Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 07 juli 2023
gepubliceerd op 06 oktober 2023

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen

bron
vlaamse overheid
numac
2023044438
pub.
06/10/2023
prom.
07/07/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen


DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN TOERISME VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen Algemene toelichting TITEL II van het VLAREM (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne) bevat o.a. de algemene en sectorale voorwaarden die van toepassing zijn op ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De algemene milieuvoorwaarden gelden voor alle ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De sectorale milieuvoorwaarden gelden voor bepaalde types van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. Deze voorwaarden beogen het voorkomen en beperken van onaanvaardbare hinder en risico's die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken. In voorkomend geval beogen ze ook het ongedaan maken van de schade die de exploitatie van de inrichting of activiteit heeft toegebracht aan het milieu.

Om een goede werking van ammoniakemissiearme stalsystemen te garanderen is ook de mogelijkheid tot elektronische monitoring noodzakelijk. Bij controles door handhaving blijkt geregeld dat de stalsystemen om ammoniakemissies te reduceren niet of onvoldoende werken. Voorliggend besluit maakt dit mogelijk via het eerste wijzigingsartikel. Op deze wijze moet helpen om te komen tot een doeltreffende handhaving van de ammoniakemissiearme stalsystemen.

Voor nieuwe luchtwassers bevat art. 5.2.3.4 van bijlage I bij het MB van 19 maart 2004 ( Ministerieel besluit van 19 maart 2004Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 19/03/2004 pub. 14/10/2004 numac 2004036442 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Ministerieel besluit houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne sluiten houdende vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne) al de verplichting tot elektronische monitoring van nieuwe luchtwassers. Thans worden deze bepalingen ook van toepassing op bestaande luchtwassers (middels een overgangsregeling, zie verder).

Bovendien wordt op deze wijze ook uitvoering gegeven aan het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 waarin de volgende maatregel is opgenomen met oog op "de vermindering van de emissies van NH3, dat bijdraagt tot de vorming van secundair stof in de atmosfeer en tot de vermestende en verzurende depositie": - de introductie van een elektronisch monitoringsysteem op luchtwassers in varkens- en pluimveestallen om de goede werking van deze wassers te verzekeren;

In een studie uitgevoerd door het ILVO, `Studie naar de implicaties van een verplichting tot elektronische monitoring op bestaande luchtwassers in de Vlaamse varkenshouderij', is gebleken dat het technisch mogelijk is om op alle luchtwassers een monitoringssysteem te plaatsen.

Artikel 5.9.5.3, § 5 van titel II van het VLAREM bevat verbods- en afstandsregels inzake pluimveestallen. Dit artikel werd gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 24/10/2008 numac 2008036248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 1997 betreffende de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 06/10/2008 numac 2008203554 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 21/11/2008 numac 2008204070 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de normen voor de preventie van brand in de voorzieningen voor kinderopvang type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 05/12/2008 numac 2008204315 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid - bepalingen tot het verkrijgen van de impulssubsidie sluiten tot wijziging van titel II van het VLAREM (artikel 99, 3° ). Door deze wijziging werden de afstandsregels voor pluimveebedrijven met meer dan 60.000 stuks gevogelte sterk versoepeld, zodat artikel 5.9.5.3, § 5 van titel II van het VLAREM als volgt luidde: "Tussen elke stal en/of opslag van dierlijke mest of mengmest van een inrichting, gelegen in een agrarisch gebied enerzijds en elk op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, bosreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan woongebieden met een landelijk karakter anderzijds, dient in functie van het aantal stuks pluimvee dat in de inrichting wordt gehouden en van het overeenkomstig artikel 5.9.5.2. berekend aantal waarderingspunten, tenminste de volgende afstand te bestaan:

Waarderingspunten toegekend aan de inrichting

Vereiste minimumafstand in meter bij aantal stuks pluimvee

? 5000

van 5001 tot 10.000

van 10.001 tot 20.000

van 20.001 tot 40.000

van 40.001 tot 60.000

van 60.000 tot 80.000

> 80.000

< 75

100

150

200

300

400

verbod

verbod

75 - 150

75

100

150

225

300

verbod

verbod

151 - 200

50

75

100

150

200

250

300

> 200

50

75

100

150

200

225

250


Het is verboden in een inrichting, omvattende een of meer pluimveestallen, die geheel gelegen is in een agrarisch gebied, meer [...] stuks pluimvee te houden dan het aantal dat in functie van voormelde criteria en de afstandsregels is toegelaten." In een arrest van 2 mei 2019, nr. 244.351, heeft de Raad van State evenwel geoordeeld dat deze versoepeling van de afstandsregels voor pluimveebedrijven door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 24/10/2008 numac 2008036248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 1997 betreffende de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 06/10/2008 numac 2008203554 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 21/11/2008 numac 2008204070 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de normen voor de preventie van brand in de voorzieningen voor kinderopvang type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 05/12/2008 numac 2008204315 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid - bepalingen tot het verkrijgen van de impulssubsidie sluiten strijdig is met het standstill-beginsel inzake milieubescherming, zoals gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet.

Artikel 1.2.1, § 2 van het DABM bepaalt eveneens dat het milieubeleid onder meer berust op het standstill-beginsel. De Raad van State oordeelde in het arrest van 2 mei 2019 dat het middel gegrond is "waar het aanvoert dat artikel 99, 3°, van het wijzigingsbesluit van 19 september 2008 het in artikel 1.2.1, § 2, DABM opgenomen standstill-beginsel schendt. Artikel 99, 3°, van het wijzigingsbesluit van 19 september 2008 moet daarom op grond van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing worden gelaten. Op de vergunningsaanvraag van de tussenkomende partij moeten bijgevolg de oorspronkelijke afstandsregels in artikel 5.9.5.3, § 5, van Vlarem II worden toegepast". De wijzigingen aangebracht aan artikel 5.9.5.3, § 5 van titel II van het VLAREM werden door de Raad van State als onwettig beoordeeld en in toepassing van artikel 159 van de Grondwet buiten toepassing gelaten.

Een dergelijke uitspraak waarbij in toepassing van artikel 159 GW een bepaling onwettig wordt bevonden, creëert onduidelijkheid in het rechtsverkeer. De bepalingen welke door de Raad van State als onwettig werden aangeduid, blijven formeel bestaan in het rechtsverkeer, maar de loutere verdere toepassing ervan zou opnieuw leiden tot onwettige besluiten. Aan deze rechtsonzekerheid moet een einde worden gesteld.

Hierbij wordt opgemerkt dat in gezaghebbende rechtsleer erop wordt gewezen dat een administratieve overheid een onwettig bevonden reglementaire bepaling buiten toepassing mag laten en dit "niet alleen wanneer de bestuurshandeling zo grof onrechtmatig is dat zij voor onbestaande mag worden gehouden, maar ook wanneer de bestuurshandeling door een van de hoogste rechtscolleges (incidenteel) onwettig is bevonden [...] De logica en de coherentie van het rechtsbestel rechtvaardigen immers de stelling dat de administratieve overheid in dat geval de wettigheidsvraag als uitgeklaard beschouwt (naar analogie met de acte éclairé) en om die reden de bestuurshandeling terzijde schuift (naar analogie met de onbestaande bestuurshandeling)" (zie J. THEUNIS, "De exceptie van onwettigheid: op zoek naar een verloren evenwicht", TBP 2011, 260-274). Andere rechtsleer wijst erop dat in het tegenovergestelde geval de vergunningverlenende overheid haar aansprakelijkheid in het gedrang brengt (J. BOUCKAERT en G. SCHAIKO, "Omtrent de verkavelingsvergunning: recente evoluties in de rechtspraak en bedenkingen", TROS 2013, 101-102).

Om de nodige rechtszekerheid te voorzien en tegemoet te komen aan de belangrijke randvoorwaarde zoals supra vermeld, voegt het tweede wijzigingsartikel nieuwe afstandsregels voor pluimveestallen in titel II van VLAREM in, rekening houdend met voormelde rechtspraak en in het bijzonder het standstill-beginsel. Deze nieuwe afstandsregels zijn inhoudelijk dezelfde afstandsregels die golden voor de onwettig bevonden afstandsregels. Immers, de overheid is verplicht in het kader van het zorgvuldigheidsbeginsel om een onwettige bestuurshandeling binnen een redelijke termijn te herstellen. De terugkeer naar de normen die golden voor de onwettig bevonden versoepeling, verzekert dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het standstill-beginsel.

Dit besluit wijzigt aldus twee bepalingen in de sectorale voorwaarden, vastgelegd in titel II van het VLAREM. Toelichting m.b.t. de overgangsbepaling voor de afstandsregels Er wordt gewezen op de volgende definities in art. 1.1.2 VLAREM: - "bestaande ingedeelde inrichting": tenzij anders in de bepalingen (met inbegrip van de andere definities) van dit besluit vermeld, de ingedeelde inrichtingen of onderdelen van ingedeelde inrichtingen:

- waarvoor de exploitatie op 1 januari 1993 was vergund, of waarvoor vóór 1 september 1991 een vergunningsaanvraag is ingediend;

- of, die op 1 januari 1993 in bedrijf zijn gesteld, vóór 1 september 1991 niet vergunningsplichtig waren, en waarvoor voor 1 maart 1993 een vergunningsaanvraag is ingediend;

- of, wanneer het in de derde klasse ingedeelde inrichtingen betreft, die op 1 januari 1993 in bedrijf zijn gesteld en waarvoor de melding gebeurde voor 1 maart 1993;

- of, die op 1 januari 1993 niet ingedeeld waren, en het tengevolge een wijziging van of aanvulling op de indelingslijst nadien wel werden of worden, en die op dat ogenblik reeds in uitbating of gebruik waren of zijn.


- "nieuwe ingedeelde inrichting": § 1. ingedeelde inrichtingen die niet beantwoorden aan de criteria terzake "bestaande inrichtingen", Art. 3.1.1, § 2 VLAREM stelt dat de milieuvoorwaarden voor nieuwe inrichtingen onmiddellijk gelden (alsook voor hernieuwingen die te laat aangevraagd zijn of definitief geweigerd zijn). Voor bestaande inrichtingen gelden ze volgens art. 3.1.1, § 3 VLAREM II overeenkomstig de overgangsbepalingen in hoofdstuk 3.2. Gelet op de definitie van bestaande inrichtingen gelden de overgangsbepalingen dus voor de IIOA's die kortgezegd vergund waren in 1993 en nog steeds (ononderbroken) vergund zijn.

Art. 3.1.1, § 4 VLAREM bepaalt bovendien: "Voor nieuwe inrichtingen die op datum van inwerkingtreden van dit besluit regelmatig vergund dan wel gemeld zijn, gelden ze eveneens overeenkomstig de in § 3 bedoelde overgangsbepalingen, maar enkel voor wat die voorwaarden betreft die strenger zijn dan de voorwaarden die op datum van inwerkingtreden van dit besluit reeds van toepassing waren op hun uitbating.".

In art. 3.1.1, § 5 VLAREM wordt nog het volgende bepaald: "Tenzij anders vermeld in de milieuvoorwaarden, zijn de inplantingsregels niet van toepassing op een nieuwe inrichting of op de toegelaten verandering eraan als die het recht tot exploitatie, verkregen uit een verleende vergunning of melding, verhinderen, en bij hernieuwing van die vergunning.

De inplantingsregels waarvan de toepassing louter het gevolg is van een wijziging van de indelingslijst of van de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen, gelden evenmin voor elke nieuwe verandering van de vergunde of gemelde nieuwe inrichting die beperkt is tot maximaal 100% van de exploitatie die op de datum van de inwerkingtreding van de wijzigende bepalingen was toegelaten." Het bepaalde in art. 3.1.1, § 5, eerste lid VLAREM houdt in dat alle reeds vergunde exploitaties, en hun reeds toegelaten veranderingen, niet moeten voldoen aan de nieuwe inplantingsregels als dit zou betekenen dat ze hierdoor niet meer zouden kunnen exploiteren.

Uitbreidingen bij reeds vergunde IIOA's zouden wel moeten voldoen aan de nieuwe afstandsregels, tenzij de uitbreiding beperkt is tot maximaal 100 % van de exploitatie die op 1 januari 1993 was toegelaten (art. 3.2.2.2 VLAREM).

Daaruit volgt ook dat exploitaties die vergund zijn op basis van de huidige, onwettige, afstandsregels in principe hun vergunning kunnen behouden. Bij een loutere hernieuwing zijn afstandsregels volgens art. 3.1.1, § 5 VLAREM niet van toepassing.

Dienaangaande wordt nog het volgende opgemerkt betreffende de omzettingsprocedure. Bij deze procedure vindt geen beoordeling plaats van de inplantingsregels. Mocht er alsnog een kennelijk gegrond bezwaar zijn tijdens de omzettingsprocedure, wordt de gewone hernieuwingsprocedure gevolgd (zie art. 390, § 4 Omgevingsvergunningsdecreet). Het gaat bovendien bij een omzetting om het verder exploiteren, zodanig dat mocht er al een beoordeling zijn, ze onder de overgangsbepaling zouden vallen van ofwel art. 3.1.1, § 5 VLAREM indien het om een `nieuwe inrichting' gaat, ofwel art. 3.2.1.1 VLAREM voor `bestaande inrichtingen'.

Artikelsgewijze bespreking HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM Artikel 1 Aangezien een adequate monitoring cruciaal is om een correcte uitbating van een exploitatie te garanderen, wordt voor ammoniakemissiearme stalsystemen verduidelijkt dat voorwaarden die betrekking hebben op de elektronische monitoring ook gelden voor stallen die reeds gebouwd werden volgens een bepaalde staltechniek vermits deze voorwaarden inzake monitoring voortaan eenduidig te beschouwen zijn als regels voor uitvoering en gebruik.

Krachtens artikel 5.9.2.1bis, § 4 van titel II van het VLAREM moet de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de nadere regels vaststellen voor de uitvoering en het gebruik van de ammoniakemissiearme stallen die op de lijst opgenomen zijn met het oog op het behoud van de ammoniakemissieverminderende aspecten van die stallen.

Dit wijzigingsartikel heeft betrekking op de monitoring van exploitaties en heeft dan ook geen aanzienlijke milieueffecten als gevolg.

Artikel 2 Afhankelijk van het aantal waarderingspunten dat wordt toegekend aan een inrichting en het aantal stuks pluimvee, moet een bepaalde minimumafstand gerespecteerd worden tussen (1) elke stal en/of opslag van dierlijke mest of mengmest, gelegen in agrarisch gebied, en (2) de opgesomde gebieden in 5.9.5.3, § 5, eerste lid, van titel II van het VLAREM. De huidige bepalingen van titel II van het VLAREM voorzien in een verbod voor inrichtingen met meer dan 60.000 stuks pluimvee en minder dan 151 waarderingspunten.

Vanaf 60.001 tot 80.000 stuks pluimvee moet de inrichting volgens de huidige bepalingen op 250 meter (151 - 200 waarderingspunten), dan wel 225 meter (>200 waarderingspunten) liggen van bovenstaande gebieden.

Een inrichting met meer dan 80.000 stuks pluimvee moet zich op 300 meter (151 - 200 waarderingspunten), dan wel 250 meter (>200 waarderingspunten) bevinden.

Via dit besluit worden zowel het criterium van het aantal stuks pluimvee als de vereiste minimumafstand gewijzigd.

Wat betreft het criterium van het aantal stuks pluimvee, worden de categorieën "van 60.001 tot 80.000" en ">80.000" opgeheven en de oorspronkelijke categorie ">60.000" wordt (opnieuw) van toepassing.

De vereiste minimumafstand zal voor deze categorie ">60.000" bestaan uit een verbod voor inrichtingen met minder dan 151 waarderingspunten.

Voor inrichtingen met 151 tot en met 200 waarderingspunten zal een afstand van 1.000 meter moeten gerespecteerd worden tussen voormelde gebieden. Voor inrichtingen in deze categorie met meer dan 200 waarderingspunten moet een afstand van 500 meter gerespecteerd worden.

Dit komt in de praktijk neer op een terugkeer naar de oorspronkelijke afstandsregels zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de soepelere afstandsregels ingevoerd door het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 24/10/2008 numac 2008036248 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 1997 betreffende de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 06/10/2008 numac 2008203554 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 21/11/2008 numac 2008204070 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de normen voor de preventie van brand in de voorzieningen voor kinderopvang type besluit van de vlaamse regering prom. 19/09/2008 pub. 05/12/2008 numac 2008204315 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet van 9 maart 2007 houdende de subsidiëring van gemeente- en provinciebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid - bepalingen tot het verkrijgen van de impulssubsidie sluiten.

Er wordt verder eenzelfde tekstuele weergave gebruikt voor zowel de afbakening van het bereik als voor de waarderingspunten. Dit betekent dat er voortaan gebruik gemaakt wordt van het teken "-" om het bereik te duiden. Dit moet geïnterpreteerd worden als "van [...] tot en met [...]".

In de oorspronkelijke afstandsregels werden zowel de term gevogelte als pluimvee gebruikt, maar de term gevogelte werd later bij besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 vervangen. De term pluimvee wordt ook hier behouden.

Deze wijziging betreft een terugkeer naar de oorspronkelijke afstandsregels. Ten opzichte van de huidige afstandsregels betekent dit een verstrenging van het kader waardoor er geen nadelige milieueffecten te verwachten vallen. HOOFDSTUK 2. - Overgangsregeling en slotbepaling Artikel 3 Voor bestaande luchtwassers voorziet het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 een overgangstermijn van vijf jaar (uiterlijk tot eind 2025). Er wordt dan ook in de overgangsregeling voorzien dat de bestaande luchtwassers tegen 31 december 2025 moeten voldoen aan de verplichtingen inzake elektronische monitoring.

Artikel 4 Dit artikel stelt de klassieke slotbepaling vast.

RAAD VAN STATE Advies 73.662/1 van 21 juni 2023 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemmissiearme stalsystemen' Op 22 mei 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemmissiearme stalsystemen'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 15 juni 2023. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wouter PAS en Inge VOS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur-afdelingshoofd.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 21 juni 2023. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt er vooreerst toe artikel 5.9.2.1bis, § 4, van VLAREM II (1), aan te vullen met een tweede lid waarin wordt bepaald dat voorwaarden met betrekking tot de elektronische monitoring van ammoniakemissiearme stallen, waaronder luchtwassystemen, worden beschouwd als regels voor de uitvoering en het gebruik en worden nageleefd volgens de meest recente versie van de lijst, vermeld in paragraaf 1/1 van het betrokken artikel (artikel 1 van het ontwerp). De luchtwassystemen die op de datum van inwerkingtreding van het ontworpen besluit bestaan, dienen uiterlijk tegen 31 december 2025 te voldoen aan de verplichtingen die met het ontworpen artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, van VLAREM II, worden opgelegd (artikel 3). Daarnaast wordt in artikel 5.9.5.3, § 5, eerste lid, van VLAREM II, de tabel vervangen met daarin nieuwe afstandsregels voor pluimveestallen (artikel 2). 3. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 5.4.1, eerste lid, van het decreet van 5 april 1995 `houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid', dat de Vlaamse Regering opdraagt om de algemene en sectorale milieuvoorwaarden vast te stellen. Op artikel 5.4.3 van het voornoemde decreet dient geen beroep te worden gedaan als rechtsgrond (2): in het ontwerp wordt immers niet de wijze bepaald waarop de beste beschikbare technieken worden vastgesteld (artikel 5.4.3, § 1, van het decreet), terwijl in artikel 5.4.3, § 2, van het decreet slechts een aantal aandachtspunten worden vermeld die de Vlaamse Regering bij het vaststellen van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor ogen zal moeten houden, en in artikel 5.4.3, §§ 3 en 4, van het decreet, in geen expliciete delegatie van bevoegdheid aan de Vlaamse Regering wordt voorzien.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. Rekening houdend met hetgeen in dit advies wordt opgemerkt onder randnummer 3, volstaat het om onder de rubriek "Rechtsgronden" te schrijven: "Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035897 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning sluiten." Indien de stellers van het ontwerp het nuttig achten om in de aanhef van het ontwerp tevens te verwijzen naar artikel 5.4.3 van het decreet van 5 april 1995, omdat die bepaling weliswaar geen rechtsgrond biedt voor het ontwerp, maar niettemin deel uitmaakt van het juridische kader waarin de ontworpen regeling wordt uitgevaardigd, kan dergelijke verwijzing in de aanhef worden opgenomen in een afzonderlijke rubriek "Juridisch kader". (3) 5. Enkel de machtigingen, adviezen of akkoorden die rechtens vereist zijn, mogen in de aanhef voorkomen.(4) De beslissing om de plan-m.e.r.-screening goed te keuren door het team MER is een dergelijke beslissing en dient dan ook te worden vermeld in de rubriek "Vormvereisten". (5) Artikel 3 6. Men late artikel 3 van het ontwerp aanvangen als volgt: "De op datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande luchtwassystemen ...". Aan het einde van artikel 3 volstaat het dan te schrijven "... ingevolge artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne". (6) DE GRIFFIER W. GEURTS DE VOORZITTER M. VAN DAMME _______ Nota's (1) Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 `houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne'.(2) Aan die bepaling wordt nochtans ook gerefereerd in de rubriek "Rechtsgronden" van de aanhef van het ontwerp, terwijl de gemachtigde in dat verband onder meer het volgende meedeelde: "Art.5.4.3 bepaalt dat bij de vaststelling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden er voor een geïntegreerde aanpak gezorgd wordt en een hoog niveau van bescherming wordt gewaarborgd. Paragraaf 3 van dit artikel geeft bovendien de mogelijkheid om met het oog op de bescherming van de mens en het milieu i.h.k.v. de milieuvoorwaarden bepaalde ingedeelde inrichtingen en activiteiten in of nabij sommige gebieden of hindergevoelige objecten te beperken of verbieden. Voormelde paragraaf is met name relevant voor art. 2 van het ontwerpbesluit waarin de minimumafstand van een pluimveestal in relatie tot de waarderingspunten bepaald wordt." (3) Omzendbrief VR 2019/4 `betreffende de Wetgevingstechniek", aanwijzing 74.(4) Zie de voornoemde omzendbrief, aanwijzing 75.(5) Zie bv.het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/06/2022 pub. 16/11/2022 numac 2022033489 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw sluiten `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-, preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035897 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning sluiten betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu en landbouw'. De rubriek "Vormvereisten" vermeldt o.m. het volgende: "De plan-m.e.r.-screening werd goedgekeurd door team MER op 17 augustus 2021." (6) De zinsnede ", gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 3 mei 2019" moet worden geschrapt.Deze zinsnede is immers niet correct aangezien artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, pas in VLAREM II wordt ingevoegd bij artikel 1 van het ontwerp.

7 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 5.4.1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 27/08/2014 numac 2014035897 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning sluiten.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 31 mei 2022. - Er is op 20 juni 2022 bij de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen een aanvraag ingediend voor een advies. Op 14 juli 2022 heeft de Minaraad laten weten dat ze geen advies zou uitbrengen. - Er is op 20 juni 2022 bij de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen een aanvraag ingediend voor een advies. Op 27 juni 2022 heeft de SERV laten weten dat ze geen advies zou uitbrengen. - De Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij heeft advies 2022-13 gegeven op 7 juli 2022. - Het voorontwerp van dit besluit van de Vlaamse Regering werd van 15 juli 2022 tot en met 2 september 2022 gepubliceerd op de website van het Departement Omgeving en werd gedurende die periode ook ter inzage gelegd. Tijdens die termijn kon elke persoon zijn opmerkingen meedelen. - Het team Mer heeft een beslissing genomen over de plan-m.e.r.-screening op 29 juni 2023. - De Raad van State heeft advies 73.662/1 gegeven op 21 juni 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1.Aan artikel 5.9.2.1bis, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voorwaarden met betrekking tot de elektronische monitoring van ammoniakemissiearme stallen, waaronder luchtwassystemen, worden beschouwd als regels voor de uitvoering en het gebruik en worden nageleefd volgens de meest recente versie van de lijst, vermeld in paragraaf 1/1.".

Art. 2.In artikel 5.9.5.3, § 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 3 mei 2019, wordt de tabel vervangen door wat volgt:

waarderingspunten toegekend aan de inrichting

vereiste minimumafstand in meter bij aantal stuks pluimvee

? 5000

5001 - 10.000

10.001 -20.000

20.001 -40.000

40.001 -60.000

> 60.000

< 75

100

150

200

300

400

verbod

75 - 150

75

100

150

225

300

verbod

151 - 200

50

75

100

150

200

1000

> 200

50

75

100

150

200

500


".

Art. 3.De op datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande luchtwassystemen moeten uiterlijk tegen 31 december 2025 voldoen aan de verplichtingen ingevolge artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.

Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 juli 2023.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^