmen met de curricula van de programma's, vermeld in artikel 6, § 1, tweede lid. § 2. Er zijn drie soorten cursussen : 1° cursussen over bedrijfsbeheer;2° cursussen over beroepskennis;3° geïntegreerde cursussen. Onder cursussen over bedrijfsbeheer als vermeld in het eerste lid, 1°, wordt verstaan : de cursussen over de basiscompetenties van het bedrijfsbeheer die gericht zijn op het algemene commerciële, financiële, administratieve en personeelsbeleid van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, en die beantwoorden aan een generiek ondernemersprofiel of regelgeving.
Onder cursussen over beroepskennis als vermeld in het eerste lid, 2°, wordt verstaan : de cursussen die gericht zijn op de generieke en sectoraal ingevulde ondernemerschapscompetenties en de technische beroepscompetenties.
Onder geïntegreerde cursussen als vermeld in het eerste lid, 3°, wordt verstaan : de cursussen die gericht zijn op de basiscompetenties bedrijfsbeheer, de generieke en sectoraal ingevulde ondernemerschapscompetenties en de technische beroepscompetenties, waarbij de cursussen bedrijfsbeheer en beroepskennis geheel of gedeeltelijk worden geïntegreerd tot één cursus.
Art. 8.§ 1. In het kader van het bedrijfsbeheer, de beroepskennis en de geïntegreerde cursus kunnen aanvullende cursussen georganiseerd worden, in het bijzonder adaptatiecursussen voor cursisten die niet genoeg voorkennis hebben of die ernstige problemen bij de verwerking van de cursussen hebben.
Als integrale voorbereiding op de cursus bedrijfsbeheer, de cursus beroepskennis of de geïntegreerde cursus kan een inleidende cursus georganiseerd worden voor cursisten die de nodige voorkennis en -opleiding missen om met goed gevolg de cursus aan te vatten. § 2. Begeleidingscursussen kunnen worden georganiseerd voor cursisten die vrijgesteld zijn van een cursus over bedrijfsbeheer of een gedeelte daarvan.
Hoofdstuk 2. Organisatie van de cursussen
Art. 9.De cursussen worden georganiseerd door de centra.
De cursussen worden gegeven via contactleren, afstandsleren, of in een combinatie daarvan. Welke onderdelen van het curriculum in afstandsleren kunnen worden georganiseerd, wordt bepaald in het curriculum.
Art. 10.De cursussen worden erkend door Syntra Vlaanderen.
Om erkend te kunnen worden en te blijven, moeten de cursussen aan de volgende vereisten beantwoorden : 1° opgenomen zijn in een organisatieplan over de opleidingen van het centrum dat door de raad van bestuur is goedgekeurd;2° overeenstemmen met de curricula, vastgelegd met toepassing van artikel 6, § 1, tweede lid;3° door Syntra Vlaanderen beoordeeld worden als pedagogisch-didactisch of organisatorisch geschikt;4° gegeven worden binnen een opleiding met een duur als vermeld in artikel 12;5° het aantal uren omvatten, vermeld in artikel 13;6° gegeven worden voor groepen van cursisten als vermeld in artikel 15;7° gegeven worden door lesgevers die werken binnen het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991 tot bepaling van de werkvoorwaarden en de geldelijke regeling van de lesgevers in de leertijd en in de ondernemerschapstrajecten.
Art. 11.Het organisatieplan, vermeld in artikel 10, tweede lid, 1°, moet voldoen aan de vereisten en moet ingediend worden overeenkomstig de procedure, vastgelegd door de raad van bestuur.
Art. 12.§ 1. De duur van een opleiding bedraagt een of meer opleidingsjaren.
De duur van een opleidingsjaar omvat minimaal twaalf en maximaal tweeëndertig cursusweken. § 2. De raad van bestuur kan een afwijking toestaan van de bepalingen, vermeld in paragraaf 1, in een van de volgende gevallen : 1° bij de actualisaties, vermeld in artikel 5, eerste lid;2° bij een modulair curriculum;3° er geldt andere regelgeving;4° de specificiteit van de opleiding blijkt uit het programma, vermeld in artikel 6, § 1, tweede lid. § 3. De adaptatiecursussen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, en de begeleidingscursussen, vermeld in artikel 8, § 2, worden gelijklopend met de cursussen over bedrijfsbeheer en beroepskennis of met de geïntegreerde cursussen georganiseerd. § 4. De duur van een inleidende cursus als vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, bedraagt maximaal één opleidingsjaar.
Art. 13.De raad van bestuur legt per module van het curriculum het aantal cursusuren vast. De raad van bestuur houdt daarbij rekening met de geldende regelgeving en met de specificiteit van het programma.
Behoudens de bepalingen, vermeld in het derde en het vierde lid, bepaalt de raad van bestuur het aantal cursusuren en de spreiding van de aanvullende cursussen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid.
De adaptatiecursussen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, zijn door de centra georganiseerde aparte onderdelen die, afhankelijk van het tekort aan competenties, afzonderlijk of samengevoegd maximaal 128 cursusuren per cursist per opleidingsjaar mogen bedragen.
De begeleidingscursussen, vermeld in artikel 8, § 2, zijn door de centra georganiseerde aparte modules die, afhankelijk van de vooropleiding, afzonderlijk of samengevoegd maximaal zestig cursusuren per cursist per opleidingsjaar mogen bedragen.
De inleidende cursussen, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, zijn door de centra georganiseerde aparte modules die, afhankelijk van de vooropleiding, afzonderlijk of samengevoegd maximaal 128 cursusuren per cursist mogen bedragen.
De effectieve lesduur van een cursusuur is vijftig minuten.
Art. 14.Elke cursus groepeert cursisten van hetzelfde opleidingsjaar en van dezelfde opleiding.
Op gemotiveerd verzoek van de centra kan Syntra Vlaanderen een afwijking verlenen van de bepalingen, vermeld in het eerste lid.
Art. 15.Het curriculum van de cursus bedrijfsbeheer, de cursus beroepskennis of de geïntegreerde cursus kan het minimale aantal cursisten per cursus vastleggen, alsook de splitsingsnormen.
Behoudens de bepalingen, vermeld in het derde lid, bepaalt de raad van bestuur het aantal cursisten waarvoor aanvullende cursussen als vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, georganiseerd kunnen worden.
De adaptatiecursussen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, en de begeleidingscursussen, vermeld in artikel 8, § 2, kunnen voor een groep van ten minste zes cursisten per cursus bedrijfsbeheer of per geïntegreerde cursus, of voor een groep van ten minste vier cursisten per module van de cursus beroepskennis georganiseerd worden.
De raad van bestuur bepaalt per module het aantal cursisten voor wie een inleidende cursus als vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, kan worden georganiseerd.
Art. 16.Voor de start van ieder cursusjaar, en in elk geval vóór 30 juni, beslist Syntra Vlaanderen over het organisatieplan, vermeld in artikel 10, tweede lid, 1°.
Ingeschreven cursisten van de opleiding van een basiscomponent als vermeld in artikel 4, moeten alle opgestarte cursussen van de opleiding van de basiscomponent binnen het centrum kunnen beëindigen.
Art. 17.De erkenning van een cursus kan door Syntra Vlaanderen opgeheven worden als die niet meer beantwoordt aan de vereisten, vermeld in artikel 10, tweede lid.
Art. 18.Syntra Vlaanderen houdt toezicht op de didactische en professionele bekwaamheid van de lesgevers, vermeld in artikel 10, tweede lid, 7°, en ondersteunt de centra in de begeleiding van de lesgevers.
Hoofdstuk 3. Inschrijving van cursisten
Art. 19.§ 1. Tot de verplichte cursussen van de basiscomponent, vermeld in artikel 4, worden de cursisten toegelaten die met behoud van de toepassing van artikel 20 tot en met 22 voldaan hebben aan de leerplicht.
In afwijking van het eerste lid worden de cursisten, die voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht, toegelaten tot de cursussen, vermeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 1°.
In afwijking van het eerste lid kunnen de leerlingen in de leertijd die een alternatief programma beroepsgerichte vorming volgen als vermeld in artikel 57 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 betreffende de leertijd, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, worden toegelaten tot de cursussen, vermeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 2°, van dit besluit. Die leerlingen worden niet toegelaten tot de proeven van de ondernemerschapstrajecten. Ze leggen de proeven van de leertijd af en behalen een getuigschrift leertijd als ze slagen overeenkomstig het voormelde besluit van 13 februari 2009. § 2. De cursisten die geslaagd zijn voor de examens, kunnen zich gedurende een termijn van vijf cursusjaren niet opnieuw inschrijven voor de cursussen waarvoor ze geslaagd zijn. § 3. Syntra Vlaanderen kan op gemotiveerd verzoek een afwijking verlenen van de bepalingen, vermeld in paragraaf 2.
Als de cursist wordt toegelaten, wordt hij gedurende een periode van vijf cursusjaren niet beschouwd als cursist die voor financiering in aanmerking komt.
Art. 20.Om tot de cursussen over beroepskennis van de basiscomponent te worden toegelaten, moeten de cursisten aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° het beroep dat het voorwerp van de opleiding uitmaakt of een aanverwant beroep als loontrekkende of als zelfstandige uitoefenen;2° door middel van een tewerkstelling of een vooropleiding zoals vastgelegd in het curriculum, vermeld in artikel 6, § 2 en § 3, voldoende praktijkervaring verworven hebben in het beroep of een aanverwant beroep;3° het getuigschrift van de leertijd behaald hebben in dezelfde of een aanverwante opleiding;4° bij gebrek aan de praktijkervaring, vermeld in punt 1°, 2° en 3°, of vastgesteld door de toelatingscommissie, ofwel een praktijkstage ofwel een aanvullende praktijkopleiding volgen.
Art. 21.De raad van bestuur kan bijzondere toelatingsvoorwaarden vastleggen voor een bepaalde basiscomponent.
Art. 22.Om tot de cursussen van de actualisatie, vermeld in artikel 5, te worden toegelaten, moeten de cursisten aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° de cursussen van de basiscomponent van hetzelfde ondernemerschapstraject volgen;2° de cursussen van de basiscomponent van hetzelfde ondernemerschapstraject gevolgd hebben;3° werken in de sector waarop het beroepscompetentieprofiel van de basiscomponent betrekking heeft.
Art. 23.§ 1. Met toepassing van artikel 5, § 1, 2°, r), van het decreet van 7 mei 2004 houdt Syntra Vlaanderen toezicht op de inschrijvingen. § 2. Elk centrum richt een toelatingscommissie op.
De toelatingscommissie bestaat uit minstens drie personen, onder wie de directeur van het centrum of zijn gevolmachtigde. § 3. Inschrijvingen die twijfels doen rijzen of die betwistbaar zijn, worden voorgelegd aan de toelatingscommissie.
Onder inschrijvingen die twijfels doen rijzen of die betwistbaar zijn als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan : die inschrijvingen waarvan niet eenduidig kan worden vastgesteld dat ze beantwoorden aan de inschrijvingsvoorwaarden.
De toelatingscommissie pleegt overleg voor de zesde cursusdag van ieder opleidingsjaar. Het overleg wordt gevoerd aan de hand van de gegevens die beschikbaar zijn op de vierde cursusdag. § 4. Alle leden van de toelatingscommissie beschikken tijdens de beraadslaging over een dossier van iedere cursist. De samenstelling daarvan is bepaald door de raad van bestuur.
De leden van de toelatingscommissie zijn gebonden aan een zwijgplicht over alle documenten met een vertrouwelijk of persoonlijk karakter, alsook over de beraadslagingen. § 5. Na de beraadslaging beslist de toelatingscommissie over de inschrijving van de cursist.
Elke beslissing moet met redenen omkleed zijn. De beslissing wordt door het centrum meegedeeld aan de cursist en aan de regisseur. § 6. Binnen veertien kalenderdagen na de mededeling van de beslissing door het centrum kan de cursist of de regisseur schriftelijk bezwaar aantekenen bij de raad van bestuur.
Na onderzoek overeenkomstig de voorwaarden, vastgelegd door de raad van bestuur, en na raadpleging van de partijen beslist de raad van bestuur binnen twee maanden na de ontvangst van het bezwaar.
Hoofdstuk 4. Het volgen van cursussen
Art. 24.Ambtshalve of op voorstel van het centrum en na onderzoek kan de regisseur de toelating tot de opleiding intrekken als de cursist de bepalingen van dit besluit en de onderrichtingen die ter uitvoering ervan door de raad van bestuur vastgelegd zijn, niet naleeft.
De beslissing tot intrekking wordt door de regisseur meegedeeld aan de cursist en aan het centrum.
De cursist of het centrum kunnen tegen de intrekking van de toelating, vermeld in het eerste lid, binnen veertien dagen na de ontvangst van de beslissing bezwaar aantekenen bij de raad van bestuur.
Art. 25.Elke cursist volgt de cursussen van de opleiding waarvoor hij is ingeschreven.
Art. 26.Met behoud van de toepassing van artikel 25 kan het centrum in een modulair curriculum vrijstelling verlenen op het niveau van een cursus, of in een lineair curriculum op het niveau van een vak.
De vrijstellingsvoorwaarden worden vastgelegd in het curriculum.
Vrijstelling kan worden verleend als de cursist zijn competenties bewijst aan de hand van een van de volgende mogelijkheden : 1° een diploma of een getuigschrift;2° geslaagd zijn voor een examen met een gelijke of ruimere leerinhoud in het kader van de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen;3° praktijkervaring;4° verworven credits in onderwijsinstellingen. De cursist kan vóór de vierde cursusdag na inschrijving bij de directeur van het centrum schriftelijk en gemotiveerd een vrijstelling aanvragen om cursussen te volgen.
Na onderzoek overeenkomstig de voorwaarden, vastgelegd door de raad van bestuur, beslist de directeur van het centrum, of zijn gevolmachtigde, uiterlijk binnen een maand na de ontvangst van de aanvraag, over de vrijstelling.
Binnen veertien kalenderdagen na de mededeling van de beslissing door het centrum kan de cursist bij de regisseur schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de beslissing van de directeur of zijn gevolmachtigde.
Na onderzoek overeenkomstig de voorwaarden, vastgelegd door de raad van bestuur, en na raadpleging van de partijen beslist de raad van bestuur binnen twee maanden na de ontvangst van het bezwaar.
Art. 27.Syntra Vlaanderen ondersteunt de centra bij de pedagogische en didactische begeleiding van de opleidingen.
Art. 28.Als ze geen vrijstelling hebben, moeten de cursisten regelmatig de cursussen volgen.
In samenwerking met de centra houdt Syntra Vlaanderen toezicht op de aanwezigheid van de cursisten.
De raad van bestuur legt de regels vast om de regelmatige aanwezigheid van de cursisten te bepalen, alsook met betrekking tot de procedure en de voorwaarden van het toezicht.
Titel 3. Het werkplekleren Hoofdstuk 1. De aanvullende praktijkopleiding
Art. 29.De volgende cursisten worden toegelaten tot de aanvullende praktijkopleiding : 1° de cursisten die met toepassing van artikel 20, 4°, tot de cursussen over beroepskennis worden toegelaten, als ze een aanvullende praktijkopleiding volgen;2° de cursisten die ingeschreven zijn voor de cursussen over beroepskennis en in de loop van het cursusjaar, op advies van de lesgever, door Syntra Vlaanderen worden aanvaard voor de aanvullende praktijkopleiding.
Art. 30.De aanvullende praktijkopleiding wordt georganiseerd door en in de centra.
De aanvullende praktijkopleiding moet ertoe strekken de cursist een bijkomende aanvullende praktijkervaring te bieden, vooral aan de hand van praktische oefeningen die voorkomen in de toekomstige werksituatie van het beroep dat het voorwerp is van de opleiding.
De inhoud van de aanvullende praktijkopleiding sluit nauw aan bij de cursussen beroepskennis en de eisen, gesteld voor het praktijkexamen.
De inhoud van de aanvullende praktijkopleiding moet aantoonbaar bijdragen tot het verwerven van de eindcompetenties van de opleiding.
Art. 31.Om erkend te worden, moet de aanvullende praktijkopleiding aan de volgende vereisten voldoen : 1° voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 10, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 7°;2° gegeven worden voor groepen van individuele cursisten van minimaal vier en maximaal twaalf cursisten;3° bestaan uit aparte onderdelen die, afhankelijk van het tekort aan praktijkervaring, afzonderlijk of samengevoegd tot maximaal 128 cursusuren per cursist, over de totaliteit van de opleiding kunnen worden gevolgd. Wegens de specificiteit van een opleiding kan de raad van bestuur een afwijking toestaan van het aantal cursisten, vermeld in het eerste lid, 2°.
Art. 32.De centra organiseren de aanvullende praktijkopleiding vóór of gelijklopend met de cursussen over beroepskennis.
In afwijking van artikel 30, eerste lid, kunnen de centra onder hun verantwoordelijkheid de organisatie van de aanvullende praktijkopleiding laten plaatsvinden bij zelfstandigen of kleine en middelgrote ondernemingen.
Hoofdstuk 2. De praktijkstage Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 33.De praktijkstage moet de cursist een praktijkervaring laten verwerven in een kleine of middelgrote onderneming die actief is op het vlak van het beroepscompetentieprofiel dat het voorwerp is van het ondernemerschapstraject.
Art. 34.De volgende stages komen in aanmerking voor de praktijkstage : 1° de stageovereenkomst, vermeld in artikel 17 van het decreet van 7 mei 2004;2° andere vormen van werkplekleren die de raad van bestuur bepaalt. Afdeling 2. De stageovereenkomst
Onderafdeling 1. De erkenning
Art. 35.§ 1. De stageovereenkomst is een overeenkomst voor bepaalde duur waarbij een ondernemingshoofd zich ertoe verbindt aan de cursist-stagiair een beroepstechnische opleiding te geven of te laten geven. De cursist-stagiair verbindt zich ertoe de techniek van een beroep aan te leren onder de leiding en het toezicht van een ondernemingshoofd, en de nodige cursussen over beroepskennis van de theoretische vorming te volgen in een centrum.
Voor cursisten-stagiairs die kiezen voor een ondernemerschapstraject waarvoor geen cursus over beroepskennis wordt georganiseerd, kan Syntra Vlaanderen na grondig onderzoek een individueel opleidingsplan opstellen. Die cursisten-stagiairs moeten de examens van de cursussen over beroepskennis afleggen. § 2. De stageovereenkomst wordt gesloten door bemiddeling van een leertrajectbegeleider.
Art. 36.§ 1. De volgende cursisten mogen een stageovereenkomst sluiten : 1° met behoud van de toepassing van paragraaf 2, eerste lid, 3°, de cursisten die met toepassing van artikel 20 en 22 tot de cursussen over beroepskennis van de basiscomponent of een actualisatie worden toegelaten;2° de cursisten die een inleidende cursus volgen als voorbereiding op een cursus over beroepskennis als vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid. § 2. De volgende cursisten mogen geen stageovereenkomst sluiten : 1° de cursisten die een ondernemerschapstraject hebben beëindigd en daarbij een praktijkstage hebben gevolgd als vermeld in artikel 34, 1°;2° de cursisten die met toepassing van artikel 43 uitgesloten zijn van het voordeel van erkenning van een stageovereenkomst;3° de leerlingen in de leertijd die met toepassing van artikel 19, § 1, derde lid, worden toegelaten tot de cursus over beroepskennis. In afwijking van het eerste lid kan de praktijkcommissie op voorstel van de leertrajectbegeleider beslissen dat een cursist die een basiscomponent heeft beëindigd en daarbij een praktijkstage als vermeld in artikel 34, 1°, heeft gevolgd, een stageovereenkomst mag sluiten voor een andere basiscomponent of voor een actualisatie binnen hetzelfde ondernemerschapstraject.
Art. 37.De stageovereenkomst moet overeenstemmen met het model van stageovereenkomst, opgesteld door de praktijkcommissie. Ze moet schriftelijk opgesteld zijn. Ieder van de betrokken partijen ontvangt een origineel ondertekend exemplaar.
Art. 38.De stageovereenkomst moet in elk geval de volgende vermeldingen en bepalingen bevatten : 1° de datum van de inwerkingtreding, de einddatum en het voorwerp van de stageovereenkomst;2° de identiteit van het ondernemingshoofd en, in voorkomend geval, van de monitor;3° de identiteit van de cursist-stagiair;4° de duur van de proeftijd;5° het bedrag van de aan de cursist-stagiair te betalen stagevergoeding, vermeld in artikel 52;6° de verwijzing naar wettelijke, verordenende en conventionele bepalingen over sociale verzekering, arbeidsreglementering en bescherming die van toepassing zijn op de cursist-stagiair;7° de verwijzing naar artikel 56 met betrekking tot de aansprakelijkheid van het ondernemingshoofd en de cursist-stagiair;8° de verbintenis van het ondernemingshoofd om bij een uitsluiting als vermeld in artikel 67, een vergoeding te betalen aan de cursist-stagiair als vermeld in artikel 68. Bij de stageovereenkomst moeten de volgende documenten gevoegd zijn : 1° het opleidingsprogramma van de praktijkstage, bepaald door de praktijkcommissie en opgenomen in het programma, vermeld in artikel 6, § 1;2° de bepalingen over de stageovereenkomst, vermeld in deze afdeling.
Art. 39.De stageovereenkomst moet uiterlijk op de begindatum van de praktijkstage worden gesloten.
De cursisten-stagiairs moeten uiterlijk op de zesde cursusdag de cursussen volgen.
De duur van de stageovereenkomst bedraagt minimaal drie maanden.
In afwijking van het eerste lid en met behoud van de toepassing van het vijfde lid kan de praktijkcommissie, ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider, na onderzoek de duur van een stageovereenkomst beperken tot minder dan drie maanden met het oog op de normale voltooiing van de ondernemersopleiding, als de vorige stageovereenkomst werd beëindigd.
De praktijkcommissie kan ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider, na onderzoek de duur van een stageovereenkomst verlengen : 1° als de partijen daarom verzoeken;2° als de cursist niet geslaagd is voor de examens van de cursus over beroepskennis;3° met toepassing van artikel 61. Met behoud van de toepassing van artikel 62 eindigt de stageovereenkomst bij het beëindigen van het ondernemerschapstraject waarop de stageovereenkomst betrekking heeft.
Art. 40.De stageovereenkomst kan voltijds of deeltijds zijn. Een deeltijdse stageovereenkomst moet twee vijfde, drie vijfde of vier vijfde van een voltijdse stageovereenkomst omvatten.
Art. 41.Behoudens een andere beslissing van de praktijkcommissie kan voor alle erkende ondernemerschapstrajecten een stageovereenkomst gesloten worden.
Art. 42.§ 1. De stageovereenkomst moet een proeftijd bevatten die, overeenkomstig de richtlijnen van de praktijkcommissie, niet minder dan één maand en niet meer dan drie maanden mag duren.
Bij schorsing van de uitvoering van de stageovereenkomst tijdens de proefperiode wordt de proefperiode verlengd met een periode die gelijk is aan de duur van de schorsing. § 2. Met behoud van de toepassing van de wijzen waarop de verbintenissen in het algemeen eindigen, komt aan de stageovereenkomst tijdens de proeftijd een einde op verzoek van een van beide partijen.
Een opzeggingstermijn van zeven kalenderdagen moet in acht worden genomen. Die gaat in op de dag na de schriftelijke opzeggingsdatum.
Het ondernemingshoofd deelt dat binnen zeven kalenderdagen schriftelijk mee aan de leertrajectbegeleider.
Een schorsing van de uitvoering van de stageovereenkomst vóór of tijdens de opzeggingstermijn schorst de opzeggingstermijn niet.
Art. 43.Om erkend te kunnen worden, moet de stageovereenkomst beantwoorden aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit.
De leertrajectbegeleider moet het verzoek tot erkenning van de stageovereenkomst binnen een redelijke termijn na de ondertekening ervan, samen met een advies, bezorgen aan de praktijkcommissie.
Op basis van het verzoek en het advies van de leertrajectbegeleider moet de praktijkcommissie de volgende voorwaarden kunnen nagaan : 1° de stageovereenkomst is gesloten door een ondernemingshoofd dat voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 45 tot en met 49, en door een cursist-stagiair die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 36;2° de stageovereenkomst voldoet aan de vereisten van dit besluit. Als de stageovereenkomst niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in dit besluit, erkent de praktijkcommissie de stageovereenkomst niet.
Die beslissing moet, uiterlijk binnen een maand na de indiening van het verzoek tot erkenning, schriftelijk betekend worden aan de leertrajectbegeleider. Die licht de betrokken partijen schriftelijk in.
Tegen de niet-erkenning van een stageovereenkomst kunnen de betrokken partijen gezamenlijk of individueel een verzoek tot herziening indienen bij de praktijkcommissie. Dat verzoek moet ingediend worden binnen tien kalenderdagen na de schriftelijke melding van de beslissing. Na onderzoek en na de partijen gehoord te hebben, beslist de praktijkcommissie zo snel mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het verzoek.
Art. 44.De betrokken partijen verbinden zich ertoe de problemen die zich voordoen tijdens de uitvoering van de stageovereenkomst, onmiddellijk voor te leggen aan de leertrajectbegeleider.
Onderafdeling 2. De opleidingsplaats en het ondernemingshoofd
Art. 45.§ 1. Een opleidingsplaats van een cursist-stagiair wordt pas erkend als aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het ondernemingshoofd is : a) van onberispelijk gedrag;b) ten volle 25 jaar oud, en heeft ten minste vijf jaar praktijkervaring in het beroep, waarvan twee jaar als ondernemingshoofd;2° de opleidingsplaats voldoet op het vlak van de organisatie en de bedrijfsuitrusting om de praktijkstage van een cursist-stagiair mogelijk te maken overeenkomstig het programma in het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de stageovereenkomst.De praktijkcommissie kan de vereiste organisatie en bedrijfsuitrusting nader bepalen. § 2. Als een ondernemingshoofd houder is van een diploma van een ondernemerschapstraject of, volgens de beoordeling van de praktijkcommissie, een bewijs van bijzondere bekwaamheid voorlegt, wordt de leeftijd, vermeld in paragraaf 1, 1°, b), op 23 jaar gebracht. § 3. Ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider kan de praktijkcommissie na onderzoek afwijken van de vereiste inzake praktijkervaring in het beroep, vermeld in paragraaf 1, 1°, b), als het ondernemingshoofd het bewijs levert van een vooropleiding die past binnen de aard van het beroep. § 4. Als het ondernemingshoofd niet persoonlijk de praktijkopleiding van een cursist-stagiair waarneemt of niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 1°, en paragraaf 2, moet het ondernemingshoofd, op voorwaarde dat de onderneming ongeacht haar rechtsvorm twee jaar bestaat, onder de personeelsleden een monitor aanwijzen die, met uitzondering van de twee jaar praktijkervaring in het beroep als ondernemingshoofd, de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 1°, en paragraaf 2 en 3, vervult. Op voorstel van de leertrajectbegeleider kan de praktijkcommissie, na onderzoek, afwijken van de vereiste dat de onderneming twee jaar moet bestaan.
De monitor neemt de praktijkopleiding en de pedagogische begeleiding van de cursist-stagiair waar, onder de verantwoordelijkheid van het ondernemingshoofd en overeenkomstig de richtlijnen van de praktijkcommissie. § 5. Ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider kan de praktijkcommissie na onderzoek een ondernemingshoofd-opleider of, in voorkomend geval, de monitor verplichten een bijscholing te volgen om als opleider van een cursist-stagiair te kunnen optreden of te kunnen blijven optreden.
Art. 46.Als een onderneming een rechtspersoon is, zijn de bepalingen van artikel 45 van toepassing op de natuurlijke persoon die met de werkelijke leiding belast is en die gemachtigd is de rechtspersoon te verbinden.
Art. 47.De praktijkcommissie onderzoekt of de opleidingsplaats voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 45.
Als de praktijkcommissie oordeelt dat de opleidingsplaats niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 45, kan het ondernemingshoofd binnen veertien kalenderdagen na de kennisgeving per aangetekende brief van de beslissing tot niet-erkenning een verzoek tot herziening bij de praktijkcommissie indienen. Na onderzoek en na het ondernemingshoofd gehoord te hebben, doet de praktijkcommissie, zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek, uitspraak.
Art. 48.Het ondernemingshoofd of, in voorkomend geval, de monitor die een eerste keer een cursist-stagiair of een leerling in de leertijd opleidt, kan tijdens het eerste jaar hoogstens één cursist-stagiair of één leerling opleiden.
Ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek beslist de praktijkcommissie of het ondernemingshoofd of, in voorkomend geval, de monitor na een eerste opleidingsjaar twee cursisten-stagiairs of één cursist-stagiair en één leerling in de leertijd gelijktijdig mag opleiden.
Binnen dezelfde onderneming kan de praktijkcommissie ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek beslissen dat meer dan twee cursisten-stagiairs of leerlingen in de leertijd gelijktijdig opgeleid worden, op voorwaarde dat het ondernemingshoofd een of meer monitoren met toepassing van artikel 45, § 4, aanwijst onder de personeelsleden.
De bepalingen van dit artikel gelden per afzonderlijke opleidingsplaats.
Art. 49.Elke wijziging met betrekking tot de beroepsactiviteit of de opleidingsplaats, die gevolgen heeft voor de opleiding van de cursist-stagiair, moet door het ondernemingshoofd binnen tien kalenderdagen aan de leertrajectbegeleider meegedeeld worden.
Ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek kan de praktijkcommissie naar aanleiding van een dergelijke wijziging besluiten de erkenning van de stageovereenkomst op te heffen en geen nieuwe stageovereenkomst te erkennen in de opleidingsplaats in kwestie. Die beslissing moet aan het ondernemingshoofd schriftelijk meegedeeld worden.
Het ondernemingshoofd kan bij de praktijkcommissie een verzoek tot herziening indienen binnen veertien kalenderdagen na de kennisgeving per aangetekende brief van de beslissing. Na onderzoek en na het ondernemingshoofd gehoord te hebben doet de praktijkcommissie zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek, uitspraak.
Onderafdeling 3. Rechten en plichten van de partijen
Art. 50.Het ondernemingshoofd en de cursist-stagiair zijn elkaar eerbied en achting verschuldigd. Tijdens de stageperiode moeten ze de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen en waarborgen.
Art. 51.De cursist-stagiair is verplicht : 1° de stageovereenkomst te sluiten en uit te voeren met de bedoeling het ondernemerschapstraject te voltooien;2° behoudens vrijstelling de cursussen te volgen en deel te nemen aan de examens;3° de opgedragen taken zorgvuldig, eerlijk en nauwgezet te verrichten op de overeengekomen tijd, plaats en wijze;4° te handelen volgens de richtlijnen die het ondernemingshoofd en de aangestelden en lasthebbers of, in voorkomend geval, de monitor geven;5° zich te onthouden van alles wat schade kan berokkenen aan de eigen veiligheid, de veiligheid van de collega's, het ondernemingshoofd of derden;6° het toevertrouwde gereedschap, de werkkleding en de ongebruikte grondstoffen in goede staat aan het ondernemingshoofd terug te geven;7° tijdens en na de proeftijd de stageovereenkomst alleen te beëindigen in de gevallen, vermeld in artikel 62;8° de leertrajectbegeleider onmiddellijk te waarschuwen als er problemen ontstaan bij de uitvoering van de stageovereenkomst;9° zowel tijdens de uitvoering als na de beëindiging van de stageovereenkomst geen : a) fabrieksgeheimen, zakengeheimen en geheimen over persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden bekend te maken;b) daden van oneerlijke concurrentie te stellen of eraan mee te werken.
Art. 52.Met behoud van de toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst ontvangt de cursist-stagiair voor de praktijkopleiding in de onderneming maandelijks een stagevergoeding van het ondernemingshoofd. De stagevergoeding bedraagt minimaal : 1° 660 euro tijdens het eerste stagejaar binnen het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de stageovereenkomst;2° 780 euro tijdens het tweede stagejaar binnen het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de stageovereenkomst;3° 900 euro vanaf het derde stagejaar binnen het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de stageovereenkomst. De verhoging van de stagevergoeding gaat in op 1 juli voor het cursusjaar.
In afwijking van het eerste lid is het ondernemingshoofd voor de stageovereenkomsten die erkend zijn bij de inwerkingtreding van dit besluit, verplicht om de stagevergoeding uit te betalen, zowel voor de praktijkopleiding in de onderneming als voor het volgen van de theoretische vorming en het deelnemen aan de examens van het ondernemerschapstraject.
Bij deeltijdse stageovereenkomsten bedraagt de stagevergoeding minimaal twee vijfde, drie vijfde of vier vijfde van de stagevergoeding, vermeld in het eerste lid, in geval van een stageovereenkomst van respectievelijk twee vijfde, drie vijfde of vier vijfde van een voltijdse stageovereenkomst.
De stagevergoedingen, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november die eraan voorafgaat. De eerste aanpassing zal doorgevoerd worden op 1 januari 2013. Die aanpassing wordt berekend volgens de formule : vastgestelde vergoeding x nieuw indexcijfer/indexcijfer november 2009 (basis 2004) De aldus aangepaste bedragen worden afgerond op de hogere cent.
Het ondernemingshoofd stelt de minderjarige cursist-stagiair op geldige wijze de stagevergoeding ter hand, tenzij de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige zich daartegen verzet.
De bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers zijn van toepassing op de stagevergoeding.
Het ondernemingshoofd dat de stageovereenkomst beëindigt op een wijze die strijdig is met de bepalingen, vermeld in artikel 62, is verplicht om een vergoeding uit te betalen die overeenstemt met een stagevergoeding voor een maand.
Art. 53.Om de cursist-stagiair op de uitoefening van het beroep en op de examens van de cursussen voor te bereiden, moeten het ondernemingshoofd of, in voorkomend geval, de monitor erover waken dat de cursist-stagiair de praktijkervaring opdoet die voorgeschreven is door het programma.
Daartoe zijn het ondernemingshoofd of de monitor in het bijzonder verplicht : 1° ervoor te zorgen dat de praktijkstage plaatsvindt in behoorlijke omstandigheden met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de cursist overeenkomstig de voorschriften van de wetgeving over het welzijn op het werk;2° de leertrajectbegeleider overeenkomstig dit besluit en de richtlijnen van de praktijkcommissie op de hoogte te houden van het verloop van de praktijkstage;3° aan de cursist-stagiair de nodige hulp, gereedschappen, grondstoffen, werk- en veiligheidskleding ter beschikking te stellen zonder dat het beschouwd mag worden als een voordeel in natura;4° de nodige aandacht te besteden aan de opvang en de integratie van de cursist-stagiair in de werkomgeving;5° de cursist-stagiair geen taken te laten verrichten die niets te maken hebben met het beroep, die gevaarlijk of schadelijk kunnen zijn of die krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen verboden zijn;6° de cursist-stagiair behoorlijk te huisvesten en gezond en voldoende voedsel te verstrekken, als hij de verbintenis is aangegaan om de cursist-stagiair kost en inwoning te verschaffen.
Art. 54.Met ondernemingshoofd of, in voorkomend geval, de monitor moet de cursist-stagiair in staat stellen om zich naar de examens en naar de cursus te begeven die occasioneel tijdens de werkuren in de onderneming plaatsvinden.
Art. 55.§ 1. Het ondernemingshoofd moet zich schikken naar alle wettelijke, reglementerende en conventionele bepalingen inzonderheid inzake voorzieningen van sociale zekerheid, inzake arbeidswetgeving en verzekeringen, die opgelegd zijn aan het ondernemingshoofd dat een erkende stageovereenkomst heeft ondertekend. § 2. Het ondernemingshoofd moet ten aanzien van de cursist-stagiair de wetgeving op de jaarlijkse vakantie naleven.
Aan de cursist-stagiair die tijdens een bepaald jaar wettelijk geen of slechts gedeeltelijk recht op vakantie heeft, moet het ondernemingshoofd een niet-betaalde vakantie verlenen, op te nemen zoals de wettelijke vakantie. De periode van betaalde en niet-betaalde vakantie samen bedraagt ten minste vierentwintig dagen voor twaalf maanden uitvoering van de stageovereenkomst tijdens het lopende kalenderjaar.
Bovendien moet het ondernemingshoofd aan de cursist-stagiair met een voltijdse stageovereenkomst een niet-betaalde vakantiedag toekennen per volledige kalendermaand van de uitvoering van de stageovereenkomst in zijn onderneming. Alle periodes van schorsing, vermeld in artikel 60 en 61, worden gelijkgesteld met de uitvoering van de stageovereenkomst. Deze vakantiedagen zijn niet overdraagbaar naar een andere onderneming of naar een volgend kalenderjaar. § 3. Het ondernemingshoofd moet zich schikken naar het dagelijkse en wekelijkse werkrooster, zoals bepaald door het arbeidsreglement. Dat werkrooster mag de maximumgrens, vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst of, bij gebrek aan een collectieve arbeidsovereenkomst, de maximumgrens, vastgelegd door de arbeidswetgeving, niet overschrijden.
Art. 56.Als de cursist-stagiair tijdens de stage het ondernemingshoofd of derden schade berokkent, is hij alleen aansprakelijk voor bedrog en zware schuld.
Voor lichte schuld is hij alleen aansprakelijk als die schuld eerder gewoonlijk dan toevallig bij hem voorkomt.
De cursist-stagiair is niet verantwoordelijk voor beschadiging of slijtage, toe te schrijven aan het regelmatige gebruik van het voorwerp, noch voor het toevallige verlies ervan. Als het werk eenmaal in ontvangst genomen is, is de cursist-stagiair niet meer aansprakelijk voor gebrekkig werk.
Art. 57.Het ondernemingshoofd of, in voorkomend geval, de monitor moet de leertrajectbegeleider helpen als die laatste, met toepassing van artikel 39, 6°, van het decreet van 7 mei 2004, toezicht uitoefent op de door zijn bemiddeling gesloten stageovereenkomst.
Het ondernemingshoofd of, in voorkomend geval, de monitor moet de door Syntra Vlaanderen aangewezen personeelsleden helpen als ze met toepassing van artikel 42 tot en met 44 van het voormelde decreet toezicht uitoefenen op de bepalingen van het voormelde decreet en van dit besluit.
Art. 58.Op verzoek van de cursist-stagiair is het ondernemingshoofd verplicht een verklaring te bezorgen waarop de begin- en de einddatum van de stageovereenkomst en de aard van de praktijkstage worden vermeld.
Onderafdeling 4. Schorsing van de uitvoering van de stageovereenkomst
Art. 59.De cursist-stagiair heeft het recht om tijdens de uitvoering van de stageovereenkomst afwezig te zijn, met behoud van de stagevergoeding, bij dezelfde gebeurtenissen en onder dezelfde voorwaarden als vermeld in artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 60.§ 1. De uitvoering van de stageovereenkomst wordt geschorst in de gevallen en onder de voorwaarden, vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Tijdens de schorsing van de uitvoering van de stageovereenkomst behoudt elke cursist-stagiair het recht op zijn gewaarborgde leervergoeding gedurende de eerste dertig dagen. De gewaarborgde stagevergoeding is niet verschuldigd in die schorsingsgevallen waarin met toepassing van de voormelde wet geen gewaarborgd loon is verschuldigd. § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, behoudt de cursist-stagiair gedurende de eerste dertig dagen van de zwangerschaps- en bevallingsrust het recht op gewaarborgde stagevergoeding : 1° als de schorsing wordt aangevat voor 1 januari van het jaar waarin de cursist-stagiair negentien jaar wordt;2° als de schorsing wordt aangevat na 31 december van het jaar waarin de cursist-stagiair achttien jaar wordt en de cursist-stagiair met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, een wachttijd moet vervullen voor ze recht heeft op een moederschapsuitkering.De gewaarborgde leervergoeding is evenwel niet meer verschuldigd zodra de cursist-stagiair, nadat de wachttijd vervuld is, recht heeft op een moederschapsuitkering. § 3. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, is het ondernemingshoofd-opleider geen gewaarborgde stagevergoeding verschuldigd bij arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte. De cursist-stagiair heeft recht op de vergoeding en de wijze van betaling, vermeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en overeenkomstig de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970.
Art. 61.Als de uitvoering van de stageovereenkomst meer dan een maand geschorst wordt, moet het ondernemingshoofd zo snel mogelijk en uiterlijk zeven kalenderdagen na het verstrijken van de maand, de leertrajectbegeleider daarvan schriftelijk op de hoogte brengen. De leertrajectbegeleider brengt het centrum op de hoogte.
Als na een schorsing van meer dan een maand de uitvoering van de stageovereenkomst hervat wordt, moet het ondernemingshoofd, zo snel mogelijk en uiterlijk zeven kalenderdagen na de hervatting, de leertrajectbegeleider daarvan schriftelijk op de hoogte brengen.
Als de uitvoering van de stageovereenkomst meer dan een maand geschorst is, kan de praktijkcommissie ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider de duur van de stageovereenkomst aanpassen.
Onderafdeling 5. Einde van de stageovereenkomst
Art. 62.Met behoud van de toepassing van de wijzen waarop de verbintenissen in het algemeen eindigen, neemt de uitvoering van de stageovereenkomst een einde als : 1° de termijn verstreken is;2° de cursist-stagiair of het ondernemingshoofd overlijdt;3° er overmacht is, die tot gevolg heeft dat de uitvoering van de stageovereenkomst definitief onmogelijk wordt;4° een van beide partijen er tijdens de proeftijd om verzoekt met toepassing van artikel 42, § 2;5° de cursist-stagiair aangeworven wordt of zelfstandige wordt als vermeld in artikel 63;6° de erkenning van de stageovereenkomst wordt ingetrokken of opgeheven;7° de schorsing van de uitvoering van de stageovereenkomst langer dan zes maanden aanhoudt en een van beide partijen de wens uit de stageovereenkomst niet verder uit te voeren;8° er geen monitor is als vermeld in artikel 45, § 4. Behalve als de termijn verstreken is waarin de uitvoering van de stageovereenkomst loopt, brengt de leertrajectbegeleider het centrum op de hoogte als de stageovereenkomst eindigt.
Art. 63.De cursist-stagiair kan, met inachtneming van een opzegtermijn van zeven kalenderdagen, de stageovereenkomst beëindigen als hij bij arbeidsovereenkomst of in de openbare sector wordt aangeworven, of als hij het sociaal statuut van zelfstandige verwerft.
De cursist-stagiair bezorgt een bewijs van de aanwerving of van het sociaal statuut van zelfstandige aan de leertrajectbegeleider.
Art. 64.Het ondernemingshoofd en de cursist-stagiair kunnen het bestaan van een reden inroepen die de verbreking van de uitvoering van de stageovereenkomst wettigt, als de cursist-stagiair, respectievelijk het ondernemingshoofd ernstig tekortschiet in de verplichtingen inzake de uitvoering van de stageovereenkomst als de cursist-stagiair op basis van ernstige motieven wil overschakelen naar een ander ondernemerschapstraject of als er omstandigheden zijn die het goede verloop van de praktijkstage ernstig belemmeren.
Het ondernemingshoofd en de cursist-stagiair moeten de reden schriftelijk meedelen aan de leertrajectbegeleider. De leertrajectbegeleider bemiddelt en probeert de partijen te verzoenen.
Daartoe beschikt de leertrajectbegeleider over een termijn van maximaal drie weken die een aanvang neemt vanaf de ontvangst van de schriftelijke melding. Een schorsing van de stageovereenkomst tijdens de verzoeningstermijn schorst de verzoeningstermijn niet.
Tijdens de verzoeningstermijn van maximaal drie weken moeten de partijen de uitvoering van de stageovereenkomst voortzetten.
Als de leertrajectbegeleider er niet in slaagt de partijen te verzoenen of als de partijen of een van de partijen geen gevolg geven aan zijn voorstel tot verzoening, bezorgt hij binnen tien werkdagen aan de praktijkcommissie een advies en het verslag van het gesprek met de partijen.
Na onderzoek oordeelt de praktijkcommissie of er voor het ondernemingshoofd of de cursist-stagiair een reden bestaat die de verbreking van de uitvoering van de stageovereenkomst wettigt.
Als de praktijkcommissie oordeelt dat er een reden is die de verbreking van de uitvoering van de stageovereenkomst wettigt, heft ze de erkenning van de stageovereenkomst op.
Art. 65.De praktijkcommissie kan ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider en na onderzoek, de erkenning van een stageovereenkomst intrekken als bij het sluiten van de overeenkomst een van de partijen of beide partijen valse verklaringen hebben afgelegd of vervalste documenten hebben voorgelegd.
Bij de intrekking van de erkenning van de stageovereenkomst worden de erkenning en alle gevolgen daarvan met terugwerkende kracht tot bij de aanvang van de uitvoering van de stageovereenkomst ongedaan gemaakt voor de partij die de valse verklaringen heeft afgelegd of vervalste documenten heeft voorgelegd.
Het ondernemingshoofd en de cursist-stagiair kunnen individueel of samen binnen een maand na de kennisneming van de beslissing bezwaar aantekenen tegen de intrekking van de erkenning van de stageovereenkomst bij de praktijkcommissie. Het bezwaar heeft geen opschortende werking. Na onderzoek en na de partijen gehoord te hebben, spreekt de praktijkcommissie zich uit binnen twee maanden na de ontvangst van het bezwaar.
Art. 66.De praktijkcommissie kan ambtshalve of op voorstel van de leertrajectbegeleider, na onderzoek, de erkenning van een stageovereenkomst opheffen als : 1° de voorwaarden van de erkenning niet meer aanwezig zijn;2° een van de partijen de verplichtingen niet meer naleeft;3° de cursist, behalve in geval van vrijstelling van cursusvolging en gewettigde afwezigheid, drie opeenvolgende cursusdagen ongewettigd afwezig is;4° blijkt, vooral naar aanleiding van de examens, dat de cursist-stagiair niet de intellectuele of beroepsgeschiktheid bezit om de competenties, bepaald in het programma, te verwerven;5° de cursist-stagiair zich schuldig maakt aan wangedrag tijdens cursussen of de praktijkstage. Bij de opheffing van de erkenning van de stageovereenkomst worden de erkenning en de gevolgen van de erkenning ongedaan gemaakt vanaf een datum die de praktijkcommissie bepaalt.
Het ondernemingshoofd en de cursist-stagiair of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen individueel of samen binnen een maand na de kennisneming van de beslissing bezwaar aantekenen tegen de opheffing van de erkenning van de stageovereenkomst bij de praktijkcommissie. Het bezwaar heeft geen opschortende werking. Na onderzoek en na de partijen gehoord te hebben, spreekt de praktijkcommissie zich uit binnen twee maanden na de ontvangst van het bezwaar.
Art. 67.Bij de beëindiging van de stageovereenkomst kan de praktijkcommissie beslissen tot de uitsluiting van het ondernemingshoofd of de cursist-stagiair.
De uitsluiting van het voordeel van erkenning van latere stageovereenkomsten kan voor een bepaalde of voor een onbepaalde termijn gelden.
Het ondernemingshoofd kan binnen een maand na de kennisneming van de beslissing bezwaar aantekenen tegen de uitsluiting bij de praktijkcommissie. Na onderzoek en na het ondernemingshoofd gehoord te hebben, spreekt de praktijkcommissie zich uit binnen twee maanden na de ontvangst van het bezwaar.
Bij een uitsluiting voor een onbepaalde termijn kan het ondernemingshoofd aan de praktijkcommissie een verzoek tot herziening van de beslissing richten als zich een nieuw feit voordoet. Het bezwaar heeft geen opschortende werking. Na onderzoek en na het ondernemingshoofd gehoord te hebben, doet de praktijkcommissie uitspraak binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek.
Art. 68.Als de praktijkcommissie met toepassing van artikel 67 beslist tot de uitsluiting van een ondernemingshoofd, betaalt het ondernemingshoofd aan de cursist-stagiair een vergoeding. Die vergoeding stemt overeen met het bedrag van de stagevergoeding die verschuldigd is aan de cursist-stagiair voor een periode van drie maanden.
Titel 4. Evaluatie en kwalificatie Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 69.De cursisten worden begeleid en geëvalueerd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en de richtlijnen van de raad van bestuur, genomen ter uitvoering van dit besluit.
De bepalingen en de richtlijnen, vermeld in het eerste lid, worden door de raad van bestuur vastgelegd in een examenreglement. Het centrum bezorgt dat examenreglement aan elke cursist die zich inschrijft voor de opleidingen.
Art. 70.Het centrum houdt de vragenlijsten van de examens, de richtlijnen voor de correctie en beoordeling, alsook de schriftelijke examens zelf en de verslagen van de mondelinge examens gedurende tien jaar ter beschikking van Syntra Vlaanderen of andere instanties die er rechtmatig naar kunnen vragen.
Hoofdstuk 2. Het examen
Art. 71.Elk centrum moet, met uitzondering van het geval, vermeld in het tweede lid, voor de cursussen examens organiseren.
Er hoeven geen examens te worden georganiseerd voor de cursisten van de actualisatie, vermeld in artikel 22, 2° en 3°, tenzij een examen wettelijk of sectoraal verplicht is.
Art. 72.De vorm en inhoud van het examen worden vastgelegd in het curriculum van de cursussen, vermeld in artikel 6.
Het examen : 1° kan bestaan uit een theoretische proef, een praktische proef of een combinatie van beide;2° is schriftelijk of mondeling.
Art. 73.De cursisten die met toepassing van artikel 19 tot en met 22 ingeschreven zijn voor de cursussen en die, behalve in geval van vrijstelling en gewettigde afwezigheden, twee derde van de cursus hebben gevolgd, worden ingeschreven voor en toegelaten tot de examens.
De cursisten van wie de toelating tot de opleiding is ingetrokken met toepassing van artikel 24, worden niet toegelaten tot de examens.
De cursisten die alle examens van de cursussen bedrijfsbeheer of beroepskennis of geïntegreerde cursussen hebben afgelegd, worden toegelaten tot de examens van de praktijkproef.
Wie tijdens een vorig cursusjaar heeft deelgenomen aan de examens, maar niet geslaagd was, wordt toegelaten tot het examen van een volgend cursusjaar en wordt op schriftelijk verzoek door het centrum ingeschreven.
De toelating tot deelneming aan de examens, vermeld in het vierde lid, is beperkt tot de cursussen die de opleiding waarvoor de cursist ingeschreven is of waarvoor hij niet geslaagd is, tot voorwerp hebben.
Art. 74.Elke cursist : 1° legt de examens af in de campus van het centrum, waar hij ingeschreven is voor de cursussen;2° neemt deel aan alle examens van de cursussen waarvoor hij is ingeschreven. Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt de cursist aan wie met toepassing van artikel 26 vrijstelling werd verleend van het volgen van een cursus of van een gedeelte van de cursussen in een lineaire opleiding, vrijgesteld van de overeenstemmende examens.
Art. 75.Om te slagen voor het examen moeten de deelnemers de helft van het totale aantal punten behalen van de cursus, alsook de helft op ieder onderdeel van de cursussen in een lineaire opleiding, zoals vastgelegd in het curriculum, tenzij het curriculum andere slaagnormen vastlegt.
Art. 76.De examens van de cursussen bedrijfsbeheer, beroepskennis en geïntegreerde cursussen worden beoordeeld door een examencommissie die bestaat uit de lesgevers van de cursussen.
De praktijkproef wordt beoordeeld door een examencommissie die bestaat uit een lesgever en een vakdeskundige, tenzij het curriculum een andere samenstelling vastlegt voor het aantal lesgevers en vakdeskundigen.
Art. 77.De deliberatiecommissie beraadslaagt en beslist over de deliberatie van de deelnemers die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 75.
Elk centrum richt een deliberatiecommissie op overeenkomstig de richtlijnen van de raad van bestuur.
Alle leden van de deliberatiecommissie beschikken tijdens de beraadslaging, ieder wat zijn bevoegdheid betreft, over een dossier van de deelnemers die gedelibereerd moeten worden.
De deliberatiecommissie beslist met eenparigheid van stemmen, of bij gewone meerderheid als wordt vastgesteld dat eenparigheid niet haalbaar is.
De praktijkproef wordt niet gedelibereerd door de deliberatiecommissie. De examencommissie beslist zelf of een cursist geslaagd is nadat hij een praktijkproef heeft afgelegd.
De deelnemers aan de examens die gedelibereerd worden, zijn geslaagd.
Art. 78.Met toepassing van de richtlijnen van de raad van bestuur deelt het centrum de uitslagen van de examens mee aan de deelnemers en aan de regisseur.
Art. 79.De deelnemers aan het examen die niet geslaagd zijn of die afwezig waren, kunnen zich inschrijven voor de tweede zittijd.
De deelnemers aan de tweede zittijd nemen deel aan de examens waarvoor ze niet geslaagd zijn of waarop ze afwezig waren tijdens de eerste zittijd.
Art. 80.Tijdens elk cursusjaar worden twee zittijden georganiseerd voor de examens van de cursussen van bedrijfsbeheer, de cursussen beroepskennis, de geïntegreerde cursussen, de actualisaties en de praktijkproef.
De eerste zittijd sluit aan bij het einde van een cursus of een gedeelte van een cursus. Hij wordt tijdens de cursusuren georganiseerd.
De tweede zittijd vindt plaats voor het volgende cursusjaar begint.
Voor de cursussen waarvan de curricula modulair zijn opgebouwd, kan de raad van bestuur een afwijking toestaan van de termijnen voor de tweede zittijd.
De tweede zittijd van de praktijkproef vindt plaats binnen een termijn van minimaal drie en maximaal zes maanden na de eerste zittijd, en vindt plaats in de campus waar de cursist de examens van de eerste zittijd heeft afgelegd.
Om organisatorische redenen kan Syntra Vlaanderen, na gemotiveerd verzoek van het centrum, een afwijking toestaan van de bepalingen, vermeld in het vijfde lid. Syntra Vlaanderen beslist in dat geval welke campus van een centrum de tweede zittijd organiseert en wanneer die plaatsvindt.
Hoofdstuk 3. Het toezicht.
Art. 81.Het centrum zorgt voor een goed en regelmatig verloop van de examens overeenkomstig het organisatieplan, vermeld in artikel 10, tweede lid, 1°.
Art. 82.Het centrum is voor de organisatie van de examens onderworpen aan het toezicht van Syntra Vlaanderen. Het schikt zich naar de pedagogische, didactische en administratieve onderrichtingen die Syntra Vlaanderen in dat verband aan het centrum verstrekt.
Als Syntra Vlaanderen tijdens het toezicht een of meer onregelmatigheden vaststelt, wordt daarover een verslag voor de raad van bestuur opgemaakt. Het verslag moet de standpunten van alle betrokken partijen bevatten.
Art. 83.Cursisten kunnen uiterlijk binnen zeven kalenderdagen na de ontvangst van hun uitslag bij de regisseur bezwaar aantekenen tegen de wijze waarop de examens verlopen.
De regisseur onderzoekt het bezwaar en maakt een verslag op voor de raad van bestuur. Het verslag moet de standpunten van alle betrokken partijen bevatten.
Art. 84.De raad van bestuur overlegt en beslist zo snel mogelijk en in ieder geval binnen een maand na de vaststelling van de onregelmatigheid door Syntra Vlaanderen of na de ontvangst van het bezwaar van de cursist.
De raad van bestuur beslist of de vaststelling van Syntra Vlaanderen of het bezwaar van de cursist gegrond is en het goede en regelmatige verloop van de examens overeenkomstig het evaluatie- of organisatieplan al dan niet ernstig in het gedrang brengt.
Met behoud van de toepassing van andere administratieve beslissingen kan de raad van bestuur de examens geheel of gedeeltelijk nietig verklaren.
Bij gehele of gedeeltelijke nietigverklaring worden de examens in kwestie overeenkomstig de richtlijnen van de raad van bestuur opnieuw georganiseerd.
Hoofdstuk 4. De kwalificatie.
Art. 85.De cursisten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 75, en die slagen voor de examens van de basiscomponent, ontvangen een diploma.
Art. 86.De cursisten die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 75, en die slagen voor de examens van de actualisatie, ontvangen een getuigschrift.
De cursisten die de cursussen van de actualisatie gevolgd hebben en met toepassing van artikel 71, tweede lid, geen examen hoeven af te leggen, ontvangen een certificaat.
Art. 87.De cursisten kunnen getuigschriften ontvangen waaruit blijkt dat ze geslaagd zijn voor de examens, hetzij van de cursus bedrijfsbeheer, de cursus beroepskennis, de geïntegreerde cursus of het praktijkgedeelte, hetzij van een of meer modules.
Art. 88.De diploma's, getuigschriften en certificaten moeten overeenstemmen met het model, vastgelegd door de raad van bestuur.
Titel 5. Opheffingsbepalingen
Art. 89.De volgende regelingen worden opgeheven op 1 september 2012 : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 1999 betreffende de ondernemersopleiding, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 mei 2002, 10 december 2004, 28 september 2007, 7 december 2007, 14 maart 2008 en 21 mei 2010;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2003 betreffende de vervolmaking en de bijscholing, vermeld in artikel 34 en 35 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2008, met uitzondering van hoofdstuk 3, dat wordt opgeheven op 1 september 2013. Titel 6. Slotbepalingen
Art. 90.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2012.
Art. 91.De Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 september 2012.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS