Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 02 februari 2024
gepubliceerd op 27 februari 2024

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wat betreft de omlopen voor motorvoertuigen en vaartuigen

bron
vlaamse overheid
numac
2024001707
pub.
27/02/2024
prom.
02/02/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wat betreft de omlopen voor motorvoertuigen en vaartuigen


DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN TOERISME VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING A. Algemene toelichting 1. Situering Op basis van artikel 5.4.1 DABM stelt de Vlaamse Regering de algemene en sectorale milieuvoorwaarden vast. Deze voorwaarden beogen het voorkomen en beperken van onaanvaardbare hinder en risico's die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken. In voorkomend geval beogen ze tevens het ongedaan maken van de schade die de exploitatie van de inrichting of activiteit heeft toegebracht aan het milieu.

Het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, hierna titel II van het VLAREM bevat o.a. de algemene en sectorale voorwaarden die van toepassing zijn op ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De algemene milieuvoorwaarden gelden voor alle ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De sectorale milieuvoorwaarden gelden voor bepaalde types van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Hoofdstuk 4.5 van titel II van het VLAREM handelt over de algemene milieuvoorwaarden met betrekking tot de beheersing van de geluidshinder. De bepalingen van dat hoofdstuk bevatten o.a. geluidsnormen die bij de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten moeten worden gerespecteerd.

Bij besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten tot wijziging van titel II van het VLAREM werd, met ingang van 1 mei 1999, aan artikel 5.32.10.1. van titel II van het VLAREM een derde paragraaf toegevoegd die voorzag in een uitzondering op deze algemene regeling.

Deze sectorale bepaling is van toepassing op de inrichtingen bedoeld in subrubriek 32.9 van de indelingslijst1: "Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning zijn de geluidsnormen, bedoeld in hoofdstuk 4.5, niet van toepassing op de inrichtingen bedoeld in § 1.

De exploitant treft de nodige maatregelen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken en vermeldt deze in een register. Ook de controle en de wijze van controle op de maatregelen wordt in het register vermeld. Naargelang van de omstandigheden en technologisch verantwoorde mogelijkheden volgens de huidige stand van de techniek wordt hierbij gebruik gemaakt van de oordeelkundige schikking van de geluidsbronnen, geluidsarme installaties, geluidsisolatie en/of absorptie en/of afscherming" Hierdoor waren de tot 30 april 1999 algemeen geldende geluidsnormen van hoofdstuk 4.5 van VLAREM II principieel niet meer van toepassing op de inrichtingen bedoeld in subrubriek 32.9 van de indelingslijst.

De wijziging in 1999 kwam er omwille van de vaststelling dat men vergeten was van omlopen voor motorvoertuigen en -vaartuigen uit het toepassingsgebied te laten van de algemeen geldende geluidsnormen, destijds geconcretiseerd in bijlage 2.2.1 `Milieukwaliteitsnormen en richtwaarden voor geluid in open lucht'. Deze normen waren hier namelijk niet voor bedoeld. Er werd in 1999 een bijlage 4.5.4. `Richtwaarden voor het specifieke geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen' ingevoerd.

Bij arrest van 8 februari 2021 met nr. 249.746 vernietigde de Raad van State het ministerieel besluit van 10 januari 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/01/2018 pub. 08/02/2018 numac 2018010523 bron ministerie van de franse gemeenschap Ministerieel besluit tot verlenging van de aanwijzing van controleartsen van de Franse Gemeenschap sluiten, waarin onder bepaalde voorwaarden een milieuvergunning werd verleend voor het verder exploiteren en veranderen van een omloop voor motorvoertuigen.

Het ministerieel besluit van 10 januari 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/01/2018 pub. 08/02/2018 numac 2018010523 bron ministerie van de franse gemeenschap Ministerieel besluit tot verlenging van de aanwijzing van controleartsen van de Franse Gemeenschap sluiten stelde, steunend op artikel 5.32.10.1, § 3, VLAREM II, dat de geluidsnormen van hoofdstuk 4.5. VLAREM II niet van toepassing zijn voor de omloop. De Raad oordeelde echter dat uit geen enkel dossierstuk blijkt dat artikel 5.32.10.1 § 3, van VLAREM II, zoals ingevoegd door artikel 217 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten, getoetst werd aan het standstill-beginsel van artikel 1.2.1, § 2 DABM. Om die reden werd artikel 5.32.10.1, § 3 van VLAREM II onwettig bevonden en op basis van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing gelaten.

Dit betekent echter niet dat dit artikel niet langer in de rechtsorde bestaat. Integendeel, het is tot op heden nog steeds van kracht. Aan de door de Raad van State vastgestelde onwettigheid dient evenwel een remediëring te komen.

De huidige situatie veroorzaakt immers rechtsonzekerheid vermits de motieven die ingeroepen werden in de recente rechtspraak kunnen worden aangehaald om vergunningsaanvragen te betwisten. Om deze rechtsonzekerheid weg te nemen enerzijds en om schade aan het milieu door illegale omlopen en wildcrossen te voorkomen anderzijds (igv gebrek aan normen), is een ingrijpen van de Vlaamse Regering nodig.

Een duidelijk rechtskader is nodig in functie van de vergunningverlening van de omlopen voor motorvoertuigen. 2. Probleemstelling en doelstelling van het wijzigingsbesluit Aanvankelijk was het de bedoeling om aan deze rechtsonzekerheid te remediëren via een wijzigingsbesluit van de sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM, waarbij specifieke sectorale normen zouden worden vastgesteld mits de opmaak van een plan-MER.Het Departement Omgeving schreef hiervoor een opdracht uit met de titel "Plan-MER sectorale voorwaarde inzake omlopen voor motorvoertuigen en -vaartuigen met verbrandingsmotor". Deze overheidsopdracht werd tot tweemaal toe in de markt gezet, evenwel zonder succes.

Op 10 november 2021 werd een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking aangevat, gekend onder het besteknummer "OMG_BJO_ 2021_E-07 d.d. 10/11/2021". Deze werd verstuurd naar een zestal studiebureaus. Op 6 december 2021 vond de opening van de offertes plaats. Er werden geen offertes ingediend.

De opmaak van een plan-MER voor deze problematiek blijkt een zeer hoge complexiteit in te houden, zowel inhoudelijk als juridisch. Omwille van deze complexiteit werden de inhoud van de opdracht en de bijhorende tijdsbesteding en raming aangepast. Bovendien werd naast de opmaak van het plan-MER een tweede perceel voorzien voor ondersteuning door een juridisch expert. De plaatsingsprocedure werd gewijzigd naar een vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.

De tweede opdracht werd gepubliceerd van 30/06/2022 tot 15/09/2022, onder het besteknummer "OMG_BJO_2022_007".

De tweede publicatie van de overheidsopdracht heeft wederom geen inschrijver voor de opmaak van het plan-MER opgeleverd. Uit navraag bij erkende MER-deskundigen geluid blijkt dat het gebrek aan interesse om in te schrijven voor deze onderzoeksopdracht voornamelijk te wijten is aan de hoge moeilijkheidsgraad van dit onderzoek. Een onderzoek naar mogelijke aanzienlijke milieu-impact op strategisch plan-niveau voor heel grondgebied Vlaanderen blijkt moeilijk haalbaar vermits de geluidsimpact afhangt van vele lokale variabelen en van de soorten motoren.

Om toch een oplossing te bieden voor de problematiek wordt ervoor geopteerd om géén globale oplossing meer uit te werken, maar wel om de mogelijkheid te voorzien opdat voor ieder individueel project specifieke geluidsoplossingen kunnen worden bedacht. Hierbij komt de klemtoon te liggen op het in beeld brengen van de specifieke milieu-impact op lokaal niveau en het zoeken naar gepaste concrete milderende maatregelen i.k.v. de vergunningsaanvraag. Derhalve zullen geen specifieke sectorale normen (waarvan de opmaak praktisch onmogelijk bleek) in titel II van het VLAREM worden opgenomen, maar wordt de mogelijkheid geboden om specifieke geluidsnormen vast te stellen voor individuele (permanente) projecten via een bijstelling van de voorwaarden of een vergunningsaanvraag, desgevallend inclusief de opmaak van een project-MER. Dit enerzijds via wijziging van het project-MER besluit (2004) en alsook een wijziging van artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM. Op die manier wordt ook tegemoet gekomen aan de bezorgdheden van buurtbewoners en de leefbaarheid van de omgeving van omlopen opvangen door de beoordeling op project-niveau case by case te laten uitvoeren.

De Vlaamse Regering stelt met dit wijzigingsbesluit volgende oplossing voor permanente omlopen van motorvoertuigen en motorvaartuigen (rubriek 32.9, 3° en 4° indelingslijst bijlage VLAREM II) : a. wijziging van de project-MER-plicht: verschuiving van categorie 11 a) van bijlage II/III naar bijlage I via aanpassing MER-besluit 2004 m.a.g. geen ontheffing meer mogelijk en ook geen mogelijkheid tot screening; b. doelstelling: grondige beoordeling van de activiteit in zijn lokale omgeving via het project-MER, waarbij rekening gehouden wordt met het type van de concrete omloop en voertuigen, aantal exploitatiedagen en waarbij de impact op bewoning/natuur in de buurt concreet onderzocht wordt. De indelingslijst blijft ongewijzigd wat betreft de tijdelijke omlopen van motorvoertuigen en motorvaartuigen (rubriek 32.9, 1° en 2° indelingslijst bijlage 1 VLAREM II) en blijven deze losgekoppeld van enige project-MER-plicht (enkel permanente omlopen zijn project-MER-plichtig (rubriek 11, a) bijlage II/III project-m.e.r.-besluit (2004)). Dit omdat aanzienlijke effecten niet verwacht worden wegens beperkt aantal exploitatiedagen.

Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM Artikel 1 Als antwoord op het arrest van de Raad van State van 8 februari 2021, zoals hierboven reeds aangehaald, wordt met dit artikel de uitzonderingsregel in § 3 van artikel 5.32.10.1 van titel II van het VLAREM opgeheven en worden de algemene geluidsnormen van hoofdstuk 4.5. van titel II van het VLAREM in principe van toepassing. Volgens de Raad van State werd in 1999 onvoldoende gemotiveerd waarom deze afwijkingsregeling wel verenigbaar zou zijn met het standstill-beginsel. Doordat deze uitzonderingsregeling principieel wordt afgeschaft voor vergunningsplichtige activiteiten, wordt tegemoet gekomen aan de opmerkingen terzake.

De nieuwe regeling voorziet dat desgevallend in het kader van de individuele beoordeling van een vergunning kan worden afgeweken van deze normen. Deze eventuele afwijking zal enkel kunnen plaatsvinden op grond van een beoordeling van de milieueffecten (i.h.k.v. bijvoorbeeld een procedure tot bijstelling van de bijzondere voorwaarden). Dit individueel onderzoek garandeert dat er geen (aanzienlijke) milieueffecten zullen optreden bij de (vergunde) uitbating van een omloop. Van enige schending van het standstill-beginsel is dus geen spraken, wel in tegendeel wordt met deze regeling geremedieerd aan de opmerkingen dienaangaande in het aangehaalde arrest van de Raad van State.

Voor zover er door dit wijzigingsbesluit al sprake zou zijn van enige achteruitgang van het milieu (quod non), is er in ieder geval geen sprake van een aanzienlijke achteruitgang van het milieu.

De toets aan het standstill-beginsel veronderstelt volgens de Raad een vergelijking tussen de situatie van de grondwettelijk beschermde personen onder het nieuwe/toekomstige en onder het oude/huidige milieubeleid, waarbij het bestaande beschermingsniveau en het beschermingsniveau dat het nieuwe milieubeleid biedt, moet worden vergeleken.

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van titel II van het VLAREM bestond reeds een specifieke regeling voor motorvoertuigen in uitvoering van de Wet van 18 juli 1973Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1973 pub. 25/06/2013 numac 2013000403 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bestrijding van de geluidshinder sluiten betreffende de bestrijding van de geluidshinder, met name het koninklijk besluit van 10 juni 1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen (opgeheven voor het Vlaamse Gewest op 1 september 1991), dat weliswaar onwettig werd bevonden door het Hof van Cassatie omdat het een wettelijke bevoegdheidsregel zou hebben miskend (m.n. omdat het niet voorgedragen werd aan de Minister van Verkeerswezen). Het koninklijk besluit voorzag in afstandsregels en technische vereisten voor crossmotors: * Artikel 3, § 2: de activiteiten op permanent gebruikte omlopen of terreinen die gelegen zijn op minder dan 500 m van de rand van o.a. natuurreservaat zijn verboden of conform artikel 4, § 2 op minder dan 300 meter indien de motorvoertuigen voldoen aan o.a. de bepalingen van de reglementering inzake de technisch eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen. * Artikel 4bis: de activiteiten op permanent gebruikte omlopen of terreinen, die gelegen zijn op minder dan vijfenzeventig meter van een woning, die niet de woning van de uitbater van de omloop of het terrein is, zijn verboden;

Verder kan in dit verband ook worden verwezen naar het eerdere koninklijk besluit van 27 maart 1974 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen (B.S., 6 april 1974) en het latere besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 1983 houdende aanvulling van het K.B. 10 juni 1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest (B.S., 21 mei 1983).

Bovendien bestonden talrijke individuele regelingen, wat ook blijkt uit de Terlamenrechtspraak. Deze eerdere regelgeving voor de geluidsimpact van motorcross stemt overeen met de regeling die ingevolge hoger vermelde wijziging van het besluit van 19 januari 1999 werd ingevoerd. Het is dus niet zo dat op deze sector de algemene geluidsnormen steeds van toepassing waren en dat plots door artikel 217 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten tot wijziging van VLAREM II alle waarborgen zijn weggevallen.

Bovendien voorzag titel II van het VLAREM bij zijn inwerkingtreding op 1 augustus 1995 een overgangstermijn in artikel 4.5.4.1 `Het specifiek geluid van de bestaande inrichtingen moet uiterlijk binnen een termijn van 3 jaar vanaf de datum van de inwerking treden van dit besluit voldoen aan de bepalingen van de §§ 3 en 4 dit artikel'. Binnen deze termijn startte de vergunningverlenende overheid een verduidelijkende wijziging van titel II van het VLAREM op om, net als in het verleden, voor o.a. omlopen voor motorvoertuigen en -vaartuigen gelijkaardige uitzonderingen te voorzien op de algemene geluidsnormen.

In de rechtspraak definieert het Grondwettelijk Hof het standstill-beginsel uit artikel 23 Gw. (GwH arresten nrs. 135/2006, 137/2006, 145/2006, 87/2007, 114/2008, 121/2008, 94/2010, 113/2010, 2/2011 en 22/2011): "Die bepaling bevat een standstill-verplichting die de bevoegde wetgever verbiedt het door de toepasselijke wetgeving geboden beschermingsniveau aanzienlijk te verminderen zonder dat daartoe redenen van algemeen belang bestaan".

Volgens het Grondwettelijk Hof is een vermindering van het geboden beschermingsniveau dus niet toegestaan in zoverre er sprake is van een aanzienlijke vermindering.

Zoals reeds eerder aangehaald wordt de MER-plicht aangescherpt voor permanente omlopen (zie artikelsgewijze bespreking bij artikel 3 t.e.m. 5) . De hinder van tijdelijke omlopen is vanzelfsprekend niet van dienzelfde aard als deze van de permanente omlopen en zijn uit hun aard van tijdelijke aard. Om die reden blijven zij losgekoppeld van enige MER-plicht of vergunningsplicht.

De meeste bestaande permanente omlopen werden bovendien op vandaag onderworpen aan een project-MER. De milieueffecten werden in kaart gebracht en nadien bij het verlenen van de vergunning in concreto beoordeeld.

In haar advies van 8 januari 2024 nr. 75.050/16 stelt de Raad van State de vraag of met de zinsnede "de geluidsnormen, vermeld in hoofdstuk 4.5," in de nieuwe aangepaste § 3, van artikel 5.32.10.1, van titel II van het VLAREM ook de algemeen geldende geluidsnormen, geconcretiseerd in bijlage 2.2.1 `Milieukwaliteitsnormen en richtwaarden voor geluid in open lucht'", worden bedoeld.

Paragraaf 3 van artikel 5.32.10.1 heeft enkel betrekking op de algemene milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen betreffende de beheersing van geluidshinder vermeld in hoofdstuk 4.5. Dit zijn dus niet de milieukwaliteitsnormen vermeld in hoofdstuk 2.2. van titel II van het VLAREM `Milieukwaliteitsnormen voor geluid en beleidstaken ter zake'. De in hoofdstuk 2.2. vastgestelde milieukwaliteitsnormen worden door de overheid gehanteerd bij het plannen en bij het realiseren van haar beleid. (art.2.1.2. titel II van het VLAREM). Vergunningen worden dus niet verleend op basis van de milieukwaliteitsnormen maar wel op basis van de geluidsvoorwaarden voor het specifieke geluid in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen van hoofdstuk 4.5.

Doch is een aftoetsing aan de milieukwaliteitsnormen wel degelijk een onderdeel van een project-MER, zo zijn veel beoordelingskaders binnen project-MER daar bijvoorbeeld op gebaseerd voor bepaalde effectgroepen zoals ook bv. in het beoordelingskader geluid worden de milieukwaliteitsnormen in rekening gebracht.

Het is ook zo dat een project-MER meer is dan een aftoetsing aan de VLAREM-normen - door de milieukwaliteitsnorm in rekening te brengen, wordt de gebruiksruimte in de omgeving mee in rekening gebracht en wordt zo bepaald hoe groot een effect is.

Tijdelijke en niet vergunningsplichtige omlopen, zoals eerder aangehaald, blijven de indeling als klasse 3 behouden in punt 1° van subrubriek 32.9 van de indelingslijst van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM. Deze betreft de ééndagswedstrijden die jaarlijks worden georganiseerd.. Op dergelijke locaties zijn er op jaarbasis slechts een beperkt aantal activiteiten. Volgens rubriek 32.9.c) bijvoorbeeld kan een wedstrijd maximaal gespreid zijn over 2 aaneensluitende kalenderdagen. Bijhorende oefenritten op andere dagen zijn gespreid over maximaal 3 dagen. In de meeste gevallen zijn er op een locatie op jaarbasis slechts activiteiten op 2 dagen en maximaal op 5 dagen.

Dergelijke activiteiten hebben dus in beginsel minimale impact en zijn beperkt in de tijd. Door de zeer beperkte duur van deze activiteiten kan er geen sprake zijn van een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau.

Omwille van het belang van deze ééndagswedstrijden, werd de VLAREM wetgeving in 2014 net versoepeld om deze ééndagswedstrijden meer mogelijkheden te geven (in concreto: meer trainingsdagen voor- en na de wedstrijd werden mogelijk gemaakt). Dit gebeurde juist omdat duidelijk werd dat er geen bijkomende omlopen gevonden werden. De aanpassing werd bewust beperkt gehouden teneinde rustverstoring voor omwonenden te beperken.

In het verslag aan de Vlaamse regering bij het besluit van 16 mei 2014 waarmee art. 5.32.10.4 van Vlarem II werd gewijzigd, werd het als volgt verwoord: "Dit artikel wijzigt artikel 5.32.10.4 van titel II van het VLAREM om mogelijk te maken dat er kan getraind worden op crossterreinen in de namiddag van 13 uur tot 18 uur (punten 1° en 3° ) en op zon- en feestdagen van 9 uur tot 20 uur (punt 2° ). Deze periode wordt bewust beperkt gehouden teneinde de rust van de omwonenden van crossterreinen niet te verstoren." Het zou dus contradictorisch zijn om dit nu opnieuw te verstrengen door de klasse 3 indeling te veranderen naar klasse 2. Bovendien zouden de gevolgen buiten proportie zijn met het doel voor ogen gezien het tijdelijk karakter van de ééndagswedstrijden.

De organisatie van zo'n ééndagswedstrijden gebeurt meestal door lokale sportclubs. Administratief en financieel is er een grote impact voor deze organiserende sportclubs indien hier nu een vergunningsplicht zou gelden. Het onderzoek van potentiële milieueffecten zal moeten onderbouwd worden met eventueel studies. Dergelijke clubs draaien op vrijwilligers zonder ervaring inzake dergelijke complexe vergunningsprocedures. De clubs kunnen zo'n kosten niet dragen. Dit kan ook gepaard gaan met zowel administratieve als gerechtelijke beroepsprocedures.

Dit kan tot gevolg hebben dat heel wat organisatoren de handdoek in de ring gooien, niet om redenen dat het juridisch niet haalbaar is maar omdat het administratief en financieel niet te dragen is en de lange procedures een sterk ontmoedigend effect hebben.

Voorliggend besluit voorziet ook in een aantal overgangsbepalingen, zie bespreking artikel 6 en 7.

Artikel 2 Dit artikel beoogt een wijziging van indelingsrubriek 32.9. van de indelingslijst van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM betreffende omlopen voor wedstrijden, test- en oefenritten, of test- en oefenvaarten, met motorvoertuigen of motorvaartuigen, met verbrandingsmotor, met inbegrip van recreatief gebruik, alsook van waterskiën andere dan vermeld in rubriek 32.8.2, in andere zones dan zeebadzones, niet volledig gelegen op de openbare weg of op openbare waterwegen.

De beoogde wijziging heeft tot doel om rubriek 32.9, in het bijzonder punt 4°, in overeenstemming te brengen met de beoogde wijzigingen van bijlage I t.e.m. III van het project-MER-besluit in artikel 3 t.e.m. 5 van voorliggend besluit. Zie bespreking artikel 3 t.e.m. 5.

Hoofdstuk 2. - Wijzingen van besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage Artikel 3 t.e.m. 5 Deze artikelen beogen respectievelijk wijzigingen aan bijlage I t.e.m.

III van het project-MER-besluit. Zoals reeds eerder aangegeven, wordt de project-MER-plicht voor permanente omlopen voor motorvoertuigen aangescherpt door een algemene MER-plicht in te stellen voor alle permanente omlopen die individuele beoordeling van de milieueffecten moet garanderen.

Dientengevolge worden de bestaande rubrieken 11 a) van bijlage II en III opgeheven en wordt een nieuwe rubriek opgenomen in bijlage I bij het project-MER-besluit dat luidt als volgt "29. Permanente race -en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen".

Op deze manier wordt dus voorzien dat voor de permanente ingedeelde inrichtingen en/of activiteiten van indelingsrubriek 32.9, 3° en 4° van de indelingslijst van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM steeds een MER moet worden opgemaakt bij aanvragen betreffende dergelijke projecten. Dit biedt de garantie voor de omgeving en het leefmilieu dat een grondige beoordeling van de activiteit in zijn lokale omgeving via het project-MER zal gebeuren, waarbij rekening gehouden wordt met het type van de concrete omloop en voertuigen, aantal exploitatiedagen en waarbij de impact op bewoning/natuur in de buurt concreet onderzocht wordt.

M.a.w. kunnen dan problemen project specifiek in kaart worden gebracht en een kader met maatregelen die dan in het project-MER worden uitgewerkt en beoordeeld. In artikel 5.32.10.1, § 3, tweede lid, staan de nodige kapstokken voor de uitwerking van maatregelen in het project-MER om gepaste voorwaarden/maatregelen uit te werken in het project-MER/vergunning om de vaststelling van de nodige maatregelen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken.

Hoofdstuk 3. - Slotbepalingen Artikel 6 en 7 De wijzigingen opgenomen in dit besluit zullen onmiddellijk van toepassing zijn op zowel bestaande als voor nieuwe inrichtingen die onder de indelingsrubriek 32.9 vallen van de indelingslijst in bijlage I bij titel II van het VLAREM. Dit heeft tot gevolg dat er strengere voorwaarden van toepassing zijn op de reeds vergunde en bestaande omlopen. Om die de nodige tijd te geven om ofwel enerzijds te voldoen aan de vooropgestelde normen ofwel een afwijking hierop aan te vragen en te bekomen, dient dit besluit in een overgangstermijn te voorzien. Er wordt ervoor gekozen om een overgangstermijn van ongeveer 3 jaar voorop te stellen. Op die manier is het mogelijk voor exploitanten van bestaande en vergunde ingedeelde inrichtingen of activiteiten een bijstelling van de voorwaarden met verzoek tot afwijking van de geluidsnormen van 4.5. aan te vragen bij de bevoegde overheid. De termijn van 3 jaar is ook op vraag van de SARC met haar advies van 15 september 2023.

Het gewijzigde tweede lid van § 3 van artikel 5.32.10.1. van titel II van het VLAREM met wijzigingsartikel 1 van voorliggend besluit verandert weinig t.o.v. de huidige bewoording die reeds sinds 1 mei 1999 van toepassing is voor ingedeelde inrichtingen van rubriek 32.9.

De verwijzing naar het project-MER werd toegevoegd omdat in de gevallen waarin een project-MER zou zijn opgemaakt dan zijn die gegevens uit het tweede lid van paragraaf 3 in principe reeds voor de hand liggend in het project-MER. Om die reden wordt hiernaar verwezen, voor de exploitant is dit dus efficiënt hergebruik van gegevens. Dit betekent echter niet dat daarvoor nu een nieuwe project-MER zou moeten worden opgemaakt. Voor bestaande en vergunde inrichtingen waarvoor reeds een project-MER werd opgemaakt dient er geen nieuwe project-MER te worden opgemaakt naar aanleiding van de inwerkingtreding van voorliggend wijzigingsbesluit.

Op de lopende of hangende omgevingsvergunningsaanvragen of meldingen die werden ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit is er geen invloed. Deze worden afgehandeld conform de bepalingen die van toepassing waren op het moment van het indienen van de aanvraag of de melding. De verantwoordelijkheid ligt dan bij de vergunningsaanvrager of exploitant zelf om te voldoen aan de nieuwe bepalingen zoals voorgelegd in huidig wijzigingsbesluit. Omlopen die een rubriekswijziging ondergaan door de wijziging van de indelingslijst uit artikel 2 van dit besluit zullen dan onder de toepassing vallen artikel 51 van het Omgevingsvergunningendecreet en artikel 11, 1°, c) van het Omgevingsvergunningenbesluit. Permanente omlopen die dan moeten voldoen aan de strengere milieuvoorwaarden uit titel II van het VLAREM hebben de mogelijkheid om een afwijking van artikel 5.32.10.1., § 1 VLAREM II aan te vragen via een bijstelling van de voorwaarden.

Voor de nieuwe inrichtingen zijn geen bepalingen voorzien, dat wil dus zeggen dat het besluit bij inwerkingtreding meteen van toepassing is voor de nieuwe inrichtingen die onder de indelingsrubriek 32.9 vallen van de indelingslijst in bijlage I bij titel II van het VLAREM. Artikel 8 Dit artikel stelt de delegatie vast aan de Vlaamse Regering om de inwerkingtreding te voorzien ten laatste op 1 januari 2027. Deze datum sluit aan op de voorzien overgangstermijn in artikel 6 en 7.

Artikel 9 Dit artikel stelt de klassieke slotbepaling vast.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme Z. DEMIR _______ Nota 1 "Omloop voor wedstrijden, test- en oefenritten, of test- en oefenvaarten, met motorvoertuigen of motorvaartuigen, met verbrandingsmotor, met inbegrip van recreatief gebruik, alsook van waterskiën andere dan vermeld in rubriek 32.8.2, in andere zones dan zeebadzones, niet volledig gelegen op de openbare weg of op openbare waterwegen [...]".

Raad van State, afdeling Wetgeving Advies 75.050/16 van 8 januari 2024 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wat betreft de omlopen voor motorvoertuigen en vaartuigen' Op 7 december 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wat betreft de omlopen voor motorvoertuigen en vaartuigen'.

Het ontwerp is door de zestiende kamer onderzocht op 27 december 2023.

De kamer was samengesteld uit Pierre LEFRANC, wnd. kamervoorzitter, Elly VAN DE VELDE en Annelies D'ESPALLIER, staatsraden, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Pieter AERTGEERTS, adjunct-auditeur.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 januari 2024. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het voor advies voorgelegde ontwerp van besluit voorziet in een wijziging van titel II van het VLAREM(1) en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten `houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage' naar aanleiding van arrest nr.249.746 van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 februari 2021.(2) In dat arrest oordeelde de afdeling Bestuursrechtspraak dat artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM het in artikel 1.2.1, § 2, van het DABM(3) opgenomen standstill-beginsel schendt.

Het ontwerp wijzigt de indelingslijst vervat in bijlage 1 bij titel II van het VLAREM zodat tijdelijke omlopen vergunningsplichtig worden (artikel 2 van het ontwerp). Daarnaast worden de project-MER-bijlagen bij het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten aangepast, zodat er een algemene MER-plicht komt voor permanente omlopen (artikelen 3 tot 5).

De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, bepaalt de datum van inwerkingtreding van het te nemen besluit (artikel 8) en een overgangsregeling wordt uitgewerkt (artikelen 6 en 7).

RECHTSGROND 3. Het ontwerp zoekt blijkens de aanhef rechtsgrond in de artikelen 4.3.2, 5.4.1 en 5.4.3, van het DABM. Artikel 4.3.2 van het DABM biedt rechtsgrond aan de artikelen 3 tot 5 van het ontwerp.

Artikel 5.4.1 van het DABM biedt rechtsgrond aan de artikelen 1 en 2 van het ontwerp.

Artikel 5.4.3, § 1, van het DABM biedt daarentegen geen rechtsgrond, aangezien de Vlaamse Regering met het ontwerp geen wijze bepaalt waarop de beste beschikbare technieken worden vastgesteld. Artikel 5.4.3, § 2 van het DABM geeft geen machtiging aan de Vlaamse Regering om verordenend op te treden en biedt dus evenmin rechtsgrond.

ALGEMENE OPMERKINGEN 4.1. In het voormelde arrest nr. 249.746 van 8 februari 2021 oordeelde de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak, dat uit geen enkel dossierstuk bleek dat artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM getoetst werd aan het in artikel 1.2.1, § 2, van het DABM opgenomen standstill-beginsel. Artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM werd bijgevolg buiten toepassing gelaten op grond van artikel 159 van de Grondwet met de volgende overwegingen: "17. Bij artikel 217 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten tot wijziging van Vlarem II (Belgisch Staatsblad 31 maart 1999), wordt, met ingang van 1 mei 1999, een § 3 toegevoegd aan artikel 5.32.10.1 van Vlarem II: `Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning zijn de geluidsnormen, bedoeld in hoofdstuk 4.5, niet van toepassing op de inrichtingen bedoeld in § 1.

De exploitant treft de nodige maatregelen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken en vermeldt deze in een register. Ook de controle en de wijze van controle op de maatregelen wordt in het register vermeld. Naargelang van de omstandigheden en technologisch verantwoorde mogelijkheden volgens de huidige stand van de techniek wordt hierbij gebruik gemaakt van de oordeelkundige schikking van de geluidsbronnen, geluidsarme installaties, geluidsisolatie en/of absorptie en/of afscherming'.

Hoofdstuk 4.5 van Vlarem II handelt over de milieuvoorwaarden met betrekking tot de beheersing van de geluidshinder. De bepalingen van dat hoofdstuk bevatten onder meer geluidsnormen die bij de exploitatie van vergunningsplichtige inrichtingen moeten worden gerespecteerd en zijn in principe van toepassing op alle ingedeelde inrichtingen. 18. Deze toevoeging bij artikel 217 van het voornoemde besluit van de Vlaamse regering impliceert dat de tot 30 april 1999 algemeen geldende geluidsnormen van hoofdstuk 4.5 van Vlarem II vanaf de inwerkingtreding ervan principieel niet meer van toepassing zijn op omlopen voor motorvoertuigen. Hierdoor valt een in een reglementair besluit vastgelegde waarborg voor belanghebbenden, zoals de verzoekende partij, bij omlopen voor motorvoertuigen weg. 19. De sectorale milieuvoorwaarden van hoofdstuk 4.5 van Vlarem II zijn afdwingbare rechtsnormen waarmee de Vlaamse regering het haar in het te dezen toepasselijke artikel 20 van het milieuvergunningsdecreet opgedragen milieubeleid uitwerking geeft. De verzoekende partij vraagt om artikel 5.32.10.1, § 3, van Vlarem II dat de toepasselijkheid van die rechtsnormen opheft, te toetsen aan artikel 1.2.1, § 2, DABM en deze reglementaire bepaling op basis van die toetsing buiten toepassing te verklaren. 20. Het op grond van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing laten van artikel 5.32.10.1, § 3, van Vlarem II impliceert dat op de vergunningsaanvraag van de vzw EG Events de sectorale milieuvoorwaarden van hoofdstuk 4.5 van Vlarem II moeten worden toegepast. 21. Artikel 1.2.1, § 2, DABM bepaalt: `Op basis van een afweging van de verschillende maatschappelijke activiteiten streeft het milieubeleid naar een hoog beschermingsniveau. Het berust onder meer op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, het standstill-beginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt'.

Het decretaal opgedragen milieubeleid dient aldus te streven naar een hoog beschermingsniveau na afweging van de verschillende maatschappelijke activiteiten en dient tevens te berusten op de opgesomde beginselen. 22. Het standstill-beginsel wordt in deze decretale bepaling in zijn spraakgebruikelijke betekenis gehanteerd.Het beginsel impliceert dat het door het bestaande milieubeleid bereikte beschermingsniveau niet meer kan afgebouwd worden. De hoogte van het na te streven hoger beschermingsniveau wordt in het toekomstige milieubeleid bepaald door middel van een afweging van de verschillende maatschappelijke activiteiten. De opname van het standstill-beginsel in het DABM verleent er een juridische waarde aan waardoor het door de uitvoerende macht en de lagere overheden in acht moet worden genomen en een toetsingsgrond vormt voor de bevoegde rechterlijke autoriteiten (Parl.St. Vl.R. 1994-95, nr. 718/1, 24).

De toets aan de standstill-werking veronderstelt een vergelijking tussen de situatie van de grondwettelijk beschermde personen onder het nieuwe/toekomstige milieubeleid en onder het oude/huidige milieubeleid, waarbij het bestaande beschermingsniveau en het beschermingsniveau dat het nieuwe milieubeleid biedt, moet worden vergeleken.

De vergelijking kan en moet door het bestuur worden uitgevoerd onder het toezicht van de Raad van State. De Raad van State kan zelf niet elke mogelijke bijzondere situatie onderzoeken die kan voortkomen uit de vergelijking van de twee stelsels van milieurechtsregels.

Het is noodzakelijk dat het bestuur zich in het kader van de eerbiediging van de standstill-werking met voldoende kennis van zaken een oordeel kan vormen over het nieuwe milieubeleid en de gevolgen ervan en dat die oordeelsvorming van het bestuur op een door de Raad van State controleerbare wijze geschiedt. 23. Uit de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het voormelde besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten, het door de verzoekende partij aangehaalde advies L.28.637/3 van 7 januari 1999 van de afdeling wetgeving van de Raad van State die met betrekking tot een versoepeling van de toen bestaande milieunormen in artikel 5.32.10.2, § 4, van Vlarem II, heeft gesteld dat een verlaging van beschermingsniveau slechts verenigbaar met de Grondwet (artikel 23, derde lid, 4° ) kan worden geacht, als daarvoor dwingende redenen zijn, noch uit enig ander stuk van het dossier blijkt dat de Vlaamse regering de toevoeging van § 3 in artikel 5.32.10.1 van Vlarem II heeft getoetst aan de luidens artikel 1.2.1, § 2, DABM te eerbiedigen standstill-werking van het te voeren milieubeleid en bijgevolg vanuit dat oogpunt met voldoende kennis van zaken een oordeel heeft gevormd voor het nieuwe milieubeleid en de gevolgen ervan. Alleszins is deze verplichte toetsing aan en oordeelsvorming in het licht van het standstill-beginsel door de verwerende partij niet op een door de Raad van State controleerbare wijze geschied. 24. Het eerste onderdeel van het vierde middel waar het aanvoert dat artikel 5.32.10.1, § 3, van Vlarem II het in artikel 1.2.1, § 2, DABM opgenomen standstill-beginsel schendt, is gegrond. Artikel 5.32.10.1, § 3, van Vlarem II moet daarom op grond van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing worden gelaten. Op de vergunningsaanvraag van de vzw EG Events moeten bijgevolg de geluidsnormen, bedoeld in hoofdstuk 4.5 van Vlarem II worden toegepast." 4.2. De wijzigingen doorgevoerd door het ontwerp moeten worden beoordeeld in het licht van artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet, waarin het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu wordt gewaarborgd, zoals uitgewerkt in artikel 1.2.1, § 2 van het DABM. Artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet, dat het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu waarborgt, bevat een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder redelijke verantwoording.(4) De opname van het standstill-beginsel in artikel 1.2.1, § 2, van het DABM verleent er in die context een specifieke juridische waarde aan.(5) De voormelde standstill-verplichting kan echter niet zo worden begrepen dat ze de bevoegde overheid zou verbieden wijzigingen aan te brengen aan de indelingslijst. Zij verbiedt enkel maatregelen te nemen die een aanzienlijke achteruitgang zouden betekenen van het bij artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet gewaarborgde recht, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording wordt gegeven. Zij ontzegt de bevoegde overheid evenwel niet de bevoegdheid om te oordelen hoe dat recht op de meest adequate wijze kan worden gewaarborgd.(6) 4.3. In het verslag aan de regering bij het ontwerp wordt gesteld dat de tot 30 april 1999 algemeen geldende geluidsnormen, geconcretiseerd in bijlage 2.2.1 `Milieukwaliteitsnormen(7) voor geluid in open lucht' bij VLAREM II, door de toevoeging bij besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne', van een paragraaf drie aan artikel 5.32.10.1 van titel II van het VLAREM, niet meer van toepassing waren op de inrichtingen bedoeld in subrubriek 32.9 van de indelingslijst. En dat vanaf dan de ingevoerde richtwaarden(8) voor het specifieke geluid(9) in open lucht van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen opgenomen in bijlage 4.5.4 bij VLAREM II, van toepassing zijn geworden op deze inrichtingen. Artikel 5.32.10.1., § 3 van VLAREM II, zoals toegevoegd bij het voormelde besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999035150 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne type besluit van de vlaamse regering prom. 19/01/1999 pub. 24/02/1999 numac 1999035162 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden waarvoor de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport wordt opgelegd sluiten, bestaat na het voormelde arrest nr. 249.746 van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nog steeds in de rechtsorde.

Dat arrest heeft die laatste bepaling in dat concrete geval buitentoepassing verklaard. In het verslag van de Vlaamse regering bij het ontwerp wordt terecht aangevoerd dat "de motieven die ingeroepen werden" in dat arrest "kunnen worden aangehaald om vergunningsaanvragen te betwisten". Het op grond van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing laten van artikel 5.32.10.1, § 3, van VLAREM II impliceert blijkens het verslag aan de regering bij het ontwerp dat de algemeen geldende geluidsnormen, geconcretiseerd in bijlage 2.2.1 `Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht' bij VLAREM II moeten worden toegepast. 4.4. Het ontwerp neemt geen specifieke sectorale milieuvoorwaarden(10) op in titel II van het VLAREM voor de "[omlopen] voor wedstrijden, test- en oefenritten, of test- en oefenvaarten, met motorvoertuigen of motorvaartuigen, met verbrandingsmotor, met inbegrip van recreatief gebruik, alsook van waterskiën andere dan vermeld in rubriek 32.8.2, in andere zones dan zeebadzones, niet volledig gelegen op de openbare weg of op openbare waterwegen", vermeld in subrubriek 32.9 van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM. Luidens het verslag aan de Vlaamse regering biedt het ontwerp "de mogelijkheid (...) om middels de opmaak van een project-MER specifieke geluidsnormen vast te stellen voor individuele projecten voor nieuwe aanvragen." Door "de mogelijkheid te voorzien" van "voor ieder individueel project specifieke geluidsoplossingen" in plaats van specifieke sectorale milieuvoorwaarden op basis van een plan-MER voor dergelijke omlopen, laat het ontwerp niet toe om thans reeds met zekerheid vast te stellen of er al dan niet sprake is van een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau, zodat nog niet kan worden uitgemaakt of het standstill-beginsel dat in artikel 1.2.1, § 2 van het DABM ligt besloten als uitwerking van artikel 23, 4°, van de Grondwet, geschonden is. 4.4.1. De uitzonderingsregel in artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM wordt door het ontwerp opgeheven. De "geluidsnormen, vermeld in hoofdstuk 4.5" van titel II van het VLAREM worden daardoor, luidens het ontworpen artikel 5.32.10.1, § 3, eerste lid, van titel II van het VLAREM, in principe van toepassing op de in subrubriek 32.9 van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM vermelde inrichtingen.

In het verslag aan de regering bij het ontwerp wordt echter gesteld dat met de opheffing van "de uitzonderingsregel in § 3 van artikel 5.32.10.1 van titel II van het VLAREM [...] de algemene geluidsnormen in principe van toepassing" worden. Indien hiermee eveneens de in het verslag aan de regering aangehaalde "algemeen geldende geluidsnormen, geconcretiseerd in bijlage 2.2.1 `Milieukwaliteitsnormen en richtwaarden voor geluid in open lucht'", worden bedoeld, dan strookt dit niet met de tekst van het eerste lid van het ontworpen artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM. Omwille van de rechtszekerheid wordt aanbevolen om de bespreking in het verslag aan de regering af te stemmen op de tekst van het ontworpen artikel 5.32.10.1, § 3, eerste lid, van titel II van het VLAREM. De verantwoording in het verslag aan de regering doet er op het eerste gezicht niet van blijken dat de ontworpen wijziging een aanzienlijke achteruitgang van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu zou impliceren, doch de afdeling Wetgeving van de Raad van State beschikt in de voormelde omstandigheden over een onvoldoende inzicht in alle juridische en feitelijke gegevens om hierover uitsluitsel te geven. 4.4.2. De vooropgestelde wijziging van artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM voorziet echter dat desgevallend in het kader van de individuele beoordeling van een vergunningsaanvraag kan worden afgeweken van deze geluidsnormen ("Tenzij het anders vermeld is in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit").

Het verslag aan de regering vermeldt in dit verband: "Deze eventuele afwijking zal enkel kunnen plaatsvinden op grond van een beoordeling van de milieueffecten. Dit individueel onderzoek garandeert dat er geen (aanzienlijke) milieueffecten zullen optreden bij de (vergunde) uitbating van een omloop. Van enige schending van het standstill-beginsel is dus geen spraken, wel in tegendeel wordt met deze regeling geremedieerd aan de opmerkingen dienaangaande in het aangehaalde arrest van de Raad van State." De verantwoording in het verslag aan de regering doet er op het eerste gezicht niet van blijken dat de ontworpen wijziging een aanzienlijke achteruitgang van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu zou impliceren, doch de afdeling Wetgeving van de Raad van State beschikt in de voormelde omstandigheden over een onvoldoende inzicht in alle juridische en feitelijke gegevens om hierover uitsluitsel te geven. 4.4.3. De vooropgestelde wijziging van artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM voorziet ook dat in afwijking van het eerste lid van het ontworpen artikel 5.32.10.1, § 3, van titel II van het VLAREM, "de geluidsnormen, vermeld in hoofdstuk 4.5, niet van toepassing [zijn] op de inrichtingen bedoeld in punt 1° van subrubriek 32.9 van de indelingslijst".(11) Het verslag aan de regering vermeldt in dit verband: "Tijdelijke en niet vergunningsplichtige omlopen, zoals eerder aangehaald, blijven de indeling klasse 3 behouden in punt 1° van subrubriek 32.9 van de indelingslijst van bijlage 1 bij titel II van het VLAREM. Deze betreft de ééndagswedstrijden die jaarlijks worden georganiseerd. Op dergelijke locaties zijn er op jaarbasis slechts een beperkt aantal activiteiten. Volgens rubriek 32.9.c) bij voorbeeld kan een wedstrijd maximaal gespreid zijn over 2 aaneensluitende kalenderdagen. Bijhorende oefenritten op andere dagen zijn gespreid over maximaal 3 dagen. In de meeste gevallen zijn er op een locatie slechts activiteiten op 2 dagen en maximaal op 5 dagen. Dergelijke activiteiten hebben dus in beginsel minimale impact en zijn beperkt in de tijd. Door de zeer beperkte duur van deze activiteiten kan er geen sprake zijn van een aanzienlijke achteruitgang van het beschermingsniveau." Door in het ontworpen artikel 5.32.10.1, § 3, derde lid, van titel II van het VLAREM te bepalen dat "de geluidsnormen, vermeld in hoofdstuk 4.5" van titel II van het VLAREM niet van toepassing zijn op de inrichtingen bedoeld in punt 1° van subrubriek 32.9 van de indelingslijst, rijst de vraag, gelet op wat voorafgaat (opmerking 3.3) of het de bedoeling is dat "de algemeen geldende geluidsnormen, geconcretiseerd in bijlage 2.2.1" `Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht' in die gevallen van toepassing zijn.

De verantwoording in het verslag aan de regering doet er op het eerste gezicht niet van blijken dat de ontworpen wijziging een aanzienlijke achteruitgang van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu zou impliceren, doch de afdeling Wetgeving van de Raad van State beschikt in de voormelde omstandigheden over een onvoldoende inzicht in alle juridische en feitelijke gegevens om hierover uitsluitsel te geven.

BIJZONDERE OPMERKINGEN Aanhef 5. In de rubriek "Rechtsgronden" van de aanhef dient de verwijzing naar artikel 5.4.3 van het DABM te worden weggelaten.

Artikelen 2 en 4 6. Bijlage 1 bij titel II van het VLAREM werd voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/01/2018 pub. 08/02/2018 numac 2018010523 bron ministerie van de franse gemeenschap Ministerieel besluit tot verlenging van de aanwijzing van controleartsen van de Franse Gemeenschap sluiten0 `tot wijziging van besluiten van de Vlaamse Regering door de fusie van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid tot het Departement Zorg'.Bijgevolg dient in artikel 2 van het ontwerp de zinsnede "het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/05/2021 pub. 30/06/2021 numac 2021042357 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Mestdecreet van 22 december 2006, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het VLAREL en de VLAREME van 22 oktober 2016 type besluit van de vlaamse regering prom. 21/05/2021 pub. 23/06/2021 numac 2021021101 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van diverse besluiten naar aanleiding van de interne reorganisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij sluiten" te worden vervangen door de zinsnede "het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/01/2018 pub. 08/02/2018 numac 2018010523 bron ministerie van de franse gemeenschap Ministerieel besluit tot verlenging van de aanwijzing van controleartsen van de Franse Gemeenschap sluiten0".

In dezelfde zin dient in artikel 4 van het ontwerp de zinsnede "het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 27/11/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036613 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed type besluit van de vlaamse regering prom. 27/11/2015 pub. 23/02/2016 numac 2016035143 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning sluiten" te worden vervangen door de zinsnede "het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 18/03/2016 pub. 26/08/2016 numac 2016036115 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu type besluit van de vlaamse regering prom. 18/03/2016 pub. 02/06/2016 numac 2016035825 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Informatie Vlaanderen, de bepaling van diverse maatregelen voor de ontbinding zonder vereffening van het AGIV, de regeling van de overdracht van de activiteiten en het vermogen van het AGIV aan het agentschap Informatie Vlaanderen en de vaststelling van de werking, het beheer en de boekhouding van het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen sluiten".(12) De griffier, De voorzitter, Wim GEURTS Pierre LEFRANC _______ Nota's 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 `houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne'. 2 RvS 8 februari 2021, nr. 249.746, vzw Aktiegroep Leefmilieu Kempen. 3 Decreet van 5 april 1995 `houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid'. 4 Zie GwH 21 september 2023, nr. 127/2023, B.5.3; GwH 21 september 2023, nr. 129/2023, B.12; Vergelijk GwH 21 januari 2021, nr. 6/2021, B.4.2: "Artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet bevat, met betrekking tot het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu, een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang;

GwH 25 februari 2021, nr. 30/2021, B.33.2, GwH 14 oktober 2021, nr. 142/2021, B.30.2 en GwH 21 oktober 2021, nr. 148/2021, B.25: "Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang"; GwH 20 oktober 2022, nr. 133/2022, B.14.1. 5 Parl.St. Vl.Parl. 1994-95, nr. 718/1, 24; RvS 2 mei 2019, nr. 244.351, vzw Aktiegroep Leefmilieu Kempen, nr. 33; RvS 8 februari 2021, nr. 249.746, vzw Aktiegroep Leefmilieu Kempen, nr. 22; RvS 19 november 2021, nr. 252.163, Monsieurs e.a., nr. 9.2. 6 GwH 21 september 2023, nr. 127/2023, B.5.3; GwH 21 september 2023, nr. 129/2023; adv.RvS 72.683/1 van 30 december 2022 over een ontwerp dat heeft geleid tot het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 mei 2023 `houdende wijzigingen aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II, IC, ID en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen', opmerking 6.1. 7 Artikel 2.2.1 van het DABM bepaalt dat de Vlaamse Regering ter bescherming van het milieu milieukwaliteitsnormen vaststelt die bepalen aan welke kwaliteitseisen de onderdelen van het milieu moeten voldoen binnen de termijnen die zij bepaalt. Artikel 2.2.4 van het DABM bepaalt dat die milieukwaliteitsnormen kunnen worden vastgesteld in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. Luidens artikel 1.1.2 `Definities: algemeen' van VLAREM II wordt "milieukwaliteitsnorm" als volgt omschreven: "alle eisen waaraan op een gegeven ogenblik in een bepaald milieucompartiment of een bepaald gedeelte daarvan moet worden voldaan conform deel 2 van dit besluit". 8 Luidens artikel 2.2.4 van het DABM bepalen richtwaarden "het milieukwaliteitsniveau dat zoveel mogelijk moet worden bereikt of gehandhaafd". 9 Luidens artikel 1.1.2 `Definities geluid (hoofdstukken 2.2, 4.5, 5.32 en 6.7)' van VLAREM II is "specifiek geluid: de relevante waarde die eventueel aangepast wordt met een beoordelingsgetal; tot het specifieke geluid van een inrichting wordt eveneens geluid (lawaai) gerekend, voortgebracht door transport, laad- en losverrichtingen, verkeer, het opwarmen en laten draaien van motoren op het terrein van de inrichting, evenals door het in- en uitgaande verkeer". 10 Luidens artikel 5.4.5 van het DABM kunnen sectorale milieuvoorwaarden de algemene milieuvoorwaarden aanvullen of bijkomende eisen stellen, strenger zijn dan algemene milieuvoorwaarden, om technische redenen in minder strenge zin afwijken van de algemene milieuvoorwaarden in de gevallen die door de Vlaamse regering worden bepaald. 11 Het gaat om a) omlopen waarop met maximaal één motorvoertuig of motorvaartuig wordt gereden respectievelijk gevaren, b) omlopen voor motorvaartuigen waarop per jaar hoogstens één wedstrijd plaatsvindt en, c) omlopen voor motovoertuigen waarop per jaar hoogstens één wedstrijd en aansluitende oefenritten plaatsvinden. 12 Dit betreft het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 18/03/2016 pub. 26/08/2016 numac 2016036115 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu type besluit van de vlaamse regering prom. 18/03/2016 pub. 02/06/2016 numac 2016035825 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Informatie Vlaanderen, de bepaling van diverse maatregelen voor de ontbinding zonder vereffening van het AGIV, de regeling van de overdracht van de activiteiten en het vermogen van het AGIV aan het agentschap Informatie Vlaanderen en de vaststelling van de werking, het beheer en de boekhouding van het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen sluiten `tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu'.

2 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, en het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wat betreft de omlopen voor motorvoertuigen en vaartuigen Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 4.3.2, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/12/2002 pub. 13/02/2003 numac 2003035183 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage sluiten, en het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2016, en artikel 5.4.1, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035706 bron vlaamse overheid Decreet betreffende complexe projecten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035897 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning sluiten;

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 7 april 2023. - De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen gaf bij brief van 31 juli 2023 aan geen advies uit te brengen. - De strategische adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media heeft advies gegeven op 15 september 2023. - De Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen heeft advies nr. 2023/037 gegeven op 19 oktober 2023. - Het voorontwerp van dit besluit van de Vlaamse Regering is van 24 juli 2023 tot en met 29 september 2023 gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving en is gedurende die periode ook ter inzage gelegd. Tijdens die termijn kon elke persoon zijn opmerkingen meedelen. - De Raad van State heeft advies 75.050/16 gegeven op 8 januari 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM

Artikel 1.In artikel 5.32.10.1. van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 en 27 november 2015, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Tenzij het anders vermeld is in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, zijn de geluidsnormen, vermeld in hoofdstuk 4.5, van toepassing op de inrichtingen, vermeld in paragraaf 1.

De exploitant treft de nodige maatregelen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken en vermeldt die in een register of, in voorkomend geval, in een project-MER. Ook de controle en de wijze van de controle op de maatregelen worden in het register, in voorkomend geval in het project-MER, vermeld. Naargelang van de omstandigheden en de technologisch verantwoorde mogelijkheden volgens de huidige stand van de techniek wordt daarbij gebruikgemaakt van de oordeelkundige schikking van de geluidsbronnen, geluidsarme installaties, geluidsisolatie of -absorptie of -afscherming.

In afwijking van het eerste lid, zijn de geluidsnormen, vermeld in hoofdstuk 4.5, niet van toepassing op de inrichtingen bedoeld in punt 1° van subrubriek 32.9 van de indelingslijst.

Art. 2.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 27/11/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015036613 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed type besluit van de vlaamse regering prom. 27/11/2015 pub. 23/02/2016 numac 2016035143 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning sluiten en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2023Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 10/01/2018 pub. 08/02/2018 numac 2018010523 bron ministerie van de franse gemeenschap Ministerieel besluit tot verlenging van de aanwijzing van controleartsen van de Franse Gemeenschap sluiten0, worden in punt 4° van rubriek 32.9 de woorden "met een oppervlakte van 5 ha of meer" opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage

Art. 3.In bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 en 1 maart 2013, wordt een punt 29 toegevoegd, dat luidt als volgt: "29. Permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen.".

Art. 4.In bijlage II bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 18/03/2016 pub. 26/08/2016 numac 2016036115 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu type besluit van de vlaamse regering prom. 18/03/2016 pub. 02/06/2016 numac 2016035825 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Informatie Vlaanderen, de bepaling van diverse maatregelen voor de ontbinding zonder vereffening van het AGIV, de regeling van de overdracht van de activiteiten en het vermogen van het AGIV aan het agentschap Informatie Vlaanderen en de vaststelling van de werking, het beheer en de boekhouding van het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen sluiten, wordt punt 11, a), opgeheven.

Art. 5.In bijlage III bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 01/03/2013 pub. 23/04/2013 numac 2013035346 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het VLAREL en tot wijziging van diverse andere besluiten wat betreft erkenningen met betrekking tot het leefmilieu type besluit van de vlaamse regering prom. 01/03/2013 pub. 29/04/2013 numac 2013035293 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening type besluit van de vlaamse regering prom. 01/03/2013 pub. 22/03/2013 numac 2013201562 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap voor Facilitair Management", wat betreft de mogelijkheid voor de overheden, vermeld in artikel 4 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, en de Vlaamse Gemeenschapscommissie om toe te treden tot raamovereenkomsten die gesloten zijn door het agentschap sluiten en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 en 18 maart 2016, wordt punt 11, a), opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 6.Een aanvraag van een omgevingsvergunning of een melding die ingediend is voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt behandeld en er wordt over beslist op basis van de indelingslijst die opgenomen is in bijlage 1, die bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne is gevoegd, zoals die geldig was op het tijdstip waarop de aanvraag of melding is ingediend.

Art. 7.Dit besluit is vanaf 1 januari 2027 van toepassing op bestaande ingedeelde inrichtingen of activiteiten. In dit artikel wordt onder bestaande ingedeelde inrichtingen of activiteiten verstaan: de ingedeelde inrichtingen of activiteiten die zijn vergund of waarvan akte genomen is voor de inwerkingtreding van dit besluit of waarvoor uiterlijk voor voormelde datum van inwerkingtreding een aanvraag van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of een melding is ingediend.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, vast te stellen datum en ten laatste op 1 januari 2027.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 2 februari 2024.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^