Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 24 juni 2022
gepubliceerd op 16 november 2022

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw

bron
vlaamse overheid
numac
2022033489
pub.
16/11/2022
prom.
24/06/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JUNI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw


DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN TOERISME VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Algemene toelichting Dit besluit wijzigt de volgende besluiten: - titel II van het VLAREM en haar bijlagen; - het VLAREL; - het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid; - het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure; - het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning; - het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw.

Met dit besluit wordt de betreffende milieuregelgeving geactualiseerd op basis van onder meer beste beschikbare technieken. Verder bevat dit besluit nog voornamelijk enkele optimalisaties, kleinere aanpassingen en errata.

De volgende wijzigingen aan titel II van het VLAREM worden doorgevoerd: - Enkele wijzigingen aan de definities; - Een rechtzetting en letterlijke omzetting van hoofdstuk 6 (aanbevelingen) van de BBT-studie `Verontreinigd hemelwater voor de afvalopslag sector' wordt doorgevoerd. Deze rechtzetting zorgt ervoor dat de betreffende bepalingen opnieuw in overeenstemming zijn met artikel 5.4.3, § 1 en § 2 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (hoge beschermingsgraad en voldoen aan BBT, rekening houdend met de geldende milieukwaliteitsnormen), artikel 5.4.7 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid (strengste milieuvoorwaarde geldt) en ook met artikel 1.7.2.1.1, § 4 van het Decreet integraal Waterbeleid, artikel 1.2.1, § 2 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid en artikel 23, § 4 van de Grondwet (standstilbeginsel, zijnde geen achteruitgang van de bestaande toestand = omzetting van artikel 4 van de Kaderrichtlijn Water). - Voor recyclageparken wordt opgenomen dat in de vergunning een afwijking kan worden toegestaan op de algemene bepaling die stelt dat de afvoer van afvalstoffen alleen toegelaten is mits toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde. Deze afwijkingsmogelijkheid is alleen van toepassing buiten de reguliere openingsuren van het park; - Enkele wijzigingen en actualisaties van de voorwaarden en rubrieken voor inrichtingen m.b.t. elektriciteitsproductie, elektrische apparaten en de opslag van elektriciteit. De voorwaarden voor transformatoren worden uitgebreid naar shuntreactoren, die qua opbouw en hinder naar omgeving gelijkaardig zijn. Bepaalde klasse 3-inrichtingen worden geschrapt uit de indelingslijst (lijst van inrichtingen en activiteiten waarvan de exploitatie ernstige risico's of hinder voor de mens en het milieu kunnen inhouden, opgenomen als bijlage I bij VLAREM II) aangezien deze een beperkte milieu-impact hebben, die bovendien volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk formuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen en aangezien bij de aktename van melding van deze inrichtingen zelden of nooit bijzondere milieuvoorwaarden worden opgelegd. De voorwaarden voor deze inrichtingen worden opgenomen in deel 6 van VLAREM II dat betrekking heeft op milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen; - Enkele wijzigingen en actualisaties van de voorwaarden en rubrieken voor grondwaterwinningen en bemalingen, onder meer i.k.v. een goed beheer van grondwatervoorraden m.b.t. de droogteproblematiek. De huidige voorafmeldingsplicht die reeds bestaat voor de vergunningsplichtige boringen- en grondwaterwinningen wordt uitgebreid naar alle boringen en grondwaterwinningen, dus ook deze die in klasse 3 zijn ingedeeld en de particuliere, niet ingedeelde inrichtingen, dit met het oog op een efficiënte en performante handhaving van de aanleg en buitengebruikstelling van boringen en grondwaterwinningen. Ook wordt het hergebruik van bemalingswater gefaciliteerd; het hergebruik tot maximaal 5.000 m3 per kalenderjaar wordt inbegrepen in de bemalingsrubriek. - Voor het opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten wordt verduidelijkt/rechtgezet dat de studie "ontvangende groeve en graverij" voor elke opvulling bij de aanvraag moet worden toegevoegd; - Enkele bijkomende aanpassingen aan de indelingslijst: - Enkele kleinere, niet-inhoudelijke aanpassingen, administratieve vereenvoudigingen en verduidelijkingen; - Enkele rechtzettingen van errata.

De wijzigingen aan het Milieuhandhavingsbesluit hebben enkel betrekking op een aanpassing van de lijst van milieu-inbreuken en dit conform de wijzigingen aan de regelgeving als gevolg van dit ontwerp van besluit.

De volgende wijzigingen aan het VLAREL worden doorgevoerd: - erkende boorbedrijven: - Enkele wijzigingen voor de erkende opleidingscentra en voor de technici en airco-energiedeskundigen met het oog op administratieve vereenvoudiging: - De mogelijkheid om het Europees certificaat van een koeltechnicus, technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, technicus voor elektrische schakelinrichtingen, technicus voor apparatuur die oplosmiddelen bevat, koeltechnisch bedrijf of bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur te schorsen of op te heffen. Het gaat hier enkel om de Europese certificaten die door het Vlaamse Gewest uitgereikt werden; - Er worden bepalingen opgenomen in verband met de verwerking van persoonsgegevens; - Een aanpassing van de erkenningspakketten waarvoor de laboratoria in de discipline water en in de discipline afvalstoffen en andere materialen kunnen erkend worden; - Enkele niet-inhoudelijke/taalkundige correcties.

De wijzigingen aan het Milieuschadebesluit hebben enkel betrekking op terminologische aanpassingen (omschrijving van afdelingen en contactgegevens) als gevolg de gewijzigde organisatiestructuur en taakverdeling van het departement Omgeving.

De wijzigingen aan het Omgevingsvergunningenbesluit hebben betrekking op het volgende: voor haar werkzaamheden is het van belang dat de VMM op de hoogte is van alle beslissingen over vergunningsaanvragen die de indelingsrubriek 3 omvatten, ook wanneer ze in het betrokken dossier niet als adviesinstantie optreedt. Het Omgevingsvergunningenbesluit wordt in die zin aangepast De wijziging aan het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw heeft louter betrekking op een rechtzetting van de overgangsbepaling in dit besluit voor erkende laboratoria.

Gehanteerde afkortingen: - DABM: decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. - Omgevingsvergunningenbesluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning - VLAREL: het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu - VLAREM: besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne Artikelsgewijze bespreking HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling Artikel 1 Dit artikel stelt dat dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van de volgende Europese verordeningen: - verordening (EG) nr. 304/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten, - verordening (EG) nr. 306/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur, - verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, - verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen, - verordening (EU) nr. 592/2014 van de Commissie van 3 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 voor wat betreft het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties, - uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen, - uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat, - verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM Voor een thematisch overzicht van de voorgestelde wijzigingen aan VLAREM wordt naar de algemene toelichting verwezen.

Artikel 2 Dit artikel wijzigt artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM. Punt 1° Dit punt vervangt de datum van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van dierentuinen. Het betreft een rechtzetting van een erratum dat geslopen was in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 met betrekking tot een foutieve datum.

Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Punten 2° tot en met 8° Deze punten wijzigen een aantal definities met betrekking tot koelinstallaties.

In VLAREM II zijn, wat warmtepompen betreft, momenteel enkel exploitatievoorwaarden opgenomen voor ingedeelde en niet-ingedeelde warmtepompen met een koelfunctie (reversibele warmtepompen) zoals het uitvoeren van lekkagecontroles met een welbepaalde frequentie, het bijhouden van een installatiegebonden logboek en de verplichting dat bepaalde werkzaamheden waarbij er een risico op emissies van deze schadelijke koelmiddelen bestaat, moeten uitgevoerd worden door een erkend koeltechnicus, werkzaam in een erkend koeltechnisch bedrijf.

Deze verplichtingen geven uitvoering aan de Europese verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van verordening (EG) nr. 842/2006 en de Europese verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

Volgens verordening (EU) nr. 517/2014 en verordening (EG) nr. 1005/2009 moeten ook de warmtepompen die enkel verwarmen en dus geen koelfunctie hebben aan bepaalde exploitatievoorwaarden voldoen. VLAREM II is momenteel niet afgestemd met deze verordeningen voor dit type van warmtepompen.

Met de voorgestelde wijziging worden de definities met betrekking tot warmtepompen met en zonder koelfunctie op elkaar afgestemd waarbij uitvoering gegeven wordt aan de verordeningen (EU) nr. 517/2014 en (EG) nr. 1005/2009. Dit betreft louter een afstemming van de interne regelgeving met een Europese verordening. Dit veroorzaakt dus geen milieueffecten aangezien de verordening reeds in voege is.

Punt 9° Dit punt voegt een bijkomende uitzondering toe aan de definitie "opslagplaats" in de algemene definities voor gevaarlijke producten en brandbare vloeistoffen, namelijk voor vaste houders (o.a. bladdertanks) voor de opslag van blus- of schuimmiddelen, aangesloten op een blus- of sprinklerinstallatie. De vaste houders (o.a. bladdertanks) voor de opslag van blus- of schuimmiddelen, aangesloten op een blus- of sprinklerinstallatie, zijn cruciaal voor de brandbestrijding. Aangezien het atypische vaste houders betreffen, waarbij zowel een vloeistoffase (in een zak of membraan) als een gasfase (lucht onder druk rondom de zak of het membraan) aanwezig kunnen zijn, is een keuring volgens de bepalingen van VLAREM niet mogelijk. Ook eist Codex boek III titel 3 (brandveiligheid) dat dergelijke installaties jaarlijks worden gecontroleerd in overeenstemming met de richtlijnen van de fabrikant of installateur.

Bijgevolg is een aanvullende keuring volgens VLAREM niet noodzakelijk.

Het risico op effecten voor het milieu en de mens is eveneens beperkt.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punten 10° en 11° Punt 10° voegt vooreerst een definitie toe voor "verlaging van het grondwaterpeil bij een bemaling" aan de algemene definities onder de definities voor oppervlaktewater- en grondwaterbescherming (integraal waterbeleid).

Naast de ligging bepaalt de beoogde verlaging van het grondwaterpeil mee de verdere indeling onder rubriek 53.2 - een bemaling voor bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen. Als vuistregel wordt gehanteerd dat om het uitvoeren van werken mogelijk te maken, het grondwaterpeil minstens verlaagd moet worden tot 0,5m onder de uitgraving. Dit houdt in de praktijk in dat het peil op sommige plaatsen (zoals in de onttrekkingsputten) meer verlaagd wordt dan hetgeen doorgaans opgegeven wordt als "verlaging van het grondwaterpeil". Dus als men bijvoorbeeld een bouwput wil graven tot 4 m-mv, dan zal men voor wat betreft de indeling van de benodigde bemaling in rubriek 53.2.2° b) rekening moeten houden met een verlaging van het grondwaterpeil tot 4,5 m-v, ongeacht de filterdiepte van de grondwateronttrekkingsputten. Uiteraard moet het bemalingsconcept op een deskundige manier uitgevoerd worden.

Het peil in de pompput in een filterbemaling met vacuümpompen, het meest gebruikte systeem, is daarenboven niet meetbaar omdat het vacuüm zou onderbroken worden bij een controlemeting van het grondwaterpeil.

Door deze definitie wordt de verlaging van het grondwaterpeil eenduidig vastgelegd en controleerbaar aan de hand van de bouwplannen.

Deze wijziging heeft geen impact op de milieueffecten, maar legt louter een uniforme vuistregel vast die gehanteerd dient te worden voor het bepalen van de verlaging van het grondwaterpeil bij een bemaling.

Daarnaast zijn de definities voor referentiemeetmethode, rapportagegrens, bepalingsgrens en aantoonbaarheidsgrens vandaag enkel van toepassing op afvalwater. Door deze integraal zonder wijzigingen te verplaatsen naar "Algemeen" onder de definities oppervlaktewater- en grondwaterbescherming worden deze ook van toepassing op grondwater.

Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Deze artikelen wijzigen de artikelen 1.4.3.1.1, 1.4.5.2.1, § 2, 1.4.5.2.1, § 3 en 1.4.5.3.1, § 2 van titel II van het VLAREM. Deze wijzigingen betreffen geen inhoudelijke aanpassing, maar een administratieve vereenvoudiging voor de bevoegde omgevingsvergunningscommissie en de adviesverlenende instanties. Met deze wijzigingen wordt er vermeden dat er geen adviezen worden ingewonnen in het kader van de evaluaties die niet relevant zijn in dit kader.

Deze artikelen vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 6 Artikel 7 Deze artikelen wijzigen artikel 4.1.9.1.1 en 4.1.9.1.4 van titel II van het VLAREM. Het Vlaams Parlement heeft bij het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten3 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw de verplichting tot het ter kennis brengen aan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, van de aanstelling van de milieucoördinator opgeheven, gezien: - de zware administratieve last zowel voor de exploitanten als de administratie niet opweegt tegen het nut van een dergelijke administratie. - voor erkende milieucoördinatoren: het beschikken over de vereiste kwalificaties en eigenschappen reeds onderzocht werd in het kader van de erkenning. - voor niet-erkende milieucoördinatoren werknemers van de exploitant, die instemming moeten vragen voor een meervoudige aanstelling, de kennisgeving van hun aanstelling reeds vervat zit in de instemmingsprocedure. Het toezicht kan gebeuren in het kader van titel XVI. Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen van het DABM. - de milieucoördinator-werknemer overeenkomstig artikel 4.1.9.1.4, § 3 van titel II van het VLAREM reeds de mogelijkheid heeft om het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking te houden van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning en de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving.

Met voorgestelde wijzigingen worden de VLAREM-bepalingen afgestemd op de voormelde decretale aanpassing. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 8 Dit artikel wijzigt artikel 4.1.9.2.3 van titel II van het VLAREM. Naar aanleiding van de wijzigingen van de EMAS verordening werd het Belgische samenwerkingsakkoord hernieuwd en gepubliceerd op 10 september 2018. Bijgevolg moet ook de verwijzing in titel II van het VLAREM worden geactualiseerd. Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 9 Dit artikel wijzigt artikel 4.1.9.2.4, § 1, van titel II van het VLAREM. Deze wijziging heeft louter betrekking op een tekstuele verbetering.

Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 10 Dit artikel wijzigt artikel 4.5.1.1, § 2, van titel II van het VLAREM. Dit betreft een rechtzetting van een tekstuele fout die ingevoegd is bij besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten9 tot wijziging van diverse besluiten naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning.

Art. 20 van voormeld wijzigingsbesluit wijzigde art. 4.5.1.1, § 2 VLAREM II als volgt: " § 2. Tenzij voor bepaalde categorieën van inrichtingen in dit besluit andere bepalingen zijn opgenomen, zijn de bepalingen, vermeld in afdeling 4.5.2, 4.5.3 en 4.5.4 van dit besluit van toepassing, uitgezonderd tijdens de eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken.".

Het verslag aan de Vlaamse Regering bepaalt duidelijk dat deze wijziging tot doel had om de bouwfase van een project vrij te stellen van de geluidsnormen van VLAREM II, gezien werd gesteld dat bouw-, sloop- of wegenwerken niet of moeilijk aan deze sectorale normen kunnen voldoen. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen indeling van bouw-, sloop- of wegenwerken onder klasse 2 of 3. Voorts vermeldt het verslag aan de Vlaamse Regering van het voormeld besluit dat de vergunningverlenende overheid zo nodig aan de individuele situatie aangepaste bijzondere milieuvoorwaarden opleggen.

Door een vergetelheid werd er bij deze uitzonderingsbepaling enkel verwezen naar de (geluids)voorwaarden voor inrichtingen van klasse 1 en 2 (art. 4.5.3 en 4.5.4 VLAREM II) en niet naar de (geluids)voorwaarden voor inrichtingen van klasse 3 (art. 4.5.5 VLAREM II).

Momenteel heeft dit artikel als gevolg dat onder andere de grondbemalingen tijdens de eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken die zijn ingedeeld als klasse 3 zouden moeten voldoen aan de geluidsnormen van artikel 4.5.5, terwijl grondbemalingen tijdens de eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken die zijn ingedeeld als klasse 2 niet moeten voldoen aan de overeenstemmende geluidsnormen, wat onlogisch is, gezien klasse 3 inrichtingen als minder hinderlijk worden beschouwd ten opzichte van klasse 2 inrichtingen.

Met dit artikel wordt dit rechtgezet.

Voor geluids- en trillingshinder van bouw- en sloopactiviteiten is er een BBT-studie in opmaak (finale draft, december 2020) die de basis zal vormen voor een code van goede praktijk voor de betreffende sector. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

De exploitatie vindt immers slechts plaats gedurende de eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken en deze rechtzetting heeft enkel betrekking op de geluidsvoorwaarden. De bevoegde overheid dient bij de aktename rekening te houden met de specifieke situatie en heeft de plicht, indien de specifieke situatie dit vereist, bijzondere voorwaarden op te leggen om de hinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De voormelde code van goede praktijk zal ook bijdragen tot het beperken van de hinder.

Artikel 11 Artikel 12 Deze artikels wijzigen het opschrift van afdeling 4.5.7 en artikel 4.5.7.0.1, 2°, van titel II van het VLAREM. De afdeling 4.5.7. werd met het besluit van 16 maart 2016 ingeschreven in het VLAREM II en is van toepassing op ingedeelde supermarkten. Het toepassingsgebied werd o.a. gekoppeld aan de toenmalige rubriek 16.3.1 van de indelingslijst aangezien dit de rubriek was die aan de grond lag van de indeling van de supermarkten (koelinstallaties). In het verslag aan de Vlaamse Regering werd hierover het volgende opgenomen: "De scope van dit kader beperkt zich tot supermarkten gezien het doorgedreven akoestisch onderzoek en de bijhorende conclusies zich ook beperkten tot supermarkten en hun karakteristieke leveringen. Het nieuwe geluidskader is dus enkel van toepassing op inrichtingen die vallen onder categorie 47.11 van het referentiekader voor de productie en de verspreiding van statistieken met betrekking tot economische activiteiten in Europa (NACE 2008) en die ingedeeld zijn als een hinderlijke inrichting via rubriek 16.3.1 van bijlage I van titel I van het VLAREM omwille van de koelinstallaties." Met het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw van 3 mei 2019 (art. 187, 10° ) werd rubriek 16.3 echter helemaal aangepast. De installaties die onder rubriek 16.3.1 vielen werden overgeheveld naar rubriek 16.3.2.

Er werd hiervoor het volgende opgenomen in het verslag aan de Vlaamse Regering: "Dit punt vervangt rubriek 16.3. De indeling van koelinstallaties is momenteel enkel gebaseerd op de totale drijfkracht van de installatie.

Dit zegt echter niks over de milieu-impact van het gebruikte koelmiddel, en met name de koelmiddelen die vallen onder de verordening 517/2014 inzake F-gassen (Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006). In deze verordening spreekt men over ton CO2 equivalenten (TCE), zoals ook reeds gedefinieerd in VLAREM. TCE geeft de milieu-impact rechtsreeks weer. Met deze wijziging wordt enkel een klasse 1 inrichting ingevoerd voor koelinstallaties met een gezamenlijk TCE van meer dan 2000 ton (nieuwe rubriek 16.3.1).

Dergelijk koelinstallaties vormen potentieel een groot risico voor het milieu. Mits deze gewijzigde indeling wordt een "incentive" gegeven aan koelbedrijven om minder schadelijke koelgassen te gebruiken, waardoor hun indeling volgens VLAREM kan gereduceerd worden, zonder dat de hoeveelheid koelmiddel dient verminderd te worden. Verder wordt rubriek 16.3 vereenvoudigd, doordat de "oude" rubriek 16.3.1 wordt samengevoegd met rubriek 16.3.2, met als indelingscriterium geïnstalleerde totale drijfkracht, en zonder impact van de ligging van de inrichting in een bepaald bestemmingsgebied." Bij de aanpassing aan de rubriek werd echter de verwijzing in afdeling 4.5.7 van VLAREM II over het hoofd gezien. Deze werd dus niet aangepast en verwijst nu naar koelinstallaties met een TCE van meer dan 2000 ton. Dit was uiteraard niet de bedoeling aangezien hiermee de scope, zijnde de supermarkten, niet meer gevat wordt.

Met dit artikel wordt dit erratum rechtgezet.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten aangezien het louter een rechtzetting betreft van een verwijzing naar een indelingsrubriek die hervormd werd.

Artikel 13 Dit artikel vervangt lid 3 en lid 4 van artikel 5.2.1.7, § 5 van titel II van het VLAREM en voegt een vijfde lid toe. Een rechtzetting en letterlijke omzetting van hoofdstuk 6 (aanbevelingen) van de BBT-studie `Verontreinigd hemelwater voor de afvalopslag sector' (VITO, december 2015) wordt doorgevoerd.

Conform de BBT wordt een onderscheid gemaakt tussen "kleine" en "grote" bedrijven. De grens werd uiteindelijk op 4000 ton opslagcapaciteit gelegd voor de niet-overdekte buitenopslag, met uitzondering van de opslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt.

De grote bedrijven moeten, naast de toepassing van preventieve maatregelen een volledige doorgedreven zuivering voorzien om aan de sectorale en bijzondere lozingsnormen te kunnen voldoen.

Voor kleine bedrijven is het, als aanvulling op de preventieve maatregelen, BBT om enkel een voorzuivering (slibvang en olie/waterafscheider) toe te passen. Daarnaast wordt er voor kleine bedrijven verwezen naar de richtlijnen die opgesteld zijn ter uitvoering van dit artikel. Deze richtlijnen voor kleine bedrijven bevatten onder meer de betreffende preventieve maatregelen en de toepasselijke richtlijnen voor lozing op oppervlaktewater of op openbare riolering.

De huidige sectorale voorwaarde bepaalt echter dat: - kleine bedrijven worden geacht van rechtswege aan de normen van bijlage 5.3.2, 48°, te voldoen. - Op 1 oktober 2019 vervielen de bijzondere lozingsnormen opgenomen in de vergunningen voor inrichtingen vermeld in het tweede lid (omgevingsvergunningen of milieuvergunningen). Dit geldt alleen voor de vergunningen van deze bedrijven die niet gelegen zijn in een ruimtelijk kwetsbaar gebied. - De bijzondere lozingsvoorwaarden afgeleverd voor 3 mei 2019, worden op dat moment geacht van rechtswege vervangen te zijn door de voorwaarden opgenomen in dit artikel.

De beoogde rechtzetting harmoniseert het betreffende artikel 5.2.1.7, § 5 VLAREM II met: - artikel 5.4.3, § 1 en § 2 van het DABM: de rechtzetting streeft een hoge beschermingsgraad na en voldoet aan BBT, rekening houdend met de geldende milieukwaliteitsnormen. Zoals reeds vermeld betreft dit een omzetting van een Vlaamse BBT-studie. In het DABM wordt bepaald dat de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden op de beste beschikbare technieken (BBT) worden gebaseerd. Hiertoe worden onder meer Vlaamse BBT-studies opgemaakt. Deze technieken (en dus ook de eventueel daaraan gekoppelde emissiegrenswaarden) worden in deze studies onderworpen aan een multicriteria-analyse. Deze criteria hebben zowel betrekking op de milieucompartimenten (bv. water, energie, geur, geluid en grondstoffen), als op de technische haalbaarheid en de economische aspecten (kostenhaalbaarheid en effectiviteit). De mogelijke milieueffecten werden dus reeds in kaart gebracht in deze BBT-studie. - artikel 5.4.7 van het DABM (strengste milieuvoorwaarde geldt) - artikel 1.7.2.1.1, § 4 van het Decreet integraal Waterbeleid, artikel 1.2.1, § 2 van het Decreet algemene bepalingen milieubeleid en artikel 23, § 4 van de Grondwet (standstilbeginsel, zijnde geen achteruitgang van de bestaande toestand wat een omzetting is van artikel 4 van de Kaderrichtlijn Water). De huidige bepaling in VLAREM II laat niet toe om de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te halen.

Het tijdig remediëren van de huidige bepalingen zal net aanzienlijke negatieve milieueffecten voorkomen. Dit artikel heeft een positieve impact op milieueffecten. Dit artikel veroorzaakt geen aanzienlijke negatieve effecten.

Artikel 14 Dit artikel voegt een nieuwe paragraaf toe aan artikel 5.2.2.1.1 van titel II van het VLAREM met betrekking tot recyclageparken.

Er wordt opgenomen dat in de vergunning een afwijking kan worden toegestaan voor recyclageparken op het algemeen artikel dat stelt dat de afvoer van afvalstoffen enkel toegelaten is mits toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde. Deze afwijkingsmogelijkheid is enkel van toepassing buiten de reguliere openingsuren van het park.

De afvoer van afvalstoffen gebeurt vaak buiten de openingsuren van het park omwille van veiligheidsredenen (er zijn dan geen particulieren aanwezig) en omwille van de logistieke organisatie van de inzamelaar, makelaar of handelaar van afvalstoffen. Hiertoe moet het recyclagepark wel de nodige maatregelen nemen om de hinder naar de omgeving toe te beperken, zoals het overmaken van richtlijnen aan de inzamelaars, makelaars of handelaars die verantwoordelijk zijn voor de afvoer met betrekking tot het beperken van lawaaihinder bij de manipulatie van de containers en met betrekking tot het ontoegankelijk maken van het recyclagepark voor particulieren op het moment dat de inzamelaars, makelaars of handelaars aanwezig zijn op het terrein. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten vermits de nodige maatregelen dienen genomen te worden indien een afwijking wordt toegestaan.

Artikel 15 Dit artikel wijzigt artikel 5.3.2.4, § 3 van titel II van het VLAREM. Dit artikel stelt dat indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, bedrijven in het kader van waterbesparing hogere emissiegrenswaarden kunnen aanvragen. Bedrijven kunnen reeds op basis van dit artikel actief aangespoord worden om waterbesparende projecten en investeringen uit te voeren in ruil voor lozingsvrachten en hogere concentratienormen in de vergunning. Maar voor de duidelijkheid wordt er nu expliciet in de wettekst vermeld dat naast concentratienormen ook lozingsvrachten kunnen aangevraagd worden via de vergunning.

Volgende aandachtspunten blijven noodzakelijk: - De controleerbaarheid van deze lozingsvrachten is uiterst belangrijk. Dagvrachten kunnen indien er een mengmonster kan genomen worden. Voor jaarvrachten zullen bedrijven zelf moeten instaan voor de noodzakelijke metingen die dan ook in de vergunning zullen moeten opgenomen worden. Andere soorten vrachten (week, maand...) zijn niet aangewezen en niet werkbaar. - Aanvullende normen ovv concentraties zullen noodzakelijk blijven om impact van pieklozingen te kunnen opvangen, en om onmiddellijke controlemeting vanuit handhaving mogelijk te maken.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 16 Dit artikel wijzigt artikel 5.9.1.1, § 1 van titel II van het VLAREM. Het betreft enerzijds een louter wetgevingstechnische aanpassing met betrekking tot de indeling van een artikel en het betreft anderzijds een rechtzetting van een erratum dat geslopen was in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2. Met voormeld besluit werden de rubrieken 9.1 en 9.2, opnieuw ingevoegd en herschreven. Deze rubrieken hebben betrekking op dieren in een publiek toegankelijke inrichting (rubriek 9.1) en inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) andere dan ingedeeld in rubriek 9.1 gefokt of gehouden worden (rubriek 9.2).

Met voormeld besluit werden ook nieuwe sectorale voorwaarden opgenomen voor deze inrichtingen (afdelingen 5.9.13 en 5.9.14). De rubrieken 9.1 en 9.2 werden in voormeld besluit nog niet toegevoegd aan afdeling 5.9.1 dat betrekking heeft op het toepassingsgebied van hoofdstuk 5.9.

Dit wordt met deze wijziging rechtgezet.

Deze rechtzetting heeft geen inhoudelijke gevolgen. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 17 Dit artikel voegt een zin toe aan artikel 5.9.11.3 van titel II van het VLAREM. De verwijzing naar de EU-Verordening nr. 592/2014 werd recent opgenomen in titel II van het VLAREM. Hiermee is bepaald dat het gebruik van bedrijfseigen kippenmest als brandstof is toegestaan als aan de bepalingen uit de EU-Verordening nr. 592/2014 is voldaan en de vrijkomende energie steeds nuttig kan worden toegepast. Door de verwijzing in artikel 5.9.11.2 naar artikel 5.28.3.5.1, bleven de voorwaarden voor afvalverbranding voor deze installaties van toepassing. De bepalingen uit de Verordening garanderen dat aan de relevante voorschriften inzake de bescherming van het milieu en de gezondheid wordt voldaan en garanderen dat het specifieke gebruik geen nadelige effecten zal hebben op het milieu en de gezondheid van de mens. Bijgevolg is het niet noodzakelijk dat deze installaties bijkomend voldoen aan de voorwaarden van subafdeling 5.2.3bis.1 inzake afvalverbranding en worden deze installaties hiervan vrijgesteld. Dit betreft louter een afstemming van de interne regelgeving met een Europese verordening. Dit veroorzaakt dus geen milieueffecten aangezien de verordening reeds in voege is.

Artikel 18 Dit artikel wijzigt artikel 5.12.0.1 van titel II van het VLAREM. Er wordt, naast het Algemeen Reglement op Elektrische Installaties, ook de aandacht gevestigd op de Codex voor het Welzijn op het Werk.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten. De Codex voor het Welzijn op het Werk was immers voordien ook al van toepassing en zou zelfs zonder verwijzing in deze wijzigingsbepaling van toepassing zijn.

Artikel 19 Dit artikel wijzigt artikel 5.12.0.2 van titel II van het VLAREM. Dit artikel wordt uitgebreid naar shuntreactoren, die qua opbouw en milieueffect naar de omgeving sterk te vergelijken zijn met transformatoren.

De bestaande voorwaarde is verouderd en wordt aangepast aan de federale wetgeving. Bovendien worden strengere eisen gesteld door het Synergrid, de federatie van de netbeheerders elektriciteit en aardgas in België.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke negatieve milieueffecten.

Shuntreactoren worden immers voortaan vervat in art. 5.12.0.2 VLAREM II en bestaande verouderde voorwaarden worden aangepast n.a.v. federale wetgeving en strengere eisen vanuit de federatie van de netbeheerders.

Artikel 20 Dit artikel heft artikel 5.12.0.3 van titel II van het VLAREM op.

Vast opgestelde batterijen worden immers geschrapt uit de indelingslijst aangezien deze een beperkte milieu-impact hebben, die bovendien volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen. Bij de aktename van melding van deze inrichtingen werden zelden of nooit bijzondere milieuvoorwaarden nodig geacht. De voorwaarden voor deze inrichtingen worden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van titel II van het VLAREM. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 21 Dit artikel wijzigt artikel 5.12.0.4 van titel II van het VLAREM. De verwijzing naar vast opgestelde batterijen en vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren wordt geschrapt, gezien deze inrichtingen geschrapt worden uit de indelingslijst. Deze hebben een beperkte milieu-impact die bovendien volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen. Bij de aktename van melding van deze inrichtingen werden zelden of nooit bijzondere milieuvoorwaarden nodig geacht. De voorwaarden voor deze inrichtingen worden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van titel II van het VLAREM. Deze wijziging veroorzaakt bijgevolg geen aanzienlijke milieueffecten.

Verder is de bestaande voorwaarde verouderd en wordt aangepast. De voorwaarde m.b.t. met droog zand gevulde emmers wordt vervangen door een voorwaarde omtrent blustoestellen, die gemeengoed zijn. Het concept van een vuurvergunning is wijdverspreid en gestandaardiseerd, waardoor het aangewezen is dit toe te passen. Brandklasse A1, vermeld in de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2016/364 van de Commissie van 1 juli 2015 betreffende de indeling van bouwproducten in klassen van materiaalgedrag bij brand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad, staat in de EU-normering gelijk aan onbrandbaar. Ook deze wijziging met betrekking tot aanpassing van verouderde voorschriften naar hedendaagse standaarden zoals bijvoorbeeld de vuurvergunning en blustoestellen veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 22 Dit artikel wijzigt artikel 5.16.3.3 van titel II van het VLAREM. In VLAREM II zijn, wat warmtepompen betreft, momenteel enkel exploitatievoorwaarden opgenomen voor ingedeelde en niet-ingedeelde warmtepompen met een koelfunctie (reversibele warmtepompen) zoals het uitvoeren van lekkagecontroles met een welbepaalde frequentie, het bijhouden van een installatiegebonden logboek en de verplichting dat bepaalde werkzaamheden waarbij er een risico op emissies van deze schadelijke koelmiddelen bestaat, moeten uitgevoerd worden door een erkend koeltechnicus, werkzaam in een erkend koeltechnisch bedrijf.

Deze verplichtingen geven uitvoering aan de Europese verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van verordening (EG) nr. 842/2006 en de Europese verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

Volgens verordening (EU) nr. 517/2014 en verordening (EG) nr. 1005/2009 moeten ook de warmtepompen die enkel verwarmen en dus geen koelfunctie hebben aan bepaalde exploitatievoorwaarden voldoen. VLAREM II is momenteel niet afgestemd met deze verordeningen voor dit type van warmtepompen.

Met de voorgestelde wijziging worden de uitbatingsvoorwaarden met betrekking tot ingedeelde warmtepompen met en zonder koelfunctie op elkaar afgestemd waarbij uitvoering gegeven wordt aan de verordeningen (EU) nr. 517/2014 en (EG) nr. 1005/2009.

Dit betreft louter een afstemming van de interne regelgeving met een Europese verordening. Dit veroorzaakt dus geen milieueffecten aangezien de verordening reeds in voege is.

Artikel 23 Dit artikel wijzigt het opschrift van artikel 5.16.3.4 van titel II van het VLAREM naar aanleiding van de afstemming van de uitbatingsvoorwaarden voor ingedeelde warmtepompen met en zonder koelfunctie. Dit betreft louter een afstemming van de interne regelgeving met een Europese verordening. Dit veroorzaakt dus geen milieueffecten aangezien de verordening reeds in voege is.

Artikel 24 Artikel 25 Deze artikelen wijzigen enerzijds het artikel 5.17.1.2, § 1 en heft anderzijds het artikel 5.17.4.1.10 van titel II van het VLAREM op.

De registerplicht voor gevaarlijke producten (GP) is beschreven in 2 bovenvermelde artikels van VLAREM II, met een lichte nuance tussen beide. Wat onder "groep" in de context van art. 5.17.1.2 moet begrepen worden, is niet éénduidig gedefinieerd. De meest logische interpretatie is dat "groep" moet begrepen worden als CLP-gevarenklasse en -categorie. Bovendien is er een ander toepassingsgebied voor beide artikels. Art. 5.17.1.2 is door zijn plaats in afdeling 5.17.1 geldig voor alle opslagplaatsen GP (van klasse 1), met als implicatie dat sinds 1 mei 2015 ook de opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in het register voor GP moeten opgenomen worden, want die zijn sinds 1 mei 2015 gerubriceerd in rubriek 17. Het toepassingsgebied van art. 5.17.4.1.10 daarentegen is beperkt tot de gevaarlijke vloeistoffen en gevaarlijke vaste stoffen (cfr. art. 5.17.4.1.1). Als er gevaarlijke gassen aanwezig zijn, moeten op basis van art. 5.17.1.2 de gevaarlijke gassen wel in het register opgenomen worden, terwijl ze volgens art. 5.17.4.1.10 niet in het register moet komen. Een derde onduidelijkheid is volgende zinsnede in art. 5.17.1.2, § 1: "Met behoud van de verplichtingen met betrekking tot inrichtingen waarop rubriek 17.2 van de indelingslijst van toepassing is, ....".

Deze bewuste zinsnede lijkt geen enkel nut te hebben, in tegendeel, het schept verwarring. Om deze redenen wordt het artikel 5.17.1.2, § 1 aangepast en wordt het artikel 5.17.4.1.10 opgeheven.

Deze wijzigingen betreffen dus louter het verduidelijken van de bestaande vereisten voor het register voor gevaarlijke producten enerzijds en het wegwerken van dubbele bepalingen anderzijds. Deze wijzigingen hebben in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 26 Dit artikel wijzigt artikel 5.28.4.1 van titel II van het VLAREM. Het betreft een rechtzetting van een erratum dat geslopen was in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2. De zinsnede "met uitzondering van de opslagplaatsen van dierlijke mest die zijn gehecht aan een inrichting als bedoeld in de subrubrieken 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7 en 9.8 van de indelingslijst" kan geschrapt worden uit dit artikel waarin het toepassingsgebied wordt bepaald van afdeling 5.28.4.

De afdeling 5.28.4 is namelijk van toepassing op andere meststoffen dan dierlijke mest en kunstmest. Het betreft hier dus een overbodige bepaling die kan geschrapt worden. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 27 Dit artikel wijzigt artikel 5.32.7.1.1 van titel II van het VLAREM. In artikel 5.32.7.1.1 worden de schietstanden in een lokaal opgedeeld in zes categorieën. De categorieën A1 tot en met C omvatten de schietstanden waar vuurwapens worden gebruikt in steeds afnemende kinetische energie. De grenzen zijn bepaald op basis van de kinetische energie van vaak gebruikte munitiesoorten en de technische vereisten aan de schietstand. Verder is er ook een categorie D voor de zwaardere luchtdrukwapens en een categorie E voor het uitsluitend gebruik van hagelpatronen.

Het voorliggende wijzigingsartikel betreft louter een rechtzetting van een erratum dat geslopen was in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 met betrekking tot een verwijzing naar foutieve, overigens niet-bestaande, rubrieken uit de indelingslijst.

De wijziging heeft geen inhoudelijke verandering tot gevolg ten aanzien van de oorspronkelijke zienswijze bij de hervorming van de rubriek 32.7 van de indelingslijst.

Er vallen dan ook geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.

Artikel 28 Dit artikel wijzigt artikel 5.38.0.2, § 2 van titel II van het VLAREM. Vanaf 1 februari 2002 is voor de Europese Unie een globaal classificatiesysteem (NBN EN 13501-1) voor brandreactie van bouwproducten ingevoerd. Na een co-existentieperiode van de Belgische (NBN S 21-203) en Europese brandclassificatiesystemen is sinds 1 december 2016 de Europese classificatie verplicht. In de basisnormen brandveiligheid (KB van 07 juli 1994) werd door het KB van 12/07/2012 een tabel opgenomen die wordt gehanteerd om de overeenstemming tussen de Belgische en Europese brandklassen te bepalen. Op basis van deze tabel kan gesteld worden dat de Belgische brandklasse A0 vergelijkbaar is met de Europese brandklassen A0 en/of A1. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 29 Dit artikel heft paragraaf 2 op in artikel 5.53.1.1 van titel II van het VLAREM. Vanaf 1 januari 2019 zijn alle vergunningen voor grondwaterwinningen vergund met toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones van rechtswege vervallen.

Dit is ingeschreven in artikel 388 van het Omgevingsvergunningendecreet, dat op zijn beurt verwijst naar de overgangsbepalingen van het vroegere Milieuvergunningsdecreet, meer bepaald artikel 44: "

Art. 44.Vergunningen verleend voor de inwerkingtreding van dit decreet blijven geldig voor de vastgestelde termijn tot ten hoogste twintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit decreet.

Vergunningen verleend met toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer blijven geldig voor de vastgestelde termijn tot ten hoogste twintig jaar te rekenen vanaf 1 januari 1999." Dus d.w.z. dat een vergunning verleend volgens het besluit van 27 maart 1985 (en dus met toepassing van het decreet van 24 januari 1984) maximaal geldig is tot 1 januari 2019. Een nieuwe vergunning conform het Omgevingsvergunningendecreet en het VLAREM dient voor verdere exploitatie te worden aangevraagd.

De huidige verwijzingen naar deze oude wetgevingen in de op te heffen paragraaf zijn aldus zonder voorwerp geworden en de bepalingen van het Omgevingsvergunningendecreet en VLAREM zijn ook op deze oudere winningen van toepassing.

Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Vervallen vergunningen dienen immers opnieuw aangevraagd te worden en getoetst te worden aan de hedendaags geldende normering.

Artikel 30 Dit artikel wijzigt artikel 5.53.3.1 van titel II van het VLAREM. De huidige verwijzing naar de debietmeting in het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, maakt dat er geen handhaving mogelijk is op de aanwezigheid van debietmeters bij niet-heffingsplichtige ingedeelde grondwaterwinningen. Deze voorwaarde is immers ingeschreven in het hoofdstuk van de heffingsregeling, waarop enkel de toezichthouders van de VMM toezichtrecht hebben.

Dit toezicht en deze meting (voor belastingsdoeleinden) hebben echter een andere finaliteit dan de noodzaak voor een correcte debietregistratie voor milieutechnische doeleinden (kwantitatief grondwaterbeheer en -beleid). Deze verplichting wordt door deze wijziging specifiek in VLAREM ingeschreven. Zodoende kan de afwezigheid van een debietmeter en eventuele illegale grondwaterwinning milieutechnisch terdege worden opgelegd en gehandhaafd conform de bepalingen in het DABM. Gelet op het beperkte debiet dat via hand-, voet en neuspompen kan gewonnen worden, wordt hiervoor geen verplichting tot installatie van een debietmeter voorzien.

De bepaling uit het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, waarnaar in VLAREM werd verwezen, bevat ook een uitzondering voor debietmeters op drainages.

Door het schrappen van de verwijzing naar dit decreet in VLAREM wordt de betreffende uitzondering voor debietmeters op drainages best ook expliciet opgenomen in VLAREM (zie verder).

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten. De wijziging draagt bij aan het kwantitatief grondwaterbeheer en -beleid aangezien het toezichtrecht niet louter meer beperkt wordt tot de toezichthouders van de VMM. Artikel 31 Dit artikel wijzigt artikel 5.53.3.3, § 6 van titel II van het VLAREM. Deze bepaling stelt onder andere dat elke verwijdering en terugplaatsing van een debietmeter onmiddellijk moet worden meegedeeld (schriftelijk, per fax of e-mail) aan de toezichthouders. Er zijn inmiddels geen faxtoestellen meer in gebruik bij de afdeling Handhaving. Gelet op de modernere communicatiemogelijkheden kan het gebruik van een fax voor dergelijke meldingen worden geschrapt. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 32 Dit artikel wijzigt artikel 5.53.5.2 van titel II van het VLAREM. Voor een efficiënte en performante handhaving van de aanleg en buitengebruikstelling van boringen en grondwaterwinningen is het noodzakelijk dat deze onaangekondigd kunnen worden gecontroleerd tijdens de werkzaamheden zelf. Na het aanleggen of opvullen kan geen efficiënte controle worden uitgevoerd op de correcte ondergrondse installatie van filters, verbuizing, kleistoppen, cementering of opvulling. Het potentiële risico voor de doorboorde watervoerende lagen bij gebrekkige aanleg is onafhankelijk van de klasse-indeling (die voornamelijk door het debiet bepaald wordt). Daarnaast dient het achterliggende dieptecriterium voor de vergunningsplicht te kunnen worden gecontroleerd. Daarom is het aangewezen om de huidige voorafmeldingsplicht die reeds bestaat voor de vergunningsplichtige boringen- en grondwaterwinningen uit te breiden naar alle ingedeelde boringen en grondwaterwinningen, dus ook deze die in klasse 3 zijn ingedeeld.

Voor peilputten die dienen te worden aangelegd voor de correcte monitoring van grondwaterwinningen, conform de bepalingen in artikels 5.53.4.1 en 5.53.4.2 van VLAREM II, geldt eenzelfde noodzaak op efficiënte controlemogelijkheid. De voorafmelding dient dus ook te worden uitgebreid naar de peilputten, dewelke apart niet ingedeeld zijn.

Deze voorafmelding dient voor zover de activiteit niet uitgesloten is van het toepassingsgebied van een boorbedrijf conform artikel 53/6 7° van het VLAREL te worden uitgevoerd door het erkende boorbedrijf, dat verplicht dient te worden gebruikt voor deze werkzaamheden. Hiervoor is een e-DOV loket beschikbaar. De gegevens van de voorafmelding kunnen worden herbruikt voor de 2-maandelijkse melding van alle afgewerkte boorwerkzaamheden die boorbedrijven tevens dienen te rapporteren conform artikel 53/6 9° van het VLAREL. Dit artikel tracht een efficiënte en performante handhaving te realiseren en breidt tevens de vermelde plichten uit naar de meldingsplichtige inrichtingen. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 33 Dit artikel wijzigt artikel 5.53.6.1.1 van titel II van het VLAREM. Wijzigingen paragraaf 2 (bemalingscascade en hergebruik): Een bemaling moet steeds gedimensioneerd en geëxploiteerd worden volgens een code van goede praktijk. Een code van goede praktijk wordt gedefinieerd als "Geschreven en publiek toegankelijke regels met betrekking tot de bouw, het transport, het plaatsen, het uitbaten, het onderhouden en het eventueel ontmantelen van een inrichting of een onderdeel ervan, met inbegrip van de toepasselijke productnormen en de bij de betrokken beroepscategorieën algemeen aanvaarde regels van goed vakmanschap".

Een goed beheer van onze grondwatervoorraden is belangrijk. De voorbije jaren was er vooral door de droogte en de droogtemaatregelen veel aandacht voor het lozen van bemalingswater. Daarom wordt de bemalingscascade nog verder aangescherpt in dit artikel en hergebruik van dit water gefaciliteerd.

Als een bemaling tijdelijk noodzakelijk is om werken te kunnen uitvoeren of nutsvoorzieningen aan te leggen, verdient het de voorkeur om het onttrokken volume bemalingswater maximaal te beperken en het onttrokken volume bemalingswater maximaal terug in de grond te brengen zodat er netto minder grondwater opgepompt wordt. In het ideale geval gebeurt dit door het water terug in de grond te brengen via retourputten, infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten.

Helaas is dit met de huidige best beschikbare technieken niet op elke locatie mogelijk.

Om de kwantitatieve toestand van onze grondwatervoorraden te beschermen en te vrijwaren is het logisch dat het nuttig gebruik van niet verontreinigd bemalingswater te verkiezen is boven lozen in een niet-infiltrerende waterloop of riolering. In dit geval voorkomt het nuttig gebruik van het bemalingswater dat andere waterbronnen moeten aangesproken worden. De bemalingscascade wordt uitgebreid met hergebruik van dit bemalingswater. In Vlaanderen is dit nog niet ingeburgerd en daar willen we met deze wijziging verandering in brengen. Hergebruik tot maximaal 5.000m3 per kalenderjaar wordt inbegrepen in de bemalingsrubriek voor zover er geen indicaties zijn dat het bemalingswater potentieel verontreinigd is. Bij hogere volumes is een vergunning nog steeds vereist voor rubriek 53.8. De debietsgrens is dezelfde als voor rubriek 53.8.1 a), de rubriek die hiervoor vandaag in de meeste gevallen moet aangevraagd worden. Een indicatie voor een verhoogd risico op verontreiniging is, dat er een risicoactiviteit uitgeoefend wordt of werd op het perceel met de bemaling (raadpleegbaar via https://www.degrotegrondvraag.be/) of dat er reeds een decretaal bodemonderzoek uitgevoerd werd (raadpleegbaar via https://services.ovam.be/ovam-geoloketten/#/bodemdossier). In deze gevallen kan de wenselijkheid van het gebruik van het bemalingswater geëvalueerd worden door de vergunning verlenende overheid en een bijstelling van de voorwaarde vergund worden.

In alle gevallen waarbij er niet aangetoond is dat het water voldoet voor menselijke consumptie wordt gevraagd om dit duidelijk aan te geven.

De hinder voor de omgeving door het afhalen van bemalingswater (bv. door de transporten) moet beperkt zijn. Daarom wordt, indien gebruik gemaakt wordt van een motorvoertuig voor het transport van het bemalingswater, deze activiteit standaard beperkt tot de uren overdag.

Hiervan kan afgeweken worden, bv. in een omgeving waar door het exploiteren buiten deze uren geen hinder verwacht wordt. Het beperken van het hergebruik tot maximaal 5.000m3 per kalenderjaar draagt hier ook aan bij.

Als voorgaande stappen niet mogelijk zijn, moet het bemalingswater in eerste instantie afgeleid worden naar de dichtstbijzijnde waterloop of, in het geval er een gescheiden riolering aanwezig is, naar de regenweerafvoer. Enkel als voorgaande oplossingen niet haalbaar zijn, bijvoorbeeld door het veroorzaken van wateroverlast voor derden, mag er geloosd worden op de openbare riolering. Dit niet haalbaar zijn van voorgaande oplossingen is verder gekwantificeerd als een afstandsregel. Indien er zich binnen een afstand van 200 m van de locatie waar de bemalingspomp opgesteld kan worden een oppervlaktewater, een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of een gescheiden riolering met een gedeelte bestemd voor de afvoer van hemelwater bevindt, moet de aanvrager via een aanvraag tot afwijking motiveren waarom de lozing hierop niet mogelijk is.

Voor aanvulling paragraaf 4 (normen): De huidige wetgeving stelt dat voor de kwaliteit van het bemalingswater dat terug in de grond gebracht mag worden, er getoetst moet worden aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater. Voor sommige typische antropogene verontreinigingsparameters is er geen milieukwaliteitsnorm voor grondwater bepaald. Daarom wordt het normenkader uitgebreid met de richtwaarden voor grondwater zoals vastgesteld in bijlage II van het VLAREBO. Er worden ook aangepaste kwaliteitsnormen voor verzilt bemalingswater opgenomen. Verzilt water wordt gekenmerkt door een hogere concentratie aan chloriden en door een hogere geleidbaarheid. Het principe dat hier gehanteerd wordt, is dat brak of zout bemalingswater niet mag geretourneerd worden in zoeter water. Het mag wel geretourneerd worden in grondwater met een vergelijkbare of hogere geleidbaarheid of chlorideconcentratie. Voor microbiologische parameters moet het normenkader niet gevolgd worden bij het terug in de ondergrond brengen. Het betreft hier organismen die algemeen voorkomen in het freatische grondwater en als dusdanig niet als sturend kader voor retour benut moeten worden.

Tenslotte wordt de onduidelijkheid weggewerkt i.v.m. het toetsingskader voor in voorgaande niet genormeerde stoffen. Indien er voor toxische, persistente of bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen, of andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid (i.e. de "gevaarlijke stoffen" volgens de Kaderrichtlijn Water) geen milieukwaliteitsnorm voor grondwater vastgesteld is en er ook in het VLAREBO geen richtwaarde voor is vastgesteld, geldt dat de rapportagegrens in grondwater zoals vastgesteld in de wateranalysecompendia, opgesteld door VITO, als richtwaarde geldt.

Ook wordt de mogelijkheid voorzien dat mits motivatie kan afgeweken worden van dit generieke toetsingskader. Deze afwijkingsmogelijkheid is wenselijk zodat bij projecten vanuit een integrale benadering over de verschillende milieucompartementen heen kan worden gewerkt. Het alsnog retourneren van bemalingswater dat niet voldoet aan het vooropgestelde toetsingskader voor de bescherming van het grondwater, kan in specifieke omstandigheden de voorkeur krijgen wanneer de alternatieven meer milieu-impact hebben.

Het aangepaste normenkader betreft stoffen die al op de werflocatie aanwezig zijn en die na oppompen terug in de oorspronkelijk watervoerende laag ingebracht worden. De impact van een dergelijke werkwijze leidt niet tot een verslechtering van de kwalitatieve toestand. Deze aanpassing maakt daarentegen het maximaal terug aanvullen van de grondwatervoorraden breder mogelijk zonder in te boeten op het huidige milieubeschermingsniveau.

Wijzigingen paragraaf 5 (debietmeters): Elke waterstroom moet meetbaar zijn om toezicht mogelijk te maken op de naleving van de vergunning. Daarom is het plaatsen van een debietmeter verplicht.

Gelet op het bovenstaande vallen er geen aanzienlijke negatieve milieueffecten te verwachten. Volledigheidshalve valt nog indachtig te brengen dat de bevoegde overheid elke individuele vergunningsaanvraag dient te toetsen aan de lokale omstandigheden, waarbij zij de plicht hebben om de milieuhinder verder te beperken indien de algemene en sectorale voorwaarden deze hinder niet tot een aanvaardbaar niveau zouden beperken.

Artikel 34 Dit artikel voegt een nieuwe paragraaf toe aan artikel 5.53.6.1.2 van titel II van het VLAREM. De bepaling uit het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, waarnaar in VLAREM werd verwezen, bevat ook een uitzondering voor debietmeters op drainages.

Door het schrappen van de verwijzing naar het voormelde decreet in VLAREM wordt de betreffende uitzondering voor debietmeters op drainages best ook expliciet opgenomen in VLAREM. Deze wijziging betreft louter het conformeren van VLAREM aan het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg.

Artikel 35 Dit artikel heft paragraaf 2 op in artikel 5.54.1 van titel II van het VLAREM. Vanaf 1 januari 2019 zijn alle vergunningen voor grondwaterwinningen vergund met toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones van rechtswege vervallen. Dit is ingeschreven in artikel 388 van het Omgevingsvergunningendecreet, dat op zijn beurt verwijst naar de overgangsbepalingen van het vroegere Milieuvergunningendecreet, meer bepaald artikel 44: "

Art. 44.Vergunningen verleend voor de inwerkingtreding van dit decreet blijven geldig voor de vastgestelde termijn tot ten hoogste twintig jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit decreet.

Vergunningen verleend met toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer blijven geldig voor de vastgestelde termijn tot ten hoogste twintig jaar te rekenen vanaf 1 januari 1999." Dus d.w.z. dat een vergunning verleend volgens het besluit van 27 maart 1985 (en dus met toepassing van het decreet van 24 januari 1984) maximaal geldig is tot 1 januari 2019. Een nieuwe vergunning conform het Omgevingsvergunningendecreet en het VLAREM dient voor verdere exploitatie te worden aangevraagd.

De huidige verwijzingen naar deze oude wetgevingen in de op te heffen paragrafen zijn aldus zonder voorwerp geworden en de bepalingen van het Omgevingsvergunningendecreet en het VLAREM zijn ook op deze oudere winningen van toepassing. Deze wijziging heeft in de praktijk geen milieueffecten als gevolg. Vervallen vergunningen dienen immers opnieuw aangevraagd te worden en getoetst te worden aan de hedendaags geldende normering.

Artikel 36 Dit artikel wijzigt 5.55.1.3, § 3, van titel II van het VLAREM. Voor een efficiënte en performante handhaving van de aanleg en buitengebruikstelling van boringen en grondwaterwinningen is het noodzakelijk dat deze onaangekondigd kunnen worden gecontroleerd tijdens de werkzaamheden zelf. Na het aanleggen of opvullen kan geen efficiënte controle worden uitgevoerd op de correcte ondergrondse installatie van filters, verbuizing, kleistoppen, cementering of opvulling. Het potentiële risico voor de doorboorde watervoerende lagen bij gebrekkige aanleg is onafhankelijk van de klasse-indeling (die voornamelijk door het debiet bepaald wordt). Daarnaast dient het achterliggende dieptecriterium voor de vergunningsplicht te kunnen worden gecontroleerd. Daarom is het aangewezen om de huidige voorafmeldingsplicht die reeds bestaat voor de vergunningsplichtige boringen- en grondwaterwinningen uit te breiden naar alle ingedeelde boringen en grondwaterwinningen, dus ook deze die in klasse 3 zijn ingedeeld.

Dit artikel tracht een efficiënte en performante handhaving te realiseren en breidt tevens de vermelde plichten uit naar de meldingsplichtige inrichtingen. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 37 Dit artikel wijzigt het vierde lid van artikel 5.60.2 van titel II van het VLAREM. Het betreft een rechtzetting. Vóór 23 februari 2017 was het verplicht om bij een milieuvergunningsaanvraag voor rubriek 60 een hydrogeologische studie toe te voegen. Deze verplichting volgde uit het aanvraagformulier, en de bijhorende toelichtingsbijlage. Bij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning op 23 februari 2017 is deze verplichting onbedoeld weggevallen. In het addendum R60 (bijlage in te vullen via het loket voor de omgevingsvergunningaanvraag) wordt de hydrogeologische studie niet langer gevraagd, enkel een studie ontvangende groeve en graverij, als dat verplicht is volgens artikel 5.60.2 van VLAREM II. Deze wijziging kaderde in een vereenvoudiging van de aanvraag voor de exploitant. De studie "ontvangende groeve en graverij" dekte immers de inhoud van de hydrogeologische studie.

Daarbij is over het hoofd gezien dat niet elke groeve dergelijke studie bij de aanvraag moet steken, enkel bij diegenen die een afwijking van de waarden voor vrij hergebruik vragen is het verplicht.

Nochtans moet ook bij gebruik van bodematerialen die aan de waarden voor vrij gebruik van bodemmaterialen voldoen, de effecten op het watersysteem en de onderliggende bodemlagen onderzocht worden. Door het uitvoeren van de studie kan ook nagegaan worden of een afwijking van de waarden voor vrij gebruik aan de orde is. Door de studie "ontvangende groeve en graverij" voor elke groeve bij de aanvraag te voegen, wordt dit rechtgezet.

Voor het opvullen met bodem met waarden voor vrij gebruik kan het volstaan om deel 1 van de studie ontvangende groeve (bepalen van de kenmerken van de groeve en de omgeving) op te stellen.

Met deze rechtzetting wordt de noodzakelijk aan te leveren informatie bij een aanvraag verduidelijkt. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 38 Dit artikel wijzigt artikel 6.5.5.3, § 1 van titel II van het VLAREM. Het betreft de rechtzetting van een typfout. Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 39 Artikel 40 Artikel 41 Deze artikels wijzigen het opschrift van afdeling 6.8.1 en de artikels 6.8.1.1 en 6.8.1.2 van titel II van het VLAREM. In VLAREM II zijn, wat warmtepompen betreft, momenteel enkel exploitatievoorwaarden opgenomen voor ingedeelde en niet-ingedeelde warmtepompen met een koelfunctie (reversibele warmtepompen) zoals het uitvoeren van lekkagecontroles met een welbepaalde frequentie, het bijhouden van een installatiegebonden logboek en de verplichting dat bepaalde werkzaamheden waarbij er een risico op emissies van deze schadelijke koelmiddelen bestaat, moeten uitgevoerd worden door een erkend koeltechnicus, werkzaam in een erkend koeltechnisch bedrijf.

Deze verplichtingen geven uitvoering aan de Europese verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van verordening (EG) nr. 842/2006 en de Europese verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen.

Volgens verordening (EU) nr. 517/2014 en verordening (EG) nr. 1005/2009 moeten ook de warmtepompen die enkel verwarmen en dus geen koelfunctie hebben aan bepaalde exploitatievoorwaarden voldoen. VLAREM II is momenteel niet afgestemd met deze verordeningen voor dit type van warmtepompen.

Met de voorgestelde wijziging worden de uitbatingsvoorwaarden met betrekking tot de niet-ingedeelde warmtepompen met en zonder koelfunctie op elkaar afgestemd waarbij uitvoering gegeven wordt aan de verordeningen (EU) nr. 517/2014 en (EG) nr. 1005/2009.

Dit betreft louter een afstemming van de interne regelgeving met een Europese verordening. Dit veroorzaakt dus geen milieueffecten aangezien de verordening reeds in voege is.

Artikel 42 Dit artikel voegt een nieuw lid toe aan artikel 6.9.1.1 van titel II van het VLAREM. De correcte aanleg van grondwaterwinningen dient ook bij niet-ingedeelde grondwaterwinningen voor particulier gebruik (vermeld als uitzondering b. onder rubriek 53) te kunnen worden gecontroleerd.

Hiertoe wordt de voorafmelding van de werkzaamheden uitgebreid naar deze niet-ingedeelde grondwaterwinningen. Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen. Het betreft namelijk een wijziging van de milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen.

Daarnaast maakt het een efficiënt en performant toezicht mogelijk, wat de milieurisico's beperkt.

Artikel 43 Dit artikel voegt een nieuwe paragraaf toe aan artikel 6.9.1.3 van titel II van het VLAREM. De boringen in het kader van thermische energieopslag werden bij een vorige aanpassing van VLAREM II grotendeels niet langer ingedeeld. De intussen uitgebouwde erkenningsregeling voor boorbedrijven en de specifieke voorschriften in de code van goede praktijk in bijlage 5.53.1. van VLAREM II maakten dit mogelijk voor het merendeel van deze inrichtingen. Het hieraan verbonden dieptecriterium dient echter te worden gecontroleerd, hetgeen enkel efficiënt kan tijdens onaangekondigde controles gedurende de aanleg van deze boringen. Dit gebeurt door het VLAREL-erkende boorbedrijf via een voorafmelding in het DOV-loket, dat kan geraadpleegd worden door de verschillende toezichthouders.

Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen. Het betreft namelijk een wijziging van de milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen. Daarnaast maakt het een efficiënt en performant toezicht mogelijk, wat de milieurisico's beperkt.

Artikel 44 Dit artikel heft het artikel 6.9.1.4 van titel II van het VLAREM op.

Het betreft een rechtzetting van een erratum dat geslopen was in het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2. Onder rubriek 53.2.2 was oorspronkelijk in de ontwerpteksten van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 een uitzondering voorzien voor kortlopende bemalingen. Deze uitzondering werd geschrapt in de definitieve teksten van voormeld besluit. De bijhorende voorwaarden in artikel 6.9.1.4 werden echter niet opgeheven. Aangezien er geen niet-ingedeelde bemalingen bestaan, zijn deze voorwaarden zonder voorwerp. Dit wordt met deze wijziging rechtgezet door het opheffen van artikel 6.9.1.4.

Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen. Het betreft namelijk een wijziging van de milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen.

Artikel 45 Dit artikel vervangt volledig hoofdstuk 6.13 van titel II van het VLAREM. In dit hoofdstuk worden de voorwaarden voor niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit gebundeld.

In afdeling 6.13.1 wordt het toepassingsgebied vastgelegd en worden gemeenschappelijke bepalingen omtrent toepassing van de Codex voor het Welzijn op het Werk, het AREI, een code van goede praktijk en voorwaarden omtrent geluidsemissies opgenomen.

De bepalingen van afdeling 6.13.2 zijn van toepassing op transformatoren, vast opgestelde batterijen en vaste inrichtingen voor het laden van batterijen die voorheen opgenomen waren in de indelingslijst (klasse 3-inrichtingen), maar die met dit wijzigingsbesluit geschrapt worden uit de indelingslijst, door opheffing van rubriek 12.2.1 en rubriek 12.3. De reden hiervoor is dat deze inrichtingen een beperkte milieu-impact hebben, die bovendien volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen en aangezien bij de aktename van melding van deze inrichtingen zelden of nooit bijzondere milieuvoorwaarden worden opgelegd. De relevante voorwaarden uit hoofdstuk 5.12 van titel II van het VLAREM worden hernomen in of verplaatst naar dit hoofdstuk 6.13. Naar analogie met de bepalingen in hoofdstuk 5.12 worden in dit hoofdstuk opgenomen verouderde voorwaarden geactualiseerd. Deze voorwaarden worden samengevoegd met de (reeds bestaande) voorwaarden voor vaste inrichtingen voor het laden van rijwielen, bromfietsen, motorfietsen, personenwagens en bestelwagens die reeds ondergebracht waren in hoofdstuk 6.13. Voor transformatoren in afgesloten elektriciteitscabines die voldoen aan de technische voorschriften voor de aansluiting van een elektriciteitscabine, zoals vermeld in de voorschriften van C2/112 van Synergrid, wordt vrijstelling verleend voor het plaatsen van blustoestellen. Deze voorschriften zijn online raadpleegbaar op http://www.synergrid.be/index.cfm?pageID=16832&language_code=NED. Aanvullend zijn de bepalingen van deze afdeling ook van toepassing op transformatoren tijdelijk ingezet bij bouw-, sloop, of wegeniswerken.

Voor deze installaties geldt een drempelwaarde vanaf 100 kVA (naar analogie met de overige transformatoren). Het betreft inrichtingen die ook voor dit wijzigingsbesluit niet-ingedeeld waren, maar waarvoor het aangewezen is om enkele preventieve en/of mitigerende maatregelen te nemen ter beperking van de milieu-impact. Aangezien het hier louter niet-ingedeelde inrichtingen betreft, wordt geen bovengrens voor het toepassingsgebied opgelegd. Voor transformatoren tijdelijk ingezet bij bouw, sloop- of wegeniswerken gelden dezelfde voorwaarden als voor de overige niet-ingedeelde transformatoren.

Dit artikel heeft betrekking op een wijziging van de milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen. Dit artikel is onlosmakelijk verbonden met andere wijzigingen in dit besluit die betrekking hebben op voorheen ingedeelde inrichtingen en die voortaan niet langer ingedeeld zijn. In die zin verandert het kader voor de toekenning van vergunningen.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 46 Dit artikel wijzigt de indelingslijst bij het VLAREM. Punt 1° Dit punt voegt een uitzondering toe in de rubriek 9.2 voor schildpadden.

In de versie van 23 februari 2017 van rubriek 9.2, zijnde `Diergaarden en dergelijke' waren in de hoofding van de rubriek een aantal uitzonderingen opgenomen. Eén van de opgesomde uitzonderingen waren schildpadden. Schildpadden zijn reptielen en zijn tot op heden nooit indelingsplichtig geweest.

In de nieuwe versie van rubriek 9.2 (Reptielen, amfibieën en ongewervelden) (conform Vlaremtrein 2017, definitief goedgekeurd op 2 mei 2019) zijn de schildpadden niet uitgezonderd. De uitzondering voor schilpadden wordt met deze wijziging opnieuw ingevoerd.

In het advies van de Minaraad van 7 juni 2021 betreffende de kwestie inrichtingen met schildpadden wordt het volgende gesteld: "De huidige toestand Voor een goed begrip start dit briefadvies met een korte beschrijving van de huidige toestand. Er zijn vier verschillende regelgevingen van toepassing op het houden van reptielen.

Vooreerst is er de positieflijst, opgemaakt vanuit de bevoegdheid dierenwelzijn. Om soorten te mogen houden die hier niet op staan, is een erkenning door de dienst Dierenwelzijn noodzakelijk.

Daarnaast zijn inrichtingen waar schildpadden gehouden worden, in VLAREM onderworpen aan een meldingsplicht (vanaf 1 dier) of vergunningsplicht (in het geval van gevaarlijke schildpaddensoorten en/of meer dan 30 dieren. Om die notie "gevaarlijk" te duiden, het volgende: - Alle dieren die op de vernoemde positieflijst staan, worden als niet-gevaarlijk beschouwd. - Daarnaast is er een lijst van welke soorten wél als gevaarlijk voor de mens worden beschouwd. De lijst is opgesteld door de administratie na advies van de UGent en bevat onder meer 30 soorten(groepen) schildpadden, die gevaarlijk zijn omwille van het risico op bijtletsels. Inrichtingen met deze "gevaarlijke" reptielen zijn dus steeds vergunningsplichtig.

De inrichtingen die reptielen houden, moeten voldoen aan de sectorale voorwaarde van art. 5.9.14. van VLAREM II. Deze voorwaarden zijn relatief bescheiden: de dieren moeten met name worden gehouden in afgesloten, geschikte terraria in een afgesloten ruimte. Indien de inrichting bovendien ook vergunningsplichtig is, is een sas met twee doorzichtige deuren aan die ruimte bijkomend verplicht. Voor de inrichtingen die vóór 1 oktober 2019 vergund zijn, gelden de verplichtingen vanaf 1 oktober 2022 (art. 5.9.14.4.).

De minister verwijst terecht naar de Unielijst, in Vlaanderen geïmplementeerd via het Soortenbesluit. Soorten van de Unielijst mogen niet worden gehouden, gekweekt, vervoerd, gebruikt, uitgewisseld, of worden toegestaan om zich voort te planten. Hierbij zijn overgangsbepalingen van kracht. Op deze lijst staat momenteel één schildpaddensoort, de Lettersierschildpad (Trachemys scripta), waarvan vooral de ondersoorten roodwang-, geelwang- en geelbuikschildpad gekend zijn. Een bijkomende Vlaamse lijst, zoals gevraagd door Minaraad en SALV, is nog niet opgemaakt.

Tenslotte is er, als vierde regelgeving, ook de CITES wetgeving van kracht voor een reeks soorten waarvoor het federale niveau bevoegd is.

Die wetgeving resulteert in verplichtingen inzake registratie en beperkingen in de kweek en handel.

Om deze samenhang te verduidelijken, werd door de administratie een flowchart gepubliceerd, waarin echter de bepalingen uit het Soortenbesluit ontbreken: https://www.huisdierinfo.be/welke-reptielen-mag-je-houden.

Het wijzigingsvoorstel Het bewuste wijzigingsartikel stelt nu voor om elke vergunningsplicht of meldingsplicht voor houders van schildpadden te schrappen, ongeacht de aantallen of de karakteristieken van de gehouden soorten (gevaarlijk voor de mens, invasief karakter, ...). Als argumentatie vermeldt het verslag aan de Vlaamse Regering dat "het houden van schildpadden geen gevaar vormt voor de omgeving, zijnde de mens en het leefmilieu". Het verslag besluit dan ook dat deze wijziging geen aanzienlijke milieueffecten veroorzaakt.

Door deze wijziging zouden niet enkel de administratieve verplichtingen voor de houders van schildpadden verdwijnen, maar zouden, voor die houders van schildpadden, ook de verplichtingen vervallen uit de sectorale voorwaarde van art. 5.9.14. van VLAREM II (zie eerder).

Beoordeling De Minaraad is het niet eens met de inschatting dat het houden van schildpadden per definitie geen gevaar vormt voor de omgeving (mens en leefmilieu).

Aangaande het risico voor de mens wijst de Raad vooreerst op het gevaar voor bijtletsels, waarop gewezen wordt in de eerder vernoemde lijst van reptielen die als gevaarlijk voor de mens worden beschouwd.

In de literatuur wordt ook melding gemaakt van de overdracht van Salmonella, voornamelijk via fysiek contact tussen thuis gehouden schildpadden en de mens.

Aangaande het risico voor de omgeving wijst de minister terecht op de bezorgdheid omtrent invasieve exoten. Schildpadden worden vlot als huisdier aangeboden en aangeschaft - maar de kopers houden het niet altijd vol: de (private) opvangcapaciteit bleek recent (over)vol te zitten. Er is dan ook reden om aan te nemen dat schildpadden nog steeds ontsnappen of worden vrijgelaten in de natuur, met navenante risico's voor de biodiversiteit. De Raad merkt op dat verschillende soorten regelmatig worden waargenomen in België, mede op grond van een project voor de inventarisatie. Het is niet te bepalen of de waargenomen exemplaren het gevolg zijn van (ongewilde) ontsnappingen en/of (bewuste) uitzettingen. Hoewel voortplanting nog niet werd waargenomen, is er wel reeds ei-leg geconstateerd. Voortplanting is wel vastgesteld in de buurlanden Frankrijk en Duitsland, en wordt verwacht in Nederland, mede door de klimaatopwarming. De in het wild voorkomende en potentieel invasieve schildpadden blijken daarnaast niet gemakkelijk weg te vangen1. De Raad wijst op eerdere voorbeelden die leren dat te laat ingrijpen kan leiden tot hoge kosten (zie de inspanningen die gedaan worden voor bestrijding van de Canadese gans, stierkikker, Chinese wolhandkrab, muskusrat, ..) Het is daarom opvallend dat het invasief karakter van een soort, ondanks de door de minister gehanteerde verwijzing, geen afweging vormt in VLAREM of in de nu voorliggende bijstelling ervan.

De Minaraad erkent echter ook de beperkingen van VLAREM om deze problematiek aan te pakken. VLAREM bepalingen hebben immers op zich geen impact op opzettelijke uitzettingen. Ze kunnen wel het risico op ontsnappingen uit inrichtingen inperken, waarbij weliswaar de handhavingscapaciteit bij de lokale besturen een factor is. Het lijkt dan ook belangrijk om de inspanningen aan te houden in verband met de inrichtingen waar dieren worden gehouden die of risico's inhouden voor de mens (bijtgevaar), of risico's inhouden voor het leefmilieu (invasief karakter).

Voorstel Een mogelijke oplossingsrichting kan volgens de Raad bestaan uit twee delen: Om de bezorgdheid over de risico's door invasieve soorten op te vangen, zou de lijst van "gevaarlijke" dieren kunnen uitgebreid worden op basis van een criterium i.v.m. de risicobeoordeling van het invasief karakter van de soorten. De Raad suggereert om het INBO te verzoeken hierover advies uit te brengen, in afwachting van de door de Raad eerder gevraagde Vlaamse lijst. De Raad meent dat het advies niet beperkt kan blijven tot de dieren die niet op de positieflijst, omdat deze meerdere soorten bevat met een gedocumenteerde invasiehistoriek.

De administratieve last zou beperkt kunnen worden door de meldingsplicht voor het houden van minder dan 30 "ongevaarlijke" (en dus ook niet-invasieve) schildpadden af te schaffen.

Samen genomen levert dit op voor de concrete VLAREM-rubriek:

rubriek

omschrijving

klasse

opmer- kingen

coördinator

audit

jaar- verslag

VLAREBO

9.2.

Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen uitgezonderd schildpadden of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) andere dan ingedeeld in rubriek 9.1 gefokt of gehouden worden


1.inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) gefokt of gehouden worden die door hun agressiviteit, giftigheid, invasief karakter of anderszins een gevaar inhouden, zoals schorpioenen, zwarte weduwe, enz. vanaf 1 volwassen dier

2


2.inrichtingen waarin volwassen amfibieën of reptielen andere dan ingedeeld in rubriek 9.2.1. gefokt of gehouden worden


1. tot en met 30 dieren, uitgezonderd schildpadden

3


2.meer dan 30 dieren

2


".

Het advies van de Minaraad wordt als volgt geëvalueerd, waarbij insteek werd gevraagd aan de Universiteit Gent: Het is op heden onduidelijk welke definitie er gehanteerd wordt om een soort als invasief te bestempelen. Rekening houdende met de impact die het opstellen van een lijst met `invasieve' soorten kan hebben is het belangrijk dat er een officiële definitie gehanteerd wordt. Waarbij er moet benadrukt worden dat er een verschil is tussen een soort die in onze contreien weet te overleven versus een soort die zich eveneens succesvol kan voortplanten, zich kan handhaven en finaal een negatieve impact heeft op ons ecosysteem. Uiteraard dient er rekening gehouden te worden met de Europese richtlijnen (cfr. Unielijst - Soortenbesluit; Trachemys scripta), maar voor geen enkele schildpaddensoort die bv. op de positieve lijst reptielen vermeld wordt kan er wetenschappelijk bewijs van invasiviteit geleverd worden of zijn er rapporten van negatieve invloeden op ons milieu/ecosysteem beschikbaar. De vergelijking met de Canadese gans, stierkikker, Chinese wolhandkrab en muskusrat die in het advies gemaakt wordt, gaat in dit opzicht niet op. De overdracht van Salmonella van reptiel naar de mens wordt eveneens aangehaald in het advies. Hierbij moet vermeld worden dat alle diersoorten een potentieel risico vormen naar volksgezondheid toe, maar dit risico is voor (niet gevaarlijke) reptielen niet groter (zelfs kleiner) dan voor een hond.

Wanneer het kunnen overleven in onze natuur als definitie van invasiviteit wordt gebruikt, dan komen er nog een hele reeks andere reptielen in aanmerking die opgenomen zijn in de positieve lijst reptielen. Zo zou ook de veel gehouden Griekse landschildpad als een potentieel invasieve soort kunnen bestempeld worden om maar een voorbeeld te geven. Wanneer er geen officiële definitie gehanteerd wordt om schildpaddensoorten als invasief te bestempelen, kan dit bovendien ook consequenties hebben naar verschillende slangen- en hagedissensoorten die op de positieve lijst vermeld worden.

Een bijkomende lijst met `invasieve soorten' zal de reeds erg complexe regelgeving omtrent de handel en het houden van reptielen nog complexer maken en algemeen tot een hogere administratieve belasting leiden. De implementatie van dergelijke lijst en controle op de naleving ervan zal waarschijnlijk een grote uitdaging vormen. Daarom wordt er voorgesteld om voor het invasief karakter te verwijzen naar de Unielijst, zoals opgenomen in de EU-verordening betreffende, invasieve, uitheemse soorten.

Om tegemoet te komen aan de bezorgdheden mbt het invasief karakter en het feit dat er in de lijst van gevaarlijke reptielen ook diverse schildpaddensoorten zijn opgenomen die een bijtletsel kunnen veroorzaken, is het aangewezen om de rubriek 9.2 te wijzigen als volgt:

9.2

Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) andere dan ingedeeld in rubriek 9.1 gefokt of gehouden worden


1° Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) gefokt of gehouden worden die door hun agressiviteit, giftigheid, invasief karakter (conform de `Unielijst' zoals opgenomen in de EU-verordening 1143/2014 van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten) of die door hun gedrag een gevaar inhouden, zoals schorpioenen, zwarte weduwe, enz.vanaf 1 volwassen dier.

2


2° inrichtingen waarin volwassen amfibieën of reptielen andere dan ingedeeld in rubriek 9.2.1. gefokt of gehouden worden


a) tot en met 30 dieren, uitgezonderd schildpadden

3


b) meer dan 30 dieren

2


Gezien het voorgaande kan er geoordeeld worden dat de wijziging geen aanzienlijke milieueffecten veroorzaakt. Punt 2° Dit punt voegt een uitzondering toe aan de rubriek 12.1 voor noodstroomgroepen met een elektrisch schijnbaar vermogen van minder dan 400 kVA die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn.

Dit zijn inrichtingen met een beperkte milieu-impact, die volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen. Deze inrichtingen worden geschrapt uit de indelingslijst en de te nemen preventieve en/of mitigerende maatregelen worden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van dit besluit. Een gelijkaardige aanpassing wordt doorgevoerd in de rubriek 31.1. Hierbij wordt rekening gehouden met het elektrisch rendement van een typisch stationaire motor.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punt 3° Dit punt schrapt de rubriek 12.2.1.

Deze transformatoren hebben een beperkte milieu-impact, die volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen. Deze transformatoren worden geschrapt uit de indelingslijst en de te nemen preventieve en/of mitigerende maatregelen worden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van dit besluit.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punten 4° en 5° Deze punten heffen enerzijds de rubriek 12.3 op en voegen anderzijds de rubriek 12.5 toe. Vast opgestelde baterijen en vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren zijn inrichtingen met een beperkte milieu-impact, die volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen. Deze inrichtingen worden geschrapt uit de indelingslijst en de te nemen preventieve en/of mitigerende maatregelen worden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van titel II van het VLAREM. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Shuntreactoren worden nieuw opgenomen in de rubriek 12.5.

Shuntreactoren worden nog maar enkel jaren op het net geïnstalleerd en hebben het vermogen en de omvang van de grote vermogenstransformatoren, met grote volumes aan olie en een significant geluidsvermogen. Het is daarom aangewezen om deze op een gelijkaardige manier als de transformatoren met een vermogen van meer dan 1.000 kVA te behandelen. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke negatieve milieueffecten.

Punt 6° Dit punt voegt een uitzondering toe in de rubriek 31.1 voor vast opgestelde motoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven. Dit zijn inrichtingen met een beperkte milieu-impact, die volledig beheerst kan worden door het nemen van enkele duidelijk geformuleerde preventieve en/of mitigerende maatregelen. Deze inrichtingen worden geschrapt uit de indelingslijst en de te nemen preventieve en/of mitigerende maatregelen worden opgenomen in hoofdstuk 6.13 van titel II van het VLAREM. Een gelijkaardige aanpassing wordt doorgevoerd in de rubriek 12.1. Hierbij wordt rekening gehouden met het elektrisch rendement van een typisch stationaire motor. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punt 7° Dit punt wijzigt rubriek 53. Grondwaterwinningen die vandaag onder de uitzonderingen vallen van rubriek 53, maar gelegen zijn in een beschermingszone type III zijn toch vergunningsplichtig onder rubriek 52.1.2 (klasse 2). Dit is bij weinigen bekend aangezien rubriek 52 als omschrijving "lozing in grondwater" heeft. Er is tot op heden geen vergunning als rubriek 52.1.2 bekend voor een niet-ingedeelde grondwaterwinning. Het is logischer om deze te vatten onder de rubriek 53 "winning van grondwater".

Het aanvraagformulier en de algemene en sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.53 van VLAREM II zijn voor dit type van activiteit geschikter voor de bescherming van de mens en het milieu tegen onaanvaardbare risico's en hinder afkomstig van de exploitatie. Een dubbele rubricering met rubriek 52.1.2 is niet van toepassing aangezien rubriek 52.1.2 beperkt is tot "niet elders ingedeelde handelingen".

Bij een grondwaterwinning van max. 500m3/j voor huishoudelijke doeleinden in beschermingszone type III, met een diepte van meer dan 2,5 m-mv, zal een vergunningsaanvraag vereist worden voor de rubriek 53.8.1° b) - klasse 2 aangezien het dieptecriterium in elke beschermingszone nooit meer dan 2,5m is. Door de voorgestelde aanpassingen worden deze winningen in dezelfde klasse ingedeeld, aangezien rubriek 52.1.2 ook een klasse 2 betreft.

Bij een grondwaterwinning van max. 500m3/j voor huishoudelijke doeleinden in beschermingszone type III, met een diepte tot 2,5 m-mv, dient een aktename te gebeuren voor de rubriek 53.8.1° a), voor zover deze niet gelegen is in een speciale beschermingszone. In een speciale beschermingszone is een ingedeelde grondwaterwinning immers minstens steeds een klasse 2-activiteit, aangezien het dieptecriterium hier 0m bedraagt. Hiervoor gelden de generieke overgangsbepalingen van artikel 51 of artikel 110 van het omgevingsvergunningendecreet.

Omdat de via hand-, voet- of neuspompen gewonnen debieten zeer beperkt zijn, is de indeling in klasse 3 een betere weerspiegeling van de mate van hinderlijkheid van deze activiteit. Er wordt daarom een nieuwe rubriek 53.8.1° c) gemaakt, specifiek voor dergelijke winningen (zie wijzigingsartikel 46, 10° ), om te vermijden dat deze anders in klasse 2 ingedeeld zijn. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen winningen met hand-, voet- of neuspomp op een diepte van minder of meer dan 2,5 m-mv.

Deze wijziging heeft betrekking op een verduidelijking van de geschikte rubriek en bijhorende voorwaarden voor grondwaterwinningen die gelegen zijn in een beschermingszone type III. De wijziging in klasse voor de hand-, voet- of neuspompen, ingedeeld in de nieuwe rubriek 53.8.1° c) heeft geen impact op de algemene en sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.53 van VLAREM II die zowel van toepassing zijn op de in de tweede als derde klasse ingedeelde activiteiten. De huishoudelijke winningen in beschermingszone type III, en de hand-, voet- of neuspompen, beiden met een diepte van max. 2,5 m-mv, die door deze wijziging ingedeeld worden, zullen zeer beperkt in aantal zijn.

Bovendien geldt voor de huishoudelijke winningen nog steeds dat deze in klasse 3 zijn ingedeeld, als deze voorzien zijn van een handpomp.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punt 8° Dit punt wijzigt rubriek 53. Er wordt verduidelijkt dat de uitzondering niet enkel geldt voor handpompen, maar ook voor voet- en neuspompen (zoals weidepompen voor het drenken van vee). Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punt 9° Dit punt wijzigt rubriek 53.2. Om de kwantitatieve toestand van onze grondwatervoorraden te beschermen en te vrijwaren is het logisch dat het nuttig gebruik van niet verontreinigd bemalingswater te verkiezen is boven lozen in een niet-infiltrerende waterloop of riolering. In dit geval voorkomt het nuttig gebruik van het bemalingswater dat andere waterbronnen moeten aangesproken worden. De bemalingscascade wordt uitgebreid met hergebruik van dit bemalingswater. In Vlaanderen is dit nog niet ingeburgerd en daar willen we met deze wijziging verandering in brengen. Hergebruik tot maximaal 5.000 m3 per kalenderjaar wordt inbegrepen in de bemalingsrubriek voor zover er geen indicaties zijn dat het bemalingswater potentieel verontreinigd is. Bij hogere volumes is een vergunning nog steeds vereist. De debietsgrens is dezelfde als voor rubriek 53.8.1 a), de rubriek die hiervoor vandaag in de meeste gevallen moet aangevraagd worden. In de rubrieksomschrijving wordt geschrapt dat het terug in de grond gebrachte bemalingswater "niet verontreinigd" moet zijn. De kwaliteitsvereisten van dit water zijn vastgelegd in art. 5.53.6.1.1. van titel II van VLAREM. Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke negatieve milieueffecten (zie ook wijzigingsartikel 33 van dit besluit).

Punt 10° Dit punt wijzigt rubriek 53.8. Er wordt een punt c) toegevoegd aan rubriek 53.8.1°, met name het toevoegen van een klasse 3-activiteit voor hand-, voet- en neuspompen, gelegen binnen beschermingszone type III. Om dubbele rubricering met rubriek 53.8.1° a) of 53.8.1° b) te vermijden, wordt hier telkens bij deze rubrieken toegevoegd dat deze rubrieken niet gelden als er reeds een indeling in rubriek 53.8.1° c) van toepassing is.

Zie ook toelichting bij wijzigingsartikel 46, 7°.

Deze wijziging heeft betrekking op een verduidelijking van de geschikte rubriek en bijhorende voorwaarden voor grondwaterwinningen die gelegen zijn in een beschermingszone type III. De wijziging in klasse voor de hand-, voet- of neuspompen, ingedeeld in de nieuwe rubriek 53.8.1° c) heeft geen impact op de algemene en sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.53 van VLAREM II die zowel van toepassing zijn op de in de tweede als derde klasse ingedeelde activiteiten. De huishoudelijke winningen in beschermingszone type III, en de hand-, voet- of neuspompen, beiden met een diepte van max. 2,5 m-mv, die door deze wijziging ingedeeld worden, zullen zeer beperkt in aantal zijn.

Bovendien geldt voor de huishoudelijke winningen nog steeds dat deze in klasse 3 zijn ingedeeld, als deze voorzien zijn van een handpomp.

Deze wijziging veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten.

Punt 11° Dit punt vervangt rubriek 63. In rubriek 63 voor de opslag en ontwateren van bagger- en ruimingsspecie wordt voor de volledigheid opgenomen dat beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren of zeven van bagger- of ruimingsspecie begrepen zijn in deze rubriek, en niet vergunningsplichtig zijn volgens rubriek 30, cfr. eenzelfde formulering als bij de rubrieken 60 en 61. Ook wordt de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij opgenomen als adviesverlenende instantie bij rubriek 63. Alle opslag van bagger- en ruimingsspecie die voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodemmaterialen, vermeld in het Bodem decreet van 27 oktober 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/10/2006 pub. 22/01/2007 numac 2006037062 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming type decreet prom. 27/10/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006204028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de beroepsprocedure in het onderwijs voor sociale promotie sluiten en het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, zit vervat in deze rubriek 63, dus ook als deze opslag niet gebeurt in afwachting van ontwatering en ook de loutere opslag van ontwaterde specie.

Deze wijziging heeft enerzijds tot doel het voorkomen van dubbele rubricering van beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren of zeven van bodemmaterialen en voegt anderzijds de OVAM als adviesverlenende instantie toe. Deze wijziging veroorzaakt dus geen aanzienlijke milieueffecten.

Artikel 47 Dit artikel wijzigt de bijlage 3.3 van VLAREM II. Het betreft een rechtzetting van een verkeerde verwijzing. Dit artikel vormt geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 48 Dit artikel vervangt punt 48 van bijlage 5.3.2 van titel II van het VLAREM. Een rechtzetting en letterlijke omzetting van hoofdstuk 6 (aanbevelingen) van de BBT-studie `Verontreinigd hemelwater voor de afvalopslag sector' (VITO, december 2015) wordt doorgevoerd.

Conform de BBT wordt een onderscheid gemaakt tussen "kleine" en "grote" bedrijven. De grens werd uiteindelijk op 4000 ton opslagcapaciteit gelegd voor de niet-overdekte buitenopslag, met uitzondering van de opslag van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt.

De grote bedrijven moeten, naast de toepassing van preventieve maatregelen een volledige doorgedreven zuivering voorzien om aan de sectorale en bijzondere lozingsnormen te kunnen voldoen.

Voor kleine bedrijven is het, als aanvulling op de preventieve maatregelen, BBT om enkel een voorzuivering (slibvang en olie/waterafscheider) toe te passen. Daarnaast wordt er voor kleine bedrijven verwezen naar de richtlijnen die opgesteld zijn ter uitvoering van dit artikel. Deze richtlijnen voor kleine bedrijven bevatten onder meer de betreffende preventieve maatregelen en de toepasselijke richtlijnen voor lozing op oppervlaktewater of op openbare riolering.

De huidige sectorale voorwaarde bepaalt echter dat: - kleine bedrijven worden geacht van rechtswege aan de normen van bijlage 5.3.2, 48°, te voldoen. - Op 1 oktober 2019 vervielen de bijzondere lozingsnormen opgenomen in de vergunningen voor inrichtingen vermeld in het tweede lid (omgevingsvergunningen of milieuvergunningen). Dit geldt alleen voor de vergunningen van deze bedrijven die niet gelegen zijn in een ruimtelijk kwetsbaar gebied. - De bijzondere lozingsvoorwaarden afgeleverd voor 3 mei 2019, worden op dat moment geacht van rechtswege vervangen te zijn door de voorwaarden opgenomen in dit artikel.

De beoogde rechtzetting harmoniseert het betreffende artikel 5.2.1.7, § 5, VLAREM II met: - artikel 5.4.3, § 1 en § 2 van het DABM: de rechtzetting streeft een hoge beschermingsgraad na en voldoet aan BBT, rekening houdend met de geldende milieukwaliteitsnormen. Zoals reeds vermeld betreft dit een omzetting van een Vlaamse BBT-studie. In het DABM wordt bepaald dat de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden op de beste beschikbare technieken (BBT) worden gebaseerd. Hiertoe worden onder meer Vlaamse BBT-studies opgemaakt. Deze technieken (en dus ook de eventueel daaraan gekoppelde emissiegrenswaarden) worden in deze studies onderworpen aan een multicriteria-analyse. Deze criteria hebben zowel betrekking op de milieucompartimenten (bv. water, energie, geur, geluid en grondstoffen), als op de technische haalbaarheid en de economische aspecten (kostenhaalbaarheid en effectiviteit). De mogelijke milieueffecten werden dus reeds in kaart gebracht in deze BBT-studie. - artikel 5.4.7 van het DABM (strengste milieuvoorwaarde geldt) - artikel 1.7.2.1.1, § 4 van het Decreet integraal Waterbeleid, artikel 1.2.1, § 2 van het DABM en artikel 23, § 4 van de Grondwet (standstilbeginsel, zijnde geen achteruitgang van de bestaande toestand wat een omzetting is van artikel 4 van de Kaderrichtlijn Water). De huidige bepaling in VLAREM II laat niet toe om de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn Water te halen.

Het tijdig remediëren van de huidige bepalingen zal net aanzienlijke negatieve milieueffecten voorkomen. Dit artikel heeft een positieve impact op milieueffecten. Dit artikel veroorzaakt geen aanzienlijke negatieve effecten. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (Milieuhandhavingsbesluit) De artikelen onder dit hoofdstuk vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 49 Dit artikel wijzigt bijlage I bij het Milieuhandhavingsbesluit. In dit artikel wordt de lijst van milieu-inbreuken letterlijk aangepast conform het DABM. Artikel 50 Dit artikel wijzigt artikel 1 van bijlage VII bij het Milieuhandhavingsbesluit. In dit artikel wordt de lijst van milieu-inbreuken letterlijk aangepast conform de wijzigingen aan het VLAREM zoals opgenomen in dit besluit.

Artikel 51 Dit artikel vervangt bijlage XXIII van het Milieuhandhavingsbesluit.

Met de wijzigingen aan het VLAREL moet ook de lijst met milieu-inbreuken in bijlage XXIII van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid aangepast worden. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu (VLAREL) De artikelen onder dit hoofdstuk vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 52 Artikel 53 Artikel 54 Artikel 55 Deze artikels wijzigen artikel 13/1, 14, 15, 16 en 17 van het VLAREL. De wijzigingen betreffen een rechtzetting naar aanleiding van de verandering van de betaling van de jaarlijkse retributie voor de uitoefening van het toezicht, dat ingevoerd werd met het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw. De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing is niet meer afhankelijk van de datum van betaling van de retributie om de erkenning te bekomen.

Artikel 56 Dit artikel wijzigt artikel 17/1 van het VLAREL. Het is mogelijk dat een koeltechnicus slaagt voor het examen over koeltechniek in een erkend opleidingscentrum en het certificaat van bekwaamheid ontvangt maar nog geen erkenning wenst (bijvoorbeeld een scholier die nog niet onmiddellijk als erkend koeltechnicus aan de slag gaat). De koeltechnicus kan op een later moment zijn erkenning in orde brengen. Als dan blijkt dat het certificaat van bekwaamheid ouder is dan vijf jaar na de datum van het slagen voor het examen, moet een koeltechnicus eerst slagen voor een actualisatie-examen in een erkend opleidingscentrum of voor een gelijkwaardig examen vooraleer de erkenning als koeltechnicus te kunnen bekomen.

Deze voorwaarde is in overeenstemming met eenzelfde erkenningsvoorwaarde die opgelegd is aan de airco-energiedeskundige (art. 13/1, 3° ) en de andere technici die vijfjaarlijks een bijscholing moeten volgen (art. 14, 2°, 15, 2°, 16, 3°, 17, 2° ), en de verplichting om als erkend koeltechnicus vijfjaarlijks te slagen voor een actualisatie-examen om de erkenning te behouden (art. 40/1, 4° ). Artikel 57 Dit artikel wijzigt artikel 32 van het VLAREL. Personen kunnen van rechtswege erkend worden als ze aan welbepaalde erkenningsvoorwaarden voldoen en zonder dat de Vlaamse overheid rechtstreeks bij de beoordeling van de erkenningsvoorwaarden tussenkomt. Met de wijziging zijn alle personen die van rechtswege erkend worden, verplicht om aan de Vlaamse overheid het gebruik van de erkenning te melden zodat de overheid over de minimale noodzakelijke gegevens van alle erkende personen beschikt (bv. identificatiegegevens van de persoon en startdatum erkenning). De Vlaamse overheid heeft deze gegevens nodig voor onder andere de organisatie van het toezicht om personen uniek te kunnen identificeren en voor het publiceren van de lijsten met erkende personen.

Artikel 58 Dit artikel wijzigt artikel 34 van het VLAREL. Een persoon moet voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten over een specifieke erkenning beschikken (bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een periodiek onderhoud van een centraal stooktoestel op gasvormige of vloeibare brandstof). De lijst met erkende personen kan online geraadpleegd worden.

Met de voorgestelde wijziging kan de klant aan de erkende natuurlijke persoon vragen om een geldig identiteitsbewijs te tonen. Op die manier is het voor de klant mogelijk om na te gaan of de persoon die hij wil inschakelen daadwerkelijk de persoon is die over de vereiste erkenning en bijgevolg de kennis en vaardigheden beschikt om de erkenningsplichtige werkzaamheden op een correcte manier uit te voeren.

Artikel 59 Dit artikel wijzigt artikel 40/1 van het VLAREL naar aanleiding van de afstemming van de uitbatingsvoorwaarden met betrekking tot warmtepompen met en zonder koelfunctie en met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen.

Met de voorgestelde wijziging gebeurt er een afstemming voor de betreffende verplichtingen voor een erkend koeltechnicus voor warmtepompen met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen met en zonder koelfunctie (zoals het invullen van het installatiegebonden logboek) waarbij uitvoering gegeven wordt aan de verordeningen (EU) nr. 517/2014 en (EG) nr. 1005/2009. Met de voorgestelde wijziging kan de overheid het werk van een erkend technicus aan beide types van warmtepompen (met en zonder koelfunctie) aan een controle onderwerpen.

Artikel 60 Artikel 61 Artikel 62 Artikel 63 Artikel 64 Artikel 65 Artikel 66 Artikel 67 Artikel 68 Deze artikels wijzigen artikels 42, 43, 43/1, 43/2, 43/3, 43/4, 43/5, 43/6, 43/7, 43/8, 43/9 en 43/10 van het VLAREL. Momenteel moet een milieucoördinator, technicus, airco-energiedeskundige of bodemsaneringsdeskundige zich bij het afleggen van zijn examen niet legitimeren. Op die manier is het mogelijk dat een certificaat van bekwaamheid of getuigschrift en bijgevolg een erkenning onterecht uitgereikt wordt aan een persoon die iemand anders ingeschakeld heeft om het examen in zijn plaats af te leggen.

Met de voorgestelde wijziging moet het opleidingscentrum bij het examen de identiteit van een deelnemer verifiëren aan de hand van een geldig identiteitsbewijs. Zo bestaat de garantie dat het certificaat van bekwaamheid of getuigschrift aan de juiste persoon uitgereikt wordt en dat de erkenningshouder daadwerkelijk over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt.

Hieronder volgen nog enkele wijzigingen voor de opleidingscentra voor de technici en airco-energiedeskundigen: - De Vlaamse overheid heeft sjablonen voor de verschillende certificaten opgesteld die moeten gebruikt worden door een erkend opleidingscentrum. Daardoor is het niet meer nodig dat het certificaat door het erkende opleidingscentrum nog eens ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de overheid. - Het erkende opleidingscentrum moest tot nu toe aan de overheid de gegevens van de geslaagde kandidaten doorgeven waarna de overheid de gegevens moest verwerken en opladen in een databank. Dit gaat om honderden examenzittingen per jaar wat voor heel wat administratief werk zorgt, zowel voor de opleidingsinstellingen als de overheid (bv. als er gegevens ontbreken of niet correct zijn). Met de voorgestelde wijziging zal het erkende opleidingscentrum de gegevens van de geslaagde kandidaten zelf in een databank van de Vlaamse overheid registreren waarbij de overheid niet meer tussenkomt voor de administratieve verwerking. Enkel de personen die een specifiek certificaat van bekwaamheid behalen en aldus in de databank geregistreerd worden, komen in aanmerking om de erkenning als technicus of airco-energiedeskundige te behalen of te behouden.

Een persoon zal zich via een webapplicatie bij de overheid kunnen registreren om de Vlaamse erkenning te bekomen. Van zodra een persoon te kennen heeft gegeven dat hij de Vlaamse erkenning wenst te bekomen én de opleidingsinstelling het certificaat van bekwaamheid dat deze persoon behaald heeft, in een databank geregistreerd heeft, zal de persoon via een geautomatiseerd digitaal systeem op de hoogte gebracht worden dat hij over de Vlaamse erkenning beschikt. Met het nieuwe systeem zal het erkende opleidingscentrum het Vlaamse erkenningsbewijs bijgevolg niet langer meer moeten uitreiken.

In het verleden werd regelmatig vastgesteld dat de uitgereikte erkenningsbewijzen niet correct opgesteld werden (bv. de vermelding van een verkeerde startdatum van de erkenning of uiterste datum tegen wanneer een persoon moest slagen voor een bijscholing). Met het nieuwe systeem zal voor de opstelling van het erkenningsbewijs de informatie rechtstreeks gehaald worden uit de databank van de overheid om zo fouten te vermijden. - De Vlaamse overheid hoeft geen kopie van het uitgereikte certificaat van bekwaamheid of bijscholing/actualisatie-examen meer te ontvangen.

Dit gaat jaarlijks om honderden certificaten. Een kopie van het certificaat moet wel ten minste vijf jaar ter beschikking gehouden worden van de bevoegde overheid en de toezichthouder. - Een erkend opleidingscentrum moet niet meer het volledige verslag van een examenzitting aan de bevoegde overheid bezorgen. Het verslag moet wel ten minste vijf jaar ter beschikking gehouden worden van de bevoegde overheid en de toezichthouder. - Een erkend opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen moest tot nu toe bepaalde gegevens van de technici aan zowel de overheid als aan de instantie die het sectorale opleidingsbeleid ondersteunt, met name Educam vzw, bezorgen. Aangezien de opleidingscentra niet meer over alle gegevens van de technici beschikken die Educam vzw voor haar werking nodig heeft, zal de overheid de gegevens bezorgen.

Deze wijzigingen zorgen voor een grote vermindering van de administratieve lasten voor zowel de opleidingscentra als de Vlaamse overheid.

Artikel 69 Dit artikel wijzigt artikel 53/6, 7°, van het VLAREL en voegt een punt 10° en 11° toe aan datzelfde artikel. Punt 1° Dit punt wijzigt artikel 53/6, 7°, van het VLAREL. De correcte voorafmelding van de boorwerkzaamheden bij de niet-ingedeelde grondwaterwinningen en geothermische installaties dient te gebeuren door het erkende boorbedrijf. Een dergelijk bedrijf dient verplicht te worden ingeschakeld voor de aanleg ervan en is tevens het beste op de hoogte van de correcte werfplanning, alsook is er voor deze erkende boorbedrijven een specifiek digitaal overheidsplatform beschikbaar en operationeel (e-DOV meldpunt boringen). Door de voorafmelding in dit portaal wordt tegelijk aan de vereiste meldingsplicht aan de bevoegde afdeling (VMM) als aan het departement voldaan.

Met deze wijziging wordt ook de uitgebreide voorafmelding zoals ingeschreven in artikels 34 en 43 uit deze wijzigingstekst mee in de reeds bestaande voorafmeldingen voor de erkende boorbedrijven geïntegreerd en het gebruik van het voor de sector ontwikkelde platform opgelegd.

Punt 2° Dit punt voegt een punt 10° toe aan artikel 53/6 van het VLAREL. Voor vele klanten van erkende boorbedrijven is het een eenmalig gebeuren dat er een boring wordt uitgevoerd. Het is daarom essentieel dat erkende boorbedrijven hun klanten correct en deskundig informeren over de wettelijke verplichtingen die op hen rusten voor het gebruik van de aangelegde infrastructuur, het buiten gebruik stellen van de infrastructuur, en over de eventuele heffingsplichten. Het erkende boorbedrijf is met toepassing van de bijzondere gebruikseis, vermeld in punt 6° van artikel 53/6 van het VLAREL, al verplicht om op de hoogte te blijven van de wetgeving en is daardoor ook ideaal geplaatst om hun klanten te informeren. Voor ingedeelde inrichtingen wordt geoordeeld dat de klant zelf op de hoogte moet zijn van de geldende bijzondere milieuvoorwaarden via de verkregen vergunning (artikel 48, 10° van het omgevingsvergunningenbesluit) of aktename (artikel 113 van het omgevingsvergunningendecreet). Punt 3° Dit punt voegt een punt 11° toe aan artikel 53/6 van het VLAREL. Het invoeren van een gps-volgsysteem op het materieel waarmee geboord wordt, moet de efficiëntie van het toezicht nog verhogen. Nu is het quasi onmogelijk om werken op te sporen waarvoor geen voorafmelding is gebeurd en ook geen rapportering wordt gedaan. Een gps-volgsysteem is een noodzakelijk instrument om het illegaal boren door erkende boorbedrijven tegen te gaan. Het gps-volgsysteem moet geïnstalleerd worden op alle essentiële motorisch aangedreven materieel dat autonoom, of in combinatie met ander materieel, gebruikt wordt om boringen uit te voeren waarvoor een erkenning volgens VLAREL vereist is. Het kan hierbij gaan over boortorens en -wagens, maar ook spoelpompen die gebruikt worden om d.m.v. de lanstechniek boringen uit te voeren.

Artikel 70 Dit artikel wijzigt artikel 53/7 van het VLAREL naar aanleiding van de afstemming van de uitbatingsvoorwaarden met betrekking tot warmtepompen met en zonder koelfunctie en met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen.

Met de voorgestelde wijziging gebeurt er een afstemming voor de betreffende verplichtingen voor een erkend koeltechnisch bedrijf voor warmtepompen met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen met en zonder koelfunctie (zoals het invullen van het installatiegebonden logboek) waarbij uitvoering gegeven wordt aan de verordeningen (EU) nr. 517/2014 en (EG) nr. 1005/2009. Met de voorgestelde wijziging kan de overheid het werk van een koeltechnisch bedrijf aan beide types van warmtepompen (met en zonder koelfunctie) aan een controle onderwerpen.

Artikel 71 Dit artikel wijzigt artikel 54 van het VLAREL. Deze wijziging betreft een gedeeltelijke uitvoering van de volgende verordeningen: - artikel 10, lid 2, van verordening (EG) nr. 304/2008 van 2 april 2008 van de Commissie tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten, - artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr. 306/2008 van 2 april 2008 van de Commissie tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur, - artikel 4, lid 2, van uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van 17 november 2015 van de Commissie tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen, - artikel 7, lid 2, van uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van 17 november 2015 van de Commissie tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat.

Indien een koeltechnicus, technicus voor brandbeveiligingsapparatuur, technicus voor elektrische schakelinrichtingen, technicus voor apparatuur die oplosmiddelen bevat, koeltechnisch bedrijf of bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur voldoen aan de certificeringseisen, opgelegd in de betreffende Europese verordeningen, dan ontvangen deze technici of bedrijven een Europees certificaat. Dit Europees certificaat kan een technicus of bedrijf gebruiken om in de drie gewesten van België of een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte te werken omwille van het principe van wederzijdse erkenning dat opgelegd wordt door deze verordeningen.

Om in het Vlaamse Gewest te mogen werken, is naast het Europees certificaat een Vlaamse erkenning verplicht. Technici en bedrijven die over dit Europees certificaat beschikken, worden volgens artikel 32 van het VLAREL van rechtswege voor het Vlaamse Gewest erkend. Ze moeten zich nog wel eerst bij de Vlaamse overheid aanmelden en enkele administratieve gegevens bezorgen vooraleer in het Vlaamse Gewest te mogen werken (bv. een kopie van het Europees certificaat en identificatiegegevens). Op die manier beschikt de Vlaamse overheid over een lijst van alle technici die in het Vlaamse Gewest werken, ongeacht waar het Europees certificaat behaald werd, en kan ze toezicht op deze technici uitoefenen.

Volgens de betreffende Europese verordeningen moet dit Europees certificaat geschorst en ingetrokken kunnen worden. In de huidige wetgeving is echter enkel voorzien dat de Vlaamse erkenning kan geschorst en opgeheven worden, niet het Europees certificaat. Met de overheveling van deze erkenningen naar de erkenningswetgeving VLAREL in 2016 werd een onderscheid gemaakt tussen het Europees certificaat en de Vlaamse erkenning. Ervoor was het mogelijk om met een Europees certificaat alleen in het Vlaamse Gewest te werken en bestonden er procedures in de Vlaamse wetgeving voor de schorsing en opheffing van dit certificaat. Met de overheveling was dit niet meer voorzien.

Dit wordt nu rechtgezet: indien de Vlaamse erkenning geschorst of opgeheven wordt, dan wordt ook het Europees certificaat van rechtswege geschorst, respectievelijk opgeheven. Het gaat hier enkel om de Europese certificaten die door het Vlaamse Gewest uitgereikt werden en dit door de volgende instanties: ? de opleidingscentra die door de Vlaamse overheid erkend zijn of waren, ? de keuringsinstellingen die door de Vlaamse overheid erkend zijn of waren voor de keuring van koeltechnische bedrijven, ? de Vlaamse overheid zelf.

Wat de Vlaamse overheid betreft, gaat dit ook over de entiteiten die in het verleden de Europese certificaten uitreikten, met name de afdeling Milieuvergunningen van het vroegere Departement Leefmilieu, Natuur en Energie en de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten van het Departement Omgeving.

Artikel 72 Dit artikel voegt een hoofdstuk 11/1 in in het VLAREL in verband met de verwerking van persoonsgegevens. 1) Het verwerken van persoonsgegevens door de entiteiten van de Vlaamse overheid: Artikel 6.3 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (afgekort AVG) schrijft voor dat regelgeving die de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 6.1, punt c) of punt e) van de AVG omkadert, minstens de volgende essentiële elementen van die verwerking moet vermelden: het doel van de verwerking, de types of categorieën van te verwerken persoonsgegevens, de betrokkenen, de entiteiten waaraan en doeleinden waarvoor de persoonsgegevens mogen worden verstrekt, de opslagperioden en de aanduiding van de verwerkingsverantwoordelijke(n).

Met de invoering van hoofdstuk 11/1 in het VLAREL wordt aan deze eis tegemoet gekomen. De types of categorieën van te verwerken persoonsgegevens worden in artikel 56/1 niet expliciet vermeld maar zijn terug te vinden in de artikels waarnaar in artikel 56/1 verwezen wordt. Het gaat dan onder andere om het rijksregisternummer of bisnummer als men niet over een rijksregisternummer beschikt.

De opslagperiode van de gegevens wordt hier niet vermeld. Dit wordt geregeld door het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten2 en de informatiebeheersplannen van de bevoegde instanties. 2) Het bezorgen van bepaalde persoonsgegevens door de overheid aan Educam: Educam is het kennis- en opleidingscentrum van en voor de autosector en de aanverwante sectoren en zorgt voor de sectorale ondersteuning van het opleidingsbeleid zoals dat in de respectievelijke collectieve arbeidsovereenkomsten staat.Voor de garagesector worden de opdrachten voor Educam geregeld in het koninklijk besluit van 1 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/07/2020 pub. 10/07/2020 numac 2020041971 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit betreffende te nemen maatregelen voor de militairen in het kader van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus COVID-19 type koninklijk besluit prom. 01/07/2020 pub. 10/07/2020 numac 2020042158 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten voor de handelaren in diamant en/of synthetische diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002 sluiten waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en opleiding.

De opdrachten bestaan onder andere uit het erkennen van opleidingen en de (opvolging van de) certificering van arbeiders in deze sector en het uitreiken van sectorale premies aan werkgevers voor het laten volgen van bepaalde opleidingen door werknemers. In punt 2 van artikel 8 van dit KB wordt vermeld dat binnen Educam sinds 1 januari 2012 een databank opgericht werd die elke gevolgde opleiding van elke arbeider registreert. De uitvoeringsmodaliteiten hiertoe werden bepaald binnen de instanties van Educam. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is op 1 september 2019 in werking getreden en werd voor onbepaalde duur gesloten.

In uitvoering van bepaalde toegewezen opdrachten adviseert Educam momenteel de Vlaamse overheid bij de erkenningsverlening van de opleidingscentra waar technici een opleiding kunnen volgen om een certificaat van bekwaamheid voor de terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen uit klimaatregelingssystemen in bepaalde motorvoertuigen te behalen (art. 28, § 2, VLAREL) en bij de totstandkoming van wetgeving. De opleidingscentra geven bij het indienen van de erkenningsaanvraag aan of zij al dan niet gebruik maken van het Educam opleidingspakket. In de praktijk is dit steeds het geval. Voor het volgen van deze specifieke opleiding kan een sectorale premie bij Educam bekomen worden.

Het certificaat van bekwaamheid is een Europees certificaat dat voldoet aan de eisen van de Europese verordening (EG) nr. 307/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor opleidingsprogramma's en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van opleidingsgetuigschriften voor personeel op het gebied van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevattende klimaatregelingssystemen in bepaalde motorvoertuigen. Dit Europees certificaat kan een technicus gebruiken om in de drie gewesten van België of een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte te werken omwille van het principe van wederzijdse erkenning dat opgelegd wordt door deze verordening. Om in het Vlaamse Gewest te mogen werken, is naast het Europees certificaat een Vlaamse erkenning verplicht.

Technici die over dit Europees certificaat beschikken, kunnen van rechtswege voor het Vlaamse Gewest erkend worden (art. 32 VLAREL). Ze moeten zich nog wel eerst bij de Vlaamse overheid aanmelden en enkele administratieve gegevens bezorgen vooraleer in het Vlaamse Gewest te mogen werken. De technicus ontvangt dan een Vlaams erkenningsbewijs waarbij een erkenningsnummer uitgereikt wordt.

Om de eerder vermelde opdrachten, vastgelegd in het KB, te kunnen uitvoeren, heeft Educam bepaalde gegevens van zowel de technici die in het Vlaamse Gewest met succes de opleiding voor het behalen van het Europees certificaat van bekwaamheid gevolgd hebben als de technici die de Vlaamse erkenning in orde gebracht hebben, nodig. Het gaat om de volgende gegevens: - de voor- en achternaam van de technicus, - het rijksregisternummer of bisnummer als men niet over een rijksregisternummer beschikt, - het Europees certificaatnummer en de afgiftedatum van het Europees certificaat, - het Vlaams erkenningsnummer en de aanvangsdatum van de erkenning.

Tot nu toe moest een erkend opleidingscentrum volgens artikel 43/10, § 3 en § 9, van het VLAREL bepaalde gegevens van deze technici aan zowel de overheid als Educam bezorgen. Het gaat dan o.a. over de voor- en achternaam, de geboortedatum en -plaats en het rijksregisternummer. In het verleden is echter gebleken dat de gegevens van de technici die de opleidingscentra aan zowel de overheid als aan Educam moesten bezorgen niet altijd overeenstemden. De gegevens werden soms slechts aan één partij bezorgd waardoor de lijsten van de overheid en Educam periodiek moesten vergeleken worden.

Om de doorstroming van de gegevens efficiënter te laten verlopen met minder administratieve lasten, wordt nu geopteerd om de opleidingscentra de gegevens enkel nog aan de bevoegde overheid, namelijk het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap, te laten bezorgen.

Daarnaast gaat de overheid nu overstappen naar een andere manier van werking waarbij de erkende opleidingscentra niet meer over alle gegevens van de technici beschikken die Educam nodig heeft voor zijn werking. Het opleidingscentrum zal met de nieuwe manier van werken het Europees certificaat van bekwaamheid in een databank van de overheid registreren waarbij een Europees certificaatnummer toegekend wordt maar zal niet meer het erkenningsbewijs met het erkenningsnummer aan de technicus uitreiken wat tot nu toe wel het geval was. Deze taak neemt de overheid nu op zich via een geautomatiseerd systeem. Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap zal nu in de plaats van de opleidingscentra de gegevens van de technici aan Educam bezorgen. De gegevens die door de overheid ter beschikking worden gesteld van Educam beperken zich tot het strikt noodzakelijke voor hun doeleinden.

Ter vergelijking, Educam ontvangt nu ook al bepaalde gegevens van de technici die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de opleiding gevolgd hebben om het Europees certificaat van bekwaamheid te behalen.

Dit is geregeld in artikel 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014 betreffende het onderhoud van klimaatregelingssystemen in motorvoertuigen, evenals de opleiding van de personen die werken aan deze systemen: de erkende opleidingscentra moeten aan Educam de naam, de geboortedatum, het adres en het Europees certificaatnummer van de technici bezorgen. Met het Europees certificaat alleen, ongeacht of dit in of buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behaald is, is het voldoende om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan de slag te kunnen. Er is geen voorafgaande meldingsplicht en gewestelijke erkenning nodig zoals in het Vlaamse Gewest voorzien is. In het Waalse Gewest is er momenteel geen wetgeving voor de opleiding en certificering van deze technici voorzien.

Artikel 73 Dit artikel wijzigt artikel 58/1 van het VLAREL naar aanleiding van de afstemming van de uitbatingsvoorwaarden met betrekking tot warmtepompen met en zonder koelfunctie en met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen.

Met de voorgestelde wijziging gebeurt er een afstemming voor de betreffende verplichtingen voor een erkend koeltechnisch bedrijf voor warmtepompen met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen met en zonder koelfunctie (zoals het invullen van het installatiegebonden logboek) waarbij uitvoering gegeven wordt aan de verordeningen (EU) nr. 517/2014 en (EG) nr. 1005/2009. Met de voorgestelde wijziging kan de overheid het werk van een koeltechnisch bedrijf aan beide types van warmtepompen (met en zonder koelfunctie) aan een controle onderwerpen.

Artikel 74 Dit artikel wijzigt bijlage 3 bij het VLAREL. Punt 1° a) De wijziging betreft een taalkundige correctie. b) Omdat het operationeel maken en houden van een labo voor de klassieke vistest heel wat extra kosten vergt, wordt het pakket W.9.2.2 opgesplitst in 2 deelpakketten. Een labo kan kiezen of het voor één of beide deelpakketten erkend wenst te worden.

Punt 2° a) In VLAREMA zijn voor de criteria van beoogde grondstoffen nieuwe parameters ingevoerd en bestaande parameters geschrapt.De criteria voor grondstoffen, bestemd voor het gebruik als meststof of bodemverbeterend middel zijn uitgebreid met 6 extra PAK. Gelijktijdig zijn het gebruik als meststof of bodemverbeterend middel bepaalde organische parameters (BTEXS, alkanen, lagere gechloreerde koolwaterstoffen) geschrapt. b) Het nut van de parameter fytotoxiciteit werd afgetoetst met VLACO en FOD gezondheid.Er is tot het besluit gekomen dat deze bepaling op compost geen toegevoegde waarde meer bezit en uit het pakket A.2.3 mag geschrapt worden. c) De Vlaamse Regering keurde op 22 maart 2019 een aantal wijzigingen van VLAREMA (i.c. versie 7) goed. Op 7 juni 2019 werden deze wijzigingen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

In de criteria voor grondstoffen, bestemd voor gebruik als bouwstof (Onderafdeling 2.3.2.) wordt verwezen naar bijlage VI van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO). De voormelde bijlage VI bevat de waarden voor het gebruik van uitgegraven bodem als bouwkundig bodemgebruik of in vormvast product. De parameters vrije cyanide en niet-chlooroxideerbare cyanides komen in deze lijst wel voor maar ontbreken in het VLAREL pakket A.3.1.

De verwijzing had tot doel om qua normering een gelijk speelveld te creëren tussen VLAREMA en VLAREBO voor het gebruik van grondstoffen en uitgegraven bodem in bouwkundige toepassingen. Het is dan ook aangewezen dat de huidige erkende laboratoria voor de analyse van bouwstof als grondstof (pakket A.3.1) ook de cyanides op een betrouwbare wijze en volgens het compendium voor monsterneming en analyse in het kader van het Materialendecreet en het Bodemdecreet, afgekort CMA, kunnen analyseren.

Artikel 75 Dit artikel wijzigt bijlage 14 bij het VLAREL. Een erkend opleidingscentrum reikt een certificaat uit aan een deelnemer die een bepaalde opleiding gevolgd heeft en/of geslaagd is voor een specifiek examen. De minimumgegevens die op het certificaat moeten vermeld worden, worden met dit artikel gewijzigd.

Punt 1° : Niet meer alle juryleden en de directeur van het erkende opleidingscentrum moeten het certificaat handtekenen. De handtekening van de voorzitter van de examenjury is voldoende.

Punt 2° In de Europese verordeningen 304/2008, 306/2008, 307/2008, 2015/2066 en 2015/2067 met betrekking tot de certificering van technici voor gefluoreerde broeikasgassen worden eisen voor de opstelling van het Europees certificaat opgelegd. Zo moet er een nummer op het certificaat en een afgiftedatum vermeld worden. Er wordt geopteerd voor een analoge aanpak: alle certificaten die aan technici of airco-energiedeskundigen uitgereikt worden, dus ook bijvoorbeeld de certificaten voor gasvormige en vloeibare brandstof, moeten een afgiftedatum bevatten.

Punt 3° De overheid zal vanaf nu in plaats van de opleidingscentra het erkenningsbewijs waarop het erkenningsnummer en de startdatum van de erkenning vermeld staan, aan de technici en airco-energiedeskundigen uitreiken.

Artikel 76 Dit artikel wijzigt bijlage 15 bij het VLAREL. Bijlage 15 van het VLAREL bevat de minimumgegevens voor het verslag dat een opleidingscentrum moet opstellen na het afnemen van een examen. Een aantal van deze gegevens moet het erkende opleidingscentrum aan de overheid bezorgen.

Punt 1° Indien een persoon niet over een rijksregisternummer beschikt, moet het bisnummer in het verslag van de examenzitting opgenomen worden en aan de overheid doorgegeven worden zodat een unieke identificatie van de natuurlijke persoon mogelijk is. De geboortedatum en -plaats en het privéadres moeten dan niet meer in het verslag opgenomen worden en aan de overheid bezorgd worden, maar kunnen rechtstreeks opgevraagd worden bij de authentieke bron.

Een erkenning wordt op naam van een natuurlijk persoon verleend. De erkende persoon is zelf verantwoordelijk voor de uitgevoerde activiteiten onder erkenning. Hij kan door de overheid aan een controle of sanctie onderworpen worden. Een unieke identificatie van de persoon is hiervoor noodzakelijk.

Punt 2° Schrapping punt 6° bijlage 15: Een erkend opleidingscentrum hoeft de contactgegevens van de geslaagde kandidaat niet meer aan de overheid te bezorgen. Het Departement Omgeving heeft een online toepassing ontwikkeld waardoor een erkend persoon zelf zijn contactgegevens kan beheren. Het is belangrijk dat een erkend persoon zijn contactgegevens via deze toepassing up-to-date houdt zodat de overheid hem op de hoogte kan brengen van belangrijke zaken in verband met zijn erkenning.

Schrapping punt 8° bijlage 15: De datum van het afgelegde examen is voldoende (zie punt 1° van bijlage 15).

Schrapping punt 9° bijlage 15: Gezien de overheid zelf het erkenningsbewijs met erkenningsnummer zal uitreiken, moet een opleidingsinstelling geen erkenningsnummer meer toekennen.

Punt 3° Het erkende opleidingscentrum moet het type van certificaat, de uitreikingsdatum van het certificaat en voor de technici met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen het certificaatnummer in het verslag van de examenzitting opnemen en registreren in een databank van de overheid. Een erkenning kan op automatische wijze worden toegekend op basis van het behaalde certificaat en de melding van de aspirant-erkenningshouder dat hij de erkenning wenst te bekomen.

Artikel 77 Dit artikel wijzigt bijlage 19 bij het VLAREL. Een natuurlijk persoon die erkend of geregistreerd wenst te worden, moet zijn rijksregisternummer of bisnummer indien men niet over een rijksregisternummer beschikt aan de overheid bezorgen zodat een unieke identificatie van de natuurlijke persoon mogelijk is. Door het bezorgen van het rijksregisternummer of bisnummer moet het privéadres niet meer bezorgd worden, maar kan dit rechtstreeks opgevraagd worden bij de authentieke bron.

Het is mogelijk dat een rechtspersoon niet over een ondernemingsnummer volgens de Belgische Kruispuntbank van Ondernemingen beschikt (bv. bij een bedrijf, gevestigd buiten België). In dat geval moet de rechtspersoon zijn Europees btw-nummer bezorgen zodat identificatie mogelijk is.

Een erkenning of registratie wordt op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon verleend. De erkende of geregistreerde persoon is verantwoordelijk voor de uitgevoerde activiteiten onder erkenning of registratie. Hij kan door de overheid aan een controle of sanctie onderworpen worden. Een unieke identificatie van de persoon is hiervoor noodzakelijk.

Artikel 78 Dit artikel wijzigt bijlage 22 bij het VLAREL. Het is mogelijk dat een koeltechnisch bedrijf niet over een ondernemingsnummer volgens de Kruispuntbank van Ondernemingen beschikt (bv. bij een bedrijf, gevestigd buiten België). In dat geval moet de erkende keuringsinstelling het btw-nummer doorgeven zodat identificatie van het koeltechnisch bedrijf mogelijk is. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Milieuschadebesluit De wijzigingen aan het Milieuschadebesluit hebben enkel betrekking op terminologische aanpassingen (omschrijving van afdelingen en contactgegevens) als gevolg de gewijzigde organisatiestructuur en taakverdeling van het departement Omgeving.

De artikelen onder dit hoofdstuk vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 79 Dit artikel wijzigt artikel 1, 2°, van het Milieuschadebesluit. De wijziging past de omschrijving van de betrokken afdeling aan aan de gewijzigde organisatiestructuur en taakverdeling in het Departement Omgeving overeenkomstig het besluit van de secretaris-generaal van 1 april 2017 houdende vaststelling van de organisatiestructuur van het Departement Omgeving.

Artikel 80 Dit artikel wijzigt de bijlage "Melding van een voorval" bij het Milieuschadebesluit. De contactgegevens worden aangepast aan de nieuwe organisatiestructuur van het Departement Omgeving, alsook wordt ter hoogte van de gegevens van de exploitant voorzien in een veld om het exploitatieadres te kunnen ingeven. Het kan immers voorvallen dat in dezelfde gemeente meerdere vestigingen van eenzelfde bedrijf zijn gelegen. Door het toevoegen van dit veld kan onnodig opzoekingswerk vermeden worden. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het Omgevingsvergunningenbesluit De artikelen onder dit hoofdstuk vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 81 Dit artikel wijzigt artikel 62 van het Omgevingsvergunningenbesluit.

Voor haar werkzaamheden is het van belang dat de VMM op de hoogte is van alle beslissingen over vergunningsaanvragen die de indelingsrubriek 3 omvatten, ook wanneer ze in het betrokken dossier niet als adviesinstantie optreedt. Het artikel 62 van het Omgevingsvergunningenbesluit wordt in die zin aangepast.

Artikel 82 Dit artikel wijzigt artikel 140 van het Omgevingsvergunningenbesluit.

Voor haar werkzaamheden is het van belang dat de VMM op de hoogte is van alle beslissingen over vergunningsaanvragen die de indelingsrubriek 3 omvatten. Het artikel 140 van het Omgevingsvergunningenbesluit wordt in die zin aangepast. HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw De artikelen onder dit hoofdstuk vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 83 Artikel 84 Deze artikels wijzigen artikel 297 en 299 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw omwille van een rechtzetting.

Laboratoria die op 30 september 2019 (en niet 10 dagen na publicatie van het besluit in het Belgisch Staatsblad) erkend waren voor een welbepaald pakket, worden automatisch erkend voor een of meerdere andere pakketten vanaf 1 oktober 2019, de inwerkingtredingsdatum van het besluit. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen De artikelen onder dit hoofdstuk vormen geen kader voor de toekenning van vergunningen.

Artikel 85 Dit artikel bevat de overgangsregeling voor de erkende laboratoria in de discipline water naar aanleiding van de aanpassing van het pakket W.9.2.2 in bijlage 3, 1°, bij het VLAREL. Laboratoria die erkend zijn voor het `oude' pakket W.9.2.2 worden automatisch erkend voor de nieuwe deelpakketten W.9.2.2.1 en W.9.2.2.2 en dit voor de deeldomeinen waarvoor ze voor het pakket W.9.2.2 erkend waren.

Artikel 86 Dit artikel bevat de overgangsregeling voor de erkende laboratoria in de discipline afvalstoffen en andere materialen naar aanleiding van de aanpassing van de pakketten A.2.2, A.2.3 en A.3.1 in bijlage 3, 5°, van het VLAREL. Laboratoria die erkend zijn voor de `oude' pakketten A.2.2, A.2.3 of A.3.1 worden automatisch erkend voor de gewijzigde pakketten A.2.2, respectievelijk A.2.3 of A.3.1.

Artikel 87 Dit artikel voorziet een overgangsregeling die verzekert dat een aanvraag betreffende een omgevingsvergunning of melding die gestart is voor de inwerkingtreding van dit besluit behandeld en beslist worden op basis van de indelingslijst die geldig was op het tijdstip waarop de aanvraag of melding is ingediend.

Artikel 88 Dit artikel voorziet een overgangsregeling die verzekert dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor rubriek 60 die gestart is voor de inwerkingtreding van dit besluit behandeld en beslist worden op basis van artikel 5.60.2 zoals geldig was op het tijdstip waarop de aanvraag is ingediend.

Artikel 89 Dit artikel bepaalt dat de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit die de indelingslijst en de daarmee samenhangende sectorale voorwaarden wijzigen zal ingaan op een datum die door de minister te bepalen is, gelet op de koppeling met het Omgevingsloket.

Artikel 90 Dit artikel bepaalt dat de datum van inwerkingtreding, samen met verdere invulling van de verplichting, vastgelegd wordt via een later ministerieel besluit. Dit laat toe om de resultaten uit het geplande onderzoek naar leerervaringen uit gelijkaardige toepassingen voor andere doeleinden, de technische en de regelgevende aspecten en mogelijke winst naar administratieve vereenvoudiging in het kader van de verplichte rapportering van de boringen, optimaal te implementeren in het ministerieel besluit. Dit onderzoek zal normaal gezien opgestart worden in 2021 en heeft een voorziene doorlooptijd van 6 maanden. De voorziene termijn tot uiterlijk 1 januari 2025 moet hierdoor volstaan om de studie te laten uitvoeren en de resultaten te verwerken in een ministerieel besluit. De betrokken bedrijven zijn zich via deze wijziging ook tijdig bewust van de komende verplichting en worden ook betrokken in het onderzoek.

Artikel 91 Dit artikel stelt de klassieke slotbepaling vast.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 69.955/1/V van 2 september 2021 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw' Op 19 juli 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege verlengd tot 2 september 2021,(*) een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw'.

Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 26 augustus 2021. De kamer was samengesteld uit Jeroen VAN NIEUWENHOVE, staatsraad, voorzitter, Peter SOURBRON en Patricia DE SOMERE, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Annemie GOOSSENS, griffier. Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur-afdelingshoofd.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 2 september 2021. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe diverse besluiten met betrekking tot het leefmilieu te wijzigen.De ontworpen bepalingen worden nader toegelicht in het verslag aan de Vlaamse Regering.

RECHTSGROND 3. De in de aanhef vermelde bepalingen die rechtsgrond bieden voor het ontwerp moeten worden aangevuld met een verwijzing naar de artikelen 3.2.1, 3.2.3, § 3, 3.3.2, 5.4.3, § 1, 5.4.11, 5.4.12, 5.6.2, 5.6.3, derde lid, 5.6.5, 15.2.4, 15.3.12 en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 `houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid' (hierna: DABM), en naar de artikelen 36, 50, 67 en 108 van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten `betreffende de omgevingsvergunning'. 4.1. Krachtens artikel 22 van de Grondwet geldt voor elke verwerking van persoonsgegevens en, meer in het algemeen, voor elke schending van het recht op het privéleven, dat het formeel legaliteitsbeginsel dient te worden nageleefd. Doordat artikel 22 van de Grondwet aan de bevoegde wetgever de bevoegdheid voorbehoudt om vast te stellen in welke gevallen en onder welke voorwaarden afbreuk kan worden gedaan aan het recht op eerbiediging van het privéleven, waarborgt het aan elke burger dat geen enkele inmenging in dat recht kan plaatsvinden dan krachtens regels die zijn aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering. Een delegatie aan een andere macht is evenwel niet in strijd met het wettelijkheidsbeginsel voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de "essentiële elementen" voorafgaandelijk door de wetgever vastgesteld zijn.1 Bijgevolg moeten de `essentiële elementen' van de verwerking van persoonsgegevens in de wet zelf worden vastgelegd. In dat verband is de afdeling Wetgeving van oordeel dat ongeacht de aard van de betrokken aangelegenheid, de volgende elementen in beginsel `essentiële elementen' uitmaken: 1° ) de categorie van verwerkte gegevens; 2° ) de categorie van betrokken personen; 3° ) de met de verwerking nagestreefde doelstelling; 4° ) de categorie van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens; en 5° ) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens.2 Zoals de Raad van State al herhaaldelijk3 heeft uiteengezet, is ook aan het formele legaliteitsbeginsel voldaan wanneer die essentiële elementen niet uitdrukkelijk worden vermeld in een decretale regeling met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, op voorwaarde dat er reeds een decretale regeling bestaat waarin die elementen expliciet of impliciet, maar in elk geval voldoende duidelijk tot uiting komen en die noodzakelijkerwijze een verwerking van de betrokken persoonsgegevens tot gevolg heeft. In dat geval kan worden aangenomen dat geen afzonderlijke decretale basis is vereist voor de regeling van de verwerking van de persoonsgegevens die daarmee rechtstreeks verband houden.4 4.2. De artikelen 61, 3° en 5°, 62, 3° en 5°, 63, 3° en 5°, 64, 4° en 6°, 66, 4° en 6°, 67, 3° en 5° en 68, 3° en 5° van het ontwerp voorzien in een minimale bewaartermijn van de persoonsgegevens.

Artikel 72 van het ontwerp voegt in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 `tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu (VLAREL)' een nieuw hoofdstuk 11/1 in met als opschrift "Verwerking van persoonsgegevens". Dit nieuwe hoofdstuk bevat een in het VLAREL in te voegen artikel 56/1, waarvan paragraaf 1 de doeleinden omschrijft van de verwerking van de persoonsgegeven die verkregen worden in toepassing van de artikelen 27, § 2, 32, 34, § 5, 43, § 2, 43/1, § 3, 43/2, § 2, 43/3, § 2, 43/4, § 3, 43/6, § 3, 43/7, § 2, 43/8, § 2, 43/9, § 2, 43/10, § 2, 53/9, 4° en 58/3, § 1 van hetzelfde besluit.

Artikel 75 van het ontwerp, dat strekt tot het wijzigen van bijlage 14 van het VLAREL, betreft een regeling van de categorieën te verwerken persoonsgegevens. Ten slotte bevat ook artikel 76, 1° van het ontwerp, dat strekt tot het wijzigen van punt 5° van bijlage 15 van het VLAREL, een regeling met betrekking tot de persoonsgegevens die verwerkt kunnen worden. 4.3. Voor de voormelde bepalingen van het ontwerp wordt rechtsgrond gezocht in de artikelen 5.6.3, 5.6.5, 5.6.6 en 5.6.7 DABM. Artikel 5.6.3, eerste lid, DABM delegeert aan de Vlaamse Regering onder meer de bevoegdheid om de nadere regels vast te stellen voor de "aanvraag, weigering of verlening en bekendmaking" van de erkenningen. Artikel 5.6.5, tweede lid, DABM bepaalt dat de Vlaamse Regering de gebruikseisen vaststelt, alsook de nadere regels voor de schorsing of het verval van rechtswege van de erkenningen. Artikel 5.6.6 DABM machtigt de Vlaamse Regering om te bepalen in welke gevallen tot schorsing of opheffing van de erkenning kan worden overgegaan. Op grond van artikel 5.6.7 DABM, kan de Vlaamse Regering bepalen voor welke erkenningen of toezichtverplichtingen een retributie is verschuldigd, de bedragen ervan vaststellen, alsook de wijze waarop aan de retributie moet worden voldaan.

Uit de aangehaalde bepalingen van het DABM blijkt niet dat de decreetgever de essentiële elementen voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de betrokken erkenningsregelingen heeft vastgesteld. In beginsel moet in een decretaal kader worden voorzien voor de verwerking van persoonsgegevens die uit de toepassing van het VLAREL voortvloeit. De in opmerking 4.2 opgesomde bepalingen dienen bijgevolg uit het ontwerp te worden weggelaten in afwachting van de uitwerking van een dergelijk decretaal kader.

VORMVEREISTEN 5. Uit de aanhef van het ontwerp blijkt dat het niet voor advies is voorgelegd aan de federale Gegevensbeschermingsautoriteit, maar enkel aan de Vlaamse toezichtcommissie. In advies 61.267/2/AV van 27 juni 2017 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten `tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit',5 heeft de algemene vergadering van de afdeling Wetgeving uiteengezet dat noch verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming' (hierna: AVG),6 noch de bevoegdheidsverdelende regels eraan in de weg staan dat in eenzelfde lidstaat meerdere toezichthoudende autoriteiten worden opgericht. In dat advies wordt gesteld dat de gemeenschappen en gewesten autoriteiten kunnen oprichten die toezicht houden op de naleving van de `specifieke' regels die de deelstaten ter uitvoering van de AVG hebben vastgesteld inzake de verwerking van persoonsgegevens in het kader van activiteiten die onder hun bevoegdheid vallen.7 Het verlenen van de bevoegdheid aan die autoriteiten om adviezen te geven, teneinde te voldoen aan de verplichting die voortvloeit uit de verordeningsbepalingen, valt daar ook onder.

Zoals echter eveneens in het voormelde advies is uiteengezet, is het de Gegevensbeschermingsautoriteit, opgericht bij de wet van 3 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten, die belast is met het toezicht op de naleving van de `algemene' regels inzake de verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van de algemene regels die de federale overheid ter uitvoering van de AVG heeft vastgesteld.8 Daaronder valt ook de bevoegdheid om, wat die regels betreft, advies te geven teneinde te voldoen aan de voormelde adviesverplichting. De conclusie is dan ook dat het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit alsnog moet worden ingewonnen vooraleer het ontwerp doorgang kan vinden. 6.1. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 `betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij' dient elk ontwerp waarbij een technisch voorschrift wordt vastgesteld "onverwijld" aan de Europese Commissie te worden meegedeeld.

Gevraagd of het ontwerp werd aangemeld bij de Europese Commissie, antwoordde de gemachtigde: "Voor de toepassing van de Richtlijn 2015/1535/EU is het vooreerst van belang om te zien of, nu het ontwerp hoegenaamd geen ontwerp `technische specificaties' voor producten bij de verhandeling ervan stelt, er mogelijk sprake is van een `andere eis' zoals gedefinieerd door de richtlijn. Een gebruiksvoorwaarde van een product kan slechts daaraan beantwoorden als vast staat dat het voorschrift in de gebruiksfase een significante weerslag kan hebben op de samenstelling, de aard of de verhandeling van het product. Er moet een directe of nauwe weerslag zijn van de voorwaarden op de kenmerken van het product en de verhandeling ervan moet op significante wijze worden beïnvloed.

De voorwaarden in artikel 45 van het ontwerp hebben betrekking op de veilige `inrichting', dit is de juiste configuratie van installaties, toestellen, materialen en aanwezige stoffen in relatie tot de fysieke omstandigheden en de juiste aanwendingen ervan. Er kan bijvoorbeeld in deze o.a. verwezen worden naar de loutere actualisatie van de normen inzake brandpreventie omwille van de verplichting om de Europese brandclassificatiesystemen te hanteren. Deze hebben in beginsel geen directe en nauwe betrekking op de kenmerken van specifieke producten en ze beïnvloeden niet op significante wijze de verhandeling ervan.

Mocht aan deze zienswijze voor bepaalde milieuvoorwaarden worden getwijfeld worden, dan moet rekening worden gehouden met de juridische en beleidsmatige context. Als een milieuvoorwaarde betrekking zou hebben op specifieke en essentiële kenmerken van transformatoren of batterijen of onderdelen ervan, die onder het ontwerp vallen en als deze de verhandeling van transformatoren en batterijen als dusdanig op significante wijze kunnen beïnvloeden kan de richtlijn alsnog toepasselijk worden bevonden. Daarbij is eventueel te denken aan het verbod op het gebruik van pcb's in het voorziene artikel 6.13.2.2. § 1. Het lijkt er op het eerste gezicht op dat daardoor welbepaalde types van transformatoren op vrij zekere en directe wijze niet zouden kunnen worden gebruikt in Vlaanderen en dus dat in theorie de verhandeling ervan significant kan worden beïnvloed. Rekening houdende met de context en de herkomst van deze bepaling m.bt. pcb's(...) - een bepaling die overigens in identieke versie als milieuvoorwaarden van een ingedeelde inrichting bestaat in titel II van het Vlarem en nu enkel transfereert naar milieuvoorwaarden van een niet ingedeelde inrichting -, is het voornoemd reëel effect van deze normering op de productkenmerken en de verhandeling ervan evenwel nagenoeg onbestaande.

Het Koninklijk Besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die PCB's en PCT's bevatten, verbiedt reeds het op de markt brengen van PCB's en van apparaten die PCB's bevatten.

In de Slotverklaring van de derde Internationale Conferentie over de Bescherming van de Noordzee van 8 maart 1990 en in de beslissingen van de vergadering van de Commissies Oslo en Parijs ter voorkoming van de verontreiniging van de Noordzee van 21 september 1992 (Parcom 92/3) verbond België er zich toe om ten laatste tegen eind 1999 alle identificeerbare PCB's uit te bannen en te vernietigen.

Op 23 oktober 1995 en op 2 juli 1996 heeft België op EU-niveau de verbintenis herhaald om ten laatste op 31 december 1999 PCB's en gebruikte PCB's te verwijderen en apparaten die PCB's bevatten te reinigen en/of te verwijderen. Deze richtlijn bepaalt onder meer dat alle apparaten die volgens de bepalingen van de richtlijn moeten worden geïnventariseerd, ten laatste op 31 december 2010 moeten worden gereinigd en/of verwijderd.

De Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 25 november 1997 besliste om 31 december 2005 als einddatum voor de reiniging en/of verwijdering van PCB-houdende apparaten op te leggen voor de drie gewesten.

Om een vernietigingsbeleid te kunnen voeren, dient men over de nodige wetgeving te beschikken. Daarom werd de Europese richtlijn 96/59/EG omgezet in Vlaamse wetgeving. Dit gebeurde deels via een wijziging van Vlarem II (BVR van 24 maart 1998; BS 30 april 1998) en deels via het Vlarea (BVR van 17 december 1997; BS 16 april 1998) en het PCB-besluit (BVR van 17 maart 2000). De wettelijke verplichtingen zijn vermeld in het Vlarema en, op Europees niveau, in de EG Verordening 1021 over Persistente organische Polluenten (POP's), die van toepassing werd op 15 juli 2019.

Alle apparaten en onderdelen van toestellen die meer dan één liter PCB's bevatten, moeten aan de OVAM gemeld worden om op te nemen in een inventaris. Alle apparaten en onderdelen van toestellen die minder dan één liter PCB's bevatten, moeten worden verwijderd op het einde van hun gebruiksduur. Deze apparaten moeten niet aan de OVAM gemeld worden. In de inventaris die de OVAM bijhoudt voor het Vlaamse Gewest zijn 20.175 PCB-houdende toestellen opgenomen die meer dan 500 ppm PCB's bevatten. Momenteel is daarvan 99,80 % afgevoerd voor verwerking. De toestellen die nog niet verwijderd zijn, behoren meestal tot bedrijven die betrokken zijn in een juridisch geschil.

Deze toestellen worden door Milieu-inspectie opgevolgd. Daarnaast zijn er ook nog 73 toestellen opgenomen in de inventaris waarvan het PCB-gehalte in de vloeistof minder dan 500 ppm bedraagt. Deze toestellen mogen in gebruik blijven tot het einde van hun levensduur en moeten pas dan worden afgevoerd voor verwerking als PCB-houdend toestel.(...) Het moge daarom zonder meer duidelijk zijn dat in werkelijkheid de kans dat er nog transformatoren met pcb's op de interne markt worden verhandeld bijzonder klein is in het licht van de massieve uitdoving van gebruik van PCB's in lijn met internationale verbintenissen." 6.2. De Raad van State kan zich niet aansluiten bij deze zienswijze.

Artikel 1, lid 1, f), eerste alinea, van voornoemde richtlijn omschrijft een technisch voorschrift als "een technische specificatie of andere eis of een regel betreffende diensten, met inbegrip van de erop toepasselijke bestuursrechtelijke bepalingen die de jure of de facto moeten worden nageleefd voor de verhandeling, de dienstverrichting, de vestiging van een verrichter van diensten of het gebruik in een lidstaat of in een groot deel van een lidstaat (...)".

De bij artikel 45 ontworpen bepalingen leggen vereisten op waaraan industrieel vervaardigde producten, zoals transformatoren, batterijen en motoren, moeten voldoen om te mogen worden gebruikt. De ontworpen gebruiksregels zijn algemeen en zijn niet afhankelijk van de klasse van de ingedeelde inrichting. In dit verband kan er overigens op gewezen worden dat het ontworpen artikel 6.13.1.1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 `houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne'(VLAREM II) de betrokken apparaten zelf definieert als `inrichting', waardoor deze apparaten overeenkomstig het ontworpen artikel 6.13.1.3 van hetzelfde besluit moeten worden uitgevoerd volgens een code van goede praktijk, die een weerslag kan hebben op de verhandeling en de gebruiksmogelijkheden ervan. Dezelfde opmerking geldt ten aanzien van het ontworpen artikel 6.13.1.4, waarin geluidsvoorschriften worden vastgesteld voor de betrokken `inrichtingen'. 7. Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van vervullen van de voornoemde vormvereisten nog wijzigingen zou ondergaan,9 moeten de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, alsnog aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd. ONDERZOEK VAN DE TEKST ALGEMENE OPMERKING 8.1. In de artikelen 28 en 45 van het ontwerp wordt verwezen naar technische normen.

In het verleden heeft de Raad van State al herhaaldelijk gewezen op het probleem dat technische normen waarnaar wordt verwezen in wet- en regelgeving, niet in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, dat ze niet in het Nederlands en in het Frans zijn gesteld of vertaald en dat ze in de regel enkel beschikbaar zouden zijn tegen een bepaalde vergoeding. Het knelpunt van de ontbrekende bekendmaking van technische normen waarnaar in Belgische rechtsregels wordt verwezen, zou op een horizontale manier moeten worden onderzocht en opgelost.

Mochten er voor het oplossen hiervan bijzondere redenen zijn om bij (bijzondere) wet af te wijken van de gebruikelijke bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, dan zal erop moeten worden toegezien dat deze bekendmaking beantwoordt aan de essentiële randvoorwaarden op het gebied van toegankelijkheid en kenbaarheid van een officiële bekendmaking. Essentieel hierbij is de beschikbaarheid van een Nederlandse versie van de betrokken normen. Daarnaast mag, indien voor het consulteren van de voornoemde normen een vergoeding wordt gevraagd, het bedrag ervan de toegankelijkheid van die normen niet op onevenredige wijze belemmeren.

Aan de gemachtigde werd gevraagd in welke mate met de in het ontwerp voorkomende verwijzingen naar technische normen wordt voldaan aan de voornoemde essentiële randvoorwaarden op het gebied van toegankelijkheid en kenbaarheid van een officiële bekendmaking. De gemachtigde beantwoordde deze vraag als volgt: "In artikel 28 van het voorontwerp van besluit wordt verwezen naar de Belgische normen NBN EN 13501-1 (Brandclassificatie van bouwproducten en bouwelementen - Deel 1: Classificatie op basis van gegevens van reactie op brandtests) en NBN S 21-203 (Brandbeveiliging in de gebouwen - Reactie bij brand van de materialen - Hoge en middelhoge gebouwen). In artikel 45 van het voorontwerp van besluit wordt verwezen naar de Belgische norm NBN EN 62485-3 (Veiligheidseisen voor oplaadbare batterijen en batterij-installaties, deel 3: tractiebatterijen). De normen NBN EN 13501-1 en NBN EN 62485-3 zijn beschikbaar in het Frans, Engels en Duits en de norm NBN S 21-203 is beschikbaar in het Nederlands en Frans.

Deze normen zijn net zoals andere vergelijkbare Belgische normen niet gratis beschikbaar. Deze normen kunnen o.m. aangekocht worden via het NBN, het Bureau voor Normalisatie (https://www.nbn.be/nl), verantwoordelijk voor het ontwikkelen en verkopen van normen in België.

Deze problematiek kan best horizontaal en op het federale niveau worden behandeld. Het is immers onmogelijk en onwenselijk om het geheel van sectorale regelgeving die gebruikmaakt van normen ad hoc maatregelen te nemen om tegemoet te komen aan deze opmerking van de Raad van State.

Voorschriften C2/112 Synergrid : De voorschriften zijn vrij toegankelijk, gratis en in het Nederlands raadpleegbaar via o.a. de website van Synergrid. (Technische voorschriften Elektriciteit (synergrid.be)) Deze link wordt ook expliciet vermeld in het Verslag aan de Vlaamse Regering dat op zijn beurt gepubliceerd zal worden." 8.2. Rekening houdend met het antwoord van de gemachtigde blijft de vaststelling dat, zolang er geen wettelijke, op een horizontale wijze uitgewerkte regeling voorhanden is inzake de bekendmaking van technische normen waarnaar in Belgische rechtsregels wordt verwezen, een mogelijk probleem blijft bestaan op het vlak van de tegenstelbaarheid van normen die niet overeenkomstig artikel 190 van de Grondwet zijn bekendgemaakt. Deze vaststelling laat bovendien het bezwaar overeind dat een verwijzing naar technische normen in voorkomend geval tot rechtsonzekerheid kan leiden voor zover wordt verwezen naar normen op een manier die niet toelaat om er op een voldoende duidelijke wijze uit af te leiden naar welke specifieke versie van de normen de regelgever heeft willen verwijzen.

BIJZONDERE OPMERKINGEN Artikelen 18 tot 21 9. In antwoord op een vraag tot verduidelijking omtrent de inrichtingen waarop de ontworpen bepalingen toepasselijk zijn, verklaarde de gemachtigde het volgende: "[D]it zal aangepast worden als volgt: `Art.5.12.0.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de inrichtingen bedoeld in rubriek 12 van de indelingslijst.

De elektrische installaties en toestellen in de inrichting beantwoorden aan de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).'" Met dit voorstel kan worden ingestemd.

Artikel 45 10. Het ontworpen artikel 6.13.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 `houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne' bepaalt dat de elektrische installaties en toestellen in de inrichting moeten beantwoorden aan de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).

Aangezien de naleving van de voorschriften van de codex over het welzijn op het werk en het AREI voortvloeit uit deze regelingen zelf en het niet aan de Vlaamse Regering toekomt om het toepassingsgebied van deze regelingen te verruimen, moet de ontworpen bepaling uit het ontwerp worden weggelaten.

Artikel 50, 2° 11. Luidens artikel 16.4.27, derde lid, DABM bepaalt de Vlaamse Regering, binnen de grenzen van artikel 16.1.2, 1°, ervan de lijst van de milieu-inbreuken. Die lijst moet een omschrijving bevatten van de juridische basis en van de concrete wettelijke verplichting. In artikel 16.1.2, 1°, DABM wordt een milieu-inbreuk omschreven als een gedraging, in strijd met een milieuvoorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van de titel XVI en worden de kenmerken van een milieu-inbreuk vermeld.

Om verduidelijking gevraagd met betrekking tot de precieze aard van de betrokken milieu-inbreuk, antwoordde de gemachtigde: "het gaat (...) om twee verschillende milieu-inbreuken: 1) De exploitant moet het aanstellingsdossier van de milieucoördinator op de exploitatiezetel ter beschikking houden van de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten en de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving.De exploitant pleegt een milieu-inbreuk als hij het aanstellingsdossier niet ter beschikking houdt op de exploitatiezetel, 2) Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in artikel 4.1.9.1.2 van VLAREM II bedoelde voorwaarden of als de milieucoördinator de taken, vermeld in VLAREM II, niet naar behoren uitvoert, kan de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten van het Departement Omgeving eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt. De exploitant pleegt een milieu-inbreuk als hij niet binnen deze termijn een andere milieucoördinator aanstelt." Rekening houdend met deze verklaring moeten, om aan te sluiten bij de reeds bestaande regelgeving, de bij artikel 50, 2°, ontworpen milieu-inbreuken worden opgesplitst.10 Artikel 69 12. De gemachtigde verklaarde dat artikel 69 van het ontwerp bij de Europese Commissie zal worden aangemeld overeenkomstig de dienstenrichtlijn.11 13. Artikel 69, 2°, van het ontwerp delegeert aan de Vlaamse minister bevoegd voor de omgeving en het waterbeleid (hierna: de minister) de bevoegdheid om "nadere regels" vast te leggen met betrekking tot de invulling van de betrokken informatieplicht.Op grond van dezelfde delegatie kan de minister de informatieplicht ook "uitbreiden of actualiseren".

Zoals de Raad van State, afdeling Wetgeving, in het verleden reeds meermaals heeft opgemerkt, kan het toekennen van een verordenende bevoegdheid door de Vlaamse Regering aan een van haar leden, enkel toelaatbaar worden geacht in zoverre die delegatie slechts regels van bijkomstige aard of van beperkt belang betreft.

De ontworpen delegatie met betrekking tot de informatieplicht is te ruim. De aan de minister verleende beoordelingsruimte raakt immers de draagwijdte van de informatieplicht zelf en de verleende delegatie is dan ook niet beperkt tot regels van bijkomstige aard of van beperkt belang.

Artikel 77 14. De gemachtigde heeft meegedeeld dat "er nog een aanvulling in het opschrift (zonder juridische waarde) van bijlage 19 van het VLAREL ontbreekt" en dat het opschrift als volgt zou moeten luiden: "Bijlage 19.Identificatiegegevens als vermeld in artikel 27, § 2, 1°, a), artikel 32, artikel 56/1, § 1, en artikel 58/3, § 1".

Met deze tekstcorrectie kan worden ingestemd.

De griffier, Annemie GOOSSENS De voorzitter, Jeroen VAN NIEUWENHOVE _______ Nota's (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege wordt verlengd met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. 1 Vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof: zie inzonderheid GwH 18 maart 2010, nr. 29/2010, B.16.1; GwH 20 februari 2020, nr. 27/2020, B.17. 2 Adv.RvS 68.936/AV van 7 april 2021 over een voorontwerp dat heeft geleid tot de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten `betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie', Parl.St.

Kamer 2020-21, nr. 55-1951/001, 119. 3 Zie onder meer adv.RvS 66.344/3 van 11 juli 2019 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 3 november 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik', opmerking 5; adv.RvS 67.906/1/V van 16 september 2020 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 oktober 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten4 `betreffende steun aan hotels en aparthotels in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19', opmerking 3.6; adv.RvS 68.030/3 van 14 oktober 2020 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 `houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer', opmerking 3.3; adv.RvS 68.145/3 van 10 november 2020 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten6 `tot vaststelling van de verordening voor het verkeer van havenvoertuigen in de haven van Antwerpen', opmerking 5.5.2. 4 Adv.RvS 69.519/1 van 6 juli 2021 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten5 `betreffende de toekenningsvoorwaarden voor de Brussel'Air premie in ruil voor de schrapping van de nummerplaat van een voertuig', opmerking 4. 5 Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2648/001, 103-132. 6 Zie immers artikel 51, lid 1, AVG. 7 Ibid., 115 (opmerking 7.1). 8 Ibid., 106-115 (opmerkingen 1 tot 6) en 117 (opmerking 3). 9 Namelijk andere wijzigingen dan diegene waarvan in dit advies melding wordt gemaakt of wijzigingen die ertoe strekken tegemoet te komen aan hetgeen in dit advies wordt opgemerkt. 10 Zie ook de ontworpen bijlage bij artikel 51. 11 Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 `betreffende diensten op de interne markt'.

24 JUNI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging, artikel 1 en 4; - de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, artikel 3, gewijzigd bij de wet van 21 december 1998 en het decreet van 30 november 2018; - de wet van 18 juli 1973Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1973 pub. 25/06/2013 numac 2013000403 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bestrijding van de geluidshinder sluiten betreffende de bestrijding van de geluidshinder, artikel 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 21 december 1998; - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 3.2.1, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten3, artikel 3.2.2, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2011 en 25 april 2014, artikel 3.2.3, § 2, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 3.2.3, § 3, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten3, artikel 3.3.2, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.2.1, § 1, artikel 5.4.1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.4.3, § 1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.4.11, gewijzigd bij het decreet van 27 oktober 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/10/2017 pub. 27/11/2017 numac 2017014100 bron vlaamse overheid Decreet houdende omvorming van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed en het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie naar het beleidsdomein Omgeving en van de betrokken departementen naar het Departement Omgeving sluiten, artikel 5.4.12, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.4.14, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.6.2, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.6.3, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten, artikel 5.6.5, gewijzigd bij het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten1, artikel 15.2.4, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 04/02/2008 numac 2008035094 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 2, 17°, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 sluiten, artikel 15.3.12, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 04/02/2008 numac 2008035094 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 2, 17°, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 sluiten, artikel 16.1.2, 1°, f), ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2007 pub. 04/02/2008 numac 2008035094 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 2, 17°, van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 sluiten, artikel 16.4.27, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten0; - het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, artikel 36, 50, 67 en 108.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - Het voorontwerp van dit besluit van de Vlaamse Regering werd van 18 januari 2019 tot en met 18 februari 2019 gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving gedurende deze termijn kon elk persoon zijn opmerkingen meedelen. - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 16 april 2021. - De Minaraad, SALV en SERV hebben een gezamenlijk advies gegeven op 31 mei 2021. - De Minaraad heeft een bijkomend advies gegeven op 7 juni 2021. - De Vlaamse Toezichtscommissie heeft advies gegeven op 8 juni 2021. - De plan-m.e.r.-screening werd goedgekeurd door team MER op 17 augustus 2021 - De Raad van State heeft advies 69.955/1/V gegeven op 2 september 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. - Dit ontwerp werd op 16 februari 2022 meegedeeld aan de Europese Commissie, met toepassing van artikel 5 van richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van: 1° verordening (EG) nr.304/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van bedrijven en personeel op het gebied van stationaire brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevatten; 2° verordening (EG) nr.306/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van de certificering van personeel voor de terugwinning van bepaalde oplosmiddelen op basis van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur; 3° verordening (EG) nr.1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen; 4° verordening (EU) nr.517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen; 5° verordening (EU) nr.592/2014 van de Commissie van 3 juni 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 voor wat betreft het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof in stookinstallaties; 6° uitvoeringsverordening (EU) 2015/2066 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen die gefluoreerde broeikasgassen bevattende elektrische schakelinrichtingen installeren, servicen, onderhouden, repareren of buiten dienst stellen of gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit stationaire elektrische schakelinrichtingen; 7° uitvoeringsverordening (EU) 2015/2067 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning voor de certificering van natuurlijke personen betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en koeleenheden op koelwagens en koelaanhangwagens die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, en voor de certificering van bedrijven betreffende stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat; 8° verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM

Art. 2.In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de "Definities dieren/opslag mest (hoofdstuk 5.9 en 5.28)" wordt in de definitie "kinderboerderij" de datum "10 augustus 1998" telkens vervangen door de datum "8 juni 2018"; 2° in de definities "KOELINSTALLATIES" wordt het opschrift "KOELINSTALLATIES" vervangen door het opschrift "DEFINITIES KOELINSTALLATIES EN WARMTEPOMPEN";3° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "koelmiddel" tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "wordt gebruikt voor warmtetransport" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;4° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "nominale koelmiddelinhoud" tussen de woorden "de koelinstallatie" en de woorden "is verbonden" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;5° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "relatief lekverlies" tussen de woorden "de koelinstallatie" en de zinsnede "(kg)" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;6° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "bevoegde koeltechnicus" tussen de woorden "aan koelinstallaties" en de woorden "op een verantwoorde manier uit te voeren" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd;7° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "bevoegde koeltechnicus" tussen de woorden "aan de koelinstallatie" en het woord "uitvoert" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;8° in de definities "KOELINSTALLATIES" worden in de definitie "bevoegde koeltechnicus" tussen de woorden "aan koelinstallaties" en de woorden "met gefluoreerde broeikasgassen" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd; 9° in de "DEFINITIES GEVAARLIJKE PRODUCTEN EN BRANDBARE VLOEISTOFFEN (Hoofdstukken 4.1, 5.17, en 6.5 en afdelingen 5.6.2 en 5.6.3)", "ALGEMENE DEFINITIES" wordt aan de tweede alinea van de definitie "opslagplaats" een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt: "e) de vaste houders (onder andere bladdertanks) voor de opslag van blus- of schuimmiddelen, aangesloten op een blus- of sprinklerinstallatie;"; 10° aan de "DEFINITIES OPPERVLAKTEWATER- EN GRONDWATERBESCHERMING (INTEGRAAL WATERBELEID) (Hoofdstukken 2.3., 4.2., 5.3 en 6.2 (oppervlaktewater) en 2.4., 4.3., 5.52., 5.53., 5.54., 5.55 en 6.9 (grondwater)", "ALGEMEEN" worden de volgende definities toegevoegd: "- "verlaging van het grondwaterpeil bij een bemaling": minimale verlaging van het grondwaterpeil om de beoogde werkzaamheden te kunnen uitvoeren, vastgelegd op 0,5 meter onder het beoogde uitgravingspeil van de bouwput of -sleuf; - "aantoonbaarheidsgrens": het uitgangssignaal of de concentratie waarboven met een vermeld betrouwbaarheidsniveau kan worden gesteld dat een monster verschilt van een blanco monster dat geen relevante te bepalen grootheid bevat; - "bepalingsgrens": een vermeld veelvoud van de aantoonbaarheidsgrens bij een concentratie van de te bepalen grootheid die redelijkerwijs met een aanvaardbaar nauwkeurigheids- en precisieniveau kan worden bepaald. De bepalingsgrens kan met behulp van een geschikte standaard of een geschikt monster worden berekend en kan vanaf het laagste kalibratiepunt op de kalibratiecurve, met uitzondering van de blanco, worden verkregen; - "rapportagegrens": de waarde beneden welke een component als niet kwantificeerbaar ('<') wordt gerapporteerd, deze bedraagt minimaal de bepalingsgrens; - "referentiemeetmethode": methode die voor de bepaling van een bepaalde parameter toegepast moet worden. Deze methode wordt beschreven in het compendium voor analyse van water (WAC), tenzij anders vermeld. Het compendium is een bundel met methoden voor het nemen van monsters en het uitvoeren van metingen en analyses, die Europese (EN), internationale (ISO) of andere genormeerde methoden of methoden die door het referentielaboratorium van het Vlaamse Gewest werden gevalideerd in opdracht van de Vlaamse overheid, omvatten, in voorkomend geval met inbegrip van de validatie- en kwaliteitseisen voor die methoden. Het compendium wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en de inhoudstabel van het WAC wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad."; 11° in de "DEFINITIES OPPERVLAKTEWATER- EN GRONDWATERBESCHERMING (INTEGRAAL WATERBELEID) (Hoofdstukken 2.3., 4.2., 5.3 en 6.2 (oppervlaktewater) en 2.4., 4.3., 5.52., 5.53., 5.54., 5.55 en 6.9 (grondwater)", "AFVALWATERCONTROLES" worden volgende definities opgeheven: - Aantoonbaarheidsgrens; - Bepalingsgrens; - Rapportagegrens; - Referentiemeetmethode".

Art. 3.In artikel 1.4.3.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten9, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het vijfde lid wordt de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12"; 2° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, kan de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, raadplegen.".

Art. 4.In artikel 1.4.5.2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zinsnede "artikel 37, § 2 en § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 2, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12"; 2° in paragraaf 2 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De provinciale omgevingsvergunningscommissie kan het advies inwinnen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning."; 3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12"; 4° aan paragraaf 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De bevoegde dienst van de gemeente kan het advies inwinnen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning.".

Art. 5.In artikel 1.4.5.3.1, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "artikel 37, § 2, en § 4 tot en met § 16" vervangen door de zinsnede "artikel 37, § 2, § 4 tot en met § 7, § 9 en § 12"; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De bevoegde omgevingsvergunningscommissie kan het advies inwinnen van de adviesinstanties, vermeld in artikel 37, § 8, § 10, § 11, § 13, § 14, § 15 en § 16, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning.".

Art. 6.In artikel 4.1.9.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 en 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, tweede lid, 1°, wordt de zin "In dat geval wordt de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, door de exploitant met een aangetekende brief onmiddellijk op de hoogte gebracht van de aanstelling van de erkende milieucoördinator;" opgeheven; 2° paragraaf 7 wordt opgeheven.

Art. 7.In artikel 4.1.9.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving."; 2° in paragraaf 3 wordt de zin "De kennisgeving van de aanstelling van een milieucoördinator-werknemer aan de bevoegde overheid, vermeld in paragraaf 2, gebeurt door middel van een aanstellingsdossier dat op de exploitatiezetel ter beschikking wordt gehouden van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving." opgeheven; 3° in paragraaf 3 wordt het woord "werknemer" vervangen door het woord "milieucoördinator".

Art. 8.In artikel 4.1.9.2.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten0, wordt de zinsnede "samenwerkingsakkoord van 30 maart 1995 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van verordening (EG) nr. 1836/93 van 29 juni 1993 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en Milieu-auditsysteem" vervangen door de zinsnede "het samenwerkingsakkoord van 12 mei 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten8 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest betreffende de uitvoering van de verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuaudit systeem (EMAS), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 761/2001 en van de beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie".

Art. 9.In artikel 4.1.9.2.4, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 1996, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten6 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "inrichtingen" telkens vervangen door de woorden "inrichtingen of activiteiten";2° in het eerste lid, 2°, wordt het woord "rubriek" vervangen door het woord "indelingsrubriek";3° in het tweede lid wordt het woord "Inrichtingen" vervangen door de woorden "Ingedeelde inrichtingen of activiteiten".

Art. 10.In artikel 4.5.1.1, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten9, wordt de zinsnede "en 4.5.4" vervangen door de zinsnede ", 4.5.4 en 4.5.5".

Art. 11.In deel 4, hoofdstuk 4.5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, wordt in het opschrift van afdeling 4.5.7 de zinsnede "16.3.1" vervangen door de zinsnede "16.3.2 van de indelingslijst".

Art. 12.In artikel 4.5.7.0.1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, wordt de zinsnede "16.3.1" vervangen door de zinsnede "16.3.2 van de indelingslijst".

Art. 13.In artikel 5.2.1.7, § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het derde en het vierde lid worden vervangen door wat volgt: "Voor de lozing van verontreinigd hemelwater dat afkomstig is van de inrichtingen, vermeld in het tweede lid, waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van meer dan 4000 ton betreft, zijn, behalve als dat anders is bepaald in de vergunning, de sectorale normen, vermeld in bijlage 5.3.2, 48°, van toepassing. De opslagcapaciteit van de inrichting wordt bepaald overeenkomstig de vergunning en bij ontstentenis overeenkomstig het goedgekeurde werkplan.

Voor de lozing van verontreinigd hemelwater dat afkomstig is van de inrichtingen, vermeld in het tweede lid, waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van 4000 ton of minder betreft, moet er voldaan worden aan de nodige preventieve maatregelen. 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voor ingedeelde inrichtingen of activiteiten die voor 26 september 2022 vergund zijn, gelden de verplichtingen, vermeld in het tweede lid, vanaf 26 september 2023.".

Art. 14.Aan artikel 5.2.2.1.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt een paragraaf 7 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 7. In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit kan een afwijking worden toegestaan van artikel 5.2.1.2, § 1, voor het toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde op de afvoer van afvalstoffen buiten de reguliere openingsuren van het park. De exploitant maakt in dat geval de volgende richtlijnen over aan de inzamelaars, makelaars of handelaars die verantwoordelijk zijn voor de afvoer: 1° de richtlijnen over het beperken van lawaaihinder bij de manipulatie van de containers; 2° de richtlijnen over het ontoegankelijk maken van het recyclagepark voor particulieren op het moment dat de inzamelaars, makelaars of handelaars aanwezig zijn op het terrein.".

Art. 15.In artikel 5.3.2.4, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten0 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7, wordt tussen de zinsnede "vermeld in paragraaf 1," en de zinsnede "als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:" de zinsnede "zo nodig in combinatie met emissiegrenswaarden uitgedrukt in de vorm van vrachten," ingevoegd.

Art. 16.In artikel 5.9.1.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de indeling " § 1" wordt opgeheven; 2° tussen de woorden "de subrubrieken" en de zinsnede "9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7, 9.8 en 9.9" wordt de zinsnede "9.1, 9.2," ingevoegd.

Art. 17.Aan artikel 5.9.11.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt de volgende zin toegevoegd: "In afwijking van artikel 5.9.11.2 dient niet voldaan te worden aan de bepalingen vermeld in artikel 5.28.3.5.1.".

Art. 18.Artikel 5.12.0.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.12.0.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de inrichtingen bedoeld in rubriek 12 van de indelingslijst.

De elektrische installaties en toestellen in de inrichting beantwoorden aan de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).".

Art. 19.In artikel 5.12.0.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het opschrift worden de woorden "en shuntreactoren" toegevoegd;2° in paragraaf 1 wordt het woord "dienen" vervangen door het woord "worden";3° in paragraaf 1 worden tussen de woorden "tot de transformatoren" en de woorden "de volgende voorschriften" de woorden "en shuntreactoren" ingevoegd;4° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "de transformator is" vervangen door de woorden "de transformatoren en shuntreactoren zijn";5° in paragraaf 1 wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° de bouwelementen van het lokaal waarin de transformator is geplaatst, voldoen aan al de volgende eisen: a) de wanden hebben een brandwerendheid van EI 60, behalve de scheidingswanden die aan de buitenlucht grenzen, de vloeren en de plafonds of daken; b) de binnendeuren en vensters hebben een brandwerendheid van EI1 30 en zijn voorzien van een automatisch sluitingsmechanisme waarbij ze niet geblokkeerd mogen worden in open stand."; 6° in paragraaf 1, 4°, worden de woorden "dient inzonderheid" vervangen door het woord "wordt" en wordt het woord "transformator" vervangen door de woorden "transformatoren en shuntreactoren"; 7° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De verplichting, vermeld in het eerste lid, 3°, is niet van toepassing op transformatoren die in de openlucht of in gesloten metalen kasten opgesteld zijn."; 8° in paragraaf 2 wordt de bepaling "1° de transformatoren worden uitsluitend in open lucht of in een daartoe bestemd brandvrij lokaal opgesteld;in dit lokaal mogen geen transformatoren die geen pcb's of pct's bevatten worden opgesteld, tenzij een brandweerstandbiedende scheiding tussen de verschillende transformatoren van tenminste een half uur (Rf1/2h) is voorzien; op de buitenwand van de toegangsdeur(en) tot voormeld lokaal en binnen dit lokaal zelf wordt met letters van ten minste 8 cm hoogte duidelijk leesbaar de volgende tekst aangebracht: "Opgelet: PCB's-houdende transfo"; voormelde tekst mag worden vervangen door de reglementaire pictogrammen, die ter zake gelden; voormeld lokaal wordt verlucht via een verluchtingsrooster met een brandweerstand van ten minste één uur (Rf1h); in de gesloten elektriciteitslokalen mogen alternatieve maatregelen worden getroffen op voorwaarde dat deze aan het eerste lid gelijkwaardige veiligheidswaarborgen bieden;" vervangen door de bepaling"1° de transformatoren worden uitsluitend opgesteld in de openlucht of in een brandvrij lokaal dat daarvoor bestemd is. In dat lokaal worden geen transformatoren opgesteld die geen pcb's of pct's bevatten, tenzij in een brandweerstandbiedende scheiding tussen de verschillende transformatoren met een brandwerendheid EI1 30 is voorzien. Op de buitenwand van de toegangsdeur(en) tot het voormelde lokaal en in dat lokaal zelf wordt met letters van ten minste acht centimeter hoogte duidelijk leesbaar de volgende tekst aangebracht: "Opgelet: pcb-houdende transfo". De voormelde tekst mag worden vervangen door de reglementaire pictogrammen, die ter zake gelden. Het voormelde lokaal wordt verlucht via een verluchtingsrooster met een brandwerendheid EI60. In de gesloten elektriciteitslokalen mogen alternatieve maatregelen worden getroffen op voorwaarde dat die gelijkwaardige veiligheidswaarborgen bieden;"; 9° in paragraaf 2, 4°, wordt het woord "bij" vervangen door de woorden "door een".

Art. 20.Artikel 5.12.0.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 21.Artikel 5.12.0.4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "Art. 5.12.0.4. De lokalen waarin de vast opgestelde transformatoren zijn ondergebracht, worden alleen verwarmd met toestellen waarvan de plaatsing en het gebruik voldoende waarborgen bieden om elk brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen.

Draagbare en mobiele blustoestellen zijn aanwezig naar rato van minimaal één bluseenheid per 150 m2, met minstens twee bluseenheden per constructieniveau. Ten minste de helft van de mobiele blustoestellen heeft een capaciteit van 1 of 1,5 bluseenheid.

De vluchtdeuren van de lokalen, vermeld in het eerste lid, draaien open naar buiten en de doorgangen zijn van elke hindernis vrijgehouden.

In de lokalen, vermeld in het eerste lid, gelden de volgende verplichtingen: 1° met behoud van de toepassing van de bepalingen uit het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en de codex over het welzijn op het werk mogen werkzaamheden met gereedschappen die vonken, gensters, een blanke vlam of een hittepunt met een temperatuur van boven de 400 ° C opwekken, alleen uitgevoerd worden met een vuurvergunning.Een vuurvergunning is een voorafgaandelijk geschreven machtiging die de werkgever of zijn aangestelde verleent, waarin alle afspraken en voorwaarden opgenomen zijn om een bepaald werk veilig uit te voeren; 2° het is verboden te roken.Dat rookverbod wordt in goed leesbare letters of met reglementaire pictogrammen op de buitenkant van de toegangsdeuren en in de lokalen aangeplakt; 3° de schoorstenen en lozingskanalen van de opgezogen dampen en nevels zijn opgetrokken uit materialen die ingedeeld zijn in brandklasse A1.".

Art. 22.In artikel 5.16.3.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten5 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het opschrift "Koelinstallaties" wordt vervangen door het opschrift "Koelinstallaties en warmtepompen";2° in paragraaf 1 worden tussen de woorden "van koelinstallaties" en de woorden "is verboden" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd;3° in paragraaf 1bis wordt het woord "koelinstallaties" telkens vervangen door de woorden "koelinstallaties of warmtepompen";4° in paragraaf 2 wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt: "De bouw en opstelling van koelinstallaties en warmtepompen:";5° in paragraaf 2, 4°, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en de zinsnede ", moeten gebeuren" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;6° in paragraaf 3, eerste lid, 1°, worden tussen de woorden "met koelinstallaties" en de woorden "en waarbij" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;7° in paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt tussen de woorden "de koelinstallaties" en de woorden "en toebehoren" de zinsnede ", de warmtepompen" ingevoegd;8° in paragraaf 5 wordt het woord "koelinstallaties" telkens vervangen door de woorden "koelinstallaties of warmtepompen";9° in paragraaf 6, eerste lid, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en het woord "berekend" de woorden "of warmtepomp" ingevoegd;10° in paragraaf 6, derde lid, worden tussen de woorden "de koelinstallatie" en het woord "goedkeuren" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;11° in paragraaf 6, vierde lid, worden tussen de woorden "aan koelinstallaties" en de woorden "met een nominale koelmiddelinhoud" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;12° in paragraaf 8, 1°, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "op een goed toegankelijke plaats" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;13° in paragraaf 8, 2°, worden tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "moet een installatiegebonden logboek" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;14° in paragraaf 8, 2°, worden de woorden "in de nabijheid van de koelinstallatie bevindt" vervangen door de woorden "in de nabijheid van de installatie bevindt";15° in paragraaf 8, 2°, a), b), c), d) en e), wordt het woord "koelinstallatie" vervangen door het woord "installatie".

Art. 23.In artikel 5.16.3.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten6 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 en 18 maart 2016, wordt het opschrift vervangen door wat volgt: "Installaties voor het fysisch behandelen van gassen andere dan luchtcompressoren, koelinstallaties en warmtepompen".

Art. 24.In artikel 5.17.1.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten5, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De exploitant van een inrichting die in klasse 1 is ingedeeld, houdt een register of een alternatieve informatiedrager bij waarin, per gevarenpictogram, ten minste de aard of gevarencategorie en hoeveelheden van de opgeslagen gevaarlijke producten worden vermeld.".

Art. 25.Artikel 5.17.4.1.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 26.In artikel 5.28.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt de zinsnede "met uitzondering van de opslagplaatsen van dierlijke mest die zijn gehecht aan een inrichting als bedoeld in de subrubrieken 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7 en 9.8 van de indelingslijst" opgeheven.

Art. 27.In artikel 5.32.7.1.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, 1°, 2°, 3°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, b), 4° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.2°, c)"; 2° in het tweede lid, 4°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, b), 3° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.2°, b)"; 3° in het tweede lid, 5°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, a), 2° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.1°, c)" en wordt de zinsnede "32.7, a), 3° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.1°, b)"; 4° in het tweede lid, 6°, wordt de zinsnede "rubriek 32.7, b), 2° " vervangen door de zinsnede "rubriek 32.7.2°, a)".

Art. 28.In artikel 5.38.0.2, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten3, wordt de zinsnede "zelfdovend zijn (NBN S21 - 203 categorie AO)" vervangen door de zinsnede "minimaal behoren tot de brandklasse A1, getest conform NBN EN 13501-1 ofwel brandklasse A0, getest conform NBN S 21-203, voor lokalen die gebouwd zijn voor 1 december 2016".

Art. 29.In artikel 5.53.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten4, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 30.In artikel 5.53.3.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten4 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt de zin "De meetinrichtingen voor de in artikel 4.2.3.2, § 1, van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 bedoelde debietsmeting worden geplaatst voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater." vervangen door de zin "De grondwaterwinning, tenzij deze enkel wordt geëxploiteerd via een hand-, voet- of neuspomp, wordt uitgerust met een meetinrichting, die geplaatst wordt voor het eerste aftappunt van het gewonnen grondwater.".

Art. 31.In artikel 5.53.3.3, § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten4 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 en 7 juni 2013, wordt de zinsnede ", per fax of" vervangen door de woorden "of via".

Art. 32.In artikel 5.53.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten0, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "vergunningsplichtige" wordt vervangen door de woorden "vergunnings- en meldingsplichtige";2° tussen het woord "grondwaterwinning" en de zinsnede ", zodat haar toezichthouders" worden de woorden "en de bijbehorende peilputten" ingevoegd.

Art. 33.In artikel 5.53.6.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten4 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Elke bemaling wordt gedimensioneerd en geëxploiteerd conform een code van goede praktijk.

Het onttrokken volume bemalingswater wordt maximaal beperkt en maximaal opnieuw in de grond gebracht door gebruik van de beste beschikbare technieken. Daarvoor kunnen retourputten, infiltratieputten, infiltratiebekkens of infiltratiegrachten worden gebruikt. Het terug in de grond brengen van het bemalingswater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken.

Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag het gedeelte van het bemalingswater, dat niet terug in de grond gebracht wordt, nuttig gebruikt worden als de bemaling niet volledig of gedeeltelijk op een perceel ligt dat een risicogrond is als vermeld in artikel 2, 13° van het Bodem decreet van 27 oktober 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/10/2006 pub. 22/01/2007 numac 2006037062 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming type decreet prom. 27/10/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006204028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de beroepsprocedure in het onderwijs voor sociale promotie sluiten, of op een perceel waarvoor een decretaal bodemonderzoek is uitgevoerd conform het VLAREBO-besluit van 14 december 2007.

Tenzij voldaan wordt aan de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 13 december 2002 houdende reglementering inzake de kwaliteit en levering van water, bestemd voor menselijke consumptie brengt de exploitant aan elk aftappunt duidelijke signalisatie aan dat het water niet bestemd is voor menselijke consumptie.

De exploitant neemt bij het beschikbaar stellen van bemalingswater alle mogelijke maatregelen om bijkomende hinder te voorkomen. De aftappunten worden voorzien op veilig bereikbare plaatsen. Indien gebruik gemaakt wordt van een motorvoertuig voor het transport van bemalingswater, gebeurt het aftappen niet voor 7 uur en niet na 19 uur, en ook niet op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning. De uren waarop bemalingswater beschikbaar gesteld wordt, worden duidelijk geafficheerd bij het aftappunt.

Het bemalingswater dat niet terug in de grond gebracht of nuttig hergebruikt kan worden, wordt geloosd in oppervlaktewater, in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater of in het gedeelte van de gescheiden riolering dat bestemd is voor de afvoer van hemelwater.

Lozing op een openbare riolering is alleen toegestaan als het conform de beste beschikbare technieken niet mogelijk is om zich op een andere manier van dat water te ontdoen. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning mag niet geloosd worden in de openbare riolering als er zich binnen een afstand van 200 meter van de bemalingspomp een kunstmatige afvoer voor hemelwater of oppervlaktewater bevindt die via openbaar domein bereikbaar is. Volumes groter dan 10 m3 per uur mogen alleen geloosd worden in een openbare riolering die aangesloten is op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, mits de uitdrukkelijke toelating van de exploitant van deze installatie. De lozing van het bemalingswater mag geen wateroverlast voor derden veroorzaken."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit voldoet het bemalingswater dat terug in de ondergrond wordt ingebracht, aan: 1° de milieukwaliteitsnormen voor grondwater bedoeld in het eerste lid van artikel 2.4.1.1, § 2, met uitzondering van de normen voor geleidbaarheid, chloride en microbiologische parameters; 2° de richtwaarde voor grondwater zoals vastgelegd in bijlage II van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007 voor zover er voor de stof geen milieukwaliteitsnorm gedefinieerd is conform het eerste lid van artikel 2.4.1.1, § 2; 3° voor toxische, persistente of bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen, of andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid, bij ontstentenis van een waarde voor de stof zoals bepaald in punten 1° en 2° : de rapportagegrens voor grondwater volgens de referentiemeetmethode. Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag: 1° bemalingswater met een geleidbaarheid bij 20° C hoger dan 1600µS/cm enkel terug in de ondergrond gebracht worden als het ontvangende grondwater dezelfde of hogere geleidbaarheid heeft;2° bemalingswater met een chlorideconcentratie hoger dan 250mg/l enkel terug in de ondergrond gebracht worden als het ontvangende grondwater dezelfde of hogere chlorideconcentratie heeft. Voor bestaande ingedeelde inrichtingen of activiteiten geldt een nieuwe, strengere waarde zoals bedoeld in het eerste lid na twaalf maanden. Die termijn begint vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze nieuwe waarde.

In dit artikel wordt verstaan onder bestaande ingedeelde inrichtingen of activiteiten: de ingedeelde inrichtingen of activiteiten die zijn vergund of waarvan akte genomen is voor de inwerkingtreding van de nieuwe waarde."; 3° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5.Met behoud van de toepassing van artikel 5.53.3.1 worden debietmeters voorzien zodat per watervoerende laag het volume bemalingswater dat niet terug in de watervoerende laag gebracht kan worden, en het volume bemalingswater dat nuttig gebruikt wordt, bepaald kunnen worden.".

Art. 34.Aan artikel 5.53.6.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten4, wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 3. In afwijking van artikel 5.53.3.1 geldt de opgelegde verplichting om te voorzien in een meetinrichting, niet voor draineringen als vermeld in subrubriek 53.3 van de indelingslijst.".

Art. 35.In artikel 5.54.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten4, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 36.In artikel 5.55.1.3, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten0, wordt het woord "vergunningsplichtige" vervangen door de woorden "vergunnings- en meldingsplichtige".

Art. 37.In artikel 5.60.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten0, wordt de zin: "De bouwheer moet via een studie die uitgevoerd is door een bodemsaneringsdeskundige volgens de standaardprocedure, het bewijs leveren dat het gebruik van de bodemmaterialen als bodem geen bijkomende verontreiniging van het grondwater kan veroorzaken en dat mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen geen extra risico oplevert." vervangen door wat volgt: "Voor elke opvulling levert de bouwheer via een studie, die een bodemsaneringsdeskundige volgens de standaardprocedure uitgevoerd heeft, het bewijs van de volgende elementen: 1° het gebruik van de bodemmaterialen als bodem heeft geen negatieve effecten op het watersysteem en kan geen bijkomende verontreiniging van het grondwater veroorzaken; 2° mogelijke blootstelling aan de verontreinigde stoffen levert geen extra risico op.".

Art. 38.In artikel 6.5.5.3, § 1, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7, wordt het woord "ondubbelzinning" vervangen door het woord "ondubbelzinnig".

Art. 39.Aan het opschrift van afdeling 6.8.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, worden de woorden "en warmtepompen" toegevoegd.

Art. 40.In artikel 6.8.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, wordt het woord "koelinstallaties" telkens vervangen door de woorden "koelinstallaties of warmtepompen".

Art. 41.In artikel 6.8.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden tussen de woorden "vast opgestelde koelinstallaties" en de woorden "die gebruikmaken van" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd;2° aan het tweede lid worden de woorden "en warmtepompen" toegevoegd;3° in het derde lid worden tussen de woorden "van een koelinstallatie" en de zinsnede ", worden uitgevoerd" de woorden "of een warmtepomp" ingevoegd;4° in het vierde lid worden tussen de woorden "de koelinstallaties" en de zinsnede ", vermeld in dit artikel" de woorden "en warmtepompen" ingevoegd.

Art. 42.Aan artikel 6.9.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 november 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten8 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, 18 maart 2016 en 3 mei 2019, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De toezichthouder wordt minimaal twee dagen vóór de start van de werkzaamheden op de hoogte gebracht dat boringen in het kader van de aanleg van de grondwaterwinningen, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd.".

Art. 43.Aan artikel 6.9.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten5, wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5. De toezichthouder wordt minimaal twee dagen vóór de start van de werkzaamheden op de hoogte gebracht dat boringen in het kader van de aanleg van thermische energieopslag in boorgaten worden uitgevoerd of dat een of meer leidingen of putten bij die systemen worden gewijzigd of buiten dienst worden gesteld.".

Art. 44.Artikel 6.9.1.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt opgeheven.

Art. 45.In deel 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt hoofdstuk 6.13, dat bestaat uit artikel 6.13.1 tot en met 6.13.4, vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk 6.13. Niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit Afdeling 6.13.1. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 6.13.1.1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende inrichtingen: 1° verplaatsbare transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA of meer die opgesteld zijn op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw-, sloop- of wegenwerken;2° andere transformatoren dan de transformatoren, vermeld in punt 1°, met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1000 kVA; 3° vast opgestelde batterijen waarvan het product van de capaciteit, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; 4° vaste inrichtingen (laadpalen en dergelijke) met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW voor het laden van batterijen, al dan niet als onderdeel van een voertuig;5° vast opgestelde motoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven. Art. 6.13.1.2. De elektrische installaties en toestellen in de inrichting beantwoorden aan de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).

Art. 6.13.1.3. De inrichtingen, vermeld in artikel 6.13.1.1, zijn uitgevoerd volgens een code van goede praktijk.

Art. 6.13.1.4. De inrichtingen, vermeld in artikel 6.13.1.1, voldoen aan de bepalingen van afdeling 4.5.5.

Art. 6.13.1.5. Installaties die (technologische) warmte produceren in lokalen waar producten, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 conform de CLP-verordening, worden opgeslagen, mogen niet in direct contact staan met de opgeslagen producten en ook geen hogere oppervlaktetemperatuur dan 100 ° C bezitten. Afdeling 6.13.2. Transformatoren, vast opgestelde batterijen en vaste

inrichtingen voor het laden van batterijen Art. 6.13.2.1. Deze afdeling is van toepassing op de inrichtingen, vermeld in artikel 6.13.1.1, 1°, 2°, 3° en 4°.

Art. 6.13.2.2. § 1. Met behoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 9 juli 1986 tot reglementering van de stoffen en preparaten die polychloorbifenylen en polychloorterfenylen bevatten, beantwoorden de transformatoren aan al de volgende voorwaarden: 1° transformatoren die pcb's of pct's bevatten, zoals askareltransformatoren, zijn verboden;2° de transformatoren zijn beschermd tegen het binnendringen van regenwater of grondwater;3° de bouwelementen van het lokaal waarin de transformator is geplaatst, voldoen aan al de volgende eisen: a) de wanden hebben een brandwerendheid van EI 60, behalve de scheidingswanden die aan de buitenlucht grenzen, de vloeren en de plafonds of daken;b) de binnendeuren en vensters hebben een brandwerendheid van EI1 30 en zijn voorzien van een automatisch sluitingsmechanisme, waarbij ze niet geblokkeerd mogen worden in open stand;4° de nodige maatregelen zijn getroffen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen.Daarvoor wordt onder de transformator in een vloeistofdichte inkuiping voorzien die bij een lekkage de diëlektrische vloeistof opvangt. Bij een bestaande transformator wordt die inkuiping aangebracht bij een eerste vernieuwing, wijziging, vervanging of verplaatsing van de transformator.

De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, is niet van toepassing op transformatoren die in de openlucht of in gesloten metalen kasten opgesteld zijn. § 2. De voorwaarde, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, is niet van toepassing op pcb- of pct-bevattende transformatoren die conform artikel 5.2.8.5, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten1 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA) verder mogen worden gebruikt. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, worden voor de voormelde transformatoren die pcb's of pct's bevatten, de volgende voorwaarden nageleefd: 1° de transformatoren worden uitsluitend opgesteld in de openlucht of in een brandvrij lokaal dat daarvoor bestemd is.In dat lokaal worden geen transformatoren opgesteld die geen pcb's of pct's bevatten, tenzij in een brandweerstandbiedende scheiding tussen de verschillende transformatoren met een brandwerendheid EI1 30 is voorzien. Op de buitenwand van de toegangsdeur(en) tot het voormelde lokaal en in dat lokaal zelf wordt met letters van ten minste acht centimeter hoogte duidelijk leesbaar de volgende tekst aangebracht: "Opgelet: pcb-houdende transfo". De voormelde tekst mag worden vervangen door de reglementaire pictogrammen, die ter zake gelden. Het voormelde lokaal wordt verlucht via een verluchtingsrooster met een brandwerendheid van EI60. In de gesloten elektriciteitslokalen mogen alternatieve maatregelen worden getroffen op voorwaarde dat die gelijkwaardige veiligheidswaarborgen bieden; 2° de transformatoren worden regelmatig op lekken gecontroleerd. Eventuele lekken worden onmiddellijk gedicht. De toezichthouder wordt op de hoogte gebracht van elk vastgesteld lek en van de getroffen maatregelen; 3° alle materialen die met pcb's of pct's verontreinigd zijn, met inbegrip van poetsdoeken, werkkledij en dergelijke, worden afgevoerd naar een inrichting voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen;4° het aflaten van olie met pcb's en pct's of het wegnemen van de buitenplaten, de zogenaamde ontkuiping, wordt uitsluitend uitgevoerd door een firma die daarvoor vergund is.Door mogelijke residuele pcb's of pct's mag het hervullen niet gebeuren met gewone (brandbare) olie, maar wel met bijvoorbeeld siliconenolie; 5° met behoud van de toepassing van het voormelde besluit van 17 februari 2012 met betrekking tot pcb's gelden voor de bestaande transformatoren die pcb's bevatten, de volgende voorwaarden: a) het bijvullen van transformatoren met pcb's is verboden;b) het onderhoud van transformatoren die pcb's bevatten, mag, totdat ze conform het voormelde besluit van 17 februari 2012 met betrekking tot pcb's gereinigd worden, buiten gebruik worden gesteld of verwijderd worden, uitsluitend worden voortgezet als het doel ervan is ervoor te zorgen dat de pcb's die de apparaten bevatten, voldoen aan de technische normen of specificaties inzake diëlektrische kwaliteit, op voorwaarde dat de transformatoren in goede staat zijn en geen lekken vertonen. Art. 6.13.2.3. De vast opgestelde batterijen die geen droge batterijen zijn, zijn ondergebracht in een lokaal dat uitsluitend daarvoor bestemd is, of in een ruimte of kast die uitsluitend daarvoor bestemd is. Het daarvoor bestemde lokaal is gebouwd met bouwmaterialen brandklasse A1 voor de verticale wanden en het plafond en met bouwmaterialen brandklasse A1FL voor de vloer, met een brandwerendheid EI1 30. De deuren tussen het lokaal en de rest van de gebouwen hebben dezelfde brandwerendheid en zijn voorzien van een automatische sluiting.

De vloer van het lokaal, vermeld in het eerste lid, bestaat uit ondoordringbare materialen die inert zijn voor elektrolyten. Hij wordt zo aangelegd dat elke verontreiniging van het grondwater, het oppervlaktewater en de bodem wordt voorkomen.

Art. 6.13.2.4. De lokalen waarin de vast opgestelde batterijen en de vaste inrichtingen voor het laden van batterijen zijn ondergebracht, worden bestendig en doeltreffend verlucht conform NBN EN 62485-3.

Art. 6.13.2.5. De lokalen waarin de vast opgestelde transformatoren, de vast opgestelde batterijen die geen droge batterijen zijn, en de vaste inrichtingen voor het laden van batterijen zijn ondergebracht, worden alleen verwarmd door toestellen waarvan de plaatsing en het gebruik voldoende waarborgen bieden om elk brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen.

In de lokalen, vermeld in het eerste lid, zijn draagbare en mobiele blustoestellen aanwezig naar rato van minimaal 1 bluseenheid per 150 m2, met minstens 2 bluseenheden per constructieniveau. Ten minste de helft van de mobiele blustoestellen heeft een capaciteit van 1 of 1,5 bluseenheid.

Het tweede lid is niet van toepassing op transformatoren in afgesloten elektriciteitscabines die voldoen aan de technische voorschriften voor de aansluiting van een elektriciteitscabine, vermeld in de voorschriften van C2/112 van Synergrid. Een staving met een keuring van een erkend controleorganisme, of met een keuring of document van de distributienetbeheerder waarin beschreven is dat aan de voorschriften van C2/112 voldaan wordt, wordt altijd ter beschikking van de toezichthouder gehouden.

In de lokalen, vermeld in het eerste lid, gelden de volgende verplichtingen: 1° met behoud van de toepassing van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en de codex over het welzijn op het werk mogen werkzaamheden met gereedschappen die vonken, gensters, een blanke vlam of een hittepunt met een temperatuur van boven de 400 ° C opwekken, alleen uitgevoerd worden met een vuurvergunning.Een vuurvergunning is een voorafgaandelijk geschreven machtiging die de werkgever of zijn aangestelde verleent, waarin alle afspraken en voorwaarden opgenomen zijn om een bepaald werk veilig uit te voeren; 2° het is verboden te roken.Dat rookverbod wordt in goed leesbare letters of met reglementaire pictogrammen op de buitenwand van de toegangsdeuren en in de lokalen aangeplakt; 3° de schoorstenen en lozingskanalen van de opgezogen dampen en nevels zijn opgetrokken uit materialen die ingedeeld zijn in brandklasse A1. Art. 6.13.2.6. § 1. Vaste inrichtingen voor het laden van batterijen zijn minstens 2,5 meter verwijderd van bouwmaterialen die niet voldoen aan de brandklasse A1 of van brandbare goederen, of zijn ondergebracht in een afzonderlijk lokaal, zoals vereist voor vast opgestelde batterijen conform artikel 6.13.2.3. § 2. Tussen de bovengrondse opslag van gevaarlijke producten die worden gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 conform de CLP-verordening, en brandbare vloeistoffen enerzijds, en de plaats om het voertuig te stationeren tijdens het laden door een inrichting met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 10 kW anderzijds, wordt een scheidingsafstand van vijf meter gerespecteerd.

Tussen een bovengrondse opslagplaats van een gas van groep 1 in verplaatsbare recipiënten met opslagcapaciteit van meer dan 5000 liter of in een vast ongekoeld gasreservoir met een opslagcapaciteit van meer dan 10.000 liter enerzijds en de plaats om het voertuig te stationeren tijdens het laden door een inrichting met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 10 kW anderzijds, wordt een scheidingsafstand van 7,5 meter gerespecteerd.".

Art. 46.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten6, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° rubriek 9.2 wordt vervangen door wat volgt:

9.2

Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) andere dan ingedeeld in rubriek 9.1 gefokt of gehouden worden


1° Inrichtingen waarin amfibieën, reptielen of ongewervelden (insecten, spinachtigen en duizendpootachtigen) gefokt of gehouden worden die door hun agressiviteit, giftigheid, invasief karakter (conform de `Unielijst' zoals opgenomen in de EU-verordening 1143/2014 van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten) of die door hun gedrag een gevaar inhouden, zoals schorpioenen, zwarte weduwe, enz.vanaf 1 volwassen dier.

2


2° inrichtingen waarin volwassen amfibieën of reptielen andere dan ingedeeld in rubriek 9.2.1. gefokt of gehouden worden


a) tot en met 30 dieren, uitgezonderd schildpadden

3


b) meer dan 30 dieren

2


2° in rubriek 12.1 worden de zinnen: "uitzonderingen: - elektriciteitsproductie op basis van zonne-energie is niet ingedeeld - verplaatsbare elektriciteitsproductiegroepen tijdelijk ingezet voor de elektrische voeding van werktuigen, toestellen en installaties gebruikt bij de uitvoering van de eigenlijke bouw-, sloop- of wegeniswerken en verplaatsbare elektrische noodgroepen zijn niet ingedeeld in rubriek 12.1." vervangen door de zinnen: "uitzonderingen: - elektriciteitsproductie op basis van zonne-energie is niet ingedeeld - verplaatsbare elektriciteitsproductiegroepen tijdelijk ingezet voor de elektrische voeding van werktuigen, toestellen en installaties gebruikt bij de uitvoering van de eigenlijke bouw-, sloop- of wegeniswerken en verplaatsbare elektrische noodgroepen zijn niet ingedeeld in rubriek 12.1. - noodstroomgroepen met een elektrisch schijnbaar vermogen van minder dan 400 kVA die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn, zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn."; 3° in rubriek 12.2 wordt punt 1° opgeheven; 4° rubriek 12.3 wordt opgeheven; 5° aan rubriek 12 wordt een rubriek 12.5 toegevoegd, die luidt als volgt:

12.5.

Shuntreactoren

2


6° in rubriek 31.1 worden tussen de zin "Motoren met inwendige verbranding die opgesteld zijn op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw, sloop- of wegenwerken, zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld." en het woord "opmerkingen" de zinnen "Vast opgestelde motoren met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW die minder dan 100 bedrijfsuren per kalenderjaar in bedrijf zijn en die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De exploitant van die installaties registreert de uren waarin ze in bedrijf zijn." ingevoegd; 7° in rubriek 53 worden tussen de woorden "De hierna vermelde inrichtingen" en de woorden "zijn niet ingedeeld" de woorden "die buiten beschermingszone type III liggen" ingevoegd;8° in rubriek 53 wordt de zin "a.een grondwaterwinning waaruit het water uitsluitend met een handpomp wordt opgepompt" vervangen door de zin "a. een grondwaterwinning waaruit het water uitsluitend met een hand-, voet-, of neuspomp wordt opgepompt"; 9° in rubriek 53.2 wordt de zinsnede "bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen:" vervangen door de zinsnede "bemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van werken of de aanleg van nutsvoorzieningen, beide met inbegrip van terug in de ondergrond brengen van bemalingswater in dezelfde watervoerende laag en het nuttige gebruik tot maximaal 5000 m3 bemalingswater per jaar:"; 10° rubriek 53.8 wordt vervangen door wat volgt:

53.8

andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan


1° het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5000 m3 per jaar en


a) alle putten een diepte hebben die kleiner is dan of gelijk is aan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit en niet ingedeeld in rubriek 53.8.1° c)

3


b) minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit en niet ingedeeld in rubriek 53.8.1° c)

2

W

N


c) het grondwater uitsluitend met een hand-, voet- of neuspomp wordt gewonnen, en die gelegen zijn binnen beschermingszone type III

3


2° het totaal opgepompte debiet groter is dan 5000 m3 per jaar en kleiner is dan of gelijk is aan 30.000 m3 per jaar

2

W

N


3° het totaal opgepompte debiet groter is dan 30.000 m3 per jaar

1

W

N


11° rubriek 63 wordt vervangen door wat volgt:

63. opslag en ontwatering van bagger- of ruimingsspecie die voldoet aan de bepalingen voor het gebruik van bodemmaterialen, vermeld in titel III, hoofdstuk XIII van het Bodem decreet van 27 oktober 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/10/2006 pub. 22/01/2007 numac 2006037062 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de bodemsanering en de bodembescherming type decreet prom. 27/10/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006204028 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de beroepsprocedure in het onderwijs voor sociale promotie sluiten en titel III, hoofdstuk XIII van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007: Uitzondering: De tijdelijke oeverdeponie bij de ontwatering van bagger- of ruimingsspecie die wordt uitgevoerd conform titel III, hoofdstuk XIII van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, is niet vergunningsplichtig en is dus niet ingedeeld in deze rubriek. Beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren of zeven van bagger- of ruimingsspecie zijn begrepen in deze rubriek, en zijn niet vergunningsplichtig volgens rubriek 30.


1° opslag in afwachting van ontwatering

2

O, T


2° opslag en ontwatering

2

O, T


".

Art. 47.In bijlage 3.3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7, wordt de zinsnede "artikel 1, 5° " vervangen door de zinsnede "artikel 1.1.2".

Art. 48.In bijlage 5.3.2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten0 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, wordt punt 48 vervangen door wat volgt: "48. Verontreinigd hemelwater van inrichtingen voor de opslag van afvalstoffen (de inrichtingen, vermeld in rubriek 2.1.1, 2.1.2, 2.2.1 en 2.2.2 van de indelingslijst), waarvan de niet-overdekte buitenopslag van de afvalstoffen, met uitzondering van de opslag van de inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt, een opslagcapaciteit van meer dan 4000 ton betreft, overeenkomstig de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of bij ontstentenis overeenkomstig het goedgekeurde werkplan: a) lozing in oppervlaktewater:

parameters, in mg/l tenzij anders vermeld

zijn direct van toepassing (*)

ondergrens pH pH-eenheid

6,5

bovengrens pH pH-eenheid

9,0

temperatuur in ° C

30,0

zwevende stoffen

60,0 met een gemiddelde van 40,0 (**)

bezinkbare stoffen ml/l

0,50

perchloorethyleen extraheerbare apolaire stoffen

5,0

som van anionische, niet-ionogene en kationische oppervlakteactieve stoffen

3,0

olie en vet

n.v.w.b.

totaal stikstof

15

totaal fosfor

2

BZV mg O2/l

25,0

CZV mg O2/l

125,0

totaal koper

0,15 met een gemiddelde van 0,075 (**)

totaal nikkel

0,09 met een gemiddelde van 0,060 (**)

totaal lood

0,1 met een gemiddelde van 0,075 (**)

totaal zink

1,4 met een gemiddelde van 0,8 (**)

barium

0,210 met een gemiddelde van 0,105 (**)

boor

3,5 met een gemiddelde van 2,1 (**)

fenantreen

0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**)

fluoranteen

0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**)

benzo(a)antraceen

0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**)

som benzo(b+k)fluoranteen

0,0024 met een gemiddelde van 0,0004 (**)

benzo(a)pyreen

0,0005 met een gemiddelde van 0,00025 (**)

som benzo(ghi)peryleen + ideno (1,2,3-c,d)pyreen

0,0024 met een gemiddelde van 0,0003 (**)

acenafteen

0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**)

antraceen

0,0005 met een gemiddelde van 0,0002 (**)

pyreen

0,002 met een gemiddelde van 0,0006 (**)


(*) Op de datum van de inwerkingtreding van deze voorwaarden hebben de voorwaarden voorrang op de bijzondere voorwaarden die dezelfde problematiek regelen. In afwijking daarvan blijven de strengere bijzondere milieuvoorwaarden uit de op die datum lopende vergunning verder gelden. Dat is conform artikel 5.4.7 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. (**) Het gemiddelde betreft het voortschrijdende rekenkundige jaargemiddelde per lozingspunt van minimaal een maandelijkse debietsproportionele 24 uurmonstername en analyse, uitgevoerd conform subafdeling 4.2.5.3 (twaalf keer per jaar volgens programma: 1° lozingsdag van de maand). b) lozing in riolering

parameters, in mg/l tenzij anders vermeld

zijn direct van toepassing (*)

ondergrens pH pH-eenheid

6,0

bovengrens pH pH-eenheid

9,5

temperatuur in ° C

45,0

afmetingen zwevende stoffen mm

10,0

zwevende stoffen

300,0

petroleumether extraheerbare stoffen

500,0

totaal koper

0,15 met een gemiddelde van 0,075 (**)

totaal nikkel

0,09 met een gemiddelde van 0,060 (**)

totaal lood

0,1 met een gemiddelde van 0,075 (**)

totaal zink

1,4 met een gemiddelde van 0,8 (**)

barium

0,210 met een gemiddelde van 0,105 (**)

boor

3,5 met een gemiddelde van 2,1 (**)

fenantreen

0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**)

fluoranteen

0,002 met een gemiddelde van 0,0008 (**)

benzo(a)antraceen

0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**)

som benzo(b+k)fluoranteen

0,0024 met een gemiddelde van 0,0004 (**)

benzo(a)pyreen

0,0005 met een gemiddelde van 0,00025 (**)

som benzo(ghi)peryleen + ideno (1,2,3-c,d)pyreen

0,0024 met een gemiddelde van 0,0003 (**)

acenafteen

0,0006 met een gemiddelde van 0,0003 (**)

antraceen

0,0005 met een gemiddelde van 0,0002 (**)

pyreen

0,002 met een gemiddelde van 0,0006 (**)


(*) Op de datum van de inwerkingtreding van deze voorwaarden hebben de voorwaarden voorrang op de bijzondere voorwaarden die dezelfde problematiek regelen.In afwijking daarvan blijven de strengere bijzondere milieuvoorwaarden uit de op die datum lopende vergunning verder gelden. Dat is conform artikel 5.4.7 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. (**) Het gemiddelde betreft het voortschrijdende rekenkundige jaargemiddelde per lozingspunt van minimaal een maandelijkse debietsproportionele 24 uurmonstername en analyse, uitgevoerd conform subafdeling 4.2.5.3 (twaalf keer per jaar volgens programma: 1° lozingsdag van de maand).". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid

Art. 49.In het enig artikel van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten1, wordt de rij

3.2.3, § 3

De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de door de Vlaamse Regering aangewezen afdeling.


vervangen door de rij

3.2.3, § 3

De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de bevoegde afdeling.


".

Art. 50.In artikel 1 van bijlage VII bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten1 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de rij

4.1.9.1.1, § 4

Een milieucoördinator kan voor twee of meer inrichtingen samen worden aangesteld. Voor tot de gezamenlijke aanstelling wordt overgegaan, moet de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, haar instemming daarmee verlenen aan de exploitant.

Die instemming is echter niet vereist als:

1° het een gezamenlijke aanstelling van een erkende milieucoördinator betreft.In dat geval wordt de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, door de exploitant met een aangetekende brief onmiddellijk op de hoogte gebracht van de aanstelling van de erkende milieucoördinator;

2° het een gezamenlijke aanstelling betreft voor verschillende inrichtingen, die samen een bedrijfslocatie vormen en onder controle staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon.

wordt vervangen door de rij

4.1.9.1.1, § 4

Een milieucoördinator kan voor twee of meer inrichtingen samen worden aangesteld. Voor tot de gezamenlijke aanstelling wordt overgegaan, moet de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, haar instemming daarmee verlenen aan de exploitant.

Die instemming is echter niet vereist als:

1° het een gezamenlijke aanstelling van een erkende milieucoördinator betreft; 2° het een gezamenlijke aanstelling betreft voor verschillende inrichtingen, die samen een bedrijfslocatie vormen en onder controle staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon.

2° de rij

4.1.9.1.4, § 2

De exploitant brengt de aanstelling van de milieucoördinator ter kennis van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen.

Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in artikel 4.1.9.1.2 bedoelde voorwaarden of als de milieucoördinator de taken, vermeld in dit besluit, niet naar behoren uitvoert, kan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt.


wordt vervangen door de rij

4.1.9.1.4, § 2, eerste zin

De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving.


3° tussen de rij

4.1.9.1.4, § 2, eerste zin

De exploitant houdt het aanstellingsdossier op de exploitatiezetel ter beschikking van de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning, en de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving.


en de rij

4.1.9.2.6, § 1

De volgende elementen van de in artikel 4.1.9.2.4. bedoelde milieuaudit moeten, binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de validatie van de milieuaudit, worden meegedeeld:

1° aan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning: de elementen bedoeld sub 1° tot en met sub 8° van artikel 4.1.9.2.5, § 2; 2° aan de Vlaamse Milieumaatschappij: de elementen bedoeld sub 1° tot en met sub 4° van artikel 4.1.9.2.5, § 2.


wordt de volgende rij ingevoegd:

4.1.9.1.4, § 2, tweede zin

Wanneer de milieucoördinator niet voldoet aan de in artikel 4.1.9.1.2 bedoelde voorwaarden of als de milieucoördinator de taken, vermeld in dit besluit, niet naar behoren uitvoert, kan de afdeling Milieu, bevoegd voor de omgevingsvergunning eisen dat de exploitant binnen een termijn die deze afdeling bepaalt, een andere persoon aanstelt.


4° de rij

5.16.3.3, § 8, 2°

De beheerder van een koelinstallatie moet een installatiegebonden logboek bijhouden dat zich in de nabijheid van de koelinstallatie bevindt. Dat logboek kan ook geheel of gedeeltelijk uit een computerbestand bestaan. In dat logboek wordt, onder vermelding van datum, ten minste bijgehouden:

a) de datum van ingebruikname van de koelinstallatie met vermelding van type koelmiddel en de nominale koelmiddelinhoud.Indien de installatie gefluoreerde broeikasgassen als koelmiddel bevat, dan wordt de nominale koelmiddelinhoud zowel in metrische eenheid als in ton CO2-equivalent uitgedrukt. Indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden, moet dit vermeld worden in het logboek met de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;

b) de aard van controle-, onderhouds-, herstel-en installatiewerkzaamheden die aan een koelinstallatie worden verricht; c) alle storingen en alarmeringen met betrekking tot de koelinstallatie die mogelijk aanleiding kunnen geven tot lekverliezen; d) de hoeveelheid koelmiddel dat aan een koelinstallatie wordt toegevoegd en het relatief lekverlies na elke bijvulling; e) de hoeveelheid koelmiddel die uit een koelinstallatie wordt afgetapt en de hoeveelheid koelmiddel die is afgevoerd, met vermelding van datum, vervoerder en bestemming; f) een beschrijving en de resultaten van de lekdichtheidscontroles; g) significante periodes van buitenbedrijfstelling; h) indien de installatie buiten dienst is gesteld : de maatregelen die genomen zijn om het koelmiddel terug te winnen en te verwijderen; i) de voor- en achternaam en, indien van toepassing, het erkenningsnummer van de persoon die werkzaamheden en waarnemingen heeft verricht als genoemd onder a) tot en met h) en, indien van toepassing, de naam en het erkenningsnummer van de onderneming waarbij de persoon in dienst is; j) indien van toepassing, een attest dat is afgegeven door de onder i) bedoelde persoon met betrekking tot de door hem verrichte handelingen.

wordt vervangen door de rij

5.16.3.3, § 8, 2°

De beheerder van een koelinstallatie of een warmtepomp moet een installatiegebonden logboek bijhouden dat zich in de nabijheid van de installatie bevindt. Dat logboek kan ook geheel of gedeeltelijk uit een computerbestand bestaan. In dat logboek wordt, onder vermelding van datum, ten minste bijgehouden:

a) de datum van ingebruikname van de installatie met vermelding van type koelmiddel en de nominale koelmiddelinhoud.Indien de installatie gefluoreerde broeikasgassen als koelmiddel bevat, dan wordt de nominale koelmiddelinhoud zowel in metrische eenheid als in ton CO2-equivalent uitgedrukt. Indien bij de installatie gerecycleerde of geregenereerde gefluoreerde broeikasgassen gebruikt worden, moet dit vermeld worden in het logboek met de naam en het adres van het recyclage- of regeneratiebedrijf;

b) de aard van controle-, onderhouds-, herstel- en installatiewerkzaamheden die aan een installatie worden verricht; c) alle storingen en alarmeringen met betrekking tot de installatie die mogelijk aanleiding kunnen geven tot lekverliezen; d) de hoeveelheid koelmiddel dat aan een installatie wordt toegevoegd en het relatief lekverlies na elke bijvulling; e) de hoeveelheid koelmiddel die uit een installatie wordt afgetapt en de hoeveelheid koelmiddel die is afgevoerd, met vermelding van datum, vervoerder en bestemming; f) een beschrijving en de resultaten van de lekdichtheidscontroles; g) significante periodes van buitenbedrijfstelling; h) indien de installatie buiten dienst is gesteld: de maatregelen die genomen zijn om het koelmiddel terug te winnen en te verwijderen; i) de voor- en achternaam en, indien van toepassing, het erkenningsnummer van de persoon die werkzaamheden en waarnemingen heeft verricht als genoemd onder a) tot en met h) en, indien van toepassing, de naam en het erkenningsnummer van de onderneming waarbij de persoon in dienst is; j) indien van toepassing, een attest dat is afgegeven door de onder i) bedoelde persoon met betrekking tot de door hem verrichte handelingen.

".

Art. 51.Bijlage XXIII bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten9, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten1 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, wordt vervangen door de bijlage die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het VLAREL van 19 november 2010

Art. 52.In artikel 13/1, 3°, van het VLAREL van 19 november 2010, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 4° ;" opgeheven.

Art. 53.In artikel 14, 2°, en artikel 15, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 3° ;" opgeheven.

Art. 54.In artikel 16, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 4° ;" opgeheven.

Art. 55.In artikel 17, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2, wordt de zin "De datum van het slagen voor het examen van de bijscholing mag niet ouder zijn dan vijf jaar, voorafgaand aan de datum van de betaling van de retributie, vermeld in punt 3° ;" opgeheven.

Art. 56.Aan artikel 17/1, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, wordt de volgende zin toegevoegd: "Als het certificaat van bekwaamheid ouder is dan vijf jaar na de datum van het slagen voor het examen, legt de koeltechnicus een bewijs voor dat hij geslaagd is voor het actualisatie-examen in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, h), of voor een gelijkwaardig examen als vermeld in artikel 40/1, 4°. ".

Art. 57.In artikel 32, § 2, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt opgeheven;2° in het derde lid wordt de zinsnede "De erkenning, vermeld in het eerste lid, 7°, b), 8°, b), 9°, b), 10°, b), 11°, b), 12°, b) en 13°, gaat in op de datum" vervangen door de zinsnede "De erkenning, vermeld in het eerste lid, gaat in op de datum" en wordt de zinsnede "de bevoegde afdeling, de identificatiegegevens" vervangen door de woorden "de bevoegde afdeling en de identificatiegegevens".

Art. 58.Aan artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, 18 maart 2016 en 3 mei 2019, wordt een paragraaf 10 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 10. De erkende natuurlijke persoon toont op verzoek van de klant een geldig identiteitsbewijs.".

Art. 59.In artikel 40/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden tussen de woorden "stationaire koelinstallaties" en de woorden "met zowel" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;2° in punt 2°, inleidende zin, worden tussen de woorden "de stationaire koelinstallatie" en de woorden "die gefluoreerde" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;3° in punt 2°, a), wordt het woord "koelinstallatie" telkens vervangen door het woord "installatie";4° in punt 2°, b), 7), en punt 2°, d), wordt het woord "koelinstallatie" vervangen door het woord "installatie".

Art. 60.Aan artikel 42 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten7, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.".

Art. 61.In artikel 43 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".

Art. 62.In artikel 43/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 4° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 5° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".

Art. 63.In artikel 43/2 en 43/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".

Art. 64.In artikel 43/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 5° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 6° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".

Art. 65.Aan artikel 43/5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.".

Art. 66.In artikel 43/6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° aan paragraaf 2 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 5° aan paragraaf 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 6° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".

Art. 67.In artikel 43/7, 43/8 en 43/9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder.".

Art. 68.In artikel 43/10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum verifieert de identiteit van de deelnemer bij het examen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs."; 2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Het model van het certificaat wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde afdeling." opgeheven; 3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt bezorgd aan de bevoegde afdeling." vervangen door de zin "Een kopie van het uitgereikte certificaat wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, registreert binnen de maand na elk examen het certificaat via de elektronische weg die de bevoegde afdeling vastlegt, waarbij minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, 5° en 10°, die bij dit besluit is gevoegd, aan de bevoegde afdeling worden bezorgd."; 5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: " § 3.Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, stelt binnen de maand na elk examen een verslag van de examenzitting op. Dat verslag wordt ondertekend door de aanwezige examenjuryleden en bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage 15, die bij dit besluit is gevoegd. Het verslag wordt gedurende ten minste vijf jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de bevoegde afdeling en de toezichthouder."; 6° paragraaf 9 wordt opgeheven.

Art. 69.In artikel 53/6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, 18 maart 2016 en 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 7° wordt vervangen door wat volgt: "7° voert alleen werken uit met betrekking tot ingedeelde inrichtingen als de nodige vergunning of aktename daarvoor voorhanden is, meldt de start van de werken, vermeld in artikel 5.53.5.2, 5.55.1.3, § 3, 6.9.1.1, tweede lid, en 6.9.1.3, § 5, van titel II van het VLAREM, voorafgaandelijk via een webapplicatie van de Databank Ondergrond Vlaanderen aan de bevoegde afdeling en het departement, en houdt zich aan de geldende milieuvoorwaarden;"; 2° er wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt: "10° informeert de klant voor de start van de boorwerkzaamheden schriftelijk, al dan niet digitaal, ten minste over de verplichtingen die verband houden met de geldende milieuvoorwaarden, de heffingsplicht grondwater en de heffingsplicht waterverontreiniging. Voor inrichtingen opgenomen in bijlage 1 van titel II van het VLAREM betreft het op zijn minst informatie over, wanneer dit van toepassing is, hoofdstukken 4.1, 5.53 en 5.55 van titel II van het VLAREM en hoofdstuk 2 van titel IV van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. Voor inrichtingen die niet ingedeeld zijn, betreft het op zijn minst informatie over afdeling 6.9.1 van titel II van het VLAREM en, wanneer dit van toepassing is, hoofdstuk 2 van titel IV van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018. De minister kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de invulling van deze informatieplicht;"; 3° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt: "11° voert alleen werken uit met materieel waarvan de essentiële motorisch aangedreven onderdelen voorzien zijn van een gps-volgsysteem dat autonoom, draadloos en ogenblikkelijk informatie doorstuurt naar de Databank Ondergrond Vlaanderen.De minister kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de goede werking van het gps-volgsysteem. De minister kan eveneens nadere regels vastleggen met betrekking tot het met een gps-volgsysteem uit te rusten materieel, de informatie over de positie, het type activiteit en de werking van het materieel, die doorgestuurd moet worden en de wijze waarop.".

Art. 70.In artikel 53/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden tussen de woorden "stationaire koelinstallaties" en de woorden "met gefluoreerde broeikasgassen" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;2° in punt 2°, inleidende zin, worden tussen de woorden "de stationaire koelinstallatie" en de woorden "die gefluoreerde broeikasgassen" de woorden "of de warmtepomp" ingevoegd;3° in punt 2°, a), wordt het woord "koelinstallatie" telkens vervangen door het woord "installatie";4° in punt 2°, b), 7, punt 2°, d), en punt 2°, e), 3), wordt het woord "koelinstallatie" vervangen door het woord "installatie";5° in punt 3°, a), worden tussen de woorden "per koelinstallatie" en de zinsnede ": de registraties" de woorden "of warmtepomp" ingevoegd;6° in punt 6° worden tussen de woorden "stationaire koelinstallaties" en de woorden "over de nodige apparatuur" de woorden "of warmtepompen" ingevoegd;7° aan punt 9° worden de woorden "en warmtepompen" toegevoegd.

Art. 71.Aan artikel 54 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 en 3 mei 2019, wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 6. Bij een schorsing of opheffing van de erkenning als koeltechnicus als vermeld in artikel 6, 2°, e), technicus voor brandbeveiligingsapparatuur als vermeld in artikel 6, 2°, f), technicus voor elektrische schakelinrichtingen als vermeld in artikel 6, 2°, g), of technicus voor apparatuur die oplosmiddelen bevat als vermeld in artikel 6, 2°, h), wordt ook het certificaat van bekwaamheid, uitgereikt door een opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, h) tot en met k), van rechtswege geschorst, respectievelijk opgeheven.

Bij een schorsing of opheffing van de erkenning als koeltechnisch bedrijf als vermeld in artikel 6, 7°, b), of bedrijf voor brandbeveiligingsapparatuur als vermeld in artikel 6, 7°, c), wordt ook het certificaat, uitgereikt door een keuringsinstelling als vermeld in artikel 6, 8°, of de leidinggevende ambtenaar van het agentschap of het departement waartoe de bevoegde afdeling behoort of zijn afgevaardigde, van rechtswege geschorst, respectievelijk opgeheven.".

Art. 72.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 11/1, dat bestaat uit artikel 56/1, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Hoofdstuk 11/1. Verwerking van persoonsgegevens

Art. 56/1.§ 1. De bevoegde afdeling verwerkt de persoonsgegevens die ze ontvangt volgens artikel 27, § 2, artikel 32, artikel 34, § 5, artikel 43, § 2, artikel 43/1, § 3, artikel 43/2, § 2, artikel 43/3, § 2, artikel 43/4, § 3, artikel 43/6, § 3, artikel 43/7, § 2, artikel 43/8, § 2, artikel 43/9, § 2, artikel 43/10, § 2, artikel 53/9, 4°, of artikel 58/3, § 1, voor de volgende doeleinden: 1° in het geval van een natuurlijk persoon: de identificatie van een gecertificeerd of erkend persoon, of een geregistreerd monsternemer;2° in het geval van een rechtspersoon: de identificatie van de zaakvoerder en andere personen die van belang zijn voor de erkenning van de rechtspersoon;3° de opvolging van de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden en gebruikseisen;4° een controle of sanctie volgens dit besluit of het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/12/2017 pub. 06/03/2019 numac 2018014287 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika inzake het verrichten van betaalde werkzaamheden door partners van het diplomatiek en consulair personeel, gedaan te Pretoria op 14 januari 2016 (2)(3) type wet prom. 03/12/2017 pub. 10/01/2018 numac 2017031916 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit sluiten7 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;5° de betaling van de retributie als vermeld in artikel 54/1;6° de publicatie van de lijsten met erkende personen als vermeld in artikel 56 of geregistreerde monsternemers als vermeld in artikel 58/3. De bevoegde afdeling bezorgt voor de technici, vermeld in artikel 6, 2°, i), het erkenningsnummer, de startdatum van de erkenning en de gegevens, vermeld in bijlage 15, 10°, die bij dit besluit is gevoegd, en vermeld in bijlage 19, 1°, a) en c), die bij dit besluit is gevoegd, aan een instantie die het sectorale opleidingsbeleid ondersteunt. § 2. De entiteit waartoe de bevoegde afdeling behoort, is voor de ontvangen persoonsgegevens als vermeld in paragraaf 1 de verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, uitgezonderd voor de registratie als monsternemer in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten6 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarvoor de Mestbank voor de verzameling en beoordeling de verwerkingsverantwoordelijke is en het departement voor de overige verwerkingen de verwerkingsverantwoordelijke is.".

Art. 73.In artikel 58/1, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2016, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, wordt tussen de woorden "een koelinstallatie" en de woorden "of een koeleenheid" de zinsnede ", een warmtepomp" ingevoegd.

Art. 74.In bijlage 3 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in punt W.1.4.1 wordt de zinsnede "met ondiepe <30m)" vervangen door de zinsnede "met ondiepe (< 30m)"; b) punt W.9.2.2 wordt vervangen door wat volgt: "W.9.2.2 acute toxiciteit voor vissen: W.9.2.2.1 test met regenboogforel Oncorhynchus mykiss W.9.2.2.2 test met embryo's van zebravis Danio rerio"; 2° in punt 5° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt A.2.2 wordt vervangen door wat volgt: "A.2.2 gebruik als meststof/bodemverbeterend middel - organische parameters: chloorkoolwaterstoffen: som van 1,2,3,5-tetrachloorbenzeen en 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen, 1,2,3,4-tetrachloorbenzeen, pentachloorbenzeen en hexachloorbenzeen polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK): naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, acenafteen, acenaftyleen, antraceen, dibenzo(a,h)antraceen, fluoreen, pyreen minerale olie: fractie C10-C20 en fractie C20-C40 polychloorbifenylen (PCB): PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180"; b) in punt A.2.3 wordt het woord "fytotoxiciteit" opgeheven; c) punt A.3.1 wordt vervangen door wat volgt: "A.3.1 gebruik als niet-vormgegeven bouwstof: droogrest metalen (totaalconcentratie en uitloogbare fractie via de kolomtest): arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink cyaniden: vrije cyaniden, niet-chlooroxideerbare cyaniden BTEXS: benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xyleen en styreen alkanen: hexaan, heptaan en octaan polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK): naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen minerale olie polychloorbifenylen (PCB): PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180".

Art. 75.In bijlage 14 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° de voor- en achternaam en de handtekening van de voorzitter van de examenjury;"; 2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt: "6° de afgiftedatum;"; 3° punt 7° wordt opgeheven.

Art. 76.In bijlage 15 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten2 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer of het BIS-nummer als men niet over een rijksregisternummer beschikt;"; 2° punt 6°, 8° en 9° worden opgeheven; 3° punt 10° wordt vervangen door wat volgt: "10° het type van certificaat en de afgiftedatum van het certificaat;"; 4° er wordt een punt 11° toegevoegd, dat luidt als volgt: "11° in geval van een technicus als vermeld in artikel 6, 2°, e) tot en met i): het certificaatnummer.".

Art. 77.In bijlage 19 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het opschrift wordt tussen de zinsnede "artikel 32" en de zinsnede "en artikel 58/3, § 1" de zinsnede ", artikel 56/1, § 1 " ingevoegd;2° in punt 1° wordt punt b) opgeheven;3° in punt 1°, c), worden de woorden "de geboortedatum en -plaats" vervangen door de woorden "het BIS-nummer";4° in punt 1°, d), worden tussen de woorden "het ondernemingsnummer" en de woorden "en het adres van de werkgever" de woorden "of het btw-nummer als men niet over een ondernemingsnummer beschikt" ingevoegd;5° aan punt 2°, d), worden de woorden "of het btw-nummer als de rechtspersoon niet over een ondernemingsnummer beschikt en in voorkomend geval het adres van de exploitatiezetel en het vestigingseenheidsnummer" toegevoegd.

Art. 78.In bijlage 22 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten8 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2, worden aan punt 4° de woorden "of het btw-nummer als de rechtspersoon niet over een ondernemingsnummer beschikt" toegevoegd. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure

Art. 79.In artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten4 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt de zinsnede "de subentiteit van het departement, bevoegd voor de milieuhandhaving" vervangen door de zinsnede "de subentiteit van het departement, bevoegd voor de uitvoering van de milieuhandhaving".

Art. 80.In de bijlage bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling: "Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-inspectie

Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel Website: www.lne.be" wordt vervangen door de bepaling: "Departement Omgeving Afdeling Handhaving

Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel Website: www.omgevingvlaanderen.be"; 2° het woord "buitendienst" wordt telkens vervangen door het woord "werkplek" en de woorden "afdeling Milieu-Inspectie" worden telkens vervangen door de woorden "afdeling Handhaving";3° aan punt 2 wordt de volgende bepaling toegevoegd: exploitatieadres: 4° punt 18 wordt vervangen door wat volgt: 18.Bezorg deze melding aan de werkplek van de afdeling Handhaving van de provincie waarin de inrichting gelegen is. U vindt de adressen hieronder. Afdeling Handhaving

Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 62 2018 Antwerpen Tel.: 03 224 64 25 E-mail: omgevingsinspectie.ant@vlaanderen.be Afdeling Handhaving

Vlaams-Brabant Diestsepoort 6 bus 71 3000 Leuven Tel.: 016 66 60 70 E-mail: omgevingsinspectie.vbr@vlaanderen.be Afdeling Handhaving

Limburg Koningin Astridlaan 50 bus 5 3500 Hasselt Tel.: 011 74 26 00 E-mail: omgevingsinspectie.lim@vlaanderen.be Afdeling Handhaving

Oost-Vlaanderen Koningin Maria Hendrikaplein 70 bus 71 9000 Gent Tel.: 09 235 58 50 E-mail: omgevingsinspectie.ovl@vlaanderen.be Afdeling Handhaving

West-Vlaanderen Koning Albert I-laan 1/2 bus 73 8200 Brugge Tel.: 050 24 79 60 E-mail: omgevingsinspectie.wvl@vlaanderen.be ". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning

Art. 81.Aan artikel 62, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten7 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 26/06/2014 numac 2014203085 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 80 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, zoals gewijzigd bij decreet van 30 april 2009 type decreet prom. 25/04/2014 pub. 11/06/2014 numac 2014203012 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035559 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van artikel 200 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wat betreft het aanwijzen van personen die namens het OCMW in rechte kunnen verschijnen sluiten betreffende de omgevingsvergunning, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie sluiten9 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2019, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° de afdeling van de VMM, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op de indelingsrubriek 3 en niet onder de toepassing van het tweede lid, 4°, valt.".

Art. 82.Aan artikel 140, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 september 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten3, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de afdeling van de VMM, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, als de melding betrekking heeft op indelingsrubriek 3.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw

Art. 83.In artikel 297 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/11/2019 pub. 03/12/2019 numac 2019042404 bron federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 2017 tot uitvoering van de wet van 7 mei 2017 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik sluiten2 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw worden de woorden "op de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad" telkens vervangen door de zinsnede "op 30 september 2019".

Art. 84.In artikel 299 van hetzelfde besluit worden de woorden "op de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad" vervangen door de zinsnede "op 30 september 2019". HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

Art. 85.Een laboratorium in de discipline water als vermeld in artikel 6, 5°, a), van het VLAREL van 19 november 2010, dat erkend is voor het pakket W.9.2.2 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor de pakketten W.9.2.2.1 en W.9.2.2.2, vermeld in bijlage 3, 1°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.

De erkenning, vermeld in het eerste lid, heeft alleen betrekking op de deeldomeinen waarvoor het laboratorium erkend is op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.

Art. 86.Een laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het VLAREL van 19 november 2010, dat erkend is voor het pakket A.2.2 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor het pakket A.2.2, vermeld in bijlage 3, 5°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.

Een laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het voormelde besluit, dat erkend is voor het pakket A.2.3 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor het pakket A.2.3, vermeld in bijlage 3, 5°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.

Een laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen als vermeld in artikel 6, 5°, e), van het voormelde besluit, dat erkend is voor het pakket A.3.1 op de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, is erkend voor het pakket A.3.1, vermeld in bijlage 3, 5°, van het voormelde besluit, zoals van kracht na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

Art. 87.Een aanvraag met betrekking tot een omgevingsvergunning of een melding die ingediend is voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt behandeld en beslist op basis van de indelingslijst die opgenomen is in bijlage 1, die bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne is gevoegd, zoals die geldig was op het tijdstip waarop de aanvraag of melding is ingediend.

Art. 88.Een aanvraag van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op de rubriek 60 van de indelingslijst zoals opgenomen in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, die ingediend is voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt behandeld en beslist op basis van de bepalingen die geldig waren op het tijdstip waarop de aanvraag is ingediend.

Art. 89.Artikel 19, 20, 21, 33, 45 en 46 treden in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, vast te stellen datum.

Art. 90.Artikel 69, 3°, treedt in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, vast te stellen datum en ten laatste op 1 januari 2025.

Art. 91.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 juni 2022.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^