Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 januari 1999
gepubliceerd op 24 februari 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035162
pub.
24/02/1999
prom.
19/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/19/1999035162/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JANUARI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind, inzonderheid op artikel 11;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 november 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Vlaamse regering voor 30 november 1998 dient te bepalen voor welke bevoegdheden van elk van haar leden de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport voor het jaar 1999 zal gelden, overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind en het door de Vlaamse regering op 21 april 1998 goedgekeurde beleidsplan tot realisatie van de kindeffectrapportage en tot toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 december 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op het gezamenlijk voorstel van de leden van de Vlaamse regering;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind;2° de bijzondere wet : de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;3° de regering : de Vlaamse regering.

Art. 2.Elk (voor-)ontwerp van decreet dat betrekking heeft op de hierna genoemde bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering en dat na 31 december 1998 voor het eerst aan de regering wordt voorgelegd, is onderworpen aan de verplichting, bedoeld in artikel 4 van het decreet : 1° het toerisme, zoals vermeld in artikel 4, 10° van de bijzondere wet met inbegrip van de gewestelijke aspecten van het toeristisch beleid;2° de leerlingenparticipatie in het secundair onderwijs, zoals vermeld in artikel 127, § 1, eerste lid, 2° van de grondwet;3° het natuurbehoud, zoals vermeld in artikel 6, § 1, III van de bijzondere wet;4° het gezondheidsbeleid, zoals vermeld in artikel 5, § 1, I, 2° van de bijzondere wet;5° het stedelijk beleid;6° de openbare werken, zoals vermeld in artikel 6, § 1, X van de bijzondere wet;7° de jeugdbescherming, zoals vermeld in artikel 5, § 1, II, 6° van de bijzondere wet;8° de bibliotheken, discotheken en soortgelijke diensten zoals vermeld in artikel 4, 5° van de bijzondere wet;9° het mediabeleid, met inbegrip van de radio-omroep en de televisie en de hulp aan de geschreven pers, zoals vermeld in artikel 4, 6° en 6°bis van de bijzondere wet;10° het gelijkekansenbeleid;11° het promotiebeleid inzake landbouw, zoals vermeld in artikel 6, § 1, V, 4° van de bijzondere wet;12° de ruimtelijke ordening, zoals vermeld in artikel 6, § 1, I, 1°, 2°, 5° en 6° van de bijzondere wet;13° het tewerkstellingsbeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, IX van de bijzondere wet;14° het onroerend patrimonium;15° de binnenlandse aangelegenheden, zoals vermeld in artikel 6, § 1, VIII en artikel 7 van de bijzondere wet;16° de rechten van leerlingen en ouders in het basisonderwijs;17° het beleid inzake minder-validen, zoals vermeld in artikel 5, § 1, II, 4° van de bijzondere wet;18° het cultureel patrimonium, de musea en de andere wetenschappelijk-culturele instellingen, zoals vermeld in artikel 4, 4° van de bijzondere wet;19° het landbouwbeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, V, 1°, 2°, 3° en 5° van de bijzondere wet.

Art. 3.Het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd, wordt opgeheven.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 5.De leden van de Vlaamse regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 januari 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, E. BALDEWIJNS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS De Vlaamse minister van Economie, K.M.O., Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijkekansenbeleid, Mevr. B. GROUWELS

^