gepubliceerd op 24 augustus 2020
Decreet over het onderwijs XXX
3 JULI 2020. - Decreet over het onderwijs XXX (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet over het onderwijs XXX HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving
Art. 2.In artikel 19 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. Bij verkoop of wijziging van het doel van het geheel of een deel van een gebouw dat werd aangekocht, gebouwd, gemoderniseerd, uitgebreid of geschikt gemaakt met tussenkomst van AGION, gaat AGION over tot terugvordering van het verstrekte subsidiebedrag. De aanvangsdatum voor de berekening van de toegekende vermindering is de eerste september van het schooljaar tijdens hetwelke de subsidie werd toegekend.
Het verstrekte subsidiebedrag wordt verminderd met 1/30 per jaar voor de periode waarbinnen het aldus aangekochte, gebouwde, gemoderniseerde, uitgebreide en geschikt gemaakte gebouw werd aangewend voor de bestemming waarvoor de tussenkomst van AGION werd bekomen.
De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om voor technische installaties waarvan de normale levensduur minder dan 30 jaar bedraagt, een afwijking op deze regel toe te staan met het oog op een kortere terugvorderingstermijn en de nadere modaliteiten hiervan te regelen.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991
Art. 3.In artikel 23, § 3, zevende lid, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019, wordt de zin "Om een beroep te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies ervan voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij die inrichtende macht met een ter post aangetekende brief." vervangen door de zinnen "Om een beroep te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij de inrichtende macht. Het personeelslid kan dat naar keuze doen met een ter post aangetekende brief of op een wijze die door de inrichtende macht, na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd en die, wat tegenstelbaarheid betreft, minimaal dezelfde garanties biedt als een ter post aangetekende brief. De inrichtende macht deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.".
Art. 4.In artikel 23bis, § 3, zevende lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019, wordt de zin "Om een beroep te doen op dat recht moet het personeelslid zich, op straffe van verlies ervan voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat stellen met een ter post aangetekende brief bij een inrichtende macht van een van de instellingen van de scholengemeenschap." vervangen door de zinnen "Om een beroep te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij de inrichtende macht van een van de instellingen van de scholengemeenschap. Het personeelslid kan dat naar keuze doen met een ter post aangetekende brief of op een wijze die door de scholengemeenschap na onderhandeling in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd en die, wat tegenstelbaarheid betreft, minimaal dezelfde garanties biedt als een ter post aangetekende brief. De scholengemeenschap deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeel leden en maakt dit ook openbaar.".
Art. 5.In artikel 35, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994 en 18 mei 1999, wordt de zin "De 960 dagen moeten worden bereikt op 30 juni voorafgaand aan de datum waarop de vaste benoeming ingaat, behalve voor het technisch en administratief personeel waarvoor de bedoelde 960 dagen moeten worden bereikt op 31 augustus voorafgaand aan de datum waarop de vaste benoeming ingaat." vervangen door de zin "De 960 dagen moeten worden bereikt op 31 augustus voorafgaand aan de datum waarop de vaste benoeming ingaat.".
Art. 6.Artikel 61 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2007 en gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 61.Het ontslag in toepassing van artikel 60 wordt door de inrichtende macht met redenen omkleed en ter kennis gebracht van de betrokkene. Het ontslag of de afzetting als gevolg van een tuchtmaatregel volgens artikel 64, 6° of 7°, wordt door de inrichtende macht gegeven na het definitief worden van de tuchtmaatregel.
Op straffe van nietigheid kan de kennisgeving door de inrichtende macht van het in het eerste lid vermelde ontslag of afzetting enkel geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, met dien verstande dat het personeelslid die nietigheid niet kan dekken en dat ze door de rechter van ambtswege wordt vastgesteld.".
Art. 7.In artikel 62, eerste lid, 6°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt de zinsnede "op 1 september 2009" vervangen door de zinsnede "op 1 september 2019".
Art. 8.In artikel 62bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2007 en gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009 en 4 mei 2018, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Tijdens de opzeggingstermijn wordt het personeelslid beschouwd als tijdelijk aangesteld voor de duur van de opzeggingstermijn. De inrichtende macht kan het personeelslid met een andere opdracht belasten. Het personeelslid kan worden vervangen naar rato van de grootte van zijn oorspronkelijke opdracht, behalve bij een ontslag wegens de reden, vermeld in artikel 62, eerste lid, 6°. De dienstanciënniteit die een personeelslid tijdens de opzeggingstermijn verwerft, komt niet in aanmerking voor het verwerven van het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur als vermeld in artikel 23 of 23bis.".
Art. 9.In artikel 72 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2012, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° op straffe van verval het beroep dient ingesteld te worden binnen een termijn van twintig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste aanbieding door de post van de schriftelijke mededeling van de tuchtstraf die door de inrichtende macht aangetekend wordt verstuurd.
Deze termijn kan worden opgeschort tijdens een vakantieperiode;".
Art. 10.In artikel 84undevicies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015 en vervangen bij het decreet van 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "op 1 januari 2019" vervangen door de zinsnede "op 1 januari 2021";2° in paragraaf 2 worden het tweede lid en het derde lid opgeheven;3° een paragraaf 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3.Onverminderd artikel 33, § 1 en § 4, moet de inrichtende macht met het oog op een vaste benoeming op 1 januari 2021 bijkomend ook betrekkingen als vacante betrekkingen meedelen die uiterlijk op 15 november 2020 beantwoorden aan de volgende voorwaarden: 1° betrekkingen in het gewoon secundair onderwijs die de school inricht met uren-leraar die de school in toepassing van artikel 21 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 of van artikel 90, § 1, 9°, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap tijdens het schooljaar 2019-2020 heeft overgedragen;2° betrekkingen die een school voor gewoon secundair onderwijs inricht met uren-leraar die ze heeft ontvangen van een andere school van hetzelfde schoolbestuur of van een ander schoolbestuur binnen hetzelfde net, of volgens artikel 19 of volgens artikel 20 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. De inrichtende macht deelt de vacante betrekkingen uiterlijk voor 30 november 2020 mee op de wijze die vermeld is in artikel 33, § 1.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991
Art. 11.In artikel 3, 3°, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt de zinsnede "volgens artikel 26, § 4, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs" vervangen door de zinsnede "op basis van artikel 32 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010".
Art. 12.In artikel 21, § 3, zevende lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019, wordt de zin "Om een beroep te kunnen doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij de raad van bestuur, met een ter post aangetekende brief." vervangen door de zinnen "Om een beroep te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij de raad van bestuur. Het personeelslid kan dat naar keuze doen met een ter post aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandelingen in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd en die, wat tegenstelbaarheid betreft, minimaal dezelfde garanties biedt als een ter post aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.".
Art. 13.In artikel 21bis, § 3, zevende lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 maart 2019, wordt de zin "Om een beroep te kunnen doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij de raad van bestuur, met een ter post aangetekende brief." vervangen door de zinnen "Om een beroep te doen op het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur stelt het personeelslid zich, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgende schooljaar, voor 15 juni kandidaat bij de raad van bestuur. Het personeelslid kan dat naar keuze doen met een ter post aangetekende brief of op een wijze die door het college van directeurs, na onderhandelingen in het bevoegde onderhandelingscomité, wordt vastgelegd en die, wat tegenstelbaarheid betreft, minimaal dezelfde garanties biedt als een ter post aangetekende brief. De raad van bestuur deelt de mogelijkheden van mededeling van de kandidaatstelling mee aan alle personeelsleden en maakt dit ook openbaar.".
Art. 14.In artikel 36, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 6 juli 2018 en gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2019, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° als laatste evaluatie in het ambt in kwestie geen evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" heeft verkregen bij de scholengroep waar de vacante betrekking zich situeert. Als het personeelslid niet is geëvalueerd, wordt die voorwaarde geacht voldaan te zijn. Als het personeelslid de evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in een instelling van de scholengroep die behoort tot een scholengemeenschap, geldt deze bepaling voor alle instellingen van die scholengroep die behoren tot die scholengemeenschap. Als het personeelslid de evaluatie met eindconclusie "onvoldoende" heeft gekregen in een instelling van de scholengroep die niet behoort tot een scholengemeenschap, geldt deze bepaling voor alle instellingen van die scholengroep die niet behoren tot een scholengemeenschap.".
Art. 15.In artikel 39, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010, wordt de zinsnede "artikel 26, § 4, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs" vervangen door de zinsnede "artikel 32 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010".
Art. 16.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 maart 2019, wordt hoofdstuk IV, dat bestaat uit artikel 41, opgeheven.
Art. 17.In artikel 46, 2°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2007, worden de woorden "of bij ontstentenis hiervan de laatste beoordeling" opgeheven.
Art. 18.In artikel 55octiesdecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999 en gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 22 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zin "Voor de scholengroep gelegen in de BSD wordt geen minimaal aantal leerlingen vereist." opgeheven; 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt: "Voor de toepassing van dit artikel wordt de overname van een onderwijsinstelling geacht al op 1 februari van het voorafgaande schooljaar te hebben plaatsgevonden.".
Art. 19.In artikel 73 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 13 juli 2007 en 21 december 2012, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Op straffe van verval het beroep dient ingesteld te worden binnen een termijn van twintig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag na de eerste aanbieding door de post van de schriftelijke mededeling van de tuchtstraf die door de raad van bestuur, of de afgevaardigd bestuurder voor de leden van de pedagogische begeleidingsdienst en het vormingscentrum, aangetekend wordt verstuurd. De vervaltermijn kan worden opgeschort tijdens een vakantieperiode. Het beroep heeft een schorsende werking.".
Art. 20.Artikel 87 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2007 en gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 87.Het ontslag in toepassing van artikel 86 wordt door de raad van bestuur, of de afgevaardigd bestuurder voor de leden van de pedagogische begeleidingsdienst en het vormingscentrum, met redenen omkleed en ter kennis gebracht van de betrokkene. Het ontslag of de afzetting als gevolg van een tuchtmaatregel volgens artikel 61, 6° of 7°, wordt door de raad van bestuur, of de afgevaardigd bestuurder voor de leden van de pedagogische begeleidingsdienst en het vormingscentrum, gegeven na het definitief worden van de tuchtmaatregel. Een afschrift van deze beslissing wordt ook steeds bezorgd aan het instellingshoofd.
Op straffe van nietigheid kan de kennisgeving door de raad van bestuur, of de afgevaardigd bestuurder voor de leden van de pedagogische begeleidingsdienst en het vormingscentrum, van het in het eerste lid vermelde ontslag of afzetting enkel geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, met dien verstande dat het personeelslid die nietigheid niet kan dekken en dat ze door de rechter van ambtswege wordt vastgesteld.".
Art. 21.In artikel 88bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, vervangen bij het decreet van 13 juli 2007 en gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009 en 4 mei 2018, wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Tijdens de opzeggingstermijn wordt het personeelslid beschouwd als tijdelijk aangesteld voor de duur van de opzeggingstermijn. De raad van bestuur, of de afgevaardigd bestuurder voor de pedagogische begeleidingsdienst en het vormingscentrum, kan het personeelslid met een andere opdracht belasten. Het personeelslid kan worden vervangen naar rato van de grootte van zijn oorspronkelijke opdracht, behalve bij een ontslag wegens de reden, vermeld in artikel 88, eerste lid, 7°. De dienstanciënniteit die een personeelslid tijdens de opzeggingstermijn verwerft, komt niet in aanmerking voor het verwerven van het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur als vermeld in artikel 21 of 21bis.".
Art. 22.Artikel 100bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, vervangen bij het decreet van 13 juli 2007 en gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt opgeheven.
Art. 23.In artikel 100terdecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015 en vervangen bij het decreet van 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "op 1 januari 2019" vervangen door de zinsnede "op 1 januari 2021";2° in paragraaf 2 worden het tweede lid en het derde lid opgeheven;3° een paragraaf 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3.Onverminderd artikel 28, § 1, moet de raad van bestuur met het oog op een vaste benoeming op 1 januari 2021 bijkomend ook betrekkingen vacant verklaren die uiterlijk op 15 november 2020 beantwoorden aan de volgende voorwaarden: 1° betrekkingen in het gewoon secundair onderwijs die de school inricht met uren-leraar die de school in toepassing van artikel 21 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 of van artikel 90, § 1, 9°, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap tijdens het schooljaar 2019-2020 heeft overgedragen;2° betrekkingen die een school voor gewoon secundair onderwijs inricht met uren-leraar die ze heeft ontvangen van een andere school van hetzelfde schoolbestuur of van een ander schoolbestuur binnen hetzelfde net, volgens artikel 19 of volgens artikel 20 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010. De lijst van de vacant verklaarde betrekkingen wordt voor 30 november 2020 openbaar gemaakt, samen met een beschrijving van de wijze waarop de kandidaturen voor mutatie of vaste benoeming moeten worden ingediend.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs
Art. 24.In artikel 34 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Het LOC stelt het arbeidsreglement op en brengt wijzingen aan in een bestaand arbeidsreglement.
De leden van het (gemeenschappelijk) LOC hebben het recht om ontwerpen van arbeidsreglement of van wijziging in een bestaand arbeidsreglement voor te stellen aan het (gemeenschappelijk) LOC. Deze ontwerpen of voorstellen van wijzigingen worden door de voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC aan elk lid van het (gemeenschappelijk) LOC medegedeeld. Zij worden bovendien tegelijk ter kennis van de personeelsleden gebracht door aanplakking op een zichtbare en toegankelijke plaats binnen de school, het centrum of het internaat.
Deze ontwerpen of voorstellen van wijzigingen worden door de voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC op de agenda van het (gemeenschappelijk) LOC geplaatst. Het (gemeenschappelijk) LOC waarin de onderhandelingen over het arbeidsreglement plaatvinden wordt ten vroegste vijftien kalenderdagen en uiterlijk dertig kalenderdagen na de aanplakking bijeengeroepen.
De onderhandelingen over het arbeidsreglement leiden tot een eenparig akkoord dat wordt afgesloten met een protocol van akkoord. Als de onderhandelingen niet leiden tot een eenparig akkoord worden de onderhandelingen afgesloten met een protocol dat de betwiste punten vermeldt. De voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC bezorgt dit protocol binnen de vijftien kalenderdagen aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité.
De voorzitter van het Centraal Paritair Comité duidt binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het protocol dat de betwiste punten bevat, vier leden van het Centraal Paritair Comité aan, waarvan twee vertegenwoordigers van een werkgeversorganisatie en twee vertegenwoordigers van een werknemersorganisatie. Zij trachten de uiteenlopende standpunten binnen een termijn van dertig kalenderdagen te verzoenen.
Als zij de standpunten niet kunnen verzoenen, stellen ze binnen de vijftien kalenderdagen een proces-verbaal van niet-verzoening op. Het protocol en het proces-verbaal van niet-verzoening worden door de voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC bezorgd aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité.
Tijdens de eerstvolgende vergadering doet het Centraal Paritair Comité een laatste verzoeningspoging. Als er geen verzoening mogelijk is, worden de geschillen door het Centraal Paritair Comité beslecht. Deze beslissing kan enkel genomen worden bij meerderheid van 75 pct. van de leden.
Binnen de acht kalenderdagen wordt de beslissing van het Centraal Paritair Comité overgemaakt aan de voorzitter van het (gemeenschappelijk) LOC. Het arbeidsreglement dat berust op een akkoord of dat eventueel ingevolge een beslissing van het Centraal Paritair Comité gewijzigd is, treedt vijftien kalenderdagen na de datum van het akkoord of van de beslissing in werking, tenzij een andere datum voor de inwerkingtreding is vastgesteld."; 2° een paragraaf 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3.De procedure bepaald in paragraaf 2 is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de bepalingen voor de wijzigingen opgenomen in van artikel 14 van de wet van 8 april 1965 en de wijziging van de namen van de leden van het lokaal onderhandelingscomité."; 3° een paragraaf 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4.Afdeling 3 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen is niet van toepassing op scholen, centra en internaten waar een (gemeenschappelijk) LOC werd opgericht.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997
Art. 25.In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, wordt punt 38° opgeheven.
Art. 26.In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "met het begin van de leerplicht" vervangen door de woorden "vanaf het tweede jaar van de leerplicht".
Art. 27.Aan hoofdstuk III, afdeling 3bis, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt een artikel 11quater toegevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 11quater.§ 1. Vanaf het schooljaar 2021-2022 voert de school voor elke leerling in het gewoon onderwijs bij het begin van de leerplicht een verplichte screening uit, die nagaat wat het niveau van de leerling inzake de onderwijstaal is. Deze screening kan nooit voor de inschrijving van de leerling uitgevoerd worden.
De regering bepaalt met welk instrument de screening bij het begin van de leerplicht gebeurt, alsook het moment en de manier van afname. § 2. In afwijking van paragraaf 1 is de screening niet verplicht voor anderstalige nieuwkomers zoals bepaald in artikel 3, 4° quater. Deze leerlingen krijgen vanaf het schooljaar 2021-2022 in elk geval een actief taalintegratietraject Nederlands, met in beginsel een taalbad zoals bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt. Ook voor leerlingen die in de loop van het lager onderwijs instromen en onvoldoende het Nederlands beheersen om de lessen te kunnen volgen, kan de school beslissen dat zij een taalintegratietraject moeten volgen. § 3. Op basis van de resultaten van de taalscreening, moeten leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen vanaf het schooljaar 2021-2022 een actief taalintegratietraject Nederlands volgen met in beginsel een taalbad, zoals bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt. § 4. Met taalbad wordt vanaf het schooljaar 2021-2022 bedoeld intensieve onderwijsactiviteiten die tot doel hebben de leerling door onderdompeling in de onderwijstaal deze onderwijstaal te laten verwerven in functie van een snelle integratie in de reguliere onderwijsactiviteiten. Dit kan een voltijds traject zijn. Een leerling kan gedurende het basisonderwijs maximaal één schooljaar een voltijds taalbad of voltijds gelijkwaardig alternatief volgen. § 5. Schoolbesturen kunnen elk taalintegratietraject, dus ook het taalbad, individueel of gezamenlijk organiseren. Het kan ook netoverschrijdend georganiseerd worden. § 6. In het geval scholen het taalintegratietraject gezamenlijk organiseren, is er wederzijdse samenwerking tussen de school van inschrijving en de school die het taalintegratietraject aan de leerling verstrekt. Dat houdt onder andere in het organiseren van het vervoer van de ingeschreven leerling naar de school waar het taalintegratietraject wordt georganiseerd, de communicatie tussen de school van inschrijving en de school waar het taalintegratietraject wordt georganiseerd, alsook het opvolgen van de leerling die het taalintegratietraject volgt door de school waar de leerling is ingeschreven. § 7. De leerkracht die het onderwijs in het taalintegratietraject verstrekt, wordt betrokken bij de beslissing over de duur en intensiteit van het taalintegratietraject. § 8. Na het taalintegratietraject integreert de leerling zich desgevallend in de school van inschrijving waar hij de reguliere onderwijsactiviteiten volgt. § 9. In afwijking van artikel 3, 22°, a), wordt het inrichten van een taalintegratietraject niet beschouwd als een herstructurering. § 10. De leerlingen die een taalintegratietraject volgen, tellen alleen mee voor financiering of subsidiering in de school waar ze zijn ingeschreven op de teldag.".
Art. 28.In artikel 12/1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zin "In dit geval is de leerling onderworpen aan de controle op de leerplicht." opgeheven; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "leerplichtige" opgeheven; 3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zin "In dit geval is de leerling onderworpen aan de controle op de leerplicht." opgeheven; 4° in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord "leerplichtige" opgeheven.
Art. 29.In hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling B, van hetzelfde decreet wordt een artikel 13/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 13/1.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel worden vanaf het schooljaar 2020-2021 als voldoende aanwezig beschouwd, de leerlingen die ingeschreven zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs en er 290 halve dagen daadwerkelijk aanwezig zijn. Halve dagen aanwezigheid in de rijdende kleuterschool zoals bepaald in artikel 168 van dit decreet worden beschouwd als aanwezigheid in de erkende school voor Nederlandstalig onderwijs waar de leerling ingeschreven is.
In afwijking van het eerste lid bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht wordt voldoende aanwezig te zijn, wanneer de school overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs, in het deeltijds kunstonderwijs en het onderwijs voor sociale promotie erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, over een afwijkende uurregeling beschikt. § 2. Om toegelaten te worden tot het gewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een leerling zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar. Als hij nog niet de leeftijd van zeven jaar heeft bereikt of zal bereiken voor 1 januari van het lopende schooljaar, moet hij bovendien voldoen aan de voorwaarden van de groep waartoe hij behoort: 1° voor leerlingen die voldoende aanwezig waren in het voorafgaande schooljaar: a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft.Dit advies behelst de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten; b) bij ongunstig advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), wordt de leerling tot het gewoon lager onderwijs toegelaten mits alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater te doorlopen.Dit kan een voltijds traject zijn, tenzij voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt hiervan de modaliteiten; 2° voor leerlingen die het voorafgaande schooljaar ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs maar niet voldoende aanwezig waren: a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft.Dit advies behelst in elk geval de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden; b) bij ongunstige advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen.Deze beslissing behelst in elk geval de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden.
Leerlingen met een ongunstig advies van de school voor kleuteronderwijs omwille van de beheersing van het Nederlands kunnen enkel toegelaten worden tot het gewoon lager onderwijs mits deze leerlingen in het lager onderwijs alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater doorlopen. Dit kan een voltijds traject zijn, tenzij voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt hiervan de modaliteiten; 3° voor leerlingen die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs: een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen.Deze beslissing behelst in elk geval de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden.
De klassenraad lager onderwijs beslist eveneens of de leerling in het lager onderwijs toegelaten wordt tot hetzij het reguliere traject, hetzij een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of het volwaardig alternatief.
Bij weigering van toelating tot het lager onderwijs beslist de klassenraad van de school voor kleuteronderwijs of de leerling in het kleuteronderwijs het reguliere traject of een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of een volwaardig alternatief volgt. § 3. Het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk op 30 juni.
De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september, uiterlijk tien schooldagen na deze inschrijving. In afwachting van deze mededeling is de leerling ingeschreven onder opschortende voorwaarde. Bij overschrijding van de genoemde termijn is de leerling ingeschreven.
De schriftelijke mededeling aan de ouders van een negatief advies of negatieve beslissing bevat tevens de motivatie. § 4. Met uitzondering van de eerste zin van paragraaf 2 is dit artikel niet van toepassing op leerlingen die worden ingeschreven in scholen voor Franstalig onderwijs in de randen taalgrensgemeenten die deel uitmaken van het Nederlandse taalgebied. § 5. Om toegelaten te worden tot het buitengewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een leerling zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar.".
Art. 30.In hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling B, van hetzelfde decreet wordt tussen artikel 14 en artikel 14/1 een artikel 14/0 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 14/0.Vanaf het schooljaar 2021-2022 kan een leerling die 5 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar, in afwijking van artikel 13/1, § 2 en § 5, tot het lager onderwijs toegelaten worden onder de volgende voorwaarden: 1° in het gewoon onderwijs: na toelating conform artikel 13/1, § 2, 2°, indien het een leerling betreft die het voorgaande schooljaar ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs, of conform artikel 13/1, § 2, 3°, indien het een leerling betreft die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor kleuteronderwijs.Na kennisneming van en toelichting bij het advies van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing; 2° in het buitengewoon onderwijs: na kennisneming van en toelichting bij de adviezen van de klassenraad en van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing.".
Art. 31.In artikel 20 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. Leerplichtigen zijn een regelmatige leerling als ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, en aan al de volgende voorwaarden: 1° als ze in het lager onderwijs zitten, of als zesen zevenjarige in het kleuteronderwijs zitten met toepassing van artikel 12/1, zijn ze altijd aanwezig, behalve bij gewettigde afwezigheid;2° als ze als vijfjarige in het kleuteronderwijs zitten zijn ze voldoende aanwezig conform artikel 26;3° deelnemen aan alle onderwijsactiviteiten die voor de leerlingengroep of de leerling worden georganiseerd, behoudens vrijstelling bedoeld in artikel 29.Deelnemen aan het taalbad of een ander taalintegratietraject wordt beschouwd als een onderwijsactiviteit die voor de leerlingengroep of de leerling wordt georganiseerd.".
Art. 32.Artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 8 mei 2009, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 23.In afwijking van artikel 20, § 1, 2°, worden de leerlingen die onderwijs volgen in een school van type 5 beschouwd als regelmatige leerling in de school waar ze zijn ingeschreven. Deze school heeft daardoor de verplichting alle medewerking te verlenen bij het onderwijs dat aan haar leerling verstrekt wordt.
Een leerling is daarenboven een regelmatige leerling: 1° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een ziekenhuis, voor de dagen dat hij ten minste één lestijd onderwijs krijgt;2° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een preventorium als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20, § 1, 1°, en § 2. Voor de vestigingsplaats van de type 5-school bij een residentiële setting bepaalt de regering per categorie aan welke voorwaarden de leerling moet voldoen om een regelmatige leerling te zijn.".
Art. 33.In artikel 26, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de zin "Voor leerplichtige leerlingen in het basisonderwijs is de leerplicht voltijds." vervangen door de zinnen "Voor leerlingen in het kleuteronderwijs die vijf jaar worden voor 1 januari van het schooljaar is er een leerplicht ten belope van 290 halve dagen aanwezigheid per schooljaar. Voor de berekening van dat aantal halve dagen aanwezigheid in functie van de leerplicht en de regelmatigheid van de leerling kunnen de afwezigheden die door de directie als aanvaardbaar geacht worden meegerekend worden. Voor scholen die overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs, in het deeltijds kunstonderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, over een afwijkende uurregeling beschikken bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht wordt voldoende aanwezig te zijn.
Voor zes-en zevenjarigen in het kleuteronderwijs, in toepassing van artikel 12/1, en voor leerlingen in het lager onderwijs is de leerplicht voltijds.".
Art. 34.In artikel 28, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2010, wordt het woord "ziekenhuisschool" vervangen door de woorden "type 5-school".
Art. 35.In artikel 29 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 16 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "leerplichtig" opgeheven; 2° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De leerplichtige leerling in het officieel kleuteronderwijs kan voor het onderricht in een van de erkende godsdiensten of de niet-confessionele zedenleer lessen bijwonen in de lagere school die zijn ouders daarvoor kiezen.".
Art. 36.Aan artikel 31 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2014, 19 juni 2015, 17 juni 2016 en 15 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan, meer bepaald de essentiële gegevens die de studieresultaten en de studievoortgang van de leerling bevorderen, monitoren, evalueren en attesteren;" 2° aan paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° het schoolbestuur van de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van de persoonsgegevens voor de looptijd dat deze bewaard dienen te worden;"; 3° aan paragraaf 1, eerste lid, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt: "6° het centrumbestuur of de gemandateerde van het CLB dat het verslag of gemotiveerd verslag, vermeld in punt 4°, heeft opgesteld is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen door of ter voorbereiding van het verslag of gemotiveerd verslag.Het centrumbestuur of de gemandateerde van het overnemende CLB is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen na ontvangst van het verslag of gemotiveerd verslag;"; 4° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering kan de regels bepalen omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking.".
Art. 37.In artikel 32 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 4 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, wordt het woord "leerplichtige" telkens opgeheven.
Art. 38.In artikel 34, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 5 april 2019, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking die wordt georganiseerd in de lestijden, vermeld in het eerste lid, wordt altijd aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 zijn van toepassing op die personeelsleden, met uitzondering van de volgende bepalingen: 1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering over de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.Het schoolbestuur van de school die de betrekking organiseert, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor die reaffectatie of wedertewerkstelling is altijd de toestemming vereist van het ter beschikking gestelde personeelslid; 2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard.Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekking.".
Art. 39.In artikel 37 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2001 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "de ziekenhuisscholen" vervangen door de woorden "een vestigingsplaats bij een ziekenhuis en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt"; 2° aan paragraaf 2 wordt een punt 13° toegevoegd, dat luidt als volgt: "13° richtlijnen over aanwezigheden, in het bijzonder voor de leerplichtige kleuters, en te laat komen.".
Art. 40.Aan artikel 37novies, § 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2013, 25 april 2014 en 6 juli 2018, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° voor de toelating van leerlingen in het gewoon basisonderwijs, die beschikken over een verslag als bedoeld in artikel 15 van dit decreet.".
Art. 41.In artikel 44 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 2°, wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Binnen deze eindtermen worden, minstens voor de competenties in het Nederlands en de wiskundige component van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie, bepaalde eindtermen als basisgeletterdheid aangeduid.De eindtermen basisgeletterdheid moeten door elke individuele leerling worden bereikt op het eind van het vierde jaar lager onderwijs. Basisgeletterdheid zijn die eindtermen die het startpunt vormen voor het bereiken van de eindtermen basisgeletterdheid in de eerste graad van het secundair onderwijs voor de competenties in het Nederlands en de wiskundige component van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie. In uitzonderlijke gevallen kan de klassenraad gemotiveerd beslissen dat een individuele leerling een eindterm basisgeletterdheid niet moet bereiken. De regering bepaalt vanaf welk schooljaar de eindtermen basisgeletterdheid in het lager onderwijs ingevoerd worden.". 2° aan paragraaf 3, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, wordt de volgende zin toegevoegd: "Ze bewaakt de haalbaarheid.".
Art. 42.In artikel 48, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001, worden de woorden "een ziekenhuisschool" vervangen door de woorden "een vestigingsplaats bij een ziekenhuis en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt".
Art. 43.In artikel 91, § 2 en § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de woorden "Vlaamse Gebarentaal" telkens vervangen door de woorden "Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal".
Art. 44.In artikel 103 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 oktober 2000, 15 juli 2005 en 19 juli 2013, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. In afwijking van paragraaf 1 kan per 1 september een nieuwe school voor buitengewoon onderwijs type 5 worden opgenomen in de financieringsof subsidieregeling als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de school is gehecht aan een ziekenhuis of een preventorium dat de regering aanwijst, of aan een residentiële setting die de regering aanwijst;2° de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen in de school in kwestie voldoet gedurende de maand september van het oprichtingsjaar aan de programmatienorm die de regering vaststelt. Voor het type 5 wordt de gemiddelde aanwezigheid van de regelmatige leerlingen gedurende de maand september van het tweede en derde bestaansjaar vergeleken met de programmatienorm.".
Art. 45.In artikel 108bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003 en vervangen bij het decreet van 22 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden tussen het woord "bestaande" en het woord "vestigingsplaatsen" de woorden "en nieuwe" ingevoegd;2° in paragraaf 1 worden de woorden "en moeten de nieuwe vestigingsplaatsen de door de regering vastgelegde rationalisatienormen bereiken" opgeheven;3° in paragraaf 2 worden tussen het woord "oprichten" en het woord "In" de woorden "op voorwaarde dat de school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen" ingevoegd.
Art. 46.In artikel 109 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 22 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt de zin "Daartoe moeten de school al haar reeds bestaande types in scholen en al haar reeds bestaande types in vestigingsplaatsen op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar van de nieuwe vestigingsplaatsen de door de regering vastgelegde rationalisatienormen bereiken en moeten de types in de nieuwe vestigingsplaatsen de door de regering vastgelegde rationalisatienormen bereiken." vervangen door de zin "De school en elk type in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school bereiken daarvoor op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar van de nieuwe vestigingsplaats de rationalisatienormen die de regering vastlegt."; 2° in paragraaf 3 worden tussen het woord "oprichten" en het woord "In" de woorden "op voorwaarde dat de school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen" ingevoegd.
Art. 47.In artikel 110, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2007, worden tussen het woord "oprichten" en het woord "In" de woorden "op voorwaarde dat de school het voorgaande schooljaar voldeed aan de programmatienormen" ingevoegd.
Art. 48.In artikel 111 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 22 juni 2007 en gewijzigd bij de decreten van 21 maart 2014 en 19 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Met uitzondering van de scholen voor type 5 kan een school voor buitengewoon onderwijs die op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar voldoet aan de rationalisatienormen die de regering vastlegt, per 1 september een nieuw type oprichten, met uitzondering van type 5. De school, elk type in de school en elk type in de vestigingsplaatsen van de school bereiken daarvoor op de eerste schooldag van oktober van het oprichtingsjaar van het nieuwe type de rationalisatienormen die de regering vastlegt."; 2° in paragraaf 2 worden tussen het woord "school" en de woorden "het voorgaande schooljaar" de woorden "op de eerste schooldag van oktober van" ingevoegd.
Art. 49.In artikel 112 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 oktober 2000 en 22 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden tussen het woord "die" en het woord "voldoet" de woorden "op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar" ingevoegd;2° in paragraaf 1 worden de woorden "dat aan de door de regering vastgelegde rationalisatienorm voldoet" opgeheven;3° in paragraaf 1 wordt het woord "lopende" opgeheven;4° er wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. De bepalingen van artikel 111, § 3 en § 4, zijn van toepassing als een type wordt opgericht door omvorming.".
Art. 50.In artikel 125quinquies, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 17 juni 2011 en gewijzigd bij de decreten van 17 juni 2016 en 15 juni 2018, wordt punt 3° opgeheven.
Art. 51.In artikel 134, § 1, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2012, wordt de zinsnede "0,2710 lestijden" vervangen door de zinsnede "0,26710 lestijden".
Art. 52.In artikel 149 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 17 juni 2016, worden de woorden "aan een preventorium" vervangen door de woorden "aan een vestigingsplaats bij een preventorium en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt".
Art. 53.In artikel 153quinquies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 4 juli 2008 en vervangen bij het decreet van 1 juli 2011, wordt de zinsnede ", als vermeld in artikel X.53 van het decreet betreffende het onderwijs XIV van 14 februari 2003" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel VI.5 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016".
Art. 54.In artikel 172quinquies, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij de decreten van 6 juli 2018 en 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 3, eerste lid, 3°, wordt een punt d) toegevoegd, dat luidt als volgt: "d) voor het schooljaar 2020-2021: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2014-2015 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018, 2018-2019 en 2019-2020."; 2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede "van de drie schooljaren 20172018, 2018-2019 en 2019-2020" vervangen door de zinsnede "van de schooljaren 2017-2018 tot en met 2020-2021";3° in paragraaf 8, eerste lid, wordt de zinsnede "2019-2020" vervangen door de zinsnede "2020-2021". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs
Art. 55.In het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt een artikel 4/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 4/1.Onverminderd de bepalingen van de paragrafen 2 tot en met 5 van artikel 4 kan de Vlaamse Regering bij een vastgesteld tekort op de arbeidsmarkt bepalen dat een schoolbestuur in het secundair onderwijs in het kader van een tijdelijk project, als bedoeld in dit decreet, een deel van haar omkadering voor het onderwijzend personeel telkens voor maximum één schooljaar kan aanwenden om via een overeenkomst van dienstverlening tussen een schoolbestuur en een organisatie of onderneming uit de publieke of private sector om een of meer werknemers van die organisatie of onderneming in dienst te nemen via een dienstverleningsovereenkomst. Het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs, het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs en hun uitvoeringsbesluiten zijn niet van toepassing op deze personeelsleden.
Bij deze vorm van aanwending van de omkadering voor het onderwijzend personeel kan de school die het personeelslid in dienst neemt, naargelang het geval lesuren of uren-leraar omzetten in een krediet.
Dit krediet wordt aangewend als financiële tegemoetkoming voor de onderneming of de organisatie die een of meer werknemers ter beschikking stelt van de school. Een lesuur of uur-leraar vertegenwoordigt 59,66 euro. De Vlaamse Regering kan het voormelde bedrag aanpassen.
De Vlaamse Regering bepaalt bij het opzetten van een tijdelijk project, als vermeld in dit artikel, het maximale aandeel van de omkadering dat een school kan aanwenden om lesuren of uren-leraar om te zetten in een krediet, de wijze van toekenning van het krediet en de wijze van melding ervan aan de bevoegde dienst van de administratie.
De Vlaamse Regering stelt voor tijdelijke projecten, bedoeld in dit artikel, een model van raamovereenkomst dienstverlening op, waarbij ze steeds rekening houdt met voorwaarden van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. In deze raamovereenkomst dienstverlening worden minstens de volgende elementen opgenomen: - de specifieke opdracht van de werknemer in de school; - de aanstellingsen arbeidsvoorwaarden die gelden voor de werknemer, waarbij alvast het salaris en de financiële voordelen die de werknemer in zijn onderneming of organisatie geniet gegarandeerd blijven; - de opleiding die de werknemer moet volgen; - de plichten die de werknemer moet naleven bij het uitoefenen van zijn opdracht. Daarbij wordt alvast uitdrukkelijk bepaald dat de werknemer daarbij steeds onder het gezag blijft van zijn organisatie of onderneming, tenzij het gaat om plichten die betrekking hebben op het welzijn op het werk of over specifieke instructies die nodig zijn voor de goede uitvoering van de specifieke opdracht; - de duur van de overeenkomst; - de mogelijkheden tot voortijdige beëindiging van de overeenkomst.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs
Art. 56.Aan artikel 25bis, § 2, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2012 en gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2015, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° in de studiegebieden Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 en Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4. De open module Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2 omvat uitsluitend basiscompetenties uit het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2. De open module Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4 omvat uitsluitend basiscompetenties uit het studiegebied Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4.".
Art. 57.In artikel 35, § 1, vierde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt de zinsnede "federale, Europese of andere hiërarchisch hogere regelgeving" vervangen door de zinsnede "Vlaamse, federale of Europese regelgeving".
Art. 58.In artikel 41, § 4, 2°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009, 12 juli 2013 en 4 mei 2018, worden tussen de woorden "met een certificaat" en het woord "van" de woorden "of een bewijs van een beroepskwalificatie" ingevoegd.
Art. 59.In artikel 72ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009, wordt de datum "30 april" vervangen door de datum "31 maart".
Art. 60.Aan artikel 87, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 maart 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De som van het aantal punten die de Vlaamse Gemeenschap toekent wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal.".
Art. 61.In artikel 89 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste en het tweede lid wordt de zinsnede "n-1/n" vervangen door de zinsnede "n/n+1";2° in het tweede lid wordt tussen het woord "begrotingsjaar" en het woord "De" de zinsnede "n+1" ingevoegd;3° aan het tweede lid wordt de zinsnede "n+1" toegevoegd.
Art. 62.In artikel 93, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 30 april 2009 en 16 maart 2018, worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt: "1° het inschrijvingsgeld betaald hebben, als dat verplicht is; 2° ingeschreven zijn vóór een derde van het minimaal aantal lestijden van een module voorbij is, dat volgens het opleidingsprofiel, vermeld in artikel 24, georganiseerd moet worden.".
Art. 63.In artikel 97, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij het decreet van 16 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1° tot en met 6°, en 8°, wordt de zinsnede "formule van artikel 98, § 1" vervangen door de zinsnede "berekeningswijze, vermeld in het tweede lid"; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Het aantal lesurencursist dat bij een overdracht van leraarsuren in rekening kan worden gebracht voor het behalen van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt berekend door het overgedragen aantal leraarsuren te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het aantal lesurencursist dat het overdragende centrum tijdens de referteperiode van 1 januari n-1 tot en met 31 december n-1 gerealiseerd heeft en het aantal leraarsuren dat op basis van die gerealiseerde lesurencursist aan het overdragende centrum is toegekend.".
Art. 64.Aan artikel 105, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 maart 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De som van het aantal punten die de Vlaamse Gemeenschap toekent wordt naar beneden afgerond tot een geheel getal.".
Art. 65.In artikel 108 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 maart 2018 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "n-1/n" vervangen door de zinsnede "n/ n+1";2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "op 1 september n" vervangen door de zinsnede "voor het schooljaar n/n+1";3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt tussen het woord "begrotingsjaar" en het woord "De" de zinsnede "n+1" ingevoegd;4° aan paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "n+1" toegevoegd;5° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "n-1/n" vervangen door de zinsnede "n/n+1";6° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "1 januari n-1 tot en met 31 december n-1" vervangen door de zinsnede "1 januari n-2 tot en met 31 december n-2".
Art. 66.In artikel 113novies, § 4, 6°, van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 2018, worden de woorden "Latijns schrift in het studiegebied" vervangen door de woorden "Lezen en Schrijven voor Andersgealfabetiseerden in het studiegebied".
Art. 67.In artikel 118 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° elke inbreuk op de verplichting om conform artikel 113decies, § 3, inschrijvingsgelden aan het fonds over te maken op de data die de Vlaamse Regering bepaalt;"; 2° aan paragraaf 1 wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° de verplichting, vermeld in artikel 122, tweede lid, niet na te leven."; 3° in paragraaf 2 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de vaststelling van de overtreding en voor de toepassing van de sanctie voor de inbreuk, vermeld in paragraaf 1, 8°."; 4° in paragraaf 2 worden in het derde lid dat vierde lid is geworden, de woorden "eerste en tweede lid" vervangen door de woorden "eerste tot en met derde lid".
Art. 68.Aan artikel 122, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt de volgende zin toegevoegd: "Bij die informatieverstrekking, met inbegrip van studiebekrachtiging, hanteert een centrumbestuur minstens de benamingen die betrekking hebben op opleidingen en modules die zijn vastgelegd door of krachtens dit decreet.".
Art. 69.In artikel 196septies, § 3, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 maart 2018 en gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, wordt de zinsnede "waarbij dezelfde berekeningswijze als voor het schooljaar 2018-2019 en een door de Vlaamse Regering bepaalde groeinorm gehanteerd wordt en de lesurencursist gerealiseerd in de specifieke lerarenopleiding en het hoger beroepsonderwijs niet worden meegerekend" opgeheven.
Art. 70.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 20 december 2019 en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2020, wordt een artikel 196decies ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 196decies.In afwijking van artikel 113novies, § 4, 6°, geldt er een volledige vrijstelling van inschrijvingsgeld voor de opleiding Latijns schrift in het studiegebied Nederlands als tweede taal richtgraad 1 en 2 die in uitvoering van artikel 25ter gedurende het schooljaar 2020-2021 kan georganiseerd worden.".
Art. 71.In bijlage IV bij hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in REGIO III wordt het woord "Puurs" vervangen door het woord "Puurs-SintAmands" en wordt het woord "Sint-Amands" opgeheven;2° in REGIO VII wordt het woord "Meeuwen-Gruitrode" vervangen door het woord "Oudsbergen", worden de woorden "Neerpelt", "Opglabbeek" en "Overpelt" opgeheven en wordt tussen het woord "Peer" en het woord "Tessenderlo" het woord "Pelt" ingevoegd;3° in REGIO X wordt de naam "Kruishoutem" vervangen door het woord "Kruisem" en wordt het woord "Zingem" opgeheven;4° in REGIO XI wordt het woord "Knesselare" vervangen door het woord "Lievegem" en worden de woorden "Lovendegem", "Nevele", "Waarschoot" en "Zomergem" opgeheven. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap
Art. 72.In artikel 2 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap worden de woorden "centra voor deeltijdse vorming" opgeheven.
Art. 73.Aan artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2014, 30 maart 2018 en 5 april 2019, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5. Als de component werkplekleren niet wordt ingevuld conform paragraaf 1 tot en met 3, of met een NAFT, wordt de opleiding altijd volledig georganiseerd via onderwijs bij het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of het centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen waar de leerling is ingeschreven.".
Art. 74.Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2018, wordt opgeheven.
Art. 75.In artikel 10, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009, 9 juli 2010, 21 december 2012, 27 april 2018, wordt punt 10° opgeheven.
Art. 76.In artikel 11 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 maart 2018, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 4. Voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats dient met ingang van het schooljaar 2021-2022 het centrumbestuur een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, met toevoeging van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité en, als het centrum tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.
In de aanvraag, waarvan het modelformulier door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, wordt verklaard dat: 1° de vestigingsplaats bij ingebruikname beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid;2° het centrumbestuur op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de betreffende gebouwen, als een vestigingsplaats in gebruik wordt genomen waar een andere onderwijsinstelling gevestigd is of voordien was.Het centrumbestuur vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege goedgekeurd.
Deze paragraaf geldt niet voor een centrum dat, al dan niet als gevolg van een splitsing van bestaande centra, wordt opgericht.".
Art. 77.In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. De centrumraad telt ten minste zes leden en wordt paritair samengesteld uit afgevaardigden van het onderwijs, aangewezen door het centrumbestuur, en afgevaardigden van socio-economische organisaties.
Een afgevaardigde van het centrum voor leerlingenbegeleiding maakt raadgevend deel uit van de centrumraad.".
Art. 78.Artikel 20 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 17 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 20.De Vlaamse Regering bepaalt welke opleidingen vanaf het schooljaar 2021-2022 vrij programmeerbaar, programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering of niet programmeerbaar zijn. Een programmatie is noodzakelijk bij de oprichting van een opleiding die niet georganiseerd is op 1 oktober van de twee voorafgaande schooljaren, met de bedoeling om die opleiding in aanmerking te laten komen voor financiering of subsidiëring.
Een vrij programmeerbare opleiding wordt door het centrumbestuur schriftelijk gemeld bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap uiterlijk op 1 april van het voorafgaande schooljaar. Een programmatie mits goedkeuring door de Vlaamse Regering wordt door het centrumbestuur schriftelijk aangevraagd bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap uiterlijk op 30 november van het voorafgaande schooljaar. De motivering van de aanvraag houdt rekening met de criteria 1° tot en met 8°, vermeld in artikel 357/8 van de Codex Secundair Onderwijs. De onderwijsinspectie en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap enerzijds en de Vlaamse Onderwijsraad anderzijds brengen een advies uit over de programmatie. De beslissing van de Vlaamse Regering, die ook rekening houdt met voormelde criteria, wordt genomen uiterlijk 31 maart van het voorafgaande schooljaar. De in dit lid voorziene termijnen zijn vervaltermijnen.
Een programmatie die de uiterlijke datum voor melding of aanvraag overschrijdt, is onontvankelijk. Als de Vlaamse Regering niet op de uiterlijke datum heeft beslist, is de programmatie van rechtswege goedgekeurd.
Uitsluitend wat het deeltijds beroepssecundair onderwijs betreft gaan bij de melding of aanvraag van een programmatie het protocol van de onderhandeling daarover in het bevoegde lokaal comité en, als het centrum tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.
Uitsluitend wat de leertijd betreft komt de voorwaarde met betrekking tot programmatie, vermeld in het tweede lid, als subsidievoorwaarde bovenop de subsidievoorwaarden, bepaald in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding".".
Art. 79.In artikel 21 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Elk centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en elk centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen is vrij in de ingebruikname van vestigingsplaatsen.".
Art. 80.In artikel 27, § 2, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden "centrum voor deeltijdse vorming" vervangen door de zinsnede "organisatie die in het schooljaar 2018-2019 is erkend als een centrum voor deeltijdse vorming".
Art. 81.Artikel 35 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 maart 2018, wordt opgeheven.
Art. 82.In artikel 39 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2018, wordt paragraaf 2 opgeheven.
Art. 83.In artikel 49 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "brugproject" vervangen door het woord "aanloopcomponent";2° in het tweede lid worden tussen het woord "arbeidsdeelname" en de woorden "wordt ingeschaald" de woorden "of aanloopcomponent" ingevoegd.
Art. 84.In artikel 62 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009 en 30 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden tussen het woord "onderwijs" en het woord "wordt" de woorden "of een centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen" ingevoegd;2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het bestaande derde lid, dat het tweede lid wordt, wordt de zinsnede "of, voor wat betreft de leertijd, de trajectbegeleider" opgeheven; 4° het bestaande zesde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "Het resultaat van de screening is een inschaling van de jongere in de arbeidsdeelname of de aanloopcomponent.".
Art. 85.In artikel 64, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2018, wordt de zin "Afhankelijk van het resultaat van de screening wordt de jongere onmiddellijk in de arbeidsdeelname de aanloopcomponent of NAFT ingeschakeld." vervangen door de zin "Afhankelijk van het resultaat van de screening wordt de jongere onmiddellijk in de arbeidsdeelname of de aanloopcomponent ingeschakeld.".
Art. 86.Artikel 65 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 87.In artikel 86, § 1, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 30 maart 2018, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° aanvullende werkingsmiddelen die worden toegekend op basis van het aantal dagen dat de jongeren effectief gepresteerd hebben binnen de fase arbeidsdeelname of de aanloopcomponent tijdens het voorafgaande schooljaar. De Vlaamse Regering legt de overeenkomstige financieringsof subsidiebedragen vast en kan bijkomende voorwaarden bepalen.".
Art. 88.Aan artikel 90 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 8 mei 2009 en 30 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1, 9°, e), wordt de volgende zin toegevoegd: "In afwijking van deze bepalingen is vaste benoeming mogelijk op 1 januari 2021."; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 89.In artikel 93 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt paragraaf 2 opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs
Art. 90.In artikel 2, 10°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, wordt de zinsnede "het decreet van 30 april 2009 betreffende het hoger beroepsonderwijs" vervangen door de zinsnede "de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013".
Art. 91.Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 13.Deze titel, met uitzondering van artikel 14, § 3, eerste lid, van dit decreet, is niet van toepassing op de basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs, die niet in rekening worden gebracht voor het vaststellen van de personeelsformatie van de pedagogische begeleidingsdiensten, vermeld in artikel 16.".
Art. 92.Artikel 31 van het dezelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 31.Deze titel is niet van toepassing op het hoger beroepsonderwijs, met uitzondering van de opleiding Verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs. De onderwijsinspectie oefent voor deze opleiding haar opdracht uit in samenwerking met de accreditatieorganisatie, vermeld in artikel II.26 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.". HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010
Art. 93.In artikel 2, § 1, tweede lid, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, gewijzigd bij de decreten van 4 april 2014, 27 april 2018 en 17 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt opgeheven;2° in punt 2° wordt de zinsnede ", 116 tot en met 120, en 123/6" vervangen door de zinsnede "en 116 tot en met 120".
Art. 94.In artikel 3 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 35°, b), wordt de volgende zin toegevoegd: "De heroprichting van een niet-duaal structuuronderdeel, na onderbreking ten gevolge van de oprichting van een inhoudelijk verwant duaal structuuronderdeel, wordt ook niet als programmatie beschouwd;"; 2° in punt 40° /1 wordt de zinsnede "en vrije tijd, maar niet om beroepservaring op te doen gericht op latere betaalde of onbetaalde arbeid" vervangen door de zinsnede ", werken en vrije tijd, maar niet om beroepservaring op te doen gericht op latere betaalde arbeid".3° punt 46° wordt vervangen door wat volgt: "46° vestigingsplaats: een geografische afbakening die bestaat uit een geheel van gebouwde en ongebouwde onroerende goederen in gebruik van een onderwijsinstelling dat voldoet aan alle volgende voorwaarden: 1° gelegen zijn binnen eenzelfde of aansluitende kadastrale percelen of gescheiden zijn door één van volgende mogelijkheden: a) maximaal twee kadastrale percelen;b) een weg;2° volledig of gedeeltelijk gebruikt door personeelsleden van de onderwijsinstelling voor onderwijsactiviteiten, met uitzondering van: a) extra-murosactiviteiten;b) leerlingenstages;c) lessen, al dan niet gegeven door personeelsleden van de onderwijsinstelling, in een bedrijf of in een opleidingsof vormingsinstelling die geen onderwijsinstelling is;d) sporten bewegingsactiviteiten, voor zover de aanwezige sportinfrastructuur buiten het schooldomein ligt en ook door derden wordt gebruikt. In afwijking van punt 1° geldt voor de bepalingen aangaande het `recht op inschrijving' dat een vestigingsplaats enkel betrekking heeft op eenzelfde of aansluitende kadastrale percelen.".
Art. 95.Aan artikel 7 van dezelfde codex wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Bij die informatieverstrekking, met inbegrip van de studiebekrachtiging, hanteert een schoolbestuur minstens de benamingen van structuuronderdelen en vakken, die zijn vastgelegd door of krachtens een decreet. Het clusteren van vakken is mogelijk. Indien vakken worden geclusterd, blijft het in alle communicatie met ouders, leerkrachten en leerlingen duidelijk welke vakken daarvan onderdeel uitmaken.".
Art. 96.In artikel 15 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 23 maart 2018, wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 4. Voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats dient met ingang van het schooljaar 2021-2022 het schoolbestuur een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, met toevoeging van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.
In de aanvraag, waarvan het modelformulier door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, wordt verklaard dat: 1° de vestigingsplaats bij ingebruikname beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid;2° het schoolbestuur op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de betreffende gebouwen, als een vestigingsplaats in gebruik wordt genomen waar een andere onderwijsinstelling gevestigd is of voordien was.Het schoolbestuur vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege goedgekeurd.
Deze paragraaf geldt niet voor een school die, al dan niet als gevolg van een herstructurering van bestaande scholen, wordt opgericht.".
Art. 97.Aan artikel 19, § 4, tweede lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de volgende zin toegevoegd: "In afwijking van deze bepaling is vaste benoeming in uren-leraar mogelijk op 1 januari 2021.".
Art. 98.Aan artikel 20, § 2, tweede lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de volgende zin toegevoegd: "In afwijking van deze bepaling is vaste benoeming in uren-leraar mogelijk op 1 januari 2021.".
Art. 99.Aan artikel 21 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 19 juli 2013 en 25 april 2014, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 4, 5 en 6 is vaste benoeming in uren-leraar mogelijk op 1 januari 2021.".
Art. 100.In artikel 106 van dezelfde codex, wordt tussen de zinsnede "artikel 123" en het woord "kan" de zinsnede "en 7" ingevoegd.
Art. 101.Aan artikel 110/9, § 6, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 25 november 2011 en gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 6 juli 2018, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° voor de toelating van leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, die beschikken over een verslag als bedoeld in artikel 294.".
Art. 102.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 17 mei 2019, wordt een artikel 115/7 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 115/7.De scholen zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren studiebewijs aan de houder van het studiebewijs. Het attest vermeldt de datum van uitreiking van het studiebewijs.
Personen die met toepassing van de wetgeving over de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij de scholen waar ze een studiebewijs hebben behaald of bij de bevoegde dienst van de Vlaamse Gemeenschap een verzoek indienen om het studiebewijs te laten vervangen door een studiebewijs met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag wordt het oorspronkelijk behaalde studiebewijs ingeleverd en worden stukken gevoegd die de naamswijziging aantonen.".
Art. 103.In artikel 123/6 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 april 2014 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan, meer bepaald de essentiële gegevens die de studieresultaten en de studievoortgang van de leerling bevorderen, monitoren, evalueren en attesteren;"; 2° er wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° het schoolbestuur van de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van de persoonsgegevens voor de looptijd dat deze bewaard dienen te worden;"; 3° er wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt: "6° het centrumbestuur of de gemandateerde van het CLB dat het verslag of gemotiveerd verslag, vermeld in punt 4°, heeft opgesteld is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen door of ter voorbereiding van het verslag of gemotiveerd verslag.Het centrumbestuur of de gemandateerde van het overnemende CLB is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen na ontvangst van het verslag of gemotiveerd verslag."; 4° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering kan de regels bepalen omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking.".
Art. 104.In artikel 134/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 20 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het vierde lid vervangen door wat volgt: "In het eerste, tweede en derde lid wordt verstaan onder organiseren: ten minste één regelmatige leerling hebben ingeschreven op de eerste lesdag van oktober in elk onderdeel van het in het betrokken lid opgelegde studieaanbod en dat studieaanbod alleszins organiseren binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg."; 2° in paragraaf 2 wordt aan het vijfde lid de volgende zin toegevoegd: "Die voordelen kunnen uitsluitend betrekking hebben op de geografische omschrijving, vermeld in het vierde lid, van domeinschool of campusschool en niet op eventueel andere vestigingsplaatsen van dergelijke school die buiten die omschrijving liggen."; 3° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art. 105.In artikel 138 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 26 januari 2018, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De doelen en de leerplannen die tot stand komen in uitvoering van de bepalingen van deze afdeling treden progressief in werking, leerjaar na leerjaar, te beginnen met het eerste leerjaar van de eerste graad, vanaf 1 september 2019. De curriculumdossiers die tot stand komen in uitvoering van de bepalingen van deze afdeling treden in werking: 1° per 1 september 2023: in het eerste leerjaar van de eerste graad, het eerste leerjaar van de tweede graad en het eerste leerjaar van de derde graad;2° per 1 september 2024: in het tweede leerjaar van de eerste graad, het tweede leerjaar van de tweede graad en het tweede leerjaar van de derde graad;3° per 1 september 2025: in het derde leerjaar van de derde graad".
Art. 106.Aan artikel 143, § 1, eerste lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 26 januari 2018, wordt de volgende zin toegevoegd: "Ze bewaakt de haalbaarheid.".
Art. 107.In artikel 167 van dezelfde codex wordt de datum "1 juni" vervangen door de datum "15 mei".
Art. 108.In artikel 169, § 2, eerste lid, van dezelfde codex wordt de datum "1 juni" vervangen door de datum "15 mei".
Art. 109.In dezelfde codex wordt een artikel 176/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 176/1.Vanaf het schooljaar 2021-2022: 1° heeft elke programmatie van een structuuronderdeel betrekking op een of meer vestigingsplaatsen van de school zoals opgegeven in, naargelang van het geval, de melding of aanvraag van programmatie bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap; 2° wordt de uitbreiding door het schoolbestuur van een vóór het schooljaar 2021-2022 geprogrammeerd structuuronderdeel naar een of meer bestaande vestigingsplaatsen van de school niet als een nieuwe programmatie beschouwd indien alle vestigingsplaatsen van die school gelegen zijn binnen een gemeente die minder dan 70.000 inwoners telt; 3° wordt de uitbreiding door het schoolbestuur van een niet vóór het schooljaar 2021-2022 geprogrammeerd structuuronderdeel naar een of meer vestigingsplaatsen van de school die destijds niet bij de programmatie zijn opgegeven, als een nieuwe programmatie beschouwd;4° kan in uitzonderlijke omstandigheden en zonder als programmatie te worden beschouwd het schoolbestuur een vóór het schooljaar 2021-2022 geprogrammeerd structuuronderdeel organiseren in een of meer nieuwe vestigingsplaatsen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan: a) de uitzonderlijke omstandigheden houden verband met capaciteitsnoden, infrastructuurproblemen of verhuis;b) het schoolbestuur dient een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, met toevoeging van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;c) de aanvraag voor het structuuronderdeel gebeurt tezamen met de aanvraag voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats als vermeld in artikel 15, § 4;d) de Vlaamse Regering neemt een gunstige beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege goedgekeurd; 5° kan in uitzonderlijke omstandigheden en zonder als programmatie te worden beschouwd het schoolbestuur een niet vóór het schooljaar 2021-2022 geprogrammeerd structuuronderdeel organiseren in een of meer vestigingsplaatsen die destijds niet bij de programmatie zijn opgegeven, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan: a) de uitzonderlijke omstandigheden houden verband met capaciteitsnoden, infrastructuurproblemen of verhuis;b) het schoolbestuur dient een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, met toevoeging van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegde lokaal comité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt;c) de aanvraag voor het structuuronderdeel gebeurt in voorkomend geval tezamen met de aanvraag voor de ingebruikname van een nieuwe vestigingsplaats als vermeld in artikel 15, § 4;d) de Vlaamse Regering neemt een gunstige beslissing uiterlijk drie maanden na indiening van de aanvraag en na advies van de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.Bij overschrijding van die termijn is de aanvraag van rechtswege goedgekeurd; 6° is de effectieve programmatie of organisatie van een structuuronderdeel in een nieuwe vestigingsplaats afhankelijk van het voldoen aan artikel 15, § 4.".
Art. 110.Aan artikel 211 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 17 juni 2016, 20 april 2018 en 15 maart 2019, wordt de volgende paragraaf toegevoegd: " § 3bis. In afwijking van paragraaf 3, eerste en derde lid, kan van 1 september 2020 tot 31 augustus 2025 in het voltijds secundair onderwijs de aanwending van uren-leraar onder de vorm van het inzetten van voordrachtgevers onder de hiernavolgende voorwaarden plaatsvinden.
Het aantal lesuren van de wekelijkse lessentabel van het betrokken structuuronderdeel dat, omgerekend naar schooljaarbasis, aan voordrachtgevers kan worden besteed, bedraagt maximum 4, uitgezonderd in de structuuronderdelen van het studiegebied Ballet, het structuuronderdeel Defensie en veiligheid, en het structuuronderdeel Integrale veiligheid, waar het maximum 6 bedraagt.".
Art. 111.Aan artikel 264, eerste lid, van dezelfde codex wordt de volgende zin toegevoegd: "Ze bewaakt de haalbaarheid.".
Art. 112.In artikel 279 van dezelfde codex wordt de zinsnede "de artikelen 277 en 281, § 1," vervangen door de zinsnede "artikel 277".
Art. 113.In artikel 286, § 1, 2°, van dezelfde codex wordt de zinsnede "de artikelen 277, 278 en 281 van deze afdeling" vervangen door de zinsnede "artikel 277 en 278".
Art. 114.In artikel 289 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 3° opgeheven;2° in paragraaf 1, 4°, wordt de zinsnede "deze omvormingen voorzien in de punten 1°, 2° en 3°, " vervangen door de zinsnede "de omvormingen, vermeld in punt 1° en 2°, ";3° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden "of deze opleiding" opgeheven;4° in paragraaf 1, 4°, worden de zinnen "Tijdens de periode van omvorming kunnen in de opleidingsvorm of de opleiding, die opgeheven wordt, enkel leerlingen worden ingeschreven in de leerjaren, die gelet op de progressieve opheffing, nog niet zijn opgeheven.Leerlingen die deze opleidingsvorm of deze opleiding in deze school reeds volgden, mogen hun opleiding daarin beëindigen." vervangen door de zinnen "Tijdens de periode van omvorming kunnen in de opleidingsvorm die opgeheven wordt, alleen leerlingen worden ingeschreven in de leerjaren die, gelet op de progressieve opheffing, nog niet zijn opgeheven. Bij opleidingen van opleidingsvorm 3, waarvan de omvorming al van start is gegaan in 2020-2021, geldt ook dat tijdens de periode van omvorming in de opleiding die opgeheven wordt, alleen leerlingen kunnen worden ingeschreven in de leerjaren die, gelet op de progressieve opheffing, nog niet zijn opgeheven."; 5° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede "De bepalingen van § 1, 1°, 2° en 3° van dit artikel" vervangen door de zinsnede "De bepalingen van paragraaf 1, 1° en 2°, ";6° in paragraaf 3 wordt het woord "opleidingen" telkens vervangen door het woord "structuuronderdelen", worden de woorden "de opleiding" telkens vervangen door de woorden "het structuuronderdeel", worden de woorden "deze opleiding" vervangen door de woorden "dit structuuronderdeel", de woorden "de geprogrammeerde opleiding" vervangen door de woorden "het geprogrammeerde structuuronderdeel" en de woorden "een bijkomende opleiding" vervangen door de woorden "een bijkomend structuuronderdeel";7° in paragraaf 3, tweede lid, worden punt 4° en 5° vervangen door wat volgt: "4° per structuuronderdeel of combinatie van structuuronderdelen een samenwerkingsovereenkomst met ten minste één school voor gewoon secundair onderwijs of één centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs met een vergelijkbaar studieaanbod in de buurt uit het beroepssecundair onderwijs;5° de volgende bewijsstukken: a) de samenwerkingsovereenkomst met een of meer scholen voor gewoon secundair onderwijs of centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs met een vergelijkbaar aanbod in het beroepssecundair onderwijs; b) in voorkomend geval, het protocol van de onderhandeling daarover in het bevoegde lokaal comité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt."; 8° in paragraaf 3 wordt het vierde lid vervangen door wat volgt: "Het schoolbestuur stuurt een gemotiveerde aanvraag met het oprichtingsdossier aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk op 30 november van het schooljaar dat voorafgaat aan de programmatie. Het dossier kan zowel structuuronderdelen van de opleidingsfase, ofwel de kwalificatiefase, ofwel de integratiefase bevatten, als structuuronderdelen van enkele of alle fasen in kwestie samen. De programmatie in de integratiefase en de kwalificatiefase kan verschillen van elkaar, zolang het schoolbestuur structuuronderdelen binnen hetzelfde studiedomein programmeert. Het schoolbestuur kan er ook voor kiezen om identieke structuuronderdelen in die fasen te programmeren. De programmatie van gemoderniseerde structuuronderdelen kan in de verschillende leerjaren of fasen gelijktijdig dan wel progressief worden doorgevoerd, nadat de modernisering is uitgerold.
De voormelde termijn geldt als een vervaltermijn.
Aanvragen die later worden ingediend, zijn onontvankelijk. Een observatiefase is een apart structuuronderdeel, dat in alle scholen met opleidingsvorm 3 wordt aangeboden, waarin met de structuuronderdelen die in de latere fases worden aangeboden kennis gemaakt kan worden, en is vrij programmeerbaar."; 9° in paragraaf 3, achtste lid, wordt de zin "De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk op 30 april van het schooljaar van de aanvraag." vervangen door de zinnen "De Vlaamse Regering neemt een beslissing uiterlijk op 31 maart van het schooljaar waarin de aanvraag is ingediend. Als die termijn wordt overschreden, is de programmatie van rechtswege goedgekeurd."; 10° in paragraaf 3/1 en paragraaf 6 wordt het woord "opleidingen" telkens vervangen door het woord "structuuronderdelen";11° er wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7.Structuuronderdelen die in het voltijds gewoon secundair onderwijs vrij programmeerbaar zijn, zijn ook in het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4 vrij programmeerbaar.
Structuuronderdelen die in het voltijds gewoon secundair onderwijs programmeerbaar zijn mits goedkeuring door de Vlaamse Regering, zijn ook in het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4, programmeerbaar mits goedkeuring door de Vlaamse Regering. In afwijking hiervan is: 1° het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers niet programmeerbaar in het buitengewoon secundair onderwijs;2° het programmatieprincipe niet van toepassing op het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4, type 5. Een vrije programmatie wordt bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap gemeld uiterlijk bij de oprichting van het structuuronderdeel in kwestie.
Een programmatie waarover de Vlaamse Regering beslist, wordt bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap aangevraagd uiterlijk twee maanden, schoolvakanties niet meegerekend, vóór de oprichting van het structuuronderdeel in kwestie. Na advies van de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de onderwijsinspectie beslist de Vlaamse Regering binnen een termijn van twee maanden na indiening van de aanvraag. De gestelde termijnen zijn vervaltermijnen: een laattijdige aanvraag is onontvankelijk, een laattijdige beslissing is van rechtswege gunstig. Zowel de motivering van de aanvraag als de beslissing houden rekening met de cumulatieve criteria, vermeld in artikel 178 voor niet-duale structuuronderdelen en in artikel 357/63 voor duale structuuronderdelen.
Bij de melding of aanvraag gaan het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité en, als de school tot een scholengemeenschap behoort, een uittreksel van het proces-verbaal waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt.".
Art. 115.In artikel 293, § 2, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 21 maart 2014 en gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° een leerling, aangewezen op opleidingsvorm 3 of 4, die nog ten hoogste twee schooljaren nodig heeft na het schooljaar waarin hij de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt, voor het behalen van een of meer studiebewijzen in opleidingsvorm 3 of in opleidingsvorm 4;".
Art. 116.In paragraaf 1 van artikel 314/1 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt de zinsnede "2018-2019 en 2019-2020" vervangen door de zinsnede "2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021".
Art. 117.In artikel 314/4 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 15 juni 2018, wordt het jaartal "2020" vervangen door het jaartal "2021".
Art. 118.In artikel 314/8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 16 juni 2017 en gewijzigd bij de decreten van 6 juli 2018 en 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 3, eerste lid, 3°, wordt een punt d) toegevoegd, dat luidt als volgt: "d) voor het schooljaar 2020-2021: de eerste schooldag van oktober van de schooljaren 2014-2015 tot en met 2016-2017 en de eerste schooldag van februari van de schooljaren 2017-2018, 2018-2019 en 2019-2020."; 2° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede "van de drie schooljaren 2017-2018, 2018-2019 en 2019-2020" vervangen door de zinsnede "van de schooljaren 2017-2018 tot en met 2020-2021";3° in paragraaf 8, eerste lid, wordt de zinsnede "2019-2020" vervangen door de zinsnede "2020-2021".
Art. 119.In artikel 357, § 2 en § 3, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2013 en gewijzigd bij het decreet van 17 juni 2016, worden de woorden "Vlaamse Gebarentaal" telkens vervangen door de woorden "Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal".
Art. 120.Aan artikel 357/8 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 30 maart 2018, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Op de programmaties, bedoeld in dit artikel, zijn vanaf het schooljaar 2021-2022 eveneens de bepalingen van artikel 176/1 van toepassing.".
Art. 121.Aan artikel 357/63 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Dit artikel is niet van toepassing op het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4.". HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013
Art. 122.In artikel I.2, § 2, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, vervangen bij het decreet van 18 mei 2018, wordt tussen de zinsnede "II.106" en de zinsnede "II.124/1" de zinsnede "II.107, II.108, II.109, II.110, II.111, II.114," ingevoegd.
Art. 123.In artikel I.3 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2019, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 15° wordt vervangen door wat volgt: "15° bewijs van bekwaamheid: het bewijs, via een document of een bewijs van registratie, dat een student op grond van EVC's of EVK's de competenties heeft verworven die eigen zijn aan: a) het niveau van gegradueerde in het hoger beroepsonderwijs;b) het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs;c) het niveau van master;d) een welomschreven opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen; 2° aan punt 69° wordt een punt j) toegevoegd, dat luidt als volgt: "j) een individuele beslissing houdende de weigering tot inschrijving op basis van het niet naleven van een opgelegde maatregel van studievoortgangsbewaking, bedoeld in artikel II.246;".
Art. 124.Artikel II.17 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. 125.Aan artikel II.79 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 4. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 en 3 kan de Universiteit Hasselt in het administratief arrondissement Hasselt de volgende academisch gerichte opleidingen aanbieden en de daarop betrekking hebbende graden verlenen: 1° in het studiegebied Geneeskunde de opleiding master in de verpleegen vroedkunde en de daarop betrekking hebbende graad van master verlenen;2° in het studiegebied Geneeskunde de opleiding master Systeemen procesinnovatie in de gezondheidszorg en de daarop betrekking hebbende graad van master verlenen;3° in het studiegebied Wetenschappen de opleiding master in Materiomics en de daarop betrekking hebbende graad van master verlenen; 4° in het studiegebied Politieke en Sociale Wetenschappen de opleiding bachelor in de sociale wetenschappen en de daarop betrekking hebbende graad van bachelor verlenen.".
Art. 126.In artikel II.88 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018, wordt in paragraaf 3 het woord "Turnhout" vervangen door het woord "Antwerpen".
Art. 127.In artikel II.100/2, § 2, van dezelfde codex, wordt na de zinsnede "het verkorte traject van een educatieve masteropleiding, vermeld in artikel II.114, § 4" de zinsnede "en het consecutief traject van een educatieve masteropleiding aan een universiteit, voor zover nominatim vermeld in artikel II.114, § 6," toegevoegd.
Art. 128.In artikel II.109 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018, wordt tussen de zinsnede "die lerarenopleidingen aanbieden," en de zinsnede "de volgende opdrachten:" de zinsnede "en de Evangelische Theologische Faculteit," ingevoegd.
Art. 129.In artikel II.110 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018, worden de woorden "of ambtshalve geregistreerde instellingen" telkens vervangen door de woorden "of de Evangelische Theologische Faculteit".
Art. 130.In artikel II.112 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018, wordt paragraaf 5 vervangen door wat volgt: " § 5. Met behoud van paragraaf 2 moet een kandidaat, om toegelaten te worden tot de educatieve graduaatsopleiding voor secundair onderwijs, onderwijsvak dans, geslaagd zijn voor een artistiek toelatingsexamen, georganiseerd door de hogeschool die, in het kader van een School of Arts, de professionele bacheloropleiding Dans organiseert. De toelatingsvoorwaarden, vermeld in artikel II.176, zijn niet van toepassing.".
Art. 131.Aan artikel II.113, § 4, eerste lid, van dezelfde codex, wordt de volgende zin toegevoegd: "Tot en met het academiejaar 2022-2023 kan ook een student die beschikt over een diploma van licentiaat of ingenieur, behaald voor het academiejaar 20042005, in afwijking van paragraaf 2, een diploma van de educatieve bacheloropleiding voor secundair onderwijs behalen zonder de vermelding van onderwijsvakken.".
Art. 132.In artikel II.114 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 4 mei 2018 en gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2019, wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 4/1. Artikel II.244 is niet van toepassing op een student die al een diploma van een educatieve masteropleiding heeft en die deze educatieve masteropleiding wil volgen om een bijkomende vakdidactiek te behalen.".
Art. 133.Aan artikel II.114 van dezelfde codex wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. De Evangelische Theologische Faculteit in Heverlee kan een educatieve masteropleiding voor secundair onderwijs aanbieden overeenkomstig de bepalingen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 4 van dit artikel.".
Art. 134.Artikel II.116 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt opgeheven.
Art. 135.Aan artikel II.124/1 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 2018, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Vanaf 2020 worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, en de bedragen die de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs bepaald heeft overeenkomstig dit lid, aangepast aan de jaarlijkse stijging van de index van de consumptieprijzen met als referentiedatum 1 september 2019. Het bedrag wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal.".
Art. 136.Aan artikel II.152 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 2018 en 1 maart 2019, wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als een graduaatsopleiding gerangschikt is in meer dan één studiegebied en ze is verwant verklaard met een bestaande hbo5-opleiding zoals vermeld in artikel II.150/1, dan kan een hogeschool deze graduaatsopleiding aanbieden op een vestiging waar ze de onderwijsbevoegdheid heeft voor minstens één van de studiegebieden waarin de graduaatsopleiding is gerangschikt.".
Art. 137.Aan artikel II.153 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2019, wordt een paragraaf 10 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 10. Een universiteit die in overeenstemming met paragraaf 1 van dit artikel vóór 15 oktober 2018 een dossier ingediend heeft bij de accreditatieorganisatie voor een consecutief traject van een educatieve masteropleiding op een vestigingsplaats van een centrum voor volwassenenonderwijs kan in 2020 opnieuw een dossier indienen voor deze opleiding op de vestigingsplaats van het centrum voor volwassenenonderwijs bij de accreditatieorganisatie.".
Art. 138.In artikel II.167 van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel II.102" vervangen door de zinsnede "artikel II.170, § 2".
Art. 139.In artikel II.170, § 2, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017 en gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt tussen de zinsnede "vermeld in artikel II.78 tot en met II.100," en de woorden "bevat die lijst per instelling" de zinsnede "artikel II.100/1, II.100/2 en artikel II.113, § 4, vierde lid," ingevoegd; 2° er wordt een negende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Bij de informatieverstrekking over het opleidingsaanbod en bij de studiebekrachtiging hanteert een instellingsbestuur minstens de benamingen en gegevens over de opleidingen en afstudeerrichtingen die zijn vastgelegd in de lijst, vermeld in deze paragraaf.Aan de regeringscommissarissen wordt in het kader van de wettelijkheidscontrole die ze uitvoeren de specifieke toezichtstaak gegeven om deze informatieverstrekking systematisch te screenen.
Eventueel dienen ze conform artikel IV.97 tot en met IV.99 een met redenen omkleed beroep in bij de Vlaamse Regering.".
Art. 140.In artikel II.176, eerste lid, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, worden de woorden "en het onderwijsreglement ontvangen en ondertekend hebben" opgeheven.
Art. 141.Aan artikel II.177, eerste lid, 3°, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt de volgende zin toegevoegd: "Het instellingsbestuur kan deze toetsing opdragen aan een in artikel II.232 bedoelde validerende instantie. Het instellingsbestuur kan op grond van de toetsing de inschrijving afhankelijk maken van het met succes voltooien van een voorbereidingsprogramma.".
Art. 142.In artikel II.179, § 1, tweede lid, 3°, van dezelfde codex, wordt de zinsnede "artikel II.231" vervangen door de zinsnede "artikel II.232".
Art. 143.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 13 december 2019, wordt een artikel II.179/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. II.179/1. Voor de registratie van de kandidaten voor de toetsing van de afwijkende toelatingsvoorwaarden voor een graduaatsopleiding of een bacheloropleiding, vermeld in artikelen II.176 tot en met II.179, leggen de hogescholen, de universiteiten en de associaties een register aan. Voor de gegevensdeling tussen die instellingen en de eventuele koppeling met de Databank Hoger Onderwijs wordt het identificatienummer van het Rijksregister gebruikt.
Iedere hogeschool, universiteit en associatie respecteert hierbij de voorwaarden zoals bepaald in de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en stelt hiertoe in het bijzonder een interne of externe functionaris met betrekking tot de gegevensbescherming aan. De hogescholen, de universiteiten en de associaties worden voor deze verwerking aangewezen als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken en verwerken gegevens over de studieloopbaan en de gegevens voor de toetsing van de afwijkende toelatingsvoorwaarden, vermeld in het eerste lid. Het register wordt maximaal vijf jaar bewaard.".
Art. 144.In artikel II.186 van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014 en 1 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede " § 1." opgeheven; 2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De artistieke toelatingsproef, vermeld in het eerste lid, is optioneel voor de volgende kunstgerelateerde opleidingen, vermeld in artikel II.7, § 1, derde lid: 1° de bacheloropleiding in de audiovisuele technieken: film, TV en video; 2° de bacheloropleiding in de audiovisuele technieken: fotografie.".
Art. 145.Aan artikel II.205 van dezelfde codex wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid kan het instellingsbestuur een student met een leerkrediet kleiner dan of gelijk aan nul niet weigeren voor de inschrijving in een educatieve bacheloropleiding als een student al in het bezit is van een bachelordiploma en in een educatieve masteropleiding als een student al in het bezit is van een masterdiploma.".
Art. 146.Aan artikel II.209, § 2, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid kan een hogeschool of universiteit geen bijkomend studiegeld vragen voor de inschrijving van een student in een educatieve bacheloropleiding als deze student al in het bezit is van een bachelordiploma en in een educatieve masteropleiding als een student al in het bezit is van een masterdiploma.".
Art. 147.In artikel II.246 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. Het instellingsbestuur kan maatregelen van studievoortgangsbewaking nemen: 1° als een student de cesuur voor de proef niet behaalt als vermeld in artikel 188/1, tweede lid, of niet aan de voorwaarde tot verplichte deelname aan die proef heeft voldaan, kan de instelling een remediëring opleggen;1° /1 als een student geen 60% van de ingeschreven studiepunten verworven heeft een vorig academiejaar kan bij een nieuwe inschrijving aan eenzelfde of andere instelling een bindende voorwaarde opgelegd worden. Deze bindende voorwaarden betreffen in beginsel geen evaluatieen/of deliberatiecriteria die strenger zijn dan de regels die in de instelling algemeen gelden.
Het instellingsbestuur kan de studievoortgang van de student wel afhankelijk maken van een deliberatie door het orgaan of de persoon die verantwoordelijk is voor de bepaling van de studievoortgang; 1° /2 als een student een opgelegde bindende voorwaarde niet naleeft kan de inschrijving van de student een volgend academiejaar geweigerd worden door dezelfde instelling waar de bindende voorwaarde is opgelegd; 2° indien uit de gegevens van het dossier blijkt dat een volgende inschrijving in het hoger onderwijs geen positief resultaat zal opleveren kan de inschrijving van de student geweigerd worden.".
Art. 148.Aan artikel II.263 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 25 april 2014 en 1 maart 2019, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5. Een positief oordeel van de Commissie Hoger Onderwijs of een positieve beslissing door de Vlaamse Regering over de aanvraag van een anderstalige initiële bachelorof masteropleiding vervalt automatisch als de instelling de anderstalige opleiding niet start in het derde academiejaar dat volgt op de bekendmaking aan het instellingsbestuur.
Als een instelling een erkende anderstalige initiële bachelorof masteropleiding gedurende drie opeenvolgende academiejaren niet aanbiedt, dan vervalt het recht van de instelling om deze opleiding nog verder aan te bieden.".
Art. 149.In artikel II.266, § 1, van dezelfde codex wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Anderstalige initiële bacheloropleidingen kunnen als volgt aangeboden worden, rekening houdend met de in dit artikel bepaalde voorschriften: 1° anderstalige initiële professioneel gerichte bacheloropleidingen, met uitzondering van de anderstalige kunstopleidingen, vermeld in punt 3°, binnen een maximumpercentage van 9%, berekend op alle initiële professioneel gerichte bacheloropleidingen, met uitzondering van de professioneel gerichte kunstopleidingen, vermeld in punt 3° ;2° anderstalige initiële academisch gerichte bacheloropleidingen, met uitzondering van de anderstalige kunstopleidingen, vermeld in punt 3°, binnen een maximumpercentage van 9%, berekend op alle initiële academisch gerichte bacheloropleidingen, met uitzondering van de academisch gerichte kunstopleidingen, vermeld in punt 3° ; 3° anderstalige initiële professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen in de studiegebieden Audiovisuele en beeldende kunst en Muziek en podiumkunsten binnen een maximumpercentage van 9%, berekend op alle initiële professioneel en academisch gerichte bacheloropleidingen in de studiegebieden Audiovisuele en beeldende kunst en Muziek en podiumkunsten.".
Art. 150.Artikel II.301 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 8 december 2017, wordt vervangen door wat volgt: "Art. II.301. § 1. Elk beroep wordt, zodra het is geregistreerd, aan de voorzitter overgemaakt.
Indien de voorzitter overweegt dat de Raad kennelijk niet bevoegd is of zonder rechtsmacht, worden de partijen daarvan door het secretariaat onmiddellijk in kennis gesteld, samen met een procedurekalender die de partijen een termijn van ten minste twee werkdagen verleent om daarover desgewenst schriftelijk standpunt in te nemen.
De voorzitter doet vervolgens zo spoedig mogelijk bij gemotiveerd arrest uitspraak zonder dat de partijen voor een terechtzitting worden opgeroepen.
Het arrest wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de partijen en sluit, zo tot de onontvankelijkheid wordt besloten, de procedure onherroepelijk af. § 2. In de beroepen die niet met toepassing van paragraaf 1 onontvankelijk zijn verklaard, betekent de secretaris via het meest gerede communicatiemiddel aan de partijen: 1° een procedurekalender;2° de datum, het uur en de plaats van de zitting van de Raad;3° de samenstelling van de Raad.
De betekening gaat, wat de verwerende partij betreft, vergezeld van een kopie van het verzoekschrift.".
Art. 151.In artikel II.363, 3°, van dezelfde codex worden de woorden "de studenten die voltijds zijn ingeschreven" vervangen door de zinsnede "de studenten die ten minste 27 studiepunten hebben opgenomen".
Art. 152.In artikel II.369 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid worden de volgende zinsnede en zin toegevoegd: ", tenzij het gaat om een participatiecommissie op niveau van een opleiding.In dat laatste geval zijn minstens 1/3 van de leden binnen die commissie studenten."; 2° in het tweede lid, 3°, worden de woorden "voltijds zijn ingeschreven"vervangen door de zinsnede "ten minste 27 studiepunten hebben opgenomen".
Art. 153.In artikel II.375, eerste lid, van dezelfde codex, wordt punt 5° opgeheven.
Art. 154.In artikel II.395 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 1 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "hbo5-opleidingen" vervangen door de woorden "opleidingen van het hoger beroepsonderwijs";2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De toets nieuwe opleiding voor de omvorming van een bestaande opleiding van het hoger beroepsonderwijs is kosteloos voor de hogescholen.Deze bepaling is niet van toepassing op aanvragen die overeenkomstig paragraaf 6 worden ingediend."; 3° in paragraaf 6, eerste lid, wordt het woord "hbo5-opleiding" vervangen door de woorden "opleiding van het hoger beroepsonderwijs".
Art. 155.Aan artikel II.397 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. Een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs kan, na onderhandeling in het lokale comité, uren-leraar overdragen naar een andere partner van het samenwerkingsverband. Als uren-leraar naar een hogeschool worden overgedragen, worden de uren-leraar in kwestie omgezet in krediet.
Een hogeschool kan, na onderhandeling in het hogeschoolonderhandelingscomité, middelen overdragen naar een andere partner van het samenwerkingsverband. Als middelen naar een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs worden overgedragen, worden de middelen omgezet in uren-leraar.
De Vlaamse Regering bepaalt het bedrag voor de omzetting van middelen naar uren-leraar en omgekeerd.
De betrekking die een school voor het voltijds gewoon secundair onder wijs organiseert met uren-leraar als vermeld in deze paragraaf, komt niet in aanmerking voor vacant verklaring en het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid in die betrekking affecteren, muteren of vast benoemen.".
Art. 156.Aan artikel II.398 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018, worden een tweede, derde, vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De inspectie, vermeld in titel IV van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, beoordeelt in samenwerking met de accreditatieorganisatie de kwaliteit van de opleiding Verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs georganiseerd door het samenwerkingsverband.
De inspectie en de accreditatieorganisatie leggen hiervoor een beoordelingskader vast. Dit beoordelingskader is gebaseerd op de kwaliteitskenmerken, vermeld in artikel II.170/1, eerste lid, en het referentiekader onderwijskwaliteit, vermeld in artikel 2, 16° /1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.
Het beoordelingskader moet, voor het toegepast kan worden, door de Vlaamse Regering goedgekeurd worden.
De Vlaamse Regering kan nadere regels en voorwaarden bepalen voor deze kwaliteitsbeoordeling.".
Art. 157.Aan artikel III.4, § 2, van dezelfde codex wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid komen voor de berekening van de financiering voor de educatieve bacheloropleidingen en voor de educatieve masteropleidingen van een instelling ook de opgenomen en verworven studiepunten in aanmerking waarvoor de student een ontoereikend leerkrediet heeft op het moment van de inschrijving als de student al in het bezit is van respectievelijk een bachelordiploma of een masterdiploma.".
Art. 158.In artikel III.5 van dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 1 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2/1, ingevoegd bij het decreet van 1 maart 2019, wordt opgeheven;2° er wordt een paragraaf 2/2 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 2/2.Professioneel gerichte opleidingen die over studiegebieden heen gerangschikt worden en waarvan een van de studiegebieden Audiovisuele en beeldende kunst of Muziek en podiumkunsten is, worden meegenomen voor de onderwijssokkel voor de professioneel gerichte opleidingen SOWprof2014 en voor het variabele onderwijsdeel voor de professioneel gerichte opleidingen VOWprof2014.".
Art. 159.In artikel III.42/1, § 1, tweede lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt tussen de zinsnede "98,39 euro wordt" en de woorden "aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex" de zinsnede "tot en met het begrotingsjaar 2019" ingevoegd.
Art. 160.In artikel IV.95, § 3, tweede lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 1 maart 2019, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "De rechtspositieregeling van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid is op hen van toepassing, met inbegrip van de jaarlijkse evaluatie. Voor de toepassing van het mobiliteitskrediet en de toekenning van maaltijdcheques worden de commissarissen van de Vlaamse Regering gelijkgesteld met een ambtenaar van N-niveau.".
Art. 161.In artikel V.11, tweede lid, van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel V.13" vervangen door de zinsnede "artikel V.16".
Art. 162.In artikel V.45 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Het volume van de opdracht van een lid van het zelfstandig academisch personeel dat op zijn verzoek of met toepassing van artikel V.16 ambtshalve gereduceerd is, wordt vanaf het ogenblik dat het personeelslid opnieuw aan de gestelde voorwaarden voldoet, en als het nog geen aanspraak kan maken op een rustpensioen ten laste van de schatkist, opnieuw verhoogd tot het volume van voor de reductie."; 2° in het tweede lid worden de woorden "een voltijds dienstverband" vervangen door de woorden "het volume van voor de reductie".
Art. 163.Aan artikel V.121 van dezelfde codex wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het tweede lid, kan een personeelslid in een ambt van groep 1 dat aan de hiernavolgende voorwaarden voldoet, aangesteld blijven en in voorkomend geval benoemd worden in de educatieve masteropleiding voor de kunsten: 1° het personeelslid oefende tot 31 augustus 2019 een opdracht uit in de specifieke lerarenopleiding voor de kunsten; 2° het personeelslid oefent vanaf 1 september 2019 een opdracht uit in de educatieve masteropleiding voor de kunsten.".
Art. 164.In artikel V.164, § 2, van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel V.172" vervangen door de zinsnede "artikel V.171".
Art. 165.Aan artikel V.188, tweede lid, van dezelfde codex, wordt de volgende zin toegevoegd: "Het hogeschoolbestuur kan een wervingsreserve aanleggen voor een cluster van verwante functies.".
Art. 166.In artikel V.206/6 van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 4 mei 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt tussen de zinsnede "tweede lid" en de woorden "gelden voor" de zinsnede "en voor de uitbreiding van de omvang van de opdracht" ingevoegd; 2° een punt 4° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de personeelsleden van het onderwijzend personeel behouden bij de overgang het saldo van de op 31 augustus 2019 in het CVO opgebouwde en opgenomen ziektedagen.".
Art. 167.In artikel V.276, § 3, van dezelfde codex wordt de zinsnede "artikel V.172" vervangen door de zinsnede "artikel V.171".
Hoofdstuk 13. Wijzigingen van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen
Art. 168.In artikel 11 van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018, wordt punt 3° opgeheven.
Art. 169.Aan artikel 13 van hetzelfde decreet wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° bezorgt een exemplaar van de overeenkomst van alternerende opleiding aan het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.". HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016
Art. 170.In artikel III.9, § 2, van de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016, zoals gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2017, worden tussen het woord "vorige" en het woord "teldag" de woorden "of daaraan voorafgaande" ingevoegd.
Art. 171.In artikel IV.38 van dezelfde codificatie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt tussen de woorden "ingeschreven zijn" en de zinsnede "in een bachelor-," de zinsnede "in een graduaatsopleiding van het hoger beroepsonderwijs," ingevoegd;2° in paragraaf 2 en 3 worden de woorden "Vlaamse Gebarentaal" telkens vervangen door de woorden "Vlaamse Gebarentaal of een andere gebarentaal".
Art. 172.Artikel IV.52 van hoofdstuk 11, van dezelfde codificatie, ingevoegd bij het decreet betreffende het onderwijs XXIX van 5 april 2019, wordt vervangen door wat volgt: "Art. IV.52. De regering garandeert de centrale organisatie van het synchroon internetonderwijs, verder in dit hoofdstuk SIO te noemen, zoals vermeld in artikel 36/1 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en artikel117/1 van de Codex Secundair Onderwijs.
De regering bepaalt de opdracht van de centrale organisatie en de opdracht van een of meerdere organisatie die een deelopdracht opnemen in een kaderovereenkomst met de centrale organisatie.
De regering bepaalt de bouwstenen van het vergoedingsmodel van de centrale organisator. Het vergoedingsmodel kan onder meer gebaseerd worden op: - de algemene werking en deelopdrachten van de centrale organisator, zoals door de regering bepaald; - de SIO-trajecten die de centrale organisator invult; - specifieke aankopen of vergoedingen die nodig zijn voor de uitvoering van de opdracht en deelopdrachten van de centrale organisator.
De kaderovereenkomst heeft maximaal een duurtijd van 5 kalenderjaren.
De centrale organisatie neemt een vertegenwoordiging van de regering op in het bestuursorgaan.".
Art. 173.In artikel VI.5 van dezelfde codificatie, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "school voor deeltijds kunstonderwijs" vervangen door het woord "academie";2° in paragraaf 1 worden de woorden "scholen en centra" vervangen door de zinsnede "scholen, academies en centra";3° in paragraaf 1, g), worden de woorden "scholen voor deeltijds kunstonderwijs" vervangen door het woord "academies"; 4° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Tijdens de betrokken periode kan deze overeenkomst worden gewijzigd ten gevolge van toepassing van artikel 125quinquies van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, van artikel 51 van de Codex Secundair Onderwijs, of van artikel 73 van het decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs." vervangen door de zin "Tijdens de betrokken periode kan die overeenkomst worden gewijzigd met toepassing van artikel 125quinquies, § 3 of § 4, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs of van artikel 51, derde lid, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010."; 5° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "scholen of centra" vervangen door de zinsnede "scholen, academies of centra".
Art. 174.In artikel VI.6 van dezelfde codificatie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "school of centrum" worden vervangen door de zinsnede "school, academie of centrum";2° de woorden "aantal lesurencursist binnen de referteperiode" worden vervangen door de zinsnede "gemiddelde aantal gerealiseerde lesurencursist van de referteperiodes van 1 januari n-3 tot en met 31 december n-1";3° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid wordt het gemiddelde van het aantal lesurencursist op de volgende wijze berekend: 1° voor het schooljaar 2020-2021 op basis van de lesurencursist gerealiseerd in de referteperiode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019; 2° voor het schooljaar 2021-2022 op basis van de lesurencursist gerealiseerd in de referteperiodes 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.".
Art. 175.In artikel VI.7 van dezelfde codificatie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, inleidende zin, wordt de zinsnede "administratief personeel," opgeheven;2° in paragraaf 1 worden punt 2° en 3° vervangen door wat volgt: "2° als in een academie van het deeltijds kunstonderwijs een betrekking in een ambt van administratief medewerker of studiemeester-opvoeder wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op salarisschaal 202 of 122, worden voor een voltijdse betrekking 63 punten in rekening gebracht.Voor een halftijdse betrekking worden 31,5 punten in rekening gebracht. Voor een deeltijdse betrekking worden per uur 1,5 punten in rekening gebracht; 3° als in een academie van het deeltijds kunstonderwijs een betrekking in een ambt van studiemeester-opvoeder wordt opgericht waarin een personeelslid wordt aangesteld dat recht heeft op salarisschaal 158, worden voor een voltijdse betrekking 82 punten in rekening gebracht. Voor een halftijdse betrekking worden 41 punten in rekening gebracht.
Voor een deeltijdse betrekking, worden per uur 2,5 punten in rekening gebracht;"; 3° in paragraaf 1 wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 als in een centrum voor volwassenenonderwijs een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel wordt opgericht, gebeurt dat conform de puntenwaarde die de Vlaamse Regering voor het overeenkomende ambt vastlegt;"; 4° in paragraaf 2, 1° en 2°, worden de woorden "de school of het centrum" vervangen door de zinsnede "de school, de academie of het centrum". HOOFDSTUK 1 5. - Wijzigingen van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs
Art. 176.In artikel 3, 21°, artikel 52, tweede lid, 2°, artikel 54, § 1, artikel 62, tweede lid, en artikel 100, 9°, van het decreet van 9 maart 2018 betreffende het deeltijds kunstonderwijs wordt het woord "einddoelen" vervangen door het woord "onderwijsdoelen".
Art. 177.In hoofdstuk 2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, wordt in het opschrift van afdeling 2 het woord "einddoelen" vervangen door het woord "onderwijsdoelen".
Art. 178.In artikel 12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "kan een academie langlopende studierichtingen aanbieden die toeleiden tot de volgende beroepskwalificaties" vervangen door de woorden "kan een academie de volgende langlopende studierichtingen aanbieden die leiden tot een beroepskwalificatie"; 2° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt welke beroepskwalificatie met welke studierichting behaald kan worden."; 3° in paragraaf 2, eerste en tweede lid, wordt het woord "einddoelen" vervangen door het woord "onderwijsdoelen".
Art. 179.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "kan een academie langlopende studierichtingen aanbieden die toeleiden tot de volgende beroepskwalificaties" vervangen door de woorden "kan een academie de volgende langlopende studierichtingen aanbieden die leiden tot een beroepskwalificatie"; 2° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt welke beroepskwalificatie met welke studierichting behaald kan worden."; 3° in paragraaf 2, eerste en tweede lid, wordt het woord "einddoelen" vervangen door het woord "onderwijsdoelen".
Art. 180.In artikel 16 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "kan een academie langlopende studierichtingen aanbieden die toeleiden tot de volgende beroepskwalificaties" vervangen door de woorden "kan een academie de volgende langlopende studierichtingen aanbieden die leiden tot een beroepskwalificatie"; 2° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt welke beroepskwalificatie met welke studierichting behaald kan worden."; 3° in paragraaf 2, eerste en tweede lid, wordt het woord "einddoelen" vervangen door het woord "onderwijsdoelen".
Art. 181.In artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "kan een academie langlopende studierichtingen aanbieden die toeleiden tot de volgende beroepskwalificaties" vervangen door de woorden "kan een academie de volgende langlopende studierichtingen aanbieden die leiden tot een beroepskwalificatie"; 2° in paragraaf 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt welke beroepskwalificatie met welke studierichting behaald kan worden."; 3° in paragraaf 2, eerste en tweede lid, wordt het woord "einddoelen" vervangen door het woord "onderwijsdoelen".
Art. 182.In artikel 67 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "de inschrijving" vervangen door de woorden "de start van het schooljaar"; 2° aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Een leerling die voor 1 november van het betrokken schooljaar geen inschrijvingsgeld heeft betaald, is niet financierbaar."; 3° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5.Met behoud van de toepassing van paragraaf 2, wordt een leerling die een of meer vakken die tot het lessenrooster van dezelfde opleiding behoren, in verschillende academies volgt, in maximaal twee academies voor 50% in rekening gebracht. De wegingen, vermeld in paragraaf 3, vijfde lid, worden alleen toegepast op de omkaderingsberekening van de academie met een vestigingsplaats in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de gemeente Voeren voor zover de leerling alle vakken volgt in een vestigingsplaats gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in de gemeente Voeren.
De wegingen, vermeld in paragraaf 3, zesde lid, worden alleen toegepast op de omkaderingsberekening van de academie met een vestigingsplaats in een dunbevolkte gemeente voor zover de leerling alle vakken volgt in een vestigingsplaats gelegen in een dunbevolkte gemeente.
Een leerling die meer opleidingen van hetzelfde domein in verschillende academies volgt, is maar in één academie financierbaar.
Op basis van gegevens die het Agentschap voor Onderwijsdiensten aanreikt, beslissen de directeurs in onderling overleg in welke academie de leerling financierbaar is. Ze melden hun beslissing schriftelijk aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten voor 1 februari. Als de directeurs niet tot een akkoord komen, is de leerling financierbaar voor het schooljaar 2019-2020 in die academie waar hij het eerst zijn inschrijvingsgeld betaald heeft voor dat schooljaar.
Vanaf het schooljaar 2020-2021 is de leerling financierbaar in de academie waar zijn inschrijving voor dat schooljaar het eerst is geregistreerd in het elektronisch systeem voor de uitwisseling van leerlingengegevens van het Agentschap voor Onderwijsdiensten.".
Art. 183.In artikel 75 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "of naar een ander schoolbestuur" vervangen door de woorden "of naar een andere academie of naar een academie van een ander schoolbestuur"; 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt de termijn en de wijze waarop de overgedragen lestijden gemeld worden aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.".
Art. 184.Aan hoofdstuk 5, afdeling 6, van hetzelfde decreet wordt een artikel 86/1 toegevoegd, dat luidt als volgt: "
Art. 86/1.De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten in middelen voorzien ter ondersteuning van projecten die de onderwijskwaliteit bevorderen, en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.".
Art. 185.Aan artikel 88, § 1, van hetzelfde decreet wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° elke inbreuk op artikel 147, tweede lid.".
Art. 186.In artikel 110 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Voor de programmatieof rationalisatienormen van een domein telt elke regelmatige leerling in dat domein voor één teleenheid.Voor de programmatieof rationalisatienormen van een structuuronderdeel in een vestigingsplaats telt elke regelmatige leerling in dat structuuronderdeel in die vestigingsplaats voor één teleenheid."; 2° tussen het tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het tweede lid wordt het totale aantal dat de domeinoverschrijdende initiatieopleiding volgt in een academie, gedeeld door het aantal domeinen dat de academie organiseert.Het quotiënt telt mee voor het bereiken van de rationalisatieen programmatienormen van elk van die domeinen.".
Art. 187.In artikel 114 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het quotiënt van de deling, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal.Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal."; 2° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Als de programmatienorm twee opeenvolgende teldagen niet gehaald wordt, wordt de academie met ingang van 1 september van hetzelfde schooljaar niet langer gefinancierd of gesubsidieerd."; 3° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de programmatienormen in het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode niet gehaald worden, wordt de oprichtingsperiode met maximaal één schooljaar verlengd, als de academie op de vorige teldag de programmatienormen gehaald heeft."; 4° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.De rationalisatienorm geldt vanaf het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin het minimale aanbod van de nieuw opgerichte academie volledig is uitgebouwd en de programmatienormen, vermeld in artikel 119 of 120, bereikt worden. Een academie is volledig uitgebouwd op het einde van het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode.".
Art. 188.In artikel 115 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd: "Het quotiënt van de deling wordt als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal.Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal."; 2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Als de programmatienorm twee opeenvolgende teldagen niet gehaald wordt, worden de leerlingen van het domein vanaf dat schooljaar niet meegeteld in de omkaderingsberekening, vermeld in artikel 69 en 70."; 3° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de programmatienorm in het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode niet gehaald wordt, wordt de oprichtingsperiode met maximaal één schooljaar verlengd, als het domein op de vorige teldag de programmatienorm gehaald heeft."; 4° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.De rationalisatienorm geldt vanaf het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin het minimale aanbod van het nieuw opgerichte domein volledig is uitgebouwd en de programmatienorm, vermeld in artikel 119 of 120, bereikt wordt. Een domein is volledig uitgebouwd op het einde van het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode.".
Art. 189.In artikel 116 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 5 april 2019, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Structuuronderdelen worden leerjaar per leerjaar opgericht. De oprichtingsperiode duurt minimaal evenveel schooljaren als het kortste traject en maximaal evenveel schooljaren als het langste traject van het structuuronderdeel dat de academie organiseert. De leerjaren van de structuuronderdelen van de eerste graad kunnen evenwel in een tijd opgericht worden.".
Art. 190.In artikel 117 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het quotiënt van de deling, vermeld in het eerste lid, 3°, wordt als volgt afgerond: als het eerste cijfer na de komma groter is dan vier, wordt er afgerond naar het hogere geheel getal.Als het eerste cijfer na de komma kleiner is dan of gelijk is aan vier wordt er afgerond naar het lagere geheel getal."; 2° paragraaf 2 en 3 worden vervangen door wat volgt: " § 2.Tijdens de oprichtingsperiode moet de programmatienorm telkens bereikt worden, naar rato van het aantal schooljaren dat het nieuwe structuuronderdeel al in oprichting is.
Als de programmatienorm twee opeenvolgende teldagen niet gehaald wordt, worden de leerlingen van het structuuronderdeel vanaf dat schooljaar niet meegeteld in de omkaderingsberekening, vermeld in artikel 69 en 70.
Als de programmatienorm in het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode niet gehaald wordt, wordt de oprichtingsperiode met maximaal een schooljaar verlengd, als het structuuronderdeel op de vorige teldag de programmatienorm gehaald heeft. § 3. De rationalisatienorm geldt vanaf het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin minstens een traject van het nieuwe structuuronderdeel volledig is uitgebouwd en de programmatienorm, vermeld in artikel 121 of 122, bereikt wordt. Een structuuronderdeel is volledig uitgebouwd op het einde van het laatste schooljaar van de oprichtingsperiode.".
Art. 191.Aan artikel 125 van hetzelfde decreet worden een tweede en derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Als een schoolbestuur overgaat tot de sluiting van een academie, een domein of een structuuronderdeel in een vestigingsplaats dat op een of twee opeenvolgende teldagen niet aan de rationalisatienorm voldoet, kunnen de leerlingen in het schooljaar van de teldag er les blijven volgen.
De sluiting houdt in dat alle leerjaren van de academie, het domein in kwestie of het structuuronderdeel in de vestigingsplaats in kwestie gelijktijdig worden stopgezet. De sluiting heeft uitwerking op 1 september.".
Art. 192.In artikel 126 van hetzelfde decreet wordt aan paragraaf 2 een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid bedraagt de rationalisatienorm van het domein beeldende en audiovisuele kunsten 42 leerlingen, als het schoolbestuur alleen de structuuronderdelen van de eerste graad, de tweede graad en de derde graad voor jongeren organiseert.".
Art. 193.In artikel 145 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De Vlaamse Regering bepaalt de uiterste indieningsdatum voor de ondersteuningsaanvragen van lokale samenwerkingsinitiatieven.".
Art. 194.Aan artikel 147 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Bij die informatieverstrekking, met inbegrip van studiebekrachtiging, hanteert een academie minstens de benamingen van structuuronderdelen die zijn vastgelegd door of krachtens een decreet.".
Art. 195.Artikel 156 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 156.In afwijking van artikel 117, 121 en 122 kan een academie tot het schooljaar 2020-2021 starten met de organisatie van het structuuronderdeel beeldende en audiovisuele cultuur in een van haar vestigingsplaatsen waar ze op 31 augustus 2018 de hogere graad beeldende kunst organiseerde. Dat structuuronderdeel voldoet naargelang van de toepassing aan de rationalisatienormen, vermeld in artikel 127 of 128. Vanaf het schooljaar 2021-2022 zijn de programmatievoorwaarden, vermeld in artikel 117, 121 en 122, van toepassing.
In afwijking van artikel 117, 121 en 122 kan een academie tot het schooljaar 2020-2021 starten met de organisatie van het structuuronderdeel danscultuur in een van haar vestigingsplaatsen waar ze op 31 augustus 2018 de hogere graad dans organiseerde. Dat structuuronderdeel voldoet naargelang van de toepassing aan de rationalisatienormen, vermeld in artikel 127 of 128. Vanaf het schooljaar 2021-2022 zijn de programmatievoorwaarden, vermeld in artikel 117, 121 en 122, van toepassing.
In afwijking van artikel 117, 121 en 122 kan een academie tot het schooljaar 2020-2021 starten met de organisatie van het structuuronderdeel woordkunsten dramacultuur in een van haar vestigingsplaatsen waar ze op 31 augustus 2018 de hogere graad woordkunst organiseerde. Dat structuuronderdeel voldoet aan de rationalisatienormen, vermeld in artikel 127 of 128. Vanaf het schooljaar 20212022 zijn de programmatievoorwaarden, vermeld in artikel 117, 121 en 122, van toepassing.
In afwijking van artikel 117, 121 en 122 kan een academie tot het schooljaar 2020-2021 starten met de organisatie van de structuuronderdelen muziekcultuur en muziekgeschiedenis in een van haar vestigingsplaatsen waar ze op 31 augustus 2018 de hogere graad muziekgeschiedenis organiseerde. Dat structuuronderdeel voldoet aan de rationalisatienormen, vermeld in artikel 127 of 128. Vanaf het schooljaar 2021-2022 zijn de programmatievoorwaarden, vermeld in artikel 117, 121 en 122, van toepassing.
In afwijking van artikel 117, 121 en 122 kan een academie die het domein beeldende en audiovisuele kunsten organiseert zonder de eerste, tweede en derde graad tot het schooljaar 2020-2021 starten met de organisatie van het structuuronderdeel derde graad voor volwassenen.
Dat structuuronderdeel voldoet aan de rationalisatienormen, vermeld in artikel 127 of 128. Vanaf het schooljaar 20212022 zijn de programmatievoorwaarden, vermeld in artikel 117, 121 en 122, van toepassing.". HOOFDSTUK 1 6. - Wijziging van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding
Art. 196.Artikel 3 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 3.Dit decreet is, tenzij het uitdrukkelijk anders is bepaald, van toepassing op: 1° de door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde basisen secundaire scholen;2° de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs;3° de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, voor wat de leertijd en het secundair onderwijs betreft; 4° de centra voor leerlingenbegeleiding.". HOOFDSTUK 1 7. - Wijziging van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid
Art. 197.In artikel 27 van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, 3°, wordt het getal "250" vervangen door het getal "290";2° in paragraaf 5 worden de woorden "de aanvrager of de wettelijke vertegenwoordiger" vervangen door de woorden "een ouder of een werkelijke opvoeder" en worden de woorden "de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering" vervangen door de woorden "de uitbetalingsactor".
Art. 198.In artikel 30, § 2, van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 maart 2019, wordt de zinsnede "hetzij minder dan 250 halve schooldagen aanwezig is geweest indien de leerling toen nog niet onderworpen was aan de leerplicht maar wel ingeschreven was in een kleuterschool." vervangen door de zinsnede "hetzij minder dan 290 halve schooldagen aanwezig is geweest indien de leerling toen onderworpen was aan de leerplicht en gedurende dat schooljaar ingeschreven was in een kleuterschool, met uitzondering van de leerlingen bedoeld onder 27, § 2, 4° van dit decreet.". HOOFDSTUK 1 8. - Inwerkingtreding en toepassingsgebied in de tijd
Art. 199.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2020, met uitzondering van artikel 73, 74, 84, 4°, 85 en 198 die in werking treden op 1 september 2021.
Artikel 51 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2012.
Artikel 161, 164 en 167 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2018 Artikel 138 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2018.
Artikel 71 en 159 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2019.
Artikel 7, 32, 34, 39, 1°, 42, 44, 50, 52, 105, 123, 1°, 139, 1°, 140, 141, 142, 154, 155, 158, 163, 166, 1°, 171, 173, 174, 175 en 193 hebben uitwerking met ingang van 1 september 2019.
Artikel 106 en 111 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Artikel 40 en 101 hebben uitwerking met ingang van 18 juni 2020.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 3 juli 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand, B. WEYTS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE _______ Nota (1) Zitting 2019-2020 Documenten: - Ontwerp van decreet : 328 - Nr.1 - Amendementen : 328 - Nrs. 2 t/m 6 - Verslag : 328 - Nr. 7 - Amendementen na indiening van het verslag : 328 - Nrs. 8 t/m 10 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 328 - Nr. 11 Handelingen : Bespreking en aanneming: Vergadering van 1 juli 2020.