Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 juli 2008
gepubliceerd op 06 november 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang

bron
vlaamse overheid
numac
2008203917
pub.
06/11/2008
prom.
18/07/2008
ELI
eli/besluit/2008/07/18/2008203917/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 6, § 2 en 10, § 2;

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 25 januari 2002, 10 oktober 2003, 26 maart 2004 en 29 juni 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 houdende het lokaal beleid kinderopvang;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 15 juli 2008;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van Kind en Gezin, gegeven op 28 mei 2008;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bestaande regelgeving voor initiatieven voor buitenschoolse opvang dringend versoepeld moet worden om een efficiënter opvangbeleid mogelijk te maken; en dat die regelgeving ook dringend vereenvoudigd en geharmoniseerd moet worden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt een punt 2°bis ingevoegd dat luidt als volgt : "2°bis organiserend bestuur : de rechtspersoon die geen winstoogmerk heeft en onder wiens verantwoordelijkheid een initiatief functioneert;"; 2° in § 1 wordt een punt 3°bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "3°bis gezondheidsindexcijfer : het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen;" 3° § 2 wordt vervangen door wat volgt : "§ 2.Een organiserend bestuur kan voor initiatieven worden erkend en gesubsidieerd volgens de bepalingen van dit besluit."

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : " Art. 2. Een initiatief richt zich exclusief op buitenschoolse opvang van kinderen in het basisonderwijs, en met name minstens op een van de volgende functies : 1° voor- en naschoolse opvang;2° opvang op woensdagnamiddag;3° opvang gedurende schoolvrije dagen en gedurende een of meer schoolvakanties. Tijdens de schoolvakanties wordt er voorrang gegeven aan de opvang van kinderen tot zes jaar.

Een initiatief heeft minstens een basisopvangaanbod. Dat is een aanbod van 's morgens 7 uur tot 's avonds 18 uur gedurende ten minste 230 werkdagen per jaar, waarvan 50 volle dagen; op woensdagnamiddag opent het initiatief na de schooltijd.

De minimumcapaciteit van een initiatief bedraagt 21 opvangplaatsen.

Die capaciteit kan gerealiseerd worden in verschillende vestigingsplaatsen, die elk minstens 8 opvangplaatsen hebben."

Art. 3.In artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden "een ruimere opvang aanbieden, met name opvang voor 7 uur, opvang na 18 uur, opvang in het weekend," vervangen door de woorden "een flexibel opvangaanbod aanbieden, namelijk opvang minstens gedurende 30 minuten voor 7 uur, opvang minstens gedurende 30 minuten na 18 uur, opvang op feestdagen, opvang in het weekend, opvang op dagen boven op het minimum aantal openingsdagen voor het basisopvangaanbod, alsook een aanbod van".

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 5.De erkenning van een initiatief strookt met de visie en de doelstellingen, opgenomen in het lokaal beleidsplan kinderopvang, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 houdende het lokaal beleid kinderopvang, van de gemeente waar het initiatief ligt, of, wanneer het initiatief over verschillende vestigingsplaatsen beschikt, van de gemeente waar de vestigingsplaats van het initiatief ligt. Kind en Gezin vraagt advies aan het lokaal bestuur volgens de bepalingen die de minister vastlegt.

Het initiatief, of, wanneer het initiatief over verschillende vestigingsplaatsen beschikt, de vestigingsplaats van het initiatief, participeert in het Lokaal Overleg Kinderopvang, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 houdende het lokaal beleid kinderopvang."

Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 6.Om erkend te worden en te blijven, moeten de initiatieven voldoen aan de algemene erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7, en aan de bepalingen, overeengekomen in het kwaliteitscharter buitenschoolse opvang, vermeld in artikel 8.

Daarenboven moeten de initiatieven voldoen aan de specifieke erkenningsvoorwaarden, vermeld in dit besluit, voor kwaliteit, infrastructuur, veiligheid en gezondheid, en begeleiding, en aan de regeling voor de financiële bijdrage van de gezinnen.

De procedure voor de toekenning en intrekking van een erkenning en voor de toekenning, opschorting en intrekking van een subsidiëring wordt door de minister vastgelegd."

Art. 6.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 8.Het kwaliteitscharter buitenschoolse opvang bevat de volgende bepalingen, waaraan initiatieven moeten voldoen : 1° bepalingen over de pedagogische werking : a) De voorziening ziet erop toe dat de buitenschoolse opvang optimale kansen biedt aan elk kind en de draagkracht van het kind niet overschrijdt.b) De opvang van kinderen in grote groepen moet worden vermeden. Daartoe kan de groep opgedeeld worden in subgroepen. De opdeling in naar leeftijd gemengde groepen is daarbij wenselijk met het oog op de sociale ontplooiing van de kinderen. Bij de groepsindeling moet ook rekening worden gehouden met de spontane voorkeur van de kinderen. c) Binnen het gestructureerde aanbod van de voorziening moeten kinderen vrij kunnen kiezen en initiatieven kunnen nemen.Onder meer moeten kinderen kunnen kiezen of ze zich willen uitleven in spel dan wel rustig bezig willen zijn, of ze alleen willen spelen dan wel in groep, met of zonder volwassene, binnen of buiten. Bepaalde activiteiten, zoals het eetmaal, moeten gestructureerd worden aangeboden. Tijdens de vakantiedagen en op woensdagnamiddag moet een gevarieerd spelaanbod ontwikkeld worden waar kinderen vrij aan kunnen deelnemen. Daarbij wordt zo veel mogelijk specifiek en gericht gewerkt naar diverse leeftijdsgroepen. d) Er moet voldoende verantwoord en veilig spelmateriaal ter beschikking zijn dat passend wordt aangeboden.Dat spelmateriaal is aangepast aan de leeftijd, de aard en het ontwikkelingsniveau van de opgevangen kinderen. e) De kinderen worden gestimuleerd in hun zelfvertrouwen door hen aan te spreken op hun vaardigheden, door rekening te houden met hun voorkeuren en door hun eigen initiatief te bevorderen.f) De kinderen krijgen de ruimte om, binnen de opvang, zichzelf te zijn in hun sociale relaties.Daarbij wordt specifieke aandacht besteed aan de wijze waarop ze met relaties omgaan. Het belang van een verdraagzaam en geweldloos optreden staat daarbij centraal. g) De omgang met de kinderen is sensitief, informeel en persoonlijk. Waar nodig worden duidelijk en consequent grenzen getrokken. Elk kind moet zich psychisch en fysiek veilig kunnen voelen. Kinderen met specifieke noden, zoals kinderen met een handicap en kinderen uit kansarme gezinnen, krijgen adequate zorg en aandacht. h) De kinderen worden zo veel mogelijk betrokken bij het opstellen of wijzigen van de leefregels, het inrichten van de ruimte, het organiseren van de activiteiten, het reilen en zeilen van de opvang.2° bepalingen over de begeleiding : a) Bij de selectie van de begeleiders moet de voorziening rekening houden met hun inzichten, attitudes en vaardigheden in het omgaan met kinderen en hun mogelijkheden tot bewust en passend pedagogisch handelen.b) De voorziening ziet erop toe dat de nodige continuïteit in de begeleiding verzekerd wordt, zodat de begeleiders een persoonlijke relatie kunnen opbouwen met de kinderen.3° bepalingen over de ouderparticipatie : a) De ouders kunnen samen met hun kind kennismaken met de begeleiders, de lokalen en de wijze van werken voor de eigenlijke opvang begint.b) De ouders ontvangen bij de inschrijving het huishoudelijk reglement van de voorziening en ondertekenen dat voor akkoord.c) Aan de ouders wordt via een inlichtingenblad informatie opgevraagd over eventuele specifieke bijzonderheden in de aanpak van en de zorg voor hun kind.d) De breng- en haalcontacten met de ouders vinden op een dergelijke wijze plaats dat het wederzijdse vertrouwen versterkt wordt;de nodige tijd en ruimte worden daartoe vrijgemaakt. e) De ouders hebben tijdens de openingsuren van de opvang toegang tot alle lokalen waar de kinderen kunnen verblijven.f) De ouders worden regelmatig geïnformeerd over de gang van zaken in de opvangvoorziening en worden betrokken bij de organisatie van activiteiten, alsook bij de ruimere werking en het beleid van de opvang.4° bepalingen over de infrastructuur : a) De lokalen van de voorziening zijn bestemd en geschikt voor de opvangfunctie.Ze kunnen voldoende worden verlucht en verlicht. b) De lokalen en de speelruimte worden voldoende ruim en passend ingericht, rekening houdend met het aantal en de leeftijd van de opgevangen kinderen.c) In de lokalen wordt een huiselijke sfeer gecreëerd;5° bepalingen over veiligheid en gezondheid : a) De voorziening zorgt voor een veilige, gezonde en goed onderhouden opvangomgeving voor de kinderen;de eventueel verstrekte voeding is evenwichtig samengesteld. Een permanente, ononderbroken begeleiding bij de aanwezige kinderen is absoluut vereist. b) Alle verplaatsingen van kinderen worden veilig en onder gepaste begeleiding georganiseerd.c) Van elk opgevangen kind moet minstens een van de ouders of een persoon die hen vervangt, bereikbaar zijn.Elke opvangvoorziening beschikt over een telefoon. 6° bepaling over het huishoudelijk reglement : elke voorziening beschikt over een huishoudelijk reglement dat alle belangrijke elementen en regels bevat van de wijze waarop de voorziening intern en extern functioneert.Kind en Gezin kan ter zake verdere richtlijnen verstrekken."

Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : "1° de vestigingsplaats waar een initiatief opvang aanbiedt, moet gunstig liggen ten opzichte van scholen, moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor kinderen en moet zich in een veilige en gezonde omgeving bevinden;"; 2° in punt 2° worden tussen de woorden "Ze zijn" en de woorden "exclusief beschikbaar" de woorden "gedurende de opvanguren" ingevoegd;3° punt 3° wordt vervangen door wat volgt : "3° het initiatief ziet erop toe dat het aantal aanwezige kinderen in verhouding is tot de beschikbare infrastructuur en het bij de erkenning vastgelegde maximaal aantal plaatsen van de vestigingsplaats.Gedurende een piekperiode van maximaal een uur per opvangmoment zijn er nooit meer kinderen gelijktijdig aanwezig dan 130 % van het bij de erkenning vastgelegde aantal plaatsen van de vestigingsplaats. Bij vestigingsplaatsen met maximaal 21 opvangplaatsen kunnen kinderen gelijktijdig aanwezig zijn tot 130 % van het bij de erkenning vastgelegde maximaal aantal plaatsen van de vestigingsplaats;"; 4° in punt 5° worden de woorden "de capaciteit" vervangen door de woorden "het aantal opgevangen kinderen";5° punt 6° wordt vervangen door wat volgt : "6° elke vestigingsplaats moet beschikken over een aangrenzende buitenspeelruimte waar kinderen vrij van kunnen gebruikmaken.Op gemotiveerd verzoek van het organiserend bestuur kan Kind en Gezin daarop een uitzondering toestaan, nadat de situatie ter plaatse beoordeeld is door de personeelsleden van het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De buitenspeelruimte biedt mogelijkheid voor onder meer bewegings- en experimenteel spel, rustig en sociaal spel. Ze is passend ingericht naargelang van het aantal opgevangen kinderen van de vestigingsplaats en de leeftijd van de kinderen"; 6° er wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt : "8° gedurende schoolvakanties mag de opvang doorgaan in aanvullende ruimte bovenop de ruimte voor erkende opvang, mits de bepalingen van punt 1° tot en met 7° van dit artikel toegepast kunnen worden". 7° er wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : "9° de initiatiefnemer die gebruik maakt van de bepalingen in 8° van dit artikel, en die voldoet aan de overige bepalingen van dit besluit, kan een tijdelijke verhoging van de erkende capaciteit bekomen, mits een gemotiveerde aanvraag."

Art. 8.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : "4° het initiatief voert een beleid inzake veiligheid en gezondheid dat ertoe leidt dat : a) de fysieke en psychische veiligheid van de kinderen niet in het gedrang komt.Kind en Gezin ondersteunt de opvangvoorzieningen daartoe met onderbouwde informatie. b) medicijnen, EHBO-materiaal, gevaarlijke producten en toestellen op een veilige plaats worden bewaard, en zich buiten het bereik van de kinderen bevinden.c) er een crisisprocedure is.Dat is een procedure die de opeenvolgende stappen en de wijze van communicatie vastlegt die een voorziening moet volgen als er zich een gevaarsituatie voordoet in de voorziening. Er is sprake van een gevaarsituatie als de fysieke of psychische integriteit van een kind dat gebruikmaakt van een voorziening, in gevaar is of zou kunnen zijn; d) elke gevaarsituatie die zich voordoet in de opvang, zo snel mogelijk gemeld wordt aan Kind en Gezin." 2° in punt 5° wordt het woord "erkende" geschrapt.

Art. 9.In artikel 12 van het hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : "1° per begonnen schijf van 14 aanwezige kinderen moet minstens 1 begeleider de opvang verzekeren;"; 2° er wordt een punt 1°bis toegevoegd, dat luidt als volgt : "1°bis de norm vermeld in 1° geldt niet voor de bepalingen vermeld in artikel 10, 3°.Het aantal begeleiders is evenwel nooit minder dan wat geldt voor een bezetting van 100 % ;"; 3° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt : "11° Het minimaal vereiste personeel beschikt over een attest van een basisopleiding levensreddend handelen bij kinderen volgens de bepalingen die de minister vastlegt."

Art. 10.In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "ouderbijdragenregeling" wordt vervangen door de woorden "financiële bijdrage van de gezinnen";2° in punt 1° wordt het woord "ouders" vervangen door het woord "gezinnen";3° in punt 2° wordt het woord "ouderbijdrage" vervangen door de woorden "financiële bijdrage van de gezinnen";4° punt 5° wordt vervangen door wat volgt : "5° als de financiële situatie van de gezinnen daartoe aanleiding geeft, kan een sociaal tarief gehanteerd worden.Dat sociaal tarief bedraagt maximaal 50 % van de door het initiatief, volgens de bepalingen in 2°, 3° en 4°, vastgelegde bijdrage. In zeer uitzonderlijke gevallen, als de situatie van het gezin daartoe aanleiding geeft, kan het initiatief een gratis opvang toestaan. Het initiatief beslist over het al dan niet toekennen van het sociaal tarief of de gratis opvang op basis van een dossier dat alle relevante aspecten voor een gemotiveerde beslissing bevat. Een toegekend sociaal tarief of gratis opvang wordt door het initiatief periodiek geëvalueerd en, indien noodzakelijk, bevestigd;"; 5° in punt 6° wordt het woord "ouderbijdrage" vervangen door de woorden "financiële bijdrage van de gezinnen".6° in punt 8° worden de woorden "de index van de consumptieprijzen" vervangen door de woorden "het gezondheidsindexcijfer".

Art. 11.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : "§ 1.Een initiatief kan door Kind en Gezin forfaitair gesubsidieerd worden, om het basisopvangaanbod te realiseren, volgens de bepalingen die de minister vastlegt en rekening houdend met onder meer het aantal erkende plaatsen, het aantal openingsdagen op jaarbasis, het soort opvangmomenten en het feit of een deel van de ingeschreven kinderen uit achtergestelde gebieden komt."; 2° in § 2 worden de woorden "verruimd opvangaanbod" vervangen door de woorden "flexibel opvangaanbod, en/of een aanbod van occasionele en urgentieopvang".

Art. 12.In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt : "§ 1. De subsidiëring is afhankelijk van een minimumbezetting van 80 %, behalve tijdens het kalenderjaar van de erkenning. Voor de berekening van de bezetting komt elke aanwezigheid per opvangmoment per kind in aanmerking, ongeacht de aanwezigheidsduur."

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 17bis ingevoegd, dat luidt als volgt : "

Art. 17bis.Elk initiatief ontvangt in 2008 aanvullend een eenmalige forfaitaire vergoeding van 2500 euro, bedoeld voor de basisuitrusting en de verdere informatisering van de werking van het initiatief in het kader van e-government."

Art. 14.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden "de index van de consumptieprijzen" vervangen door de woorden "het gezondheidsindexcijfer".

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2008.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

^