gepubliceerd op 22 december 2008
Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
19 SEPTEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;
Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 6, § 2, en op artikel 7;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Kunsten en Erfgoed;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 4 juli 2008;
Gelet op het advies van de Raad voor de Kunsten van 20 september 2007;
Gelet op advies nummer 44.940/V/ 26 van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Media;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap
Artikel 1.Binnen het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht onder de benaming Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, afgekort : KMSKA. Het agentschap wordt gespecificeerd als Vlaamse wetenschappelijke instelling.
Het agentschap KMSKA wordt opgericht voor de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 3.
Het agentschap behoort tot het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Art. 2.Het agentschap KMSKA heeft als missie langs museale weg het nationale en internationale publiek in de eerste plaats een representatief overzicht te bieden van de beeldende kunst uit de Zuidelijke Nederlanden van de 14e tot de eerste helft van de 20e eeuw.
Bovendien doet het museum dat in een Europese context die door de aanwezigheid van een aantal topstukken wordt aangereikt.
Het agentschap streeft ernaar de collectie, het historische gebouw en zijn daaraan verbonden kennis toegankelijk te maken voor een divers en ruim publiek. Het wil zo een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en internationale culturele uitstraling van Vlaanderen. Essentieel voor alle facetten van zijn werking is dat daartoe netwerken en samenwerkingsverbanden op lokaal, regionaal, landelijk, Europees en mondiaal vlak worden uitgebouwd.
Art. 3.Om de missie waar te maken, vervult het agentschap volgende taken : 1° collectiewerking : a) onderzoek : 1) het kunsthistorisch documenteren en bestuderen van de collectie, het opstellen van een collectieplan en een ontsluitingsplan, onder andere via (elektronische) publicaties en tentoonstellingen op basis van wetenschappelijk onderzoek;2) het uitgroeien tot een competentiecentrum rond beeldende kunst in onze contreien en het fungeren als drijvende kracht in de ontwikkeling van een wetenschappelijk kennis- en documentatiecentrum voor beeldende kunst uit de Zuidelijke Nederlanden;3) het oprichten en het internationaal uitbouwen van een documentatiecentrum met betrekking tot de Vlaamse beeldende kunst zodat het fungeert als actieve sponsorwerver, coördinator, onderzoekscentrum en internationale referentie van wetenschappelijk onderzoek, onder andere dankzij een uitgebreide internationale samenwerking en netwerking;4) het ontwikkelen van een publicatiebeleid;5) het vervolledigen van het geïntegreerde elektronische collectiebestand met kunsthistorische en wetenschappelijke gegevens en het organiseren en vervolledigen van een centraal documentair archief met bestaande kunsthistorische en wetenschappelijke gegevens;6) het uitbouwen van (inter)nationale wetenschappelijke netwerken met universiteiten, bibliotheken en andere wetenschappelijke instellingen;b) behoud en beheer : 1) het behouden, het beheren, het documenteren en (indien nodig) het restaureren van de collectie;2) het beheren en optimaal ontsluiten van de kunsthistorische collectiedocumentatie, de bibliotheek en het archief;3) het ontwikkelen en vervolledigen van een geïntegreerde elektronische collectie of een geïntegreerd elektronisch archief of bibliotheek bestand;4) het uitbouwen van een bibliotheek die de collectie in de breedte en de diepte ondersteunt en toegankelijk maakt;5) het uitbouwen van een gespecialiseerde kunsthistorische databank (inventarisatie/catalogus/bruikleenverkeer);6) het uitbouwen van een expertcentrum op het vlak van conservatie en restauratie van schilderijen van de 14e tot de 20e eeuw;7) een referentie worden op het vlak van collectiemanagement;2° publiekswerking : a) de ontwikkeling en organisatie van activiteiten die de toegang tot, de appreciatie voor en de dialoog met de collectie voor het publiek bevorderen;b) door de verschillende (inter)nationale media en publiekssegmenten te informeren interne- en externecommunicatiestrategieën te ontwikkelen, en door aangepaste diensten aan te bieden, kennis vergroten, bezoekerservaring verrijken, en herhalingsbezoek stimuleren;c) de ontwikkeling van een pakket bezoekersdiensten die optimaal aan de behoeften van de verschillende publiekssegmenten beantwoorden;d) het aantrekkelijker maken van het museum en de collectie;e) de ontwikkeling van een sponsorbeleid;f) het uitwerken van een marketingplan : 1) publieksonderzoek;2) kernstrategie (pr, onthaal en klantenrelaties);3) doelgroepenkeuze en marketingmix (product, prijs, plaats en promotie);g) het opstellen van een communicatieplan;h) educatieve werking met inhoudelijke omkadering;3° bedrijfsvoering : a) het ondersteunen van de ontwikkeling van een beheersovereenkomst;b) het opstellen van een financieel plan en de monitoring van de professionele ondersteuning;c) het opstellen en volgen van een veiligheidsplan of calamiteitenplan;d) het opstellen van een personeelsplan (HRM);e) het beheren van de infrastructuur en het gebouw en het opstellen van een infrastructuurplan (masterplan gebouw);f) de professionalisering van de ondersteuning van de kerntaken;g) de implementatie van de regelgeving van de Vlaamse overheid (decretale verankering);h) het ondersteunen van de ontwikkeling van het informatiemanagement;i) het ontwikkelen van de merchandising.
Art. 4.Overeenkomstig artikel 9, § 1, 1°, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, regelt de beheersovereenkomst de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.
Art. 5.Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het agentschap op namens de rechtspersoon Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Aansturing en leiding van het agentschap
Art. 6.Het agentschap KMSKA ressorteert onder het hiërarchische gezag van de Vlaamse minister bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, hierna de minister te noemen.
Art. 7.De minister stuurt het agentschap aan, inzonderheid via de beheersovereenkomst.
Art. 8.Overeenkomstig artikel 6, § 3, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 is het hoofd van het agentschap belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het agentschap, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid. HOOFDSTUK III. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden
Art. 9.Het hoofd van het agentschap heeft delegatie van beslissingsbevoegdheid voor de aangelegenheden die zijn vastgesteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid.
Art. 10.Naast de delegaties voor de aangelegenheden, vermeld in artikel 9, wordt aan het hoofd van het agentschap de volgende specifieke delegatie verleend. Overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 maart 1951 betreffende de inventarissen, de bewaargeving en de bruiklening van kunstwerken, wordt het hoofd van het agentschap gemachtigd om de bewaargeving en bruiklening toe te staan van de kunstwerken, die zijn ingeschreven in de inventaris van zijn agentschap.
Art. 11.Bij het gebruik van de delegaties gelden de algemene regelingen, voorwaarden en beperkingen, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de intern verzelfstandigde agentschappen van de Vlaamse overheid, met inbegrip van de bepalingen inzake subdelegatie, de regeling bij vervanging en de verantwoording. HOOFDSTUK IV. - Raadgevend comité
Art. 12.Bij het agentschap wordt een raadgevend comité opgericht.
Het comité verstrekt advies op verzoek van het hoofd van het agentschap.
Het raadgevend comité verstrekt op eigen initiatief advies over alle aangelegenheden die van belang zijn voor de taken van het agentschap.
Art. 13.De volgende maatschappelijke geledingen kunnen worden vertegenwoordigd in het raadgevend comité : 1° het hoofd en de afdelingshoofden van het agentschap;2° het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media;3° de Vlaamse universiteiten;4° vooraanstaande personen uit de onderzoeks- en wetenschapswereld;5° vooraanstaande personen uit de museale wereld;6° vertegenwoordigers van de gebruikers;7° personen met bijzondere verdiensten voor het agentschap. Het raadgevend comité kan aangevuld worden met andere door de minister aan te wijzen personen en met onafhankelijke deskundigen op het vlak van de taken van het agentschap.
De minister kan de nadere regels vaststellen voor de samenstelling van het raadgevend comité. De leden worden benoemd door de minister voor een periode van vier jaar.
Het raadgevend comité stelt een huishoudelijk reglement op waarin de concrete werking wordt geregeld, en dat ter goedkeuring aan de minister wordt voorgelegd. Dat reglement stelt de praktische werkwijze vast, de deontologie, de informatie- en rapporteringsopdracht van het comité, en de aard van de dossiers en rapporten die aan het raadgevend comité voorgelegd worden. HOOFDSTUK V. - Controle, voortgangscontrole en toezicht
Art. 14.Met behoud van de toepassing van artikelen 9, 33 en 34, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, interne controle en interne audit, is de minister verantwoordelijk voor de voortgangscontrole van en het toezicht op het agentschap.
Art. 15.De minister kan, in het kader van de voortgangscontrole en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers. HOOFDSTUK VI. - Wijzigingsbepalingen
Art. 16.In artikel 3, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Kunsten en Erfgoed worden de woorden "van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen" geschrapt.
Art. 17.In artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media wordt het Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media opgericht, dat bestaat uit het gelijknamige departement en drie agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid : 1° Kunsten en Erfgoed;2° Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen;3° Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen.» HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 september 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX