gepubliceerd op 25 februari 2021
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de verordening voor het verkeer van havenvoertuigen in de haven van Antwerpen
11 DECEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de verordening voor het verkeer van havenvoertuigen in de haven van Antwerpen
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, artikel 14bis, § 1, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2014 en gewijzigd bij het decreet van 22 december 2017, en artikel 15, § 2, vervangen bij het decreet van 28 februari 2014.
Vormvereiste De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 9 juli 2020. - De gemeente Beveren heeft advies gegeven op 20 augustus 2020. - De gemeente Zwijndrecht heeft advies gegeven op 25 augustus 2020. - De stad Antwerpen heeft advies gegeven op 4 september 2020. - De Maatschappij voor het Haven-, Grond- en Industrialiseringsbeleid op de Linkerscheldeoever heeft advies gegeven op 25 augustus 2020. - De Mobiliteitsraad Vlaanderen (MORA) heeft een advies verleend op 25 augustus 2020. - De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2020/33 gegeven op 8 september 2020. - De Raad van State heeft advies 68.145/3 gegeven op 10 november 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport; - het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen; - het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg; - het koninklijk besluit van 31 januari 2006 tot oprichting van het BELAC accreditatiesysteem van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling; - het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen; - het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2018 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van vervoer met langere en zwaardere slepen in het kader van een tweede proefproject; - het koninklijk besluit van 17 maart 2019 betreffende het rijbewijs voor havenvoertuigen; - het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2020 tot bepaling van de voorwaarden voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurder van een langere en zwaardere sleep; - het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende diverse bepalingen over de begeleiding van uitzonderlijk vervoer en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer; - het ministerieel besluit van 22 juni 2018 betreffende het basisnetwerk, de voertuigen, de aantakkingstrajecten en de vergunningen voor LZV in het kader van het tweede proefproject.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: TITEL 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° aanhangwagen of oplegger: een niet-zelfrijdend voertuig dat uitsluitend bestemd is om gesleept of getrokken te worden door voertuigen van categorie A2, A3 of A4;2° administratieve voorschriften: de voorschriften vermeld in artikel 5, paragraaf 1, 3e en 4e lid;3° ARAB: het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming;4° bedrijfsterrein: een omheind of op een andere manier afgebakend terrein binnen het havengebied dat niet vrij openstaat voor alle verkeer;5° besluit van 15 maart 1968: het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;6° besluit van 1 december 1975: het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;7° bijzonder operationeel transport: het transport door havenvoertuigen van categorie A4 en B4, met of zonder lading, via de hoofdwegen binnen het havengebied;8° decreet van 2 maart 1999: het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens;9° decreet van 3 mei 2013: het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport;10° DIV: de Dienst voor Inschrijvingen van de Voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;11° havenbedrijf: het Havenbedrijf Antwerpen, nv van publiek recht;12° havengebied: het havengebied Antwerpen waarvan, ter uitvoering van artikel 14bis, § 1, van het decreet van 2 maart 1999, de grenzen worden vastgesteld door de Vlaamse Regering;13° havenvoertuig categorie A1: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 1° ;14° havenvoertuig categorie B1: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 2° ;15° havenvoertuig categorie A2: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 3° ;16° havenvoertuig categorie B2: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 4° ;17° havenvoertuig categorie A3: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 5° ;18° havenvoertuig categorie B3: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 6° ;19° havenvoertuig categorie A4: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 7° ;20° havenvoertuig categorie B4: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 3, 8° ;21° havenvoertuigen: de havenvoertuigen, vermeld in artikel 14bis, § 1, derde lid, van het decreet van 2 maart 1999;22° havenvoertuigen met automatische geleiding: de onbemande havenvoertuigen die bij relocatie of operationeel transport via de openbare weg een traject afleggen met gebruik van een geleidingssysteem onder monitoring op afstand door een of meer operatoren die altijd alle functies van de bestuurder kunnen overnemen;23° havenvoertuigen van speciale constructie: de havenvoertuigen die, wegens hun constructie of definitieve verbouwing, bestemd zijn om als werktuigen te worden gebruikt bij het laden, lossen of verplaatsen van lading op bedrijfsterreinen binnen het havengebied;24° havenvoertuigen voor traag vervoer: de havenvoertuigen waarvan, ingevolge de constructie of oorsprong ervan, de maximale snelheid 40 kilometer per uur bedraagt;25° HKD: de havenkapiteinsdienst van het havenbedrijf;26° hoofdwegen: de wegen, vermeld in artikel 40/1, § 1, 1°, van het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid, zoals geselecteerd door de Vlaamse Regering conform artikel 40/3 van hetzelfde decreet, die binnen het havengebied liggen;27° infrastructuurbeheerder: de feitelijke beheerder van de weg of tunnel in een van de volgende hoedanigheden: a) de persoon die handelt in opdracht van of bij delegatie van de wettelijke beheerder;b) de wettelijke beheerder zelf;28° nationale accrediteringsinstelling: de Belgische accreditatie-instelling BELAC of een gelijkwaardige accreditatie-instelling die het akkoord van wederzijdse erkenning (MLA - Multilateral Agreement) inzake accreditatie van de Europese coöperatie voor Accreditatie (EA) heeft ondertekend;29° controlebewijs: het document dat na controle van een havenvoertuig door de controle-instantie, vermeld in artikel 4 wordt afgeleverd;30° controlebewijs van conformiteit: het controlebewijs dat wordt afgeleverd als het havenvoertuig voldoet aan alle administratieve en technische voorschriften;31° controlebewijs van niet-conformiteit: het controlebewijs dat wordt afgeleverd als het havenvoertuig niet voldoet aan de technische voorschriften van groot belang;32° openbare weg: de wegen die openstaan voor openbaar verkeer met voertuigen en die binnen het havengebied liggen.De weggedeelten die zich op bedrijfsterrein bevinden, horen daar niet bij; 33° operationeel transport: ander transport door havenvoertuigen dan het transport van categorie A1 of B1, met of zonder lading, via de openbare weg binnen het havengebied;34° relocatie: het verplaatsen van een havenvoertuig van speciale constructie tussen twee bedrijfsterreinen via de openbare wegen binnen het havengebied;35° sleep: een combinatie van havenvoertuigen die aan elkaar gekoppeld zijn om door dezelfde kracht te worden voortbewogen;36° technische voorschriften van groot belang: technische voorschriften die betrekking hebben op de motor, de remmen, de constructie en de koppeling.37° technische voorschriften: de voorschriften vermeld in hoofdstuk 3, titel 3;38° verordening (EG) nr.661/2009: Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestaande systemen, onderdelen en technische eenheden; 39° verwerkingsverantwoordelijke: Verantwoordelijke voor de wijze waarop persoons- en andere gegevens worden verwerkt;40° voorlopig controlebewijs: Het controlebewijs dat wordt afgeleverd indien het havenvoertuig niet voldoet aan alle administratieve voorschriften of aan technische voorschriften andere dan de technische voorschriften van groot belang. TITEL 2. - Ruimtelijk toepassingsgebied en aanduiding
Art. 2.Dit besluit is van toepassing binnen het havengebied.
TITEL 3. - Havenvoertuigen HOOFDSTUK 1. - Categorisering, controle en erkenning van havenvoertuigen Afdeling 1. - Categorisering van havenvoertuigen
Art. 3.De havenvoertuigen worden ingedeeld in de volgende categorieën: 1° categorie A1: de havenvoertuigen van speciale constructie die zich op eigen kracht kunnen verplaatsen en, wegens de bouw en oorsprong ervan, op horizontale wegen een snelheid van ten hoogste 30 kilometer per uur kunnen bereiken.Bij relocatie sleept of trekt het havenvoertuig van deze categorie geen andere voertuigen; 2° categorie B1: de havenvoertuigen van speciale constructie die uitsluitend bestemd zijn om gesleept of getrokken te worden en waarvan de snelheid tot 30 kilometer per uur beperkt is.Bij relocatie wordt het havenvoertuig van deze categorie gesleept of getrokken door een havenvoertuig van categorie A2 of A3 en vormt het geen combinaties met andere havenvoertuigen van categorie B; 3° categorie A2: de havenvoertuigen voor traag vervoer die zich op eigen kracht kunnen verplaatsen en die ingezet worden om goederen te verplaatsen op en tussen de bedrijfsterreinen in het havengebied.Die verplaatsing gebeurt via de openbare wegen, met uitzondering van de Noorderlaan, de Scheldelaan en de hoofdwegen; 4° categorie B2: de havenvoertuigen voor traag vervoer die uitsluitend bestemd zijn om te worden gesleept of getrokken door andere havenvoertuigen voor traag vervoer en die ingezet worden voor de verplaatsing van goederen op en tussen de bedrijfsterreinen in het havengebied.Die verplaatsing gebeurt via de openbare wegen, met uitzondering van de Noorderlaan, de Scheldelaan en de hoofdwegen; 5° categorie A3: de havenvoertuigen voor traag vervoer die zich op eigen kracht kunnen verplaatsen en die ingezet worden voor de verplaatsing van goederen op en tussen de bedrijfsterreinen in het havengebied.Die verplaatsing gebeurt via de openbare weg, met uitzondering van de hoofdwegen; 6° categorie B3: de havenvoertuigen voor traag vervoer die uitsluitend bestemd zijn om te worden gesleept of getrokken door andere havenvoertuigen voor traag vervoer en die ingezet worden voor de verplaatsing van goederen op en tussen de bedrijfsterreinen in het havengebied.Die verplaatsing gebeurt via de openbare weg, met uitzondering van de hoofdwegen; 7° categorie A4: de havenvoertuigen die zich op eigen kracht kunnen verplaatsen en die ingezet worden om goederen te verplaatsen op en tussen de bedrijfsterreinen in het havengebied.Die verplaatsing gebeurt via de openbare wegen, met inbegrip van de hoofdwegen; 8° categorie B4: de havenvoertuigen die uitsluitend bestemd zijn om gesleept of getrokken te worden en die ingezet worden om goederen te verplaatsen op en tussen de bedrijfsterreinen in het havengebied.Die verplaatsing gebeurt via de openbare weg, met inbegrip van de hoofdwegen. Afdeling 2. - Controle van havenvoertuigen
Onderafdeling 1. - Controle-instanties
Art. 4.§ 1. In afwijking van hoofdstuk II van het besluit van 15 maart 1968 voert een controle-instantie die de HKD heeft erkend, de controle van havenvoertuigen uit.
Om categorie A1, B1, A2, B2, A3 en B3 te kunnen controleren, voldoet de controle-instantie aan al de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° geaccrediteerd zijn door een nationale accreditatie-instelling of gelijkwaardig volgens de EN ISO IEC 17020;2° beschikken over personeel met afdoende beroepsbekwaamheid als vermeld in bijlage 2, 2, b), en 4, van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;3° zich ertoe verbinden dat alleen het personeel, vermeld in punt 2°, de controle uitvoert;4° beschikken over een geldige erkenning voor de keuringen van hijs- en hefwerktuigen die in het ARAB bepaald zijn. Om categorie A4 en B4 te kunnen controleren, voldoet de controle-instantie aan al de volgende erkenningsvoorwaarden: 1° beschikken over een geldige erkenning als instelling die belast is met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen conform het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen;2° beantwoorden aan de bepalingen van hoofdstuk 3 van het voormelde koninklijk besluit. § 2. De controle-instantie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, meldt zich voorafgaandelijk aan bij de HKD die de erkenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, controleert.
De erkenning heeft een hernieuwbare geldigheidsduur van twee jaar. § 3. De controle-instantie die nog niet voldoet aan de voorwaarde, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, kan een voorlopige erkenning krijgen als ze het bewijs levert dat haar aanvraag van de accreditatie, vermeld in paragraaf 1, 1°, bij een nationale accreditatie-instelling is ingediend.
De voorlopige erkenning heeft een maximale geldigheidsduur van een jaar.
Zodra de controle-instantie voldoet aan de voorwaarde, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt de voorlopige erkenning omgezet in een erkenning als vermeld in het eerste lid. Deze erkenning heeft een hernieuwbare geldigheidsduur van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop de voorlopige erkenning, vermeld in paragraaf 3, eerste lid werd verkregen. § 4. In de volgende gevallen trekt de HKD de erkenning of, in voorkomend geval, de voorlopige erkenning onmiddellijk in: 1° als een instantie niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1;2° als de HKD vaststelt dat een instantie de controle niet uitvoert conform dit besluit. Alleen de controlebewijzen die de betrokken controle-instantie voor de beëindiging van de erkenning aflevert, zijn geldig.
Onderafdeling 2. - Soorten controle
Art. 5.§ 1. De eigenaar die een voertuig wil laten erkennen als havenvoertuig van categorie A1, B1, A2, B2, A3 of B3, laat dat voertuig voorafgaandelijk controleren door een erkende controle-instantie als vermeld in artikel 4, paragraaf 1, tweede lid.
De eigenaar die een voertuig wil laten erkennen als havenvoertuig van categorie A4 of B4, dat als havenvoertuig alleen in slepen met een maximale lengte van 18,75 meter wordt ingezet, laat dat voertuig voorafgaandelijk controleren door een erkende controle-instantie als vermeld in artikel 4, paragraaf 1, derde lid.
De eigenaar meldt aan de controle-instantie in welke categorie van havenvoertuig zijn voertuig wordt ingezet en legt het internationale verzekeringsbewijs of de groene kaart voor.
In voorkomend geval legt de eigenaar naast de documenten, vermeld in het derde lid, ook de volgende documenten voor: 1° het laatst afleverde controlebewijs;2° het inschrijvingsbewijs als havenvoertuig (aard PO) bij de DIV;3° het referentieverslag hijswerktuig/trekkend voertuig, vermeld in artikel 281 van het ARAB;4° het proces-verbaal van goedkeuring of proces-verbaal van benaming. De controle-instantie controleert of het voertuig voldoet aan de administratieve en technische voorschriften voor de categorie van havenvoertuigen in kwestie.
Als het voertuig voldoet aan alle administratieve en technische voorschriften voor de categorie van havenvoertuigen in kwestie, levert de controle-instantie een controlebewijs van conformiteit af aan de eigenaar.
Als het voertuig voldoet aan alle technische voorschriften voor de categorie van havenvoertuigen in kwestie, maar als het voertuig nog niet als havenvoertuig (aanvraag aard PO) is ingeschreven bij de DIV of niet voldoet aan een of meer van de administratieve voorschriften, levert de controle-instantie een voorlopig controlebewijs af. Dit attest vervangt de goedkeuring, vermeld in artikel 3, § 1 van het Technisch reglement.
De controle-instantie meldt onmiddellijk de aflevering van het controlebewijs van conformiteit of het voorlopige controlebewijs aan de HKD, die in dat laatste geval aan de eigenaar van het voertuig onmiddellijk een attest bezorgt waarmee die eigenaar het voertuig als havenvoertuig (aanvraag aard PO) kan laten inschrijven bij de DIV. Het eerste tot en met het achtste lid zijn ook van toepassing als de eigenaar een havenvoertuig dat al eerder is erkend, wil laten erkennen in een andere categorie van havenvoertuigen.
In afwijking van het tweede tot en met het negende lid beschikt de eigenaar die een voertuig wil laten erkennen als havenvoertuig in categorie A4 of B4 dat als havenvoertuig in slepen van havenvoertuigen van die categorieën met een lengte van meer dan 18,75 meter wordt ingezet, over een verslag dat een technische dienst als vermeld in artikel 16ter van het besluit van 15 maart 1968, aflevert en waaruit blijkt dat het voertuig voldoet aan de technische voorschriften voor die categorieën van havenvoertuigen die conform het voormelde besluit zijn vastgesteld. Dat verslag geldt als een controlebewijs van conformiteit. Het verslag geldt als een voorlopig controlebewijs als het voertuig in kwestie nog niet als havenvoertuig (aanvraag aard PO) is ingeschreven bij de DIV. In dat laatste geval wordt de procedure, vermeld in het achtste lid, gevolgd. § 2. Elk erkend havenvoertuig wordt jaarlijks onderworpen aan een controle op de administratieve en technische voorschriften voor de categorie van havenvoertuig in kwestie.
Een erkende controle-instantie als vermeld in artikel 4, voert de controle uit op de administratieve en technische voorschriften voor de categorie van het havenvoertuig in kwestie.
De jaarlijkse controle wordt uitgevoerd op zijn vroegst vanaf zestig kalenderdagen voor de geldigheidsduur van het controlebewijs van conformiteit is verstreken. Als de jaarlijkse controle plaatsvindt voor de geldigheidsduur van het meest recente afgeleverde controlebewijs van conformiteit is verstreken, vangt de nieuwe geldigheidsduur aan op de datum die aansluit op de einddatum van de geldigheidsduur van het eerder afgeleverde controlebewijs van conformiteit. § 3. In de volgende gevallen kan een havenvoertuig ambtshalve worden onderworpen aan een controle door een controle-instantie die nagaat of het havenvoertuig voldoet aan de technische voorschriften voor de categorie van havenvoertuig in kwestie, vermeld in hoofdstuk 4 van dit besluit: 1° als een havenvoertuig zich klaarblijkelijk in een staat bevindt die een veilig gebruik in het gedrang brengt;2° als een havenvoertuig schade kan veroorzaken aan de weginfrastructuur en kunstwerken of aan het milieu. Onverminderd artikel 5 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst zijn de handhavers, vermeld in artikel 13, en de personen die aangeworven of benoemd zijn in een functie als vermeld in artikel 10, 12 en 13 van het hetzelfde decreet, bevoegd een havenvoertuig ambtshalve te onderwerpen aan een controle als vermeld in het eerste lid.
In voorkomend geval brengen de handhavers en de personen, vermeld in het tweede lid, de HKD onmiddellijk op de hoogte van hun beslissing om het havenvoertuig in kwestie aan een ambtshalve opgelegde controle te onderwerpen.
Onderafdeling 3. - Controlebewijzen
Art. 6.§ 1. De erkende controle-instantie, vermeld in artikel 4, levert het controlebewijs van conformiteit af als uit de controles, vermeld in artikel 5, § 1 en § 2, blijkt dat aan alle administratieve en technische voorschriften voor de categorie van havenvoertuig in kwestie is voldaan.
Onverminderd artikel 5, § 2, laatste lid heeft het controlebewijs van conformiteit een geldigheidsduur van een jaar die aanvangt op de datum van de ondertekening ervan. § 2. In de volgende gevallen levert de erkende controle-instantie, vermeld in artikel 4, een voorlopig controlebewijs af: 1° uit de controle, vermeld in artikel 5, § 1, blijkt dat voor de categorie van havenvoertuig in kwestie niet aan alle administratieve voorschriften is voldaan.Het voorlopige controlebewijs heeft een geldigheidsduur van dertig kalenderdagen; 2° uit de controle, vermeld in artikel 5, § 2, blijkt dat voor de categorie van havenvoertuig in kwestie niet aan alle administratieve voorschriften is voldaan.Het voorlopige controlebewijs heeft een geldigheidsduur van negentig kalenderdagen; 3° uit de controle, vermeld in artikel 5, § 2, blijkt dat niet is voldaan aan andere technische voorschriften dan de technische voorschriften van groot belang.Het voorlopige controlebewijs heeft een geldigheidsduur van vijftien kalenderdagen.
In afwijking van het vorige lid heeft het voorlopige controlebewijs een geldigheidsduur van 15 kalenderdagen indien het internationale verzekeringsbewijs of de groene kaart zoals vermeld in artikel 5, § 1, derde lid niet wordt voorgelegd aan de controle-instantie op het ogenblik dat de controle van het voertuig wordt uitgevoerd.
Een voorlopig controlebewijs is geldig vanaf de datum van de ondertekening ervan.
In de volgende gevallen zet de controle-instantie het voorlopige controlebewijs om in een controlebewijs van conformiteit met een geldigheidsduur van een jaar die aanvangt op de datum waarop het voorlopige controlebewijs is ondertekend: 1° de eigenaar van het voertuig in kwestie toont binnen de geldigheidsduur van het voorlopige controlebewijs aan de controle-instantie die het voorlopige controlebewijs heeft afgeleverd, aan dat aan alle administratieve en technische voorschriften is voldaan;2° de eigenaar van het voertuig in kwestie bezorgt, in voorkomend geval, het bewijs van inschrijving als havenvoertuig (aanvraag aard PO) bij de DIV. § 3. De erkende controle-instantie, vermeld in artikel 4, levert een controlebewijs van niet-conformiteit af als uit de controle, vermeld in artikel 5, blijkt dat het voertuig niet voldoet aan een technisch voorschriften van groot belang. § 4. De controle-instanties brengen de HKD onmiddellijk op de hoogte van de aflevering van de controlebewijzen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3. § 5. De bewijzen van technische controle die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn afgeleverd in het kader van het aanvullende reglement Antwerpen of het aanvullende reglement Beveren, blijven geldig tot uiterlijk één jaar nadat ze afgeleverd zijn voor het gebied waarvoor ze gelden. De voertuigen die over een voormeld bewijs beschikken op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, worden alleen toegelaten op de openbare wegen en onder de voorwaarden, vermeld in de voormelde aanvullende reglementen, op basis waarvan het controlebewijs is afgeleverd. Die bewijzen kunnen geen aanleiding geven tot een erkenning als havenvoertuig conform artikel 10.
In het eerste lid wordt verstaan onder het aanvullende reglement Antwerpen: het gemeentelijk aanvullend reglement van de stad Antwerpen betreffende het verkeer binnen de haven van de stad Antwerpen van 23 april 2007.
In het eerste lid wordt verstaan onder het aanvullende reglement Beveren: het gemeentelijk aanvullend reglement van de gemeente Beveren op het verkeer tot reglementering binnen het "Havengebied" van de Waaslandhaven van 28 januari 1997 en zoals gewijzigd op 28 september 2004.
Onderafdeling 4. - Plaats van de controle
Art. 7.De controle van categorie A1, B1, A2, B2, A3 of B3 wordt uitgevoerd op een locatie binnen het havengebied die voldoet aan de eisen voor de controle van de categorie van havenvoertuig in kwestie.
De controle van categorie A4 of B4 wordt uitgevoerd op een plaats waar alle middelen voorhanden zijn om de remdoelmatigheid van de havenvoertuigen in gecontroleerde omstandigheden met een remtestbank te testen.
Onverminderd de bevoegdheden van de wegbeheerders van de openbare wegen buiten het havengebied kan de controle van een havenvoertuig op een locatie buiten het havengebied alleen plaatsvinden als de HKD daarvoor voorafgaandelijk zijn toelating heeft gegeven. De HKD bepaalt de procedure, de modaliteiten en de voorwaarden waaronder hij een dergelijke toelating aflevert.
Onderafdeling 5. - Inhoud van de controle
Art. 8.§ 1. De controle van havenvoertuigen wordt uitgevoerd met controlebewijzen waarvan de HKD per categorie van havenvoertuigen de vorm en de inhoud vaststelt.
De HKD kan bij de controlebewijzen voor de controle-instanties aanvullende richtlijnen uitvaardigen die betrekking hebben op: 1° de te volgen praktische werkwijzen bij de uitvoering van de controles;2° het gebruik van de voorgeschreven controlebewijzen;3° de te volgen administratieve procedures bij controles;4° de technische voorschriften van groot belang. § 2. Als de controle van administratieve voorschriften is opgenomen in de controlebewijzen, voeren de controle-instanties de controle uit op basis van de originele documenten en de aanduidingen die op het voertuig zijn aangebracht. § 3. Als de controle van de technische voorschriften over de remdoelmatigheid is opgenomen in de controlebewijzen, wordt de controle voor de volgende havenvoertuigen op de volgende wijze uitgevoerd met toepassing van lastsimulatie of in beladen toestand als vermeld in artikel 23 van het besluit van 15 maart 1968: 1° voor de havenvoertuigen van categorie A4 of B4: met een remtestbank via de RD-methode, vermeld in artikel 23, § 2, B, 2, van het voormelde besluit;2° voor alle andere categorieën van havenvoertuigen dan de categorieën van havenvoertuigen, vermeld in punt 1° : met een remvertragingsmeter. Onderafdeling 6. - Kosten van de controle Afdeling 3. - De erkenning als havenvoertuig
Onderafdeling 1. - Erkenningsprocedure en soorten erkenning
Art. 9.§ 1. Een voertuig kan alleen als havenvoertuig worden ingezet binnen het havengebied Antwerpen nadat de HKD het voertuig heeft erkend als havenvoertuig in een van de categorieën, vermeld in artikel 3.
De HKD levert een reguliere erkenning als havenvoertuig af als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° er is een controlebewijs van conformiteit afgeleverd voor het voertuig in kwestie na een controle conform artikel 5, § 1;2° als het voertuig in kwestie op de openbare weg wordt ingezet, wordt het bewijs geleverd dat het voertuig ingeschreven is als havenvoertuig (aanvraag aard PO) bij de DIV. § 2. De reguliere erkenning als havenvoertuig heeft een geldigheidsduur van een jaar.
Als het controlebewijs van conformiteit is afgeleverd met toepassing van artikel 5, § 1, gaat de geldigheidsduur van de erkenning in vanaf de datum van de aflevering van het controlebewijs van conformiteit.
Als het controlebewijs van conformiteit is afgeleverd met toepassing van artikel 5, § 2, gaat de geldigheidsduur van de erkenning in conform artikel 5, § 2, derde lid. § 3. De voorlopige erkenning als havenvoertuig heeft een geldigheidsduur die gelijk is aan de geldigheidsduur van het voorlopige controlebewijs, vermeld in artikel 6, § 2.
De geldigheidsduur van de voorlopige erkenning gaat in vanaf de datum van de ondertekening van het voorlopige controlebewijs.
De HKD zet de voorlopige erkenning om in een reguliere erkenning als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, § 2, vierde lid, is voldaan.
In dat geval gaat de geldigheidsduur van de reguliere erkenning in vanaf de datum van de ondertekening van het voorlopige controlebewijs. § 4. In afwijking van § 3 levert de HKD geen voorlopige erkenning als havenvoertuig af indien het voorlopige controlebewijs werd afgeleverd in toepassing van artikel 6, § 2, 2e lid.
De HKD levert een reguliere erkenning als havenvoertuig af als aan de voorwaarden vermeld in § 1, 2e lid is voldaan. De geldigheidsduur van de reguliere erkenning gaat in vanaf de datum van de ondertekening van het voorlopige controlebewijs.
Onderafdeling 2. - Schorsing van de erkenning
Art. 10.In de volgende gevallen schorst de HKD onmiddellijk de erkenning van een havenvoertuig: 1° een havenvoertuig wordt voor onbepaalde tijd buiten gebruik gesteld.De eigenaar meldt onmiddellijk de buitengebruikstelling aan de HKD; 2° naar aanleiding van een controle door een controle-instantie wordt een controlebewijs van niet-conformiteit afgeleverd;3° naar aanleiding van een controle vermeld in artikel 5, § 2 door een controle-instantie een voorlopig controlebewijs wordt afgeleverd in toepassing van artikel 6, § 2, 2e lid. Onderafdeling 3. - Beëindiging van de erkenning
Art. 11.In de volgende gevallen eindigt de erkenning als havenvoertuig onmiddellijk: 1° het voertuig voldoet niet langer aan de vereisten voor die categorie van havenvoertuig, vermeld in dit besluit;2° de geldigheidsduur van het controlebewijs van conformiteit of het voorlopige controlebewijs is verstreken;3° het havenvoertuig is definitief buiten gebruik gesteld, vernietigd of omgebouwd waardoor het niet langer ingedeeld kan worden in een van de categorieën, vermeld in artikel 3.De eigenaar meldt dat onmiddellijk aan de HKD. Als de erkenning van het havenvoertuig geschorst wordt met toepassing van artikel 10, 2°, eindigt de erkenning vier maanden na de aanvang van de schorsing als binnen die vier maanden geen controlebewijs van conformiteit of geen voorlopig controlebewijs wordt afgeleverd voor het havenvoertuig in kwestie. Afdeling 4. - Gegevensverwerking en -registratie
Art. 12.§ 1. De controle-instantie bezorgt de gegevens die betrekking hebben op de controle, vermeld in afdeling 2, aan de HKD. De HKD legt daarvoor de procedure en modaliteiten vast. § 2. De volgende gegevens worden geregistreerd in een centraal systeem dat de HKD organiseert en beheert: 1° de gegevens die de controle-instanties verzamelen naar aanleiding van de controles die ze hebben uitgevoerd conform afdeling 2;2° de gegevens die de HKD verzamelen naar aanleiding van de erkenningen van havenvoertuigen, vermeld in afdeling 3. De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden geregistreerd en verwerkt om: 1° de uitwisseling van gegevens tussen de eigenaars van de havenvoertuigen, de controle-instanties, de HKD, de handhavers en de infrastructuurbeheerders, vermeld in dit besluit, over de erkenning, de vergunningsaanvragen en de handhaving optimaal en efficiënt te organiseren;2° de samenhang van en de interactie tussen de processen te verzekeren, vermeld in dit besluit, waarvoor telkens andere betrokken instanties gegevens verzamelen, zodat elke betrokken instantie zijn verantwoordelijkheden of bevoegdheden, vermeld in dit besluit, effectief en efficiënt kan opnemen;3° het havenbedrijf toe te laten een accuraat beeld te vormen over de samenstelling, de karakteristieken en de vervoersbewegingen van havenvoertuigen en een gericht flankerend beleid te ontwikkelen om het goederenvervoer binnen het havengebied optimaal te sturen. De volgende persoonsgegevens worden geregistreerd: 1° de volgende gegevens voor de identificatie van de eigenaar en het havenvoertuig: a) de voor- en achternaam van de eigenaar;b) de adresgegevens;c) het btw- of ondernemingsnummer;d) de contactgegevens;e) de vervoersdocumenten;f) de nummerplaat;g) het chassisnummer;2° de volgende gegevens voor de identificatie van de uitvoerder van de controle: a) de voor- en achternaam van de uitvoerder van de controle;b) de naam van de verantwoordelijke van de betrokken controle-instantie als die verantwoordelijke niet zelf de controle in kwestie heeft uitgevoerd. De HKD en de volgende personen en instanties kunnen de gegevens, vermeld in het derde lid, raadplegen: 1° de controle-instanties, beperkt tot de gegevens van de controles die ze zelf hebben uitgevoerd;2° de eigenaars van de havenvoertuigen, beperkt tot de gegevens van hun eigen havenvoertuigen;3° de handhavers;4° de infrastructuurbeheerders. De gegevens, vermeld in paragraaf 2, lid 3, punt 1° en 2°, worden alleen bijgehouden tijdens de periode waarvoor de HKD het havenvoertuig in kwestie heeft erkend op basis van een geldig controlebewijs.
Het Havenbedrijf treedt op als verwerkingsverantwoordelijke van de gegevens, vermeld in paragraaf 2, lid 3, punt 1° en 2°. Het havenbedrijf verwerkt persoonsgegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. HOOFDSTUK 2. - Identificatieteken
Art. 13.Alle voertuigen die als havenvoertuig zijn erkend, hebben op een duidelijk zichtbare plaats een identificatieteken dat toelaat het voertuig in kwestie te identificeren als een havenvoertuig van een bepaalde categorie.
De HKD stelt de modaliteiten vast van de aflevering en de vermeldingen die op het identificatieteken voorkomen.
Het identificatieteken wordt aangebracht: 1° op havenvoertuigen van categorie A: op de linkerkant van het voertuig ter hoogte van de bestuurdersplaats;2° op havenvoertuigen van categorie B: op de achterkant van het voertuig. De vermeldingen op het identificatieteken zijn altijd duidelijk leesbaar.
Vanaf het ogenblik dat de erkenning als havenvoertuig wordt geschorst of eindigt in de gevallen, vermeld in artikel 10 en 11, staat het identificatieteken niet meer op het havenvoertuig. HOOFDSTUK 3. - Vervoersdocumenten
Art. 14.Onverminderd de toepassing van andere regelgeving over vervoersdocumenten heeft het havenvoertuig dat zich op de openbare weg begeeft, een kopie van het controlebewijs, vermeld in artikel 6, aan boord.
Als dat van toepassing is, heeft het havenvoertuig dat zich op de openbare weg begeeft, de volgende documenten aan boord: 1° een kopie van de vergunning, vermeld in artikel 64;2° een kopie van het testrapport, vermeld in artikel 52, 2° ; HOOFDSTUK 4. - Technische voorschriften voor havenvoertuigen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 15.De bepalingen van titel IV van het besluit van 1 december 1975 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen.
Art. 16.De reële uitstoot van luchtpolluenten door de havenvoertuigen wordt bij de controles, vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, onderafdeling 2, gemeten met een opaciteitsmeting als vermeld in artikel 39, § 2, 1 tot en met 3, van het besluit van 15 maart 1968.
De resultaten van de metingen van alle havenvoertuigen, vermeld in het eerste lid, worden geregistreerd in de inventaris van havenvoertuigen.
De bepalingen van hoofdstuk 1, afdeling 4, zijn van toepassing op die gegevensregistratie en -verwerking.
In afwijking van artikel 39, § 2, 4, en § 3, van het besluit van 15 maart 1968 bepaalt de Vlaamse Regering op basis van de resultaten van de metingen die uitgevoerd zijn in de periode van twaalf maanden die volgt op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, een normerend kader voor havenvoertuigen over hun uitstoot van luchtpolluenten. Dat kader treedt uiterlijk dertig maanden na de dag van de inwerkingtreding van dit besluit in werking.
Onverminderd het derde lid zijn artikel 39, § 2 en § 3, van het voormelde besluit van toepassing op de voertuigen waarop na 31 december 2027 een controle voorafgaand aan de erkenning als havenvoertuig wordt uitgevoerd. Afdeling 2. - Havenvoertuigen van categorie A1
Art. 17.Artikel 31, 32 en 32bis van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A1.
Behalve in geval van relocatie is artikel 28 van het voormelde besluit niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A1.
Bij relocatie van havenvoertuigen van categorie A1 mogen de lichten en reflectoren bestaan uit een afneembare inrichting waarop de vereiste lichten en reflectoren en de elektrische leidingen ervan zijn aangebracht, die tijdens de relocatie stevig op het havenvoertuig is bevestigd.
Art. 18.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A1 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 34, § 1, 1°, van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het havenvoertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 19.Artikel 70 van het besluit van 15 maart 1968 is alleen bij relocatie van toepassing op havenvoertuigen van categorie A1. Afdeling 3. - Havenvoertuigen van categorie B1
Art. 20.Artikel 31, 32 en 32bis van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie B1.
Behalve in geval van relocatie is artikel 28 van het voormelde besluit niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie B1.
De lichten en reflectoren mogen bestaan uit een afneembare inrichting waarop de vereiste lichten en reflectoren en de elektrische leidingen ervan zijn aangebracht, die tijdens de relocatie van havenvoertuigen van categorie B1 stevig op het havenvoertuig is bevestigd.
Art. 21.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B1 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 34, § 1, 1°, van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het havenvoertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie. Afdeling 4. - Havenvoertuigen van categorie A2
Art. 22.Artikel 31, 32, 32bis, 49bis, 51, 52, 53 en 56 van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A2.
Art. 23.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 27 en 27bis van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 24.In afwijking van artikel 28 van het besluit van 15 maart 1968 mogen de lichten en reflectoren bestaan uit een afneembare inrichting waarop de vereiste lichten en reflectoren en de elektrische leidingen ervan zijn aangebracht, die tijdens de verplaatsing van havenvoertuigen van categorie A2 stevig op het havenvoertuig is bevestigd.
Art. 25.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 35 van het besluit van 15 maart 1968, als de opspatafschermingssytemen aanbrengen afbreuk doet aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar is met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 26.In afwijking van artikel 43, § 1, van het besluit van 15 maart 1968 mag de afstandsteller vervangen worden door een teller die het aantal gebruiksuren van het havenvoertuig van categorie A2 opgeeft.
Art. 27.Artikel 45, § 3 tot en met § 9, van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A2.
Artikel 46, § 2, van het voormelde besluit is niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A2 waarvan de maximale snelheid 30 kilometer per uur bedraagt.
Art. 28.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 55 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie. Afdeling 5. - Havenvoertuigen van categorie B2
Art. 29.Artikel 31, 32, 32bis, 49bis, 51, 52 en 53 van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie B2.
Art. 30.De HKD kan havenvoertuigen categorie B2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 27 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 31.In afwijking van artikel 28 van het besluit van 15 maart 1968 mogen de lichten en reflectoren bestaan uit een afneembare inrichting waarop de vereiste lichten en reflectoren en de elektrische leidingen ervan zijn aangebracht, die tijdens de verplaatsing van havenvoertuigen van categorie B2 stevig op het havenvoertuig is bevestigd.
Art. 32.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 34, § 1, 1°, van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het havenvoertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 33.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 35 van het besluit van 15 maart 1968, als de opspatafschermingssytemen aanbrengen afbreuk doet aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar is met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 34.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 47, 48, 49 en 50 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het havenvoertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Operationeel transport met de havenvoertuigen van categorie B2 is vergunningsplichtig en het slepend of trekkend havenvoertuig beschikt over afdoende remcapaciteit.
Art. 35.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B2 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 55 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie. Afdeling 6. - Havenvoertuigen van categorie A3
Art. 36.Artikel 31, 32, 32bis, 49bis, 51, 52, 53 en 56 van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A3.
Art. 37.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 27 en 27bis van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
In afwijking van artikel 28 van het voormelde besluit mogen de lichten en reflectoren bestaan uit een afneembare inrichting waarop de vereiste lichten en reflectoren en de elektrische leidingen ervan zijn aangebracht, die tijdens de verplaatsing van havenvoertuigen van categorie A3 stevig op het havenvoertuig is bevestigd.
Art. 38.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 35 van het besluit van 15 maart 1968, als de opspatafschermingssytemen aanbrengen afbreuk doet aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar is met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 39.In afwijking van artikel 43, § 1, van het besluit van 15 maart 1968 mag de afstandsteller vervangen worden door een teller die het aantal gebruiksuren van het havenvoertuig van categorie A3 opgeeft.
Art. 40.Artikel 46, § 2, van het besluit van 15 maart 1968 is niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A3 waarvan de maximale snelheid 30 kilometer per uur bedraagt.
Art. 41.De HKD kan havenvoertuigen van categorie A3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 55 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 42.Havenvoertuigen van categorie A3 die deel uitmaken van een sleep met havenvoertuigen van categorie B3 of B4 met een totale lengte van meer dan 18,75 meter en die op de Noorderlaan of de Scheldelaan worden ingezet, voldoen aan de volgende bijkomende technische vereisten: 1° op het tussenvoertuig wordt een bijkomende koppelinrichting geïnstalleerd die conform het VN/ECE-reglement nr.55, zoals bedoeld in bijlage V van verordening (EG) nr. 661/2009, is; 2° het trekkend voertuig heeft de stuurinrichting aan de linkerkant van de cabine;3° alle havenvoertuigen van de sleep kunnen horizontaal en verticaal verdraaien ten opzichte van elkaar;4° de havenvoertuigen hebben afdoende mechanische, hydraulische of pneumatische ophangingen. Afdeling 7. - Havenvoertuigen van categorie B3
Art. 43.Artikel 31, 32, 32bis, 49bis, 51, 52 en 53 van het besluit van 15 maart 1968 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie B3.
Art. 44.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 27 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 45.In afwijking van artikel 28 van het besluit van 15 maart 1968 mogen de lichten en reflectoren bestaan uit een afneembare inrichting waarop de vereiste lichten en reflectoren en de elektrische leidingen ervan zijn aangebracht, die tijdens de verplaatsing van havenvoertuigen van categorie B3 stevig op het havenvoertuig is bevestigd.
Art. 46.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 34, § 1, 1°, van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het havenvoertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 47.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 35 van het besluit van 15 maart 1968, als de opspatafschermingssytemen aanbrengen afbreuk doet aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar is met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 48.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 47, 48, 49, en 50 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het havenvoertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Operationeel transport met havenvoertuigen van categorie B3 is altijd vergunningsplichtig en het slepend of trekkend havenvoertuig beschikt over afdoende remcapaciteit.
Art. 49.De HKD kan havenvoertuigen van categorie B3 vrijstellen van de bepalingen, vermeld in artikel 55 van het besluit van 15 maart 1968, als die bepalingen afbreuk doen aan de functionaliteit van het voertuig of onverenigbaar zijn met de constructie ervan en in zoverre het niet voldoen aan deze bepalingen geen gevaar vormt voor de verkeersveiligheid. De HKD verleent die vrijstelling alleen na afdoende attestering door de betrokken controle-instantie.
Art. 50.Havenvoertuigen van categorie B3 die deel uitmaken van een sleep met havenvoertuigen van categorie A3, A4 of B4 met een totale lengte van meer dan 18,75 meter en die op de Noorderlaan of de Scheldelaan worden ingezet, voldoen aan de bijkomende technische vereisten, vermeld in artikel 42, 1°, 3° en 4°. Afdeling 8. - Havenvoertuigen van categorie A4
Art. 51.Artikel 32bis van het besluit van 15 maart 1968 is niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A4.
Art. 52.Havenvoertuigen van categorie A4 die deel uitmaken van een sleep met havenvoertuigen van categorie B4 met een totale lengte van meer dan 18,75 meter en die op de hoofdwegen worden ingezet, voldoen aan de volgende bijkomende technische vereisten: 1° de massa's voldoen aan de volgende voorwaarden: a) de totale massa is niet groter dan vijf en een halve keer de massa op de aangedreven assen; b) de massa per tridem is, ongeacht de ophanging, beperkt tot de waarde die wordt opgegeven voor de mechanische ophanging conform artikel 32bis, 1.6.4, van het besluit van 15 maart 1968; c) de formules, vermeld in artikel 32bis, 1.4.1.1, van het voormelde besluit, worden toegepast vanaf elke individuele as of eerste as van een asgroep naar elke achterliggende individuele as of het middelpunt van een asgroep; d) de som van de massa's onder de assen van de middenasaanhangwagen, die voortbewogen wordt door een andere middenasaanhangwagen, bedraagt niet meer dan de som van de massa's onder de assen van de trekkende middenasaanhangwagen;2° op het tussenvoertuig wordt een bijkomende koppelinrichting geïnstalleerd die conform het VN/ECE-reglement nr.55, zoals bedoeld in bijlage V van verordening (EG) nr. 661/2009, is. De naleving van de voormelde verplichting wordt aangetoond met een testrapport dat een erkende technische dienst of een erkende fabrikant uitreikt; 3° het trekkend voertuig heeft de stuurinrichting aan de linkerkant van de cabine;4° alle havenvoertuigen van de sleep kunnen horizontaal en verticaal ten opzichte van elkaar verdraaien;5° de havenvoertuigen hebben afdoende pneumatische ophangingen;6° elke as van de combinatie van havenvoertuigen is uitgerust met een aslastmeter die een afleesnauwkeurigheid van 100 kilogram haalt.De aslastmeter kan in de bestuurderscabine of aan de buitenkant van de havenvoertuigen worden afgelezen; 7° het motorvermogen in kilowatt van het havenvoertuig is minimaal vijf keer de massa van de sleep van havenvoertuigen. Afdeling 9. - Havenvoertuigen van categorie B4
Art. 53.Artikel 32bis van het besluit van 15 maart 1968 is niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie B4.
Art. 54.Havenvoertuigen van categorie B4 die deel uitmaken van een sleep met havenvoertuigen van categorie A4 met een totale lengte van meer dan 18,75 meter en die op de hoofdwegen worden ingezet, voldoen aan de bijkomende technische vereisten, vermeld in artikel 52, 1°, 2°, 4°, 5° en 6°.
TITEL 4. - Vereisten en modaliteiten voor de inzet van havenvoertuigen in het verkeer HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 55.Slepen die zijn samengesteld uit erkende havenvoertuigen en andere voertuigen die niet als havenvoertuig zijn erkend, vallen buiten het toepassingsgebied van dit besluit.
Art. 56.Voor slepen van havenvoertuigen gelden altijd de volgende voorwaarden die in dit besluit bepaald zijn voor het havenvoertuig van de laagste categorie dat deel uitmaakt van de sleep in kwestie: 1° de voorwaarden over de aflijning van het gebruik van de openbare wegen;2° de voorwaarden waaronder het havenvoertuig op de openbare weg kan worden ingezet. Voor de toepassing van het eerste lid worden de havenvoertuigen vermeld in artikel 3, 1° en 2° beschouwd als de laagste categorie en de havenvoertuigen vermeld in artikel 3, 7° en 8° als de hoogste categorie.
Art. 57.Het decreet van 3 mei 2013 is niet van toepassing op vervoer door havenvoertuigen, behoudens wanneer artikel 68, derde lid, van toepassing is. HOOFDSTUK 2. - Werking en onderhoud
Art. 58.In de volgende gevallen wordt een havenvoertuig niet in het havengebied ingezet, ongeacht de controles die de controle-instanties, vermeld in artikel 4, erop hebben uitgevoerd: 1° op het vlak van werking en onderhoud verkeert het in een staat waarbij de verkeersveiligheid, het milieu of de veiligheid van personen in het gedrang komen;2° het voldoet niet aan de bepalingen, vermeld in dit besluit, die op het havenvoertuig in kwestie van toepassing zijn. HOOFDSTUK 3. - Zichtbaarheid Afdeling 1. - Zichtbaarheid van havenvoertuigen die de openbare weg
gebruiken of er stilstaan
Art. 59.Artikel 30.1 en 31.1 van het besluit van 1 december 1975 zijn niet van toepassing.
Op de volgende momenten stellen de havenvoertuigen die de openbare weg gebruiken of er stilstaan, ten minste de signalisatie, vermeld in titel 3, hoofdstuk 4, van dit besluit, in werking: 1° tussen zonsondergang en zonsopgang;2° in alle omstandigheden waarin het niet mogelijk is een duidelijke zichtbaarheid te hebben tot op een afstand van 200 meter. Afdeling 2. - Zichtbaarheid van havenvoertuigen bij defect, verlies
van lading of ongeval
Art. 60.De bestuurder maakt bij defect, bij verlies van lading of bij een ongeval niet alleen gebruik van de gevarendriehoek, maar ook van andere signalisatiemiddelen dan de signalisatiemiddelen, vermeld in de artikelen 79, 82, 89 en 95, onder meer alle richtingaanwijzers van het havenvoertuig gelijktijdig laten functioneren of een geeloranje knipperlicht op het havenvoertuig plaatsen. HOOFDSTUK 4. - Veilige belading van havenvoertuigen
Art. 61.Artikel 45.3 en 45.4 van het besluit van 1 december 1975 zijn niet van toepassing op havenvoertuigen van categorie A1 en B1.
Onverminderd artikel 45 van het besluit van 1 december 1975 is de belader van de havenvoertuigen van categorie A2, A3, A4, B2, B3 en B4 verantwoordelijk voor: 1° de evenwichtige verdeling van de lading;2° het aanbrengen van de nodige sjorhaken;3° het voorkomen dat de lasten naar voren worden gekatapulteerd bij plotse remmanoeuvres;4° de evenwichtige remverdeling. Artikel 45bis van het besluit van 1 december 1975 is alleen van toepassing op havenvoertuigen van categorie A4 en B4 als ze de hoofdwegen binnen het havengebied gebruiken. HOOFDSTUK 5. - Afmeting van de ladingen die door havenvoertuigen vervoerd worden
Art. 62.Artikel 46 en 49 van het besluit van 1 december 1975 zijn niet van toepassing.
Onverminderd andersluidende bepalingen kan de lading van een havenvoertuig dat zich op de openbare weg begeeft, bestaan uit de combinatie van verschillende onderdelen of stukken, deelbare en ondeelbare, ongeacht op welke wijze ze van elkaar verschillen in afmetingen. HOOFDSTUK 6. - Relocatie van en operationeel transport met havenvoertuigen via de openbare weg Afdeling 1. - Algemeen
Art. 63.§ 1. Voor een havenvoertuig op de openbare weg wordt gebruikt, gaat de gebruiker ervan de volgende zaken na: 1° de beschikbaarheid van de openbare weg;2° wanneer, op welke wijze en met welke maatregelen de relocatie van en het operationele transport met havenvoertuigen kan plaatsvinden zonder de verkeersveiligheid in het gedrang te brengen of het overige verkeer onnodig te hinderen, en schade aan de openbare weg en de aanhorigheden en voorzieningen ervan te vermijden. Havenvoertuigen van categorie A1 die zijn uitgerust met hijs-, hef- of grijpvoorzieningen, beperken die voorzieningen tijdens de relocatie: 1° tot de ingeschoven hoogte;2° in lengte en breedte tot hun minimale afmetingen. § 2. Onverminderd artikel 100 blijven de eigenaars van havenvoertuigen altijd verantwoordelijk voor de schade die ze aanbrengen aan het openbaar domein.
De HKD en de infrastructuurbeheerders kunnen het gebruik van wegen of gedeelten ervan voor de relocatie van en het operationele transport met havenvoertuigen uitsluiten, beperken en bijkomende modaliteiten opleggen.
Het havenbedrijf maakt de lijst van wegen of gedeelten ervan en de voorwaarden die erop van toepassing zijn, bekend. Afdeling 2. - Algemene bepalingen over vergunningen
Onderafdeling 1. - Vergunningsplicht
Art. 64.Relocatie van havenvoertuigen, operationeel transport en bijzonder operationeel transport met havenvoertuigen kunnen alleen worden uitgevoerd nadat de HKD daarvoor een vergunning heeft verleend.
Onderafdeling 2. - Procedure
Art. 65.De organisator van de relocatie of het operationele transport dient een aanvraag van een vergunning in bij de HKD. De HKD bepaalt: 1° de modaliteiten voor de gegevens die de aanvrager moet bezorgen;2° de inhoud van de aanvraag;3° de aanvraagprocedure.
Art. 66.Nadat de HKD de aanvraag heeft ontvangen, wint hij over de aanvraag het advies in van de infrastructuurbeheerder.
Nadat de HKD de aanvraag heeft ontvangen, kan hij de volgende stappen nemen: 1° bij de aanvragende organisator van de relocatie of het operationele transport alle bijkomende gegevens opvragen die dienstig kunnen zijn om de aanvraag te beoordelen;2° aan de organisator van het operationele transport onderzoeken opleggen, zoals een testrit of een digitale simulatie. De HKD bepaalt de modaliteiten voor de testrit of de digitale simulatie.
Art. 67.De HKD kan de volgende beslissingen nemen: 1° de vergunning verlenen;2° de vergunning verlenen onder na te leven voorwaarden;3° geen vergunning verlenen. De HDK houdt bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag rekening met de draagkracht van de openbare wegen en kunstwerken waarover de havenvoertuigen zich begeven evenals met het garanderen van de verkeersveiligheid.
De verleende vergunning heeft een geldigheidsduur als vermeld in afdeling 4 en 5.
De aanvrager mag de verleende vergunning toepassen op alle relocaties van havenvoertuigen en op operationele transporten met havenvoertuigen die hij in zijn bezit heeft, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° het gaat om relocaties of operationele transporten van dezelfde categorie van havenvoertuigen met dezelfde samenstelling van slepen van havenvoertuigen;2° de totale lengte, breedte, hoogte en massa's, telkens met inbegrip van de eventuele lading, en de aslasten worden niet overschreden;3° het begin- en eindpunt van de relocaties en operationele transporten bevinden zich binnen het traject waarvoor de vergunning of de vergunning onder voorwaarden is verleend.
Art. 68.Het havenbedrijf houdt de verleende vergunningen bij, in voorkomend geval met voorwaarden ervan en de trajecten waarvoor de relocaties en operationele transporten zijn toegelaten, met inbegrip van de aanpassingen ervan ten gevolge van wegenwerken of andere omstandigheden die het gebruik van die trajecten tijdelijk verhinderen.
Het havenbedrijf maakt die gegevens raadpleegbaar voor de organisatoren van relocaties en operationele transporten die voor de uitvoering van een relocatie of operationeel transport geacht worden van die gegevens te hebben kennisgenomen.
In afwijking van het eerste en tweede lid worden de vergunningen voor de relocatie van en het operationele transport met havenvoertuigen aangevraagd bij en afgeleverd door het Agentschap Wegen en Verkeer als de afmetingen of de massa van die havenvoertuigen, in voorkomend geval met inbegrip van de ondeelbare lading ervan, van die omvang zijn dat de relocaties of de operationele transporten alleen veilig kunnen worden uitgevoerd als het gebruik van de openbare weg voor het overige wegverkeer meer dan een uur volledig afgesloten is.
In het derde lid wordt verstaan onder Agentschap Wegen en Verkeer: het Agentschap Wegen en Verkeer, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Wegen en Verkeer.
In voorkomend geval zijn het decreet van 3 mei 2013 en de uitvoeringsbesluiten ervan van toepassing.
Onderafdeling 3. - Gegevensregistratie en -bewaring
Art. 69.De gegevens die naar aanleiding van een aanvraag van een vergunning en een aanmelding van een uit te voeren relocatie of operationeel transport worden verzameld, worden geregistreerd in een centraal systeem dat de HKD organiseert en beheert.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden geregistreerd en verwerkt om: 1° de uitwisseling ervan tussen alle personen of instanties die bij een vergunningsaanvraag of aanmelding van een uit te voeren relocatie of operationeel transport betrokken zijn, optimaal en efficiënt te organiseren;2° de verkeersstromen waarin de havenvoertuigen in kwestie zich mengen, in alle omstandigheden veilig te laten verlopen;3° de uitvoering van een relocatie of operationeel transport eenvoudig en snel op administratief-procedureel vlak te faciliteren. De volgende persoonsgegevens van de eigenaar of de gebruiker van het havenvoertuig of de havenvoertuigen in kwestie worden geregistreerd: 1° de firmanaam;2° de voor- en achternaam (vertegenwoordiger firma);3° de adresgegevens;4° de contactgegevens;5° de identificatietekens van de havenvoertuigen in kwestie. De volgende instanties kunnen alle gegevens, vermeld in het derde lid, raadplegen: 1° de HKD;2° de infrastructuurbeheerders;3° de handhavers. De gegevens, vermeld in het derde lid, worden alleen bijgehouden tijdens de geldigheidsperiode van de vergunning die voor de havenvoertuigen in kwestie is afgeleverd, en voor de aanmeldingen van een relocatie en operationeel transport tot het einde van het tijdsblok waarin het operationele transport wordt uitgevoerd.
Het Havenbedrijf treedt op als verwerkingsverantwoordelijke van de gegevens, vermeld in het derde lid. Het havenbedrijf verwerkt persoonsgegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. Afdeling 3. - Algemene bepalingen over de assistentie
Onderafdeling 1. - Assistentiecoördinator en signaalgever
Art. 70.De assistentiecoördinator en de signaalgevers zorgen ervoor dat de relocatie of het operationele transport veilig en vlot verloopt. Ze geven de nodige aanwijzingen aan de overige weggebruikers. Als dat nodig is, kunnen ze het overige verkeer stilleggen en het inhalen of voorbijrijden van de relocatie of het operationele transport verhinderen.
De assistentiecoördinator is een signaalgever die de volgende taken heeft: 1° hij heeft de leiding over de begeleiding van de relocatie of het operationele transport;2° voor het vertrek neemt hij alle maatregelen die vereist zijn om de relocatie of het operationele transport veilig en vlot te laten verlopen;3° hij zorgt dat de begeleidingsvoorwaarden, vermeld in deze afdeling en in de artikelen 83, 92 en 98 van dit besluit, en de bijkomende voorwaarden en modaliteiten voor de begeleiding die de HKD eventueel oplegt, worden nageleefd;4° hij geeft de vereiste richtlijnen aan de bestuurder van het havenvoertuig en aan de overige signaalgevers;5° hij geeft het vertreksein voor de relocatie of het operationele transport. De verantwoordelijke organisator van de relocatie of het operationele transport wijst schriftelijk en nominatief de assistentiecoördinator aan. Tijdens de relocatie of het operationele transport kan de assistentiecoördinator die schriftelijke verklaring, die de verantwoordelijke organisator heeft ondertekend, altijd voorleggen.
Art. 71.§ 1. Alleen de personen die de HKD erkent als assistentiecoördinator, respectievelijk signaalgever, kunnen de bevoegdheden van de assistentiecoördinator en signaalgever uitoefenen.
In afwijking van het eerste lid kunnen de bevoegdheden van de assistentiecoördinator en signaalgever ook uitgeoefend worden door begeleiders die respectievelijk een erkenning type 1 of type 2 hebben conform het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer. § 2. Een assistentiecoördinator en een signaalgever voldoen aan een van de volgende twee voorwaarden: 1° erkend zijn als begeleider type 1 voor signaalgever of type 2 voor assistentiecoördinator conform het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende diverse bepalingen over de begeleiding van uitzonderlijk vervoer en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer of beschikken over een gelijkaardige erkenning in een ander gewest;2° voldoen aan de volgende drie voorwaarden: a) in het bezit zijn van een attest waaruit blijkt dat de opleidingsmodules, vermeld in paragraaf 4, met gunstig gevolg zijn doorlopen;b) ten minste drie jaar houder zijn van een geldig rijbewijs voor het assistentievoertuig, vermeld in artikel 73, dat wordt gebruikt;c) bij wijze van hoofdstraf gedurende de afgelopen drie jaar niet langer dan een maand vervallen zijn verklaard van het recht om een motorvoertuig te besturen. § 3. De personen die de bevoegdheden van assistentiecoördinator of signaalgever willen uitoefenen, dienen de aanvraag tot erkenning in bij de HKD, samen met de volgende documenten: 1° een kopie van het opleidingsattest, vermeld in paragraaf 2, 2°, a), of, in voorkomend geval, een kopie van de erkenning als begeleider type 1 of 2;2° een kopie van het geldige en vereiste rijbewijs;3° een uittreksel uit het strafregister model 1 dat maximaal drie maanden oud is. Nadat de HKD de documenten in het eerste lid heeft ontvangen, controleert de HKD of de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, zijn nageleefd.
De erkenning als assistentiecoördinator of signaalgever heeft een hernieuwbare geldigheidsduur van vijf jaar.
De HKD levert bij de erkenning een legitimatiekaart af waarvan de HKD de vorm en de inhoud vaststelt.
De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning verloopt volgens dezelfde procedure als de procedure, vermeld in het eerste tot het vierde lid.
In de volgende gevallen trekt de HKD de erkenning en de legitimatiekaart onmiddellijk in: 1° de assistentiecoördinator of signaalgever voldoet niet meer aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2;2° de betrokken persoon heeft onjuiste inlichtingen verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de erkenning;3° de assistentiecoördinator of signaalgever maakt misbruik van de erkenning. § 4. De opleidingsmodules voor assistentiecoördinator en signaalgever worden georganiseerd door een opleidingsinstelling die de Vlaamse overheid erkend heeft.
De opleidingsmodule voor signaalgever bestaat uit de volgende onderdelen: 1° kennis van het besluit van 1 december 1975 en het gebruik van de openbare weg;2° kennis van de vereisten en modaliteiten voor de inzet van havenvoertuigen in het verkeer, vermeld in dit besluit;3° kennis van de verschillende types van havenvoertuigen en de karakteristieken ervan;4° kennis van de veiligheidsvereisten voor de belading van voertuigen. De opleidingsmodule voor assistentiecoördinator bestaat uit de opleidingsmodule, vermeld in het tweede lid, aangevuld met de volgende onderdelen: 1° kennis van de openbare wegen en kunstwerken, de aanhorigheden ervan in het havengebied en de karakteristieken ervan;2° kennis van de verkeersimpact van snelheid, afmetingen, massa's en aslastverdeling van voertuigen en van de impact op de openbare wegen en kunstwerken;3° kennis van de methodes en technieken om een relocatie of een operationeel transport met havenvoertuigen voor te bereiden en te organiseren. Onderafdeling 2. - Uitrusting, signalisatie en verkeersaanwijzingsmiddelen
Art. 72.De assistentiecoördinator en de signaalgevers dragen signalisatiekledij die uit een jas en broek of een overall bestaat.
Die jas en broek of overall zijn geel met aan de voor- en achterkant retroreflecterende stroken.
Op de signalisatiekledij, vermeld in het eerste lid, is een zwart logo met gele achtergrond aangebracht, waarvan een afbeelding is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Het logo wordt op de volgende wijze op de signalisatiekledij, vermeld in het eerste lid, aangebracht: 1° op de rugkant met een minimale horizontale afmeting van 25 centimeter;2° op de voorkant rechts bovenaan met een minimale horizontale afmeting van 8 centimeter. Als de assistentiecoördinator of de signaalgevers aanwijzingen geven aan de overige weggebruikers, het overige verkeer stilleggen of inhalen en voorbijrijden van de relocatie of het operationele transport onmogelijk maken, maken ze gebruik van een schijf op handgreep die het verkeersbord C3 voorstelt. Tussen zonsondergang en zonsopgang en als het zicht beperkt is tot minder dan 200 meter, wordt die schijf vervangen door een toortslamp met oranje kegel.
Art. 73.Met uitsluiting van havenvoertuigen is een assistentievoertuig: 1° een personenwagen als vermeld in artikel 1, paragraaf 2, punt 44, van het besluit van 15 maart 1968;2° een wagen voor dubbel gebruik als vermeld in artikel 1, paragraaf 2, punt 47, van het voormelde besluit;3° een lichte vrachtwagen als vermeld in artikel 1, paragraaf 3, punt 4, van het voormelde besluit. Een assistentievoertuig is geel en heeft: 1° aan de voor- en achterkant: a) een vierkant paneel met een zijde van 50 centimeter waarop het logo, vermeld in artikel 72, tweede lid, in zwarte kleur is afgebeeld met gele reflecterende achtergrond;b) afwisselend witte en rode strepen met een breedte van 7,5 tot 10 centimeter onder een helling van 45 tot 60 graden over een minimale oppervlakte van 0,5 m2.Vooraan zijn de witte strepen retroreflecterend, achteraan zijn de rode strepen retroreflecterend; 2° aan elke zijkant: retroreflecterende vlakken met open pijlen in rood en wit, of in rood en geel, met een breedte van ten minste een meter en een hoogte van ten minste dertig centimeter, die wijzen naar de voorkant van het assistentievoertuig;3° ten minste twee geeloranje zwaai- of knipperlichten op het dak die rondom zichtbaar zijn. Als in een assistentievoertuig moet worden voorzien achter de havenvoertuigen die bij de relocatie of het operationele transport betrokken zijn, heeft het assistentievoertuig een lichtbalk op het dak met oranje directionele waarschuwingspijlen.
Tijdens de relocatie of het operationele transport zijn de dimlichten van een assistentievoertuig en de signalisatie, vermeld in het tweede lid, 3°, en het derde lid, in werking.
Een assistentievoertuig wordt bestuurd door een signaalgever.
Als een assistentievoertuig stationair wordt ingezet ter ondersteuning van de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in artikel 70, mag de bestuurder dat assistentievoertuig verlaten om als signaalgever de vereiste aanwijzingen aan de overige weggebruikers te geven.
Onderafdeling 3. - Gegevensregistratie en -bewaring
Art. 74.De gegevens die naar aanleiding van een aanvraag tot erkenning als assistentiecoördinator of signaalgever worden verzameld, worden geregistreerd in een centraal systeem dat de HKD organiseert en beheert.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden geregistreerd en verwerkt om: 1° de procedure tot erkenning als assistentiecoördinator of signaalgever optimaal en efficiënt te organiseren en op te volgen;2° te waarborgen dat de assistentie bij de relocatie van en het operationele transport met havenvoertuigen altijd wordt uitgevoerd door personen die daarvoor gekwalificeerd en erkend zijn. De volgende gegevens van de persoon die de erkenning aanvraagt, worden geregistreerd en verwerkt: 1° de voor- en achternaam;2° de adresgegevens;3° de contactgegevens;4° de vermeldingen op het uittreksel uit het strafregister in kwestie;5° de vermeldingen op het vereiste rijbewijs;6° de vermeldingen op het vereiste opleidingsattest. De volgende instanties kunnen alle gegevens, vermeld in het derde lid, raadplegen: 1° de HKD;2° de infrastructuurbeheerders;3° de handhavers. De gegevens, vermeld in het derde lid, worden alleen bijgehouden tijdens de geldigheidsperiode van de erkenning als assistentiecoördinator of signaalgever.
Het Havenbedrijf treedt op als verwerkingsverantwoordelijke van de gegevens, vermeld in het derde lid. Het havenbedrijf verwerkt persoonsgegevens met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. Afdeling 4. - Relocatie van havenvoertuigen
Onderafdeling 1. - Vergunningsplichtige relocatie
Art. 75.Relocatie van een havenvoertuig van categorie A1 of B1, in combinatie met een havenvoertuig van categorie A2 of A3, is toegelaten als het voertuig of de sleep aan al de volgende voorwaarden voldoet: 1° het voertuig van categorie A1 of B1 is onbeladen;2° de totale lengte van het voertuig of de sleep bedraagt niet meer dan 25,25 meter;3° de breedte van het voertuig of de sleep bedraagt niet meer dan 3,5 meter;4° de hoogte van het voertuig of de sleep bedraagt niet meer dan 4,5 meter;5° de totale massa van het voertuig of de sleep bedraagt niet meer dan 60 ton;6° de afstand tussen de achterste as of asgroep van het voertuig en het daaraan gekoppelde voertuig bedraagt minstens 3 meter;7° de relocatie wordt niet uitgevoerd door havenvoertuigen met automatische geleiding;8° de massa's en as-afstanden voldoen aan de waarden, vermeld in de onderstaande tabel:
Maximaal toegelaten massa als het traject wegen of kunstwerken omvat met beperkte draagkracht die door het havenbedrijf worden opgenomen in een geactualiseerde lijst en raadpleegbaar wordt gesteld
Maximaal toegelaten massa als het traject geen wegen of kunstwerken omvat met beperkte draagkracht die door het havenbedrijf worden opgenomen in een geactualiseerde lijst en raadpleegbaar wordt gesteld
1.massa per enkele as
12 ton
15 ton
2.1 massa per tandem (groep van twee opeenvolgende assen die na elkaar zijn geplaatst)
asafstand tussen het midden van de assen ?1,5m
18 ton
20 ton
asafstand tussen het midden van de assen >1,5m en ? 1,8m
24 ton
30 ton
2.2 massa per tridem (groep van drie opeenvolgende assen die na elkaar geplaatst zijn)
asafstand tussen het midden van de assen ?1,5m
24 ton
27 ton
asafstand tussen het midden van elk van de opeenvolgende assen >1,5m en ?1,8m
32 ton
40 ton
3. maximaal toegelaten massa van enkelvoudige voertuigen
met twee assen (asafstand >1,8m)
24 ton
30 ton
met drie assen (minstens een asafstand >1,8m tussen twee opeenvolgende assen en een minimale asafstand ? 1,5m voor de resterende as)
36 ton
45 ton
met vier assen: - ofwel samengesteld uit een combinatie van twee tandems, waarbij de onderlinge asafstand tussen die twee tandems minimaal 1,8 m is - ofwel samengesteld uit een combinatie van vier assen met een minimale asafstand van 1,8 m tussen elke as
48 ton
60 ton
Als niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, of als de HKD met toepassing van artikel 18 of 21 een vrijstelling heeft verleend, is relocatie alleen mogelijk nadat de HKD een vergunning heeft verleend.
Art. 76.De geldigheidsduur van de vergunning, vermeld in artikel 75, tweede lid, wordt op de volgende wijze bepaald: 1° als het traject kleiner is dan een kilometer, is de vergunning geldig voor een periode van drie jaar;2° als het traject groter is dan een kilometer, is de vergunning geldig voor een periode van twee jaar;3° als de massa van het voertuig groter is dan tachtig ton, is de vergunning geldig voor een periode van twee maanden, ongeacht de lengte van het traject. Onderafdeling 2. - Aanvullende voorwaarden voor relocatie van havenvoertuigen
Art. 77.Relocaties van havenvoertuigen zijn verboden op de hoofdwegen binnen het havengebied.
Art. 78.Onverminderd lokale snelheidsbeperkingen of de bepalingen uit de vergunning bedraagt de maximale snelheid 30 kilometer per uur.
Art. 79.Een havenvoertuig van categorie A1 heeft een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine en een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant.
Een havenvoertuig van categorie B1 dat deel uitmaakt van een sleep, heeft een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant.
Het geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine is zichtbaar vanuit een hoek van minimaal 270 graden. Het geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant is achterwaarts zichtbaar over een hoek van minimaal 180 graden.
Tijdens de relocatie zijn de zwaai- en knipperlichten, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, en de dimlichten permanent in werking.
Art. 80.Als een havenvoertuig van categorie A1 meer dan drie meter breed is, worden in het voor- en achteraanzicht van het havenvoertuig telkens twee panelen met diagonaal afwisselende witte en rode retroreflecterende strepen aangebracht die de uiterste breedte van het havenvoertuig aanduiden.
Als een havenvoertuig van categorie B1 meer dan drie meter breed is, worden in het achteraanzicht van het havenvoertuig twee panelen met diagonaal afwisselende witte en rode retroreflecterende strepen aangebracht die de uiterste breedte van het havenvoertuig aanduiden.
De panelen, vermeld in het eerste en het tweede lid, hebben een minimale oppervlakte van 0,15 m2 en hebben vooraan een wit licht en achteraan een rood licht die tijdens de relocatie permanent in werking zijn.
Op de achterkant van het havenvoertuig hangt een vierkant paneel waarop het logo, vermeld in artikel 72, tweede lid, is afgebeeld in zwarte kleur op een gele reflecterende achtergrond. Dat paneel heeft een minimale oppervlakte van 0,25 m2.
Art. 81.Als een havenvoertuig van categorie A1 of de sleep waarvan een havenvoertuig van categorie B1 deel uitmaakt, in totaal meer dan 25,25 meter lang is, wordt bijkomend op de achterkant van het havenvoertuig een waarschuwingsbord "LET OP EXTRA LANG" geïnstalleerd in zwarte tekst met een hoogte van 12 cm, conform bijlage 11, aanhangsel XIII van het besluit van 15 maart 1968.
Art. 82.Als een havenvoertuig van categorie A1 hef-, hijs- of grijpmechanismen heeft, worden aan de uiterste weerszijden links en rechts van die mechanismen vooraan witte lichten en achteraan rode lichten aangebracht. Die lichten mogen geïnstalleerd worden als een afneembare inrichting. Tijdens de relocatie zijn die lichten permanent in werking.
Art. 83.Een havenvoertuig dat breder is dan drie meter, wordt voorafgegaan door een assistentievoertuig als vermeld in artikel 73, als het verkeer uit de tegenovergestelde richting wordt gehinderd.
Minstens één assistentiecoördinator en één signaalgever begeleiden de kruising van een openbare weg met meer dan een rijstrook in een van beide rijrichtingen.
De HKD kan bij de relocatie van havenvoertuigen altijd assistentie opleggen en bijkomende voorwaarden en modaliteiten bij de uitvoering ervan bepalen. Afdeling 5. - Operationeel transport met havenvoertuigen van categorie
A2, B2, A3, B3, A4 en B4 Onderafdeling 1. - Vergunningsplichtige operationele transporten
Art. 84.§ 1. Operationele transporten met havenvoertuigen op andere wegen dan de hoofdwegen zijn mogelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° de totale lengte van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, bedraagt niet meer dan 25,25 meter;2° de breedte van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, bedraagt niet meer dan 3,5 meter;3° de hoogte van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, bedraagt niet meer dan 4,5 meter;4° de totale massa van het voertuig of de sleep, inclusief lading, bedraagt niet meer dan 60 ton;5° de afstand tussen de achterste as of asgroep van het voertuig en het daaraan gekoppelde voertuig bedraagt minstens 3 meter;6° de HKD heeft voor het havenvoertuig met toepassing van artikel 23, 25, 28, 30, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 41, 44, 46, 47, 48 of 49 geen vrijstelling verleend;7° het operationele transport wordt niet uitgevoerd door havenvoertuigen met automatische geleiding;8° de aslasten overschrijden de waarden uit de tabel, vermeld in artikel 75, eerste lid, 7°, niet. Operationele transporten met havenvoertuigen op de hoofdwegen zijn mogelijk als al de volgende voorwaarden zijn vervuld: 1° het operationele transport wordt verricht met havenvoertuigen van categorie A4 of B4;2° de massa's en afmetingen overschrijden de maxima niet, vermeld in artikel 32bis van het besluit van 15 maart 1968;3° het operationele transport kan zich over het hele traject voortbewegen met de geldende minimumsnelheid;4° het operationele transport wordt niet uitgevoerd door havenvoertuigen met automatische geleiding. § 2. Als niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, is operationeel transport op andere wegen dan de hoofdwegen alleen mogelijk nadat de HKD een vergunning heeft verleend. § 3. Als het voertuig of de sleep aan al de volgende voorwaarden voldoet, brengt de gebruiker de HKD vóór het transport op de hoogte van het tijdstip waarop het transport plaatsvindt: 1° de breedte van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, bedraagt meer dan 3,5 meter;2° de hoogte van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, bedraagt meer dan 4,5 meter;3° de totale massa van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, bedraagt minstens 100 ton.
Art. 85.De geldigheidsduur van de vergunning, vermeld in artikel 84, is: 1° vijf jaar als de totale massa van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, minder dan 80 ton bedraagt;2° drie jaar als de totale massa van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, minstens 80 ton en minder dan 100 ton bedraagt;3° twee jaar als de totale massa van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, minstens 100 ton en minder dan 120 ton bedraagt;4° twee maanden als de totale massa van het voertuig of de sleep, inclusief de lading, meer dan 120 ton bedraagt. Als de vergunning betrekking heeft op tunnelgebruik, kan, na advies van de infrastructuurbeheerder, een kortere geldigheidsduur worden opgelegd.
Onderafdeling 2. - Aanvullende voorwaarden voor operationeel transport met havenvoertuigen van categorie A2, B2, A3 en B3
Art. 86.De operationele transporten die worden uitgevoerd met havenvoertuigen van categorie A2 en B2 of slepen waarvan ze deel uitmaken, zijn verboden op: 1° de Noorderlaan en de Scheldelaan, tenzij de HKD daarvoor een vergunning aflevert;2° de hoofdwegen binnen het havengebied.
Art. 87.De operationele transporten die worden uitgevoerd met havenvoertuigen van categorie A3 en B3 of de slepen waarvan ze deel uitmaken die geen havenvoertuigen van categorie A2 of B2 omvatten, zijn verboden op de hoofdwegen binnen het havengebied.
Art. 88.Onverminderd lokale snelheidsbeperkingen of de bepalingen uit de vergunning bedraagt de maximale snelheid 40 kilometer per uur.
Art. 89.Een havenvoertuig van categorie A2 of A3 heeft een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine en een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant van het voertuig.
Als een havenvoertuig van categorie A2 of A3 het trekkend voertuig in een sleep is, volstaat, in afwijking van het eerste lid, een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine.
Een havenvoertuig van categorie B2 of B3 heeft een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant van het voertuig.
Het geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine is zichtbaar vanuit een hoek van minimaal 270 graden. Het geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant is achterwaarts zichtbaar over een hoek van minimaal 180 graden.
Tijdens het operationele transport, vermeld in deze onderafdeling, zijn de zwaai- en knipperlichten, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid, en de dimlichten permanent in werking.
Art. 90.Als een havenvoertuig van categorie A2 of A3 of de lading die ermee vervoerd wordt, meer dan drie meter breed is, worden in het voor- en achteraanzicht van het havenvoertuig telkens twee panelen met diagonaal afwisselende witte en rode retroreflecterende strepen aangebracht die de uiterste breedte van het havenvoertuig of zijn lading aanduiden.
Als een havenvoertuig van categorie A2 of A3 het trekkend voertuig in een sleep is en de getrokken havenvoertuigen of de lading die ermee vervoerd wordt, ten minste dezelfde breedte hebben als het trekkend voertuig, volstaan twee panelen in het vooraanzicht van het trekkend voertuig.
Als een havenvoertuig van categorie B2 of B3 of de lading die ermee vervoerd wordt, meer dan drie meter breed is, worden in het achteraanzicht van het havenvoertuig twee panelen met diagonaal afwisselende witte en rode retroreflecterende strepen aangebracht die de uiterste breedte van het havenvoertuig of zijn lading aanduiden.
De panelen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, hebben een minimale oppervlakte van 0,15 m2 en hebben vooraan een wit licht en achteraan een rood licht die tijdens het operationeel transport, vermeld in deze onderafdeling, permanent in werking zijn.
Op de achterkant van het havenvoertuig hangt een vierkant paneel waarop het logo, vermeld in artikel 72, tweede lid, is afgebeeld in zwarte kleur op een gele reflecterende achtergrond. Dat paneel heeft een minimale oppervlakte van 0,25 m2.
Art. 91.Als een havenvoertuig van categorie A2, A3, B2 of B3 of de sleep waarvan het deel uitmaakt, met inbegrip van de lading, in totaal meer dan 25,25 meter lang is, wordt in de volgende gevallen bijkomend een waarschuwingsbord "LET OP EXTRA LANG" geïnstalleerd in zwarte tekst met een hoogte van 12 cm, conform bijlage 11, aanhangsel XIII van het besluit van 15 maart 1968, op de achterkant van het havenvoertuig van de volgende categorieën: 1° categorie A2 of A3 als het havenvoertuig als enkelvoudig voertuig het operationele transport uitvoert;2° categorie B2 of B3 als bij de uitvoering van het operationele transport het havenvoertuig het laatste voertuig in een sleep is.
Art. 92.De HKD kan bij het operationele transport met havenvoertuigen als vermeld in deze onderafdeling, altijd assistentie opleggen en bijkomende voorwaarden en modaliteiten bij de uitvoering ervan bepalen.
Een havenvoertuig als vermeld in deze onderafdeling, dat breder dan drie meter is, wordt voorafgegaan door een assistentievoertuig als vermeld in artikel 73, als het verkeer uit de tegenovergestelde richting wordt gehinderd.
Art. 93.De bestuurder van het operationele transport, vermeld in deze onderafdeling, waarvan de totale lengte, met inbegrip van de lading, groter dan 25,25 meter is en uitgevoerd wordt op de Noorderlaan of de Scheldelaan, voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij heeft ten minste twee jaar ervaring in het besturen van voertuigcombinaties waarvoor een rijbewijs C+E is vereist;2° hij heeft geen verval van het recht tot sturen opgelopen gedurende een jaar voorafgaand aan het besturen van de sleep. Onderafdeling 3. - Aanvullende voorwaarden voor operationeel transport met havenvoertuigen van categorie A4 en B4
Art. 94.De snelheid van havenvoertuigen van categorie A4 of operationele transporten die uitsluitend met havenvoertuigen van categorie A4 en B4 uitgevoerd worden, bedraagt: 1° op de hoofdwegen binnen het havengebied: de maximale snelheid op de hoofdwegen, vermeld in artikel 11 van het besluit van 1 december 1975;2° op de overige wegen binnen het havengebied: maximaal 50 kilometer per uur, tenzij verkeersborden of de vergunning die conform artikel 84 en 85 voor het operationele transport is afgeleverd, of een voorwaarde van de HKD een lagere snelheid opleggen;3° op de kunstwerken binnen het havengebied op andere dan de hoofdwegen: maximaal 40 kilometer per uur.
Art. 95.Een havenvoertuig van categorie A4 heeft een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine en een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant.
Als een havenvoertuig van categorie A4 het trekkend voertuig in een sleep is, volstaat, in afwijking van het eerste lid, een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine.
Een havenvoertuig van categorie B4 heeft een geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterzijde van het voertuig.
Het geeloranje zwaai- of knipperlicht op de bestuurderscabine is zichtbaar vanuit een hoek van minimaal 270 graden. Het geeloranje zwaai- of knipperlicht op de linkerachterkant is achterwaarts zichtbaar over een hoek van minimaal 180 graden.
Tijdens het operationele transport zijn de zwaai- en knipperlichten, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, en de dimlichten permanent in werking.
Art. 96.Als een havenvoertuig van categorie A4 of de lading die ermee vervoerd wordt, meer dan drie meter breed is, en dat havenvoertuig als enkelvoudig voertuig het operationele transport uitvoert, worden in het voor- en achteraanzicht van het havenvoertuig telkens twee panelen met diagonaal afwisselende witte en rode retroreflecterende strepen aangebracht die de uiterste breedte van het havenvoertuig of zijn lading aanduiden.
Als een havenvoertuig van categorie A4 het trekkend voertuig in een sleep is en de getrokken havenvoertuigen of de lading die ermee vervoerd wordt, ten minste dezelfde breedte als het trekkend voertuig hebben, volstaan twee panelen in het vooraanzicht van het trekkend voertuig.
Als een havenvoertuig van categorie B4 of de lading die ermee vervoerd wordt, meer dan drie meter breed is, worden in het achteraanzicht van het havenvoertuig twee panelen met diagonaal afwisselende witte en rode retroreflecterende strepen aangebracht die de uiterste breedte van het havenvoertuig of zijn lading aanduiden.
De panelen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, hebben een minimale oppervlakte van 0,15 m2 en hebben vooraan een wit licht en achteraan een rood licht die tijdens het operationele transport permanent in werking zijn.
Op de achterkant van het havenvoertuig hangt een vierkant paneel waarop het logo, vermeld in artikel 72, tweede lid, is afgebeeld in zwarte kleur op een gele reflecterende achtergrond. Dat paneel heeft een minimale oppervlakte van 0,25 m2.
Art. 97.Als een havenvoertuig van categorie A4 of B4 of de sleep waarvan het deel uitmaakt, met inbegrip van de lading, in totaal meer dan 25,25 meter lang is, wordt in de volgende gevallen bijkomend een waarschuwingsbord "LET OP EXTRA LANG" geïnstalleerd in zwarte tekst met een hoogte van 12 cm, conform bijlage 11, aanhangsel XIII van het besluit van 15 maart 1968, op de achterkant van het havenvoertuig van de volgende categorieën: 1° categorie A4 als het havenvoertuig als enkelvoudig voertuig het operationele transport uitvoert;2° categorie B4 als bij de uitvoering van het operationele transport het havenvoertuig het laatste voertuig in een sleep is.
Art. 98.De HKD kan bij het operationele transport met havenvoertuigen als vermeld in deze onderafdeling, altijd assistentie opleggen en bijkomende voorwaarden en modaliteiten bij de uitvoering ervan bepalen.
Art. 99.De bestuurder van het operationele transport waarvan de totale lengte meer dan 18,75 meter bedraagt en dat wordt uitgevoerd op de hoofdwegen binnen het havengebied, of waarvan de totale lengte meer dan 25,25 meter bedraagt en dat wordt uitgevoerd op andere wegen dan de hoofdwegen binnen het havengebied, voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij heeft een bekwaamheidsattest voor het besturen van een sleep als vermeld in artikel 4 of 37, eerste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2020 tot bepaling van de voorwaarden voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurder van een langere en zwaardere sleep;2° hij beschikt over ten minste vijf jaar ervaring in het besturen van voertuigcombinaties waarvoor een rijbewijs C+E is vereist is;3° hij heeft geen verval van het recht tot sturen opgelopen gedurende een jaar voorafgaand aan het besturen van de sleep. TITEL 6. - Inbreuken
Art. 100.Inbreuken op de bepalingen, vermeld in dit besluit, worden bestraft overeenkomstig artikel 14bis, § 4, van het Decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens.
TITEL 7. - Slotbepalingen
Art. 101.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2021.
Art. 102.De Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 december 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld