gepubliceerd op 09 juli 2009
Decreet houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving
30 APRIL 2009. - Decreet houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op het gewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met volledig leerplan, alsook op de psycho-medisch-sociale centra.
Art. 2.Dit decreet heeft ten doel een gedifferentieerde omkadering te organiseren binnen de schoolinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die behoren tot de onderwijsniveaus bedoeld in artikel 1 zodat elke leerling gelijke kansen op sociale emancipatie kan hebben in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving.
In dit kader beoogt dit decreet de differentiatie van de omkadering en de financiering in sommige vestigingen voor het gewoon kleuter-, lager, basis- en secundair onderwijs met volledig leerplan, die georganiseerd of gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap, hierna « de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten ».
De differentiatie bedoeld in het vorige lid bestaat in een objectieve en evenredige toewijzing van menselijke middelen en bijkomende en significante financiële middelen op basis van objectieve en uniforme socio-economische criteria met het oog op de bevordering van bijkomende pedagogische acties om de doelstelling meer doeltreffend en meer rechtvaardig te bereiken, zoals bedoeld in de artikelen 6, in het bijzonder 4°, 10, 11, 12, 24 en 34 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, hierna « het opdrachtendecreet » genoemd.
Worden aangemoedigd de synergie met de plaatselijke en gewestelijke verenigingen die in de wijken te werk gaan, alsook de partnerschappen tussen de verschillende vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten. In dit kader kunnen de menselijke middelen en de bijkomende financiële middelen samengebracht worden en gemeen gebruikt worden door verschillende belanghebbende vestigingen.
Onder bijkomende pedagogische acties, zoals bedoeld in dit decreet, wordt inzonderheid verstaan de initiatieven met het oog op : 1° de versterking van de beheersing van de basisleerprocessen, en van de Franse taal in het bijzonder, door alle leerlingen;2° de strijd tegen het mislukken, het blijven zitten en de leerachterstand;3° de bevordering van de snelle opsporing van moeilijkheden op scholen, de organisatie van de onmiddellijke remediëring en de uitvoering van gedifferentieerde pedagogie;4° het voorkomen van het afhaken op school en daarbij, de mogelijke verschijnsels van onbeleefdheid en geweld. Onder de bijkomende pedagogische actie wordt een bijzondere aandacht besteed aan de aanpassing van de Franse taal voor de leerlingen die ze niet voldoende beheersen zodat ze zich met succes kunnen aanpassen aan de activiteiten in de klas waarvoor ze ingeschreven zijn. HOOFDSTUK II. - De bepaling van de vestigingsplaatsen voor het basisonderwijs en het secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten.
Art. 3.Om de vijf jaar, vóór 30 november, en voor de eerste keer ten laatste vóór 30 november 2009, toont een interuniversitaire studie voor de Franse Gemeenschap het socio-economisch indexcijfer aan van elke statistische sector, dit wil zeggen van elke kleinste territoriale subdivisie bepaald door de Algemene Directie Statistiek en Economische informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Middenstand en Energie, door bemiddeling van een berekeningsformule door rekening te houden met de laatste statistische gegevens die beschikbaar zijn voor de volgende criteria : 1° inkomsten per inwoner;2° niveau van diploma's;3° werkloosheidsgraad, activiteitsgraad en het aantal personen die in aanmerking komen voor het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimum inkomen;4° beroepsactiviteiten;5° comfort van huisvestingen. Elk criterium wordt bepaald in functie van één of meer variabelen.
Het socio-economische indexcijfer van elke statistische sector wordt uitgedrukt met een ongelijksoortig indexcijfer waarvan de lage waarde een minder begunstigd socio-economisch niveau aantoont. De berekeningsformule van dit indexcijfer moet goedgekeurd worden door de Regering van de Franse Gemeenschap, hierna "de Regering" genoemd, en toont de variabelen aan die elk criterium bepalen, alsook het respectievelijke gedeelte van elke onder hen in het kader van de berekeningsformule.
In voorkomend geval, om de socio-economische typologie van de verschillende statistische sectoren te vervolmaken of om één of meer criteria te vervangen waarvoor de statistische gegevens onbeschikbaar, onvolledig of verouderd zouden zijn, kan de studie bedoeld in het eerste lid voorstellen om andere criteria te laten voorkomen in de formule die bepaald worden in functie van één of meer variabelen die door de Regering ook goedgekeurd moeten worden.
Art. 4.Om de vijf jaar, vóór 31 januari, en voor de eerste keer ten laatste vóór 31 januari 2010, op basis van de laatste gegevens beschikbaar op 15 januari betreffende de inschrijvingen van leerlingen en bij hun verblijfplaats, wordt aan elke leerling, door de Diensten van de Regering, het meest recente socio-economische indexcijfer toegekend van de statistische sector van zijn verblijfplaats en wordt het gemiddelde van de indexcijfers toegekend aan de hierin ingeschreven leerlingen berekend voor elke vestiging voor het gewoon kleuter-, lager, basis- en secundair onderwijs met volledig leerplan, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Voor de minderjarige leerlingen die onwettelijk op het grondgebied verblijven zoals bedoeld in artikel 40 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, en voor de leerlingen die als nieuwkomers worden beschouwd krachtens het decreet van 14 juni 2001 betreffende de integratie van nieuwkomers in het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap is ingericht of gesubsidieerd, wordt als socio-economisch indexcijfer het aritmetische gemiddelde toegekend van de indexcijfers van de 50 laagste statistische sectoren onder deze bedoeld in artikel 3, eerste lid.
Voor de leerlingen van wie de gegevens niet beschikbaar zijn, kennen de Diensten van de Regering als socio-economisch indexcijfer het gemiddelde toe van de indexcijfers van de bezochte vestiging.
In functie van het gemiddelde van de indexcijfers bedoeld in het eerste lid, bepalen de Diensten van de Regering, enerzijds, de rangschikking van de vestigingen van het basisonderwijs en, anderzijds, die van de vestigingen van het secundair onderwijs. In beide gevallen worden de vestigingen op een toenemende manier gerangschikt, om te beginnen met de vestiging die het laagste gemiddelde socio-economische indexcijfer bekomt en om te eindigen met de vestiging die het hoogste gemiddelde socio-economische indexcijfer vertoont.
De vestigingen zoals gerangschikt overeenkomstig het vorige lid worden verdeeld in functie van hun gecumuleerde schoolbevolking in twintig klassen met elke onder hen 5,00 % (vijf procent) van de bevolking van het basisonderwijs, enerzijds, het secundair onderwijs met volledig leerplan, anderzijds. Deze klassen worden genummerd van 1 tot 20, van deze met het laagste gemiddelde socio-economische indexcijfer tot deze met het hoogste gemiddelde socio-economische indexcijfer.
Indien, als gevolg van de gecumuleerde berekening van de schoolbevolking per schijf van 5,00 % (vijf procent), de hogere beperking van een klasse zoals bedoeld in het vorige lid slechts overeenstemt met een gedeelte van de schoolbevolking van eenzelfde vestiging, wordt de schoolbevolking van deze laatste vestiging beschouwd als verdeeld te worden tussen beide klassen om te beginnen met de aanvulling van de klasse waarvan de coëfficiënt de meest voordelige is. In voorkomend geval, voor de toepassing van de hoofdstukken IV en VI van dit decreet, worden de vestigingen bedoeld in dit lid geacht behorend te zijn tot de meest voordelige klasse.
Op deze basis zijn de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten voor ten minste vijf jaar (vijfjarencyclus) deze die volledig of gedeeltelijk behoren tot de klassen genummerd van 1 tot 5, ofwel deze die, in de rangschikkingorde bedoeld in dit artikel, de minst voordelige zijn en waarvan de som van de aantallen leerlingen die er ingeschreven zijn gelijk is aan 25,00 % (vijfentwintig procent), respectievelijk voor het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs met volledig leerplan in de Franse Gemeenschap. A contrario worden de andere vestigingen die volledig of gedeeltelijk behoren tot de klassen genummerd van 6 tot 20, geacht de gedifferentieerde omkadering niet te genieten.
De lijsten van de vestigingen van het basisonderwijs en het secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten, alsook de klasse waartoe ze behoren, worden om de vijf jaar door de Regering goedgekeurd, vóór 28 februari, en voor de eerst keer ten laatste voor 28 februari 2010.
Art. 5.De vermeldingen van de termijn bedoeld in de artikelen 3, 4, 6 en 7 verwijzen naar het schooljaar dat voorafgaat aan dat gedurende hetwelk de menselijke middelen en de bijkomende werkingsmiddelen toegewezen worden voor het eerste van de vijf jaren aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, zoals bedoeld in artikel 4. HOOFDSTUK III. - De bijkomende middelen toegewezen aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en de bestemming ervan
Art. 6.§ 1. In het basisonderwijs, vanaf het schooljaar 2010-2011, worden de bijkomende lestijden en kredieten aanvullend en uitsluitend toegekend aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, zoals bedoeld in artikel 4.
In geen enkel geval mogen deze bijkomende lestijden en kredieten toegekend worden aan vestigingen die de gedifferentieerde omkadering niet genieten, noch om andere doeleinden dan deze bedoeld in dit decreet. § 2. 18 381 bijkomende lestijden worden rechtstreeks toegewezen door de Diensten van de Regering aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en aan de uittredende vestigingen in de vorm van kapitaal-lestijd voor het bekomen van de menselijke middelen bedoeld in artikel 9, § 1.
In een eerste stadium worden lestijden toegekend aan de uittredende vestigingen, ofwel deze die, na volledig of gedeeltelijk opgenomen te zijn geweest in de klassen 1 tot 5 bedoeld in artikel 4, en tijdens ten minste vijf jaar over middelen te hebben beschikt van de gedifferentieerde omkadering, niet meer opgenomen werden op de lijst bedoeld in artikel 4, laatste lid, ten gevolge van de laatste rangschikking in dit kader. Het eerste schooljaar waarin de vestiging uittredend is, geniet 50,00 % (vijftig procent) van de lestijden die hem het vorige schooljaar werden toegekend. Het volgende schooljaar geniet 25,00 % (vijfentwintig procent) van de lestijden die hem twee jaar voordien werden toegekend. Het gedeelte van elke uittredende vestiging wordt op een eenheid naar beneden afgerond en mag niet lager zijn dan 6 lestijden.
Na van het geheel van de lestijden bedoeld in het eerste lid, de lestijden bedoeld in het tweede lid en, in voorkomend geval, de lestijden bedoeld in artikel 44 te hebben afgetrokken, wijzen de Diensten van de Regering de overblijvende lestijden toe.
Het gedeelte van de gedifferentieerde omkadering, dat verschuldigd geacht wordt voor een vestiging voor elke leerling van een bepaalde klas, is het resultaat van een fractie waarvan de teller het product is van de overblijvende lestijden bedoeld in het derde lid door de coëfficiënt van de klasse die eigen is aan de betrokken leerling en waarvan de noemer het aantal is van de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn in het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering op 15 januari genieten. Het gedeelte van elke vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt op een eenheid naar beneden afgerond.
De coëfficiënt van de klasse bedoeld in het vorige lid hangt van de klasse af waartoe de vestiging volledig of gedeeltelijk behoort overeenkomstig artikel 4, vierde tot achtste lid. Hij is gelijk aan : 1° 1,50 voor de vestigingen die behoren tot klasse 1;2° 1,25 voor de vestigingen die behoren tot klasse 2;3° 1,00 voor de vestigingen die behoren tot klasse 3;4° 0,75 voor de vestigingen die behoren tot klasse 4;5° 0,50 voor de vestigingen die behoren tot klasse 5. Elke vestiging bedoeld in het tweede en vierde lid, krijgt ten minste 6 lestijden. § 3. De bijkomende kredieten voor een jaarlijks bedrag van acht miljoen tweeënnegentigduizend euro (8.092.000 EUR), worden rechtstreeks toegewezen door de Diensten van de Regering aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en aan de uittredende vestigingen in de vorm van werkingsmiddelen bedoeld in artikel 9, § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2011 wordt het bedrag van deze kredieten elk kalenderjaar geïndexeerd in functie van de evolutie van het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen op 1 januari.
In een eerste stadium worden werkingsmiddelen toegekend aan de uittredende vestigingen. Het eerste schooljaar waarin de vestiging uittredend is, geniet 50,00 % (vijftig procent) van de werkingsmiddelen die hem het vorige schooljaar werden toegekend. Het volgende schooljaar geniet ze 25,00 % (vijfentwintig procent) van de werkingsmiddelen die haar twee jaar voordien werden toegekend.
Na van het geheel van de werkingsmiddelen bedoeld in het eerste lid de bedragen bedoeld in het tweede lid te hebben afgetrokken, wijzen de Diensten van de Regering de overblijvende werkingsmiddelen toe.
Het gedeelte van de bijkomende werkingsmiddelen die verschuldigd worden geacht voor zijn vestiging voor elke leerling van een bepaalde klas is het resultaat van een fractie waarvan de teller het product is van de overblijvende werkingsmiddelen bedoeld in het derde lid door de coëfficiënt van de klasse die eigen is aan de betrokken leerling en waarvan de noemer het aantal leerlingen is die regelmatig ingeschreven zijn in het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten op 15 januari. Het gedeelte van elke vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt naar de lagere eenheid afgerond.
De coëfficiënt van de klasse bedoeld in het vorige lid is gelijk aan dezelfde waarden als deze bedoeld in § 2, vijfde lid. § 4. Om de vijf jaar, vóór 15 april van elk jaar, en voor de eerste keer ten laatste vóór 15 april 2010, lichten de Diensten van de Regering de betrokken inrichtingshoofden in voor het basisonderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, alsook de betrokken inrichtende machten voor het basisonderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, elk wat ze betreft, over de verdeling van de menselijke middelen en de werkingsmiddelen toegewezen aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, zoals bepaald overeenkomstig de §§ 2 en 3. Deze menselijke en werkingsmiddelen worden elk jaar tijdens vijf opeenvolgende jaren toegekend, behalve de mogelijke gevallen bedoeld in artikel 19.
Art. 7.§ 1. In het secundair onderwijs, vanaf het schooljaar 2010-2011, worden de bijkomende lestijden en kredieten aanvullend en uitsluitend toegekend aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, zoals bedoeld in artikel 4.
In geen enkel geval mogen deze bijkomende lestijden en kredieten toegekend worden aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering niet genieten of om andere doeleinden dan deze bedoeld in dit decreet. § 2. 14 058 bijkomende lestijden worden rechtstreeks toegewezen door de Diensten van de Regering aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en aan de uittredende vestigingen in de vorm van lestijd-leraar (NTPP) voor het bekomen van de menselijke middelen bedoeld in artikel 10, § 1.
Ten eerste worden de lestijden toegekend aan de uittredende vestigingen, ofwel deze die, na volledig of gedeeltelijk opgenomen te zijn geweest in de klassen 1 tot 5 bedoeld in artikel 4, en die tijdens ten minste vijf jaar over middelen hebben beschikt van de gedifferentieerde omkadering, niet opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 4, laatste lid, ten gevolge van de laatste rangschikking in dit kader. Het eerste schooljaar waarin de vestiging uittredend is, geniet ze 50,00 % (vijftig procent) van de lestijden die haar het vorige schooljaar werden toegekend. Het volgende schooljaar geniet ze 25,00 % (vijfentwintig procent) van de lestijden die haar twee jaar voordien werden toegekend. Het gedeelte van elke uittredende vestiging wordt op een eenheid naar beneden afgerond en mag niet lager zijn dan 12 lestijden.
Na van het geheel van de lestijden bedoeld in het eerste lid, de lestijden bedoeld in het tweede lid te hebben afgetrokken, wijzen de Diensten van de Regering de overblijvende lestijden toe.
Het gedeelte van de gedifferentieerde omkadering dat verschuldigd geacht wordt voor zijn vestiging voor elke leerling van een bepaalde klas, is het resultaat van een fractie waarvan de teller het product is van de overblijvende lestijden bedoeld in het derde lid door de coëfficiënt van de klasse die eigen is aan de betrokken leerling en waarvan de noemer het aantal is van de leerlingen die regelmatig ingeschreven zijn in het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering op 15 januari genieten. Het gedeelte van elke vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt op een eenheid naar beneden afgerond.
De coëfficiënt van de klasse bedoeld in het vorige lid hangt van de klasse af waartoe de vestiging volledig of gedeeltelijk behoort overeenkomstig artikel 4, vierde tot achtste lid. Dit betekent : 1° 1,50 voor de vestigingen die behoren tot klasse 1;2° 1,25 voor de vestigingen die behoren tot klasse 2;3° 1,00 voor de vestigingen die behoren tot klasse 3;4° 0,75 voor de vestigingen die behoren tot klasse 4;5° 0,50 voor de vestigingen die behoren tot klasse 5. Elke vestiging bedoeld in het tweede en vierde lid, krijgt ten minste 12 lestijden. § 3. De bijkomende kredieten voor een jaarlijks bedrag van vijf miljoen achthonderdvierendertigduizend euro (5.834.000 EUR), worden rechtstreeks toegewezen door de Diensten van de Regering aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en aan de uittredende vestigingen in de vorm van werkingsmiddelen bedoeld in artikel 10, § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2011 wordt het bedrag van deze kredieten elk kalenderjaar geïndexeerd in functie van de evolutie van het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen op 1 januari.
In een eerste stadium worden werkingsmiddelen toegekend aan de uittredende vestigingen. Het eerste schooljaar waarin de vestiging uittredend is, geniet ze 50,00 % (vijftig procent) van de werkingsmiddelen die haar het vorige schooljaar werden toegekend. Het volgende schooljaar geniet ze 25,00 % (vijfentwintig procent) van de werkingsmiddelen die haar twee jaar voordien werden toegekend.
Na van het geheel van de werkingsmiddelen bedoeld in het eerste lid, de bedragen bedoeld in het tweede lid te hebben afgetrokken, wijzen de Diensten van de Regering de overblijvende werkingsmiddelen toe.
Het gedeelte van de bijkomende werkingsmiddelen die verschuldigd worden geacht voor een vestiging voor elke leerling van een bepaalde klas is het resultaat van een fractie waarvan de teller het product is van de overblijvende werkingsmiddelen bedoeld in het derde lid door de coëfficiënt van de klasse die eigen is aan de betrokken leerling en waarvan de noemer het aantal leerlingen is die regelmatig ingeschreven zijn in het geheel van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten op 15 januari. Het gedeelte van elke vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet, wordt op een eenheid naar beneden afgerond.
De coëfficiënt van de klasse bedoeld in het vorige lid is gelijk aan dezelfde waarden als deze bedoeld in § 2, vijfde lid. § 4. Om de vijf jaar, vóór 15 april van elk jaar, en voor de eerste keer ten laatste vóór 15 april 2010, lichten de Diensten van de Regering de betrokken inrichtingshoofden in voor het secundair onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap, alsook de betrokken inrichtende machten voor het secundair onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, elk wat ze betreft, over de verdelingen van de menselijke middelen en de werkingsmiddelen toegewezen aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten zoals bepaald overeenkomstig de §§ 2 en 3. Deze menselijke en werkingsmiddelen worden elk jaar tijdens vijf opeenvolgende jaren toegekend, behalve de mogelijke gevallen bedoeld in artikel 19.
Art. 8.§ 1. In het basisonderwijs en het secundair onderwijs, tijdens het schooljaar dat voorafgaat aan dat tijdens hetwelk de bijkomende menselijke en werkingsmiddelen toegewezen worden voor de eerste van de vijf jaren aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, vóór 30 juni en, voor de eerste keer ten laatste vóór 30 juni 2010, wordt een Algemeen Actieproject voor de gedifferentieerde omkadering uitgewerkt, voor elke betrokken vestiging, door het inrichtingshoofd in overleg met het geheel van de opvoedingsteam van de vestiging in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap en door de inrichtende macht in overleg met het geheel van het opvoedingsteam van de vestiging in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, volgens het model vastgesteld door de Regering. In het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap kan het Algemeen Actieproject voor de gedifferentieerde omkadering ook goedgekeurd worden door de Regering op haar aanvraag en, in voorkomend geval, gewijzigd worden.
Onder "opvoedingsteam", zoals bedoeld in dit decreet, wordt verstaan het geheel van de personeelsleden die alles of een gedeelte van hun ambt uitoefenen in eenzelfde vestiging, met uitzondering van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel.
Het "PGAED" wordt afgesloten na de respectievelijke adviezen te hebben ingewonnen van de Participatieraad bedoeld in artikel 69 van het opdrachtendecreet en van het basisoverlegcomité in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke paritaire commissie in het officieel onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of van de betrokken instantie in het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Het advies van het Basisoverlegcomité in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of van de plaatselijke paritaire commissie in het officieel onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of van de betrokken instantie in het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap bedoeld in het vorige lid, wordt ingewonnen overeenkomstig, elke wat ze betreft, de bepalingen : 1° van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;2° van de artikelen 85 tot 96 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs;3° betreffende de ondernemingsraden of, bij gebreke hieraan, het Comité voor de bescherming op het werk, of bij gebreke hieraan, in de plaatselijke overleginstanties, of bij gebreke hieraan bij de vakbondsdelegaties. Het "PGAED" bepaalt voor een periode van vijf jaar de nagestreven doelstellingen en het geheel van de concrete acties, inzonderheid de bijkomende pedagogische acties bedoeld in artikel 2, en overwogen over een periode van vijf jaar in het kader van de gedifferentieerde omkadering.
De nagestreven doelstellingen en het geheel van de concrete acties moeten dus gelijkgesteld worden en het volgende in aanmerking nemen : 1° de verbintenis van alle vestiging, van haar pedagogische team en van alle haar leerlingen, tot de pedagogie van het slagen en de strijd tegen het mislukken, het blijven zitten en de leerachterstand;2° de specifieke behoeften van het terrein en de context van de betrokken vestiging, inzonderheid haar omgeving en het werk gevoerd in samenwerking met het psycho-medisch-sociaal centrum.In dit kader kunnen ze de creatie van synergie bevorderen met de lokale en gewestelijke verenigingen die in de wijken te werk gaan, inzonderheid op de pedagogische, opvoedings-, culturele en sportgebieden. 3° Het project van inrichting bedoeld in de artikelen 67 en 68 van het opdrachtendecreet;4° De vaststellingen afkomstig uit de interne en externe evaluaties, die al dan niet bekrachtigd worden, en die gevoerd worden binnen de vestiging inzonderheid in het kader van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van de leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs;5° de objectieve indicatoren, inzonderheid de percentages inzake het slagen en het mislukken op school met inbegrip van deze die verkregen worden bij de evaluaties bedoeld in 4°, het blijven zitten en de leerachterstand, de verandering van inrichting, van studierichting van de leerlingen na het pedagogische continuüm bedoeld in artikel 13 van het opdrachtendecreet, studierichting van leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs.6° De evaluaties, controles en verslagen geproduceerd door de Algemene Inspectiedienst in het kader van deze opdrachten zoals bedoeld in het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, inzonderheid de artikelen 6 en 7. Om de nagestreven doelstellingen te bereiken en het geheel van de concrete acties te voeren, wijst het « PGAED » de verdeelde toewijzing aan in het kader van de artikelen 9 en 10 die plaats zal vinden dankzij de menselijke middelen en de werkingsmiddelen die aanvullend worden toegekend in het kader van dit decreet.
In voorkomend geval kan het « PGAED » ontwikkeld worden in partnerschap met verschillende opvoedingsteams voor de vestigingen voor het basisonderwijs of het secundair onderwijs die kunnen afhangen van onderscheiden inrichtende machten en/of behoren tot het basis- of het secundair onderwijs. In dit kader komt elke partnervestiging tegemoet in de uitgesplitste toewijzing bedoeld in het vorige lid.
In voorkomend geval kan het « PGAED » elk jaar gewijzigd worden.
Het « PGAED » wordt ter beschikking gesteld van de Diensten van de Regering die, elk wat hem betreft en onverminderd de vrijheid van de pedagogische methodes, kunnen zorgen voor zijn overeenstemming met dit decreet en de uitvoering ervan. § 2. In het basisonderwijs en het secundair onderwijs, elk jaar gedurende de vijf schooljaren waarin bijkomende menselijke en werkingsmiddelen toegewezen worden aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, voor 30 juni, en voor de eerste keer ten laatste voor 30 juni 2011, wordt een opvolgingsverslag van het PGAED bedoeld in § 1 uitgewerkt door het inrichtingshoofd in overleg met het geheel van het opvoedingsteam van de vestiging in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap en door de inrichtende macht in overleg met het geheel van het opvoedingsteam van de vestiging in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, volgens een model vastgesteld door de Regering. In het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap kan het opvolgingsverslag van het « PGAED » ook goedgekeurd worden door de Regering op haar aanvraag en, in voorkomend geval, gewijzigd worden.
Het opvolgingsverslag van het « PGAED » wordt uitgewerkt na de respectievelijke adviezen te hebben ingewonnen van de Participatieraad bedoeld in artikel 69 van het opdrachtendecreet en van het basisoverlegcomité in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de plaatselijke paritaire commissie in het officieel gesubsidieerd onderwijs of van de betrokken instantie in het vrij gesubsidieerd onderwijs volgens dezelfde bepalingen als deze bedoeld in § 1.
Het opvolgingsverslag van het « PGAED » bevat de informatie en indicatoren die het mogelijk maken om over de uitvoering van de vastgestelde doelstellingen te oordelen. In dit kader stelt het de evolutie voor van de informatie bedoeld in § 1, zesde lid, inzonderheid 4° tot 6°. In voorkomend geval bevat het de aanpassingen die nodig worden geacht ten opzichte van het oorspronkelijke « PGAED ».
Het opvolgingsverslag van het « PGAED » vermeldt de uitgesplitste toewijzing, over een afgelopen schooljaar en voor het schooljaar dat volgt, van de menselijke en werkingsmiddelen toegewezen in het kader van de artikel 6 of 7. In voorkomend geval wordt het opvolgingsverslag van het PGAED uitgewerkt in partnerschap en wordt de tussenkomst van elke partnervestiging uitvoerig beschreven.
Het opvolgingsverslag van het PGAED wordt ter beschikking gesteld van de Diensten van de Regering die, elk wat ze betreft en onverminderd de vrijheid van de pedagogische methodes, kunnen zorgen voor de gelijkstelling met dit decreet en de uitvoering ervan. Daartoe worden de bewijsstukken van de uitgaven in het kader van de gedifferentieerde omkadering ook ter beschikking gesteld. § 3. In het basisonderwijs en het secundair onderwijs, elk jaar gedurende de twee schooljaren waarin de bijkomende menselijke en werkingsmiddelen toegewezen worden aan de uittredende vestigingen, voor 30 juni, en voor de eerste keer ten laatste voor 30 juni 2016, wordt een eindverslag van het PGAED voor de zesde en zevende en laatste schooljaren waarin bijkomende menselijke en werkingsmiddelen toegewezen worden aan de uittredende vestigingen, uitgewerkt door het inrichtingshoofd in overleg met het geheel van het opvoedingsteam van de vestiging in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap en door de inrichtende macht in overleg met het geheel van het opvoedingsteam van de vestiging in het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, volgens een typemodel vastgesteld door de Regering. In het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap kan het eindverslag van het « PGAED » ook goedgekeurd worden door de Regering op haar aanvraag en, in voorkomend geval, gewijzigd worden.
Het eindverslag van het PGAED wordt uitgewerkt na de respectievelijke adviezen te hebben ingewonnen van de Participatieraad bedoeld in artikel 69 van het opdrachtendecreet en van het basisoverlegcomité in het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of de plaatselijke paritaire commissie in het officieel gesubsidieerd onderwijs of van de betrokken instantie in het vrij gesubsidieerd onderwijs volgens dezelfde bepalingen als deze bedoeld in § 1.
Het eindverslag van het « PGAED » bevat de informatie en indicatoren die het mogelijk maken om de uitvoering van de vastgestelde doelstellingen te oordelen. In dit kader stelt het de evolutie voor van de informatie bedoeld in § 1, zesde lid, inzonderheid 4° tot 6°.
In voorkomend geval bevat het de aanpassingen die nodig worden geacht ten opzichte van het oorspronkelijke « PGAED ».
Het eindverslag van het « PGAED » vermeldt de uitgesplitste toewijzing die plaats gevonden heeft over het afgelopen schooljaar van de menselijke en werkingsmiddelen toegewezen in het kader van de artikel 6 of 7. In voorkomend geval wordt het eindverslag van het PGAED in partnerschap uitgewerkt en wordt de tussenkomst van elke partnervestiging uitvoerig beschreven.
Het eindverslag van het « PGAED » wordt ter beschikking gesteld van de Diensten van de Regering die, elk wat hem betreft en onverminderd de vrijheid van de pedagogische methodes, kunnen zorgen voor de gelijkstelling met dit decreet en de uitvoering ervan. Daartoe worden de bewijsstukken van de uitgaven in het kader van de gedifferentieerde omkadering ook ter beschikking gesteld.
Art. 9.§ 1. In het basisonderwijs maken de menselijke middelen in de vorm van kapitaal-lestijd bedoeld in artikel 6, § 2, het volgende mogelijk : 1° de aanwerving of de aanstelling van onderwijzers naar rata van ten minste 6 lestijden in de vorm van bijkomende kapitaal-lestijd;2° de aanwerving of de aanstelling van kleuteronderwijzers naar rata van ten minste 1 viertijdse betrekking, deze betrekking wordt in kapitaal-lestijd omgezet naar rata van 24 lestijden per volledige opdrachtlast;3° de aanwerving of de aanstelling van meesters lichamelijke opvoeding naar rata van ten minste 6 lestijden in de vorm van bijkomende kapitaal-lestijd;4° de aanwerving of de aanstelling van meesters psychomotriciteit naar rata van ten minste 6 lestijden in de vorm van bijkomende kapitaal-lestijd;5° de aanwerving of de aanstelling, in tijdelijk verband en voor een bepaalde duur, in het psycho-medisch-social centrum bevoegd voor één of meer vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en met een specifieke terbeschikkingstelling voor deze vestiging(en), van een sociaal hulppersoneel, een paramedisch hulppersoneel, een psycho-pedagogisch hulppersoneel of een psycho-pedagogisch hulppersoneel van ten minste een viertijdse betrekking, deze betrekking wordt in kapitaal-lestijd omgezet, naar rata van 24 lestijden per volledige opdrachtlast;6° de aanwerving of de aanstelling van opvoeders naar rata van ten minste 1 viertijdse betrekking, deze betrekking wordt in kapitaal-lestijd omgezet naar rata van 24 lestijden per volledige opdrachtlast;7° de aanwerving of de aanstelling van kinderverzorgers en kinderverzorgsters naar rata van ten minste 1 viertijdse betrekking, deze betrekking wordt in kapitaal-lestijd omgezet, naar rata van 24 lestijden per volledige opdrachtlast. In de gevallen bedoeld in 1° tot 7°, in het vorige lid : 1° worden de menselijke middelen in de vorm van lestijdenpakket toegewezen na overleg met de representatieve vakverenigingen overeenkomstig artikel 8;2° worden de diensten verleend in dit kader op alle punten gelijkgesteld met de diensten verleend in de personeelsformatie;3° wordt de toegang tot deze betrekkingen voorgelegd aan dezelfde statutaire bepalingen als deze van de personeelsformatie;4° kunnen de aldus gecreëerde betrekkingen aanleiding geven tot een benoeming of een aanwerving in vast verband, behalve deze bedoeld in 5° van het vorige lid. Ter aanvulling van de stelsels vastgesteld bij artikel 32 van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving en bij het decreet van 14 juni 2001 betreffende de integratie van nieuwkomers in het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap is ingericht of gesubsidieerd, om de beheersing van de basisleerprocessen en van de Franse taal in het bijzonder te versterken door alle leerlingen, kunnen de menselijke middelen bedoeld in dit artikel inzonderheid gebruikt worden in de vorm van lestijden en/of van klassen die meer specifiek bestemd zijn voor de aanpassing van de Franse taal voor de leerlingen die deze niet voldoend beheersen zodat ze zich met succes kunnen aanpassen aan de activiteiten van de klasse waarin ze ingeschreven zijn. In voorkomend geval kan zo'n pedagogische activiteit georganiseerd worden boven de wekelijkse uurrooster van de leerling. § 2. De werkingsmiddelen bedoeld in artikel 6, § 3 maken het volgende mogelijk : 1° de aanwerving van het niet-onderwijzend personeel, inzonderheid met een arbeidsovereenkomst met bepaalde duur, een overeenkomst met dienstenverlening of een samenwerkingsovereenkomst, inzonderheid : a) de logopedisten;b) het personeel belast met de omkadering van leerlingen buiten de lesuren, met inbegrip van de gerichte studie;c) de pedagogische, opvoedings-, culturele en sportverenigingen of instellingen;d) de ombudsmannen;e) de bibliothecarissen en multimedia verantwoordelijken.2° de aanwerving van gesubsidieerde contractuele personeelsleden, in samenwerking met de gewesten, inzonderheid : a) de leerkrachten;b) de opvoeders;c) de maatschappelijke werkers;d) de kinderverzorgers en kinderverzorgsters;e) de logopedisten;f) de ombudsmannen;g) de bibliothecarissen en multimedia verantwoordelijken.3° de aanwerving van het niet-onderwijzend personeel met een arbeidsovereenkomst in het kader van een doorstromingsprogramma, in samenwerking met de gewesten, inzonderheid : a) van het personeel belast met de verfraaiings-, aanleg- en lichte renovatiewerken van lokalen of omgeving, zoals verf- en timmerwerken;b) van het personeel belast met het verlenen van steun aan het opvoedingsteam.4° de vervanging van leerkrachten, in het kader van de voortgezette opleiding, inzonderheid door de organisatie van pedagogische animatie-activiteiten bedoeld in artikel 16, derde lid, van het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan voor het personeel van de inrichtingen voor gewoon basisonderwijs;5° de organisatie en de deelneming van de leden van het opvoedingsteam, alsook hun mogelijke vervanging als het om leerkrachten gaat;binnen of buiten de vestiging, aan specifieke opleidingen en seminaries in de volgende gebieden : onmiddellijke remediëring en uitvoering van gedifferentieerde pedagogie bij schoolmoeilijkheden, aanpassing aan de Franse taal van de leerlingen die deze taal niet voldoend beheersen, heterogeniteit van schoolpubliek, interculturaliteit, versterking van de relatie « gezin-school », beheer en preventie van schooluitval, beheer en preventie van conflicten en geweldverschijnsels; 6° gezamenlijke actie, inzonderheid in het kader van de invoering van de artikelen 6 en 8, 9° en 10°, van het opdrachtendecreet, met de diensten van de sector van Hulpverlening aan de jeugd bedoeld in artikel 1 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, en in het bijzonder de diensten voor hulpverlening in open milieu erkend met toepassing van het besluit van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu;7° voor de leerlingen van de vestiging, de oprichting van ontmoetingsruimtes, de inrichting en de werking van bibliotheken, documentatiecentra en multimedia centra, de aankoop van boeken, van schoolboeken, kranten, tijdschriften en periodieken, schoolsoftware en andere informatiedragers;8° de tenlasteneming zowel voor de leerlingen van de vestiging als voor de begeleidende personeelsleden van de kosten voor de deelneming aan de pedagogische, opvoedings-, culturele en sportactiviteiten zoals inzonderheid het inschrijvingsgeld en het deelnemingsgeld, worden ze georganiseerd binnen of buiten de vestiging, in voorkomend geval met inbegrip van de tenlasteneming van de vervoerkosten die daaruit voortvloeien;9° de inrichting en de verfraaiing van lokalen of omgeving van de vestiging;10° de aankoop van het materiaal dat specifiek bestemd is voor de vestiging.
Art. 10.§ 1. In het secundair onderwijs kunnen de menselijke middelen in de vorm van lestijden-leraar bedoeld in artikel 7, § 2, het volgende mogelijk maken : 1° de aanwerving of de aanstellingvan leerkrachten;2° de aanwerving of de aanstellingvan het opvoedend hulppersoneel;3° de aanwerving of de aanstellingvan rector of vice-directeur, naar rata uitsluitend van 28 lestijden voor een voltijds equivalent of 14 lestijden voor een halftijds equivalent, dat voor een gedeelte toegerekend kan worden aan de menselijke middelen in de vorm van lestijd-leerkracht bedoeld in artikel 7, § 2 en voor een gedeelte aan het totaal aantal lestijd-leerkracht toegekend met toepassing van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan;4° de aanwerving of de aanstelling, in tijdelijk verband en voor een bepaalde duur, in het psycho-medisch-sociaal centrum bevoegd voor één of meer vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten en met een specifieke terbeschikkingstelling voor deze vestiging(en), van een sociaal hulppersoneel, een paramedisch hulppersoneel, een psycho-pedagogisch hulppersoneel en een bijkomende psycho-pedagogisch adviseur van ten minste een viertijdse betrekking, deze betrekking wordt omgezet in lestijd-leerkacht, naar rata van 22 lestijden per volledige opdrachtlast. In de gevallen bedoeld in 1° tot 4° : 1° de menselijke middelen in de vorm van lestijden-leraar worden toegewezen na overleg met de representatieve vakverenigingen overeenkomstig artikel 8;2° de diensten gepresteerd in dit kader worden op alle punten gelijkgesteld met de diensten verleend in de personeelsformatie;3° de toegang tot deze betrekkingen wordt onderworpen aan dezelfde statutaire bepalingen als deze van de personeelsformatie;4° de aldus gecreëerde betrekkingen kunnen aanleiding geven tot de benoeming of de aanwerving in vast verband, behalve voor deze bedoeld in 4° van het vorige lid. Ter aanvulling van het stelsel vastgesteld bij het decreet van 14 juni 2001 betreffende de integratie van nieuwkomers in het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap is ingericht of gesubsidieerd, om de beheersing van de basisleerprocessen en van de Franse taal in het bijzonder te versterken door alle leerlingen, kunnen de menselijke middelen bedoeld in dit artikel inzonderheid gebruikt worden in de vorm van lestijden en/of van klassen die meer specifiek bestemd zijn voor de aanpassing van de Franse taal voor de leerlingen die deze niet voldoend beheersen zodat ze zich met succes kunnen aanpassen aan de activiteiten van de klasse waarvoor ze ingeschreven zijn. In voorkomend geval kan zo'n pedagogische activiteit georganiseerd worden boven de wekelijkse uurrooster van de leerling. § 2. De werkingsmiddelen bedoeld in artikel 7, § 3, maken het volgende mogelijk : 1° de aanwerving van het niet-onderwijzend personeel, inzonderheid met een arbeidsovereenkomst met bepaalde duur, een overeenkomst met dienstenverlening of een samenwerkingsovereenkomst, inzonderheid : a) de logopedisten;b) het personeel belast met de omkadering van leerlingen buiten de lesuren, met inbegrip van de gerichte studie;c) de pedagogische, opvoedings-, culturele en sportverenigingen of instellingen;d) de ombudsmannen;e) de bibliothecarissen en multimedia verantwoordelijken.2° de aanwerving van gesubsidieerde contractuele personeelsleden, in samenwerking met de gewesten, inzonderheid : a) de leerkrachten;b) de opvoeders;c) de maatschappelijke werkers;d) de bibliothecarissen, de specialisten van de media, de audiovisuele sector en de socio-culturele animatie;e) de logopedisten;f) de ombudsmannen;g) de bibliothecarissen en multimedia verantwoordelijken.3° de aanwerving van het niet-onderwijzend personeel met een arbeidsovereenkomst in het kader van een doorstromingsprogramma, in samenwerking met de gewesten, inzonderheid : a) van het personeel belast met de verfraaiings-, aanleg- en lichte renovatiewerken van lokalen of omgeving, zoals verf- en timmerwerken;b) van het personeel belast met het verlenen van steun aan het opvoedingsteam.4° de vervanging van de leerkrachten van de twee eerste leerjaren van het secundair onderwijs in het kader van de voortgezette opleiding, inzonderheid door de organisatie van socio-culturele activiteiten bedoeld in het decreet van 11 juli 2002 betreffende de opleiding tijdens de loopbaan in het gespecialiseerd onderwijs, het gewoon secundair onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra en tot oprichting van een instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan;5° de organisatie en de deelneming van de leden van het opvoedingsteam, alsook hun mogelijke vervanging als het om leerkrachten gaat, binnen of buiten de vestiging, aan specifieke opleidingen en seminaries in de volgende gebieden : onmiddellijke remediëring en invoering van gedifferentieerde pedagogie bij schoolmoeilijkheden, aanpassing aan de Franse taal door de leerlingen die deze niet voldoende beheersen, heterogeniteit van schoolpubliek, interculturaliteit, versterking van de relatie « gezin-school », beheer en preventie van schooluitval, beheer en preventie van conflicten en geweldverschijnsels;6° gezamenlijke actie, inzonderheid in het kader van de invoering van de artikelen 6 en 8, 9° en 10°, van het opdrachtendecreet, met de diensten van de sector van Hulpverlening aan de Jeugd bedoeld in artikel 1 van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, en in het bijzonder de diensten voor hulpverlening in open milieu erkend met toepassing van het besluit van 15 maart 1999 betreffende de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van en de toekenning van toelagen aan de diensten voor hulpverlening in open milieu;7° voor de leerlingen van de vestiging, de oprichting van ontmoetingsruimtes, de inrichting en de werking van bibliotheken, documentatiecentra en multimedia centra, de aankoop van boeken, van schoolboeken, kranten, tijdschriften en periodieken, schoolsoftware en andere informatiedragers;8° de tenlasteneming zowel voor de leerlingen van de vestiging als voor de begeleidende personeelsleden van de deelnemingskosten aan de pedagogische, opvoedings-, culturele en sportactiviteiten zoals inzonderheid het inschrijvingsgeld en het deelnemingsgeld, worden ze georganiseerd binnen of buiten de vestiging, in voorkomend geval met inbegrip van de tenlasteneming van de vervoerkosten die daaruit voortvloeien;9° de inrichting en de verfraaiing van lokalen of omgeving van de vestiging;10° de aankoop van het materiaal dat specifiek bestemd is voor de vestiging.
Art. 11.De bijkomende kredieten bedoeld in de artikelen 6, § 3, en 7, § 3, worden volledig op de begroting van het kalenderjaar waarin het schooljaar beëindigt, genomen. HOOFDSTUK IV. - Over diverse maatregelen en regels die van toepassing zijn op sommige vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten
Art. 12.§ 1. De betrekkingen bedoeld bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, kunnen opgericht of gesubsidieerd worden, volgens de devolutieorde erin vervat, ten belope van een betrekking per volledige schijf : 1° van 70 leerlingen in vestigingen voor secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten en die tot klasse 1 behoren;2° van 80 leerlingen in vestigingen voor secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten en die tot klasse 2 of 3 behoren. § 2. In het koninklijk besluit bedoeld bij § 1, wordt de volgende wijziging aangebracht : artikel 4 wordt door de volgende woorden vervangen : «
Art. 4.In de vestigingen voor secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten krachtens het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, kunnen opgericht of gesubsidieerd worden, volgens de devolutieorde erin vervat, ten belope van een betrekking per volledige schijf : 1° van 70 leerlingen in vestigingen voor secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten en die tot klasse 1 behoren;2° van 80 leerlingen in vestigingen voor secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten en die tot klasse 2 of 3 behoren. De aldus opgerichte betrekkingen kunnen aanleiding geven tot een vaste benoeming of werving.
Art. 13.In de vestigingen voor secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genietenen en die tot klasse 1 behoren : 1° De aanwending van de lestijden-leraar bedoeld bij artikel 10 draagt ertoe bij de werkomstandigheden te verbeteren door de begeleiding van de leerlingen en het overleg binnen de opvoedingsteams.2° In afwijking van het koninklijk besluit van 30 december 1959 betreffende de ziekte- en bevallingsverloven der leden van het personeel uit het Rijksonderwijs, wordt de vervanging van de personeelsleden die wegens ziekteverlof afwezig zijn toegelaten zodra deze afwezigheid minstens vijf dagen bedraagt.3° Ieder jaar, vanaf 1 oktober, zal er tot geen reaffectatie of opdrachtaanvulling overgegaan worden van een personeelslid, die ertoe zou kunnen leiden een tijdelijk personeelslid af te danken of zijn opdracht te verminderen.
Art. 14.In het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, wordt de voorrang verleend, voor de wijzigingen van affectatie van het leidend, onderwijzend of hulpopvoedend personeel, aan degenen die in dienst waren, gedurende minstens tien jaar, in een vestiging die de gedifferentieerd omkadering van klasse 1, 2 of 3 geniet en/of in een vestiging die de gedifferentieerde omkadering bedoeld bij artikel 39 geniet en/of in een vestiging die de positieve discriminatie geniet bedoeld bij artikel 4 alsook bij artikel 64 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.
In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs, wordt de voorrang verleend, voor de wijzigingen van affectatie van het leidend, onderwijzend of hulpopvoedend personeel, aan degenen die in dienst waren, gedurende minstens tien jaar, in een vestiging die de gedifferentieerde omkadering van klasse 1, 2 of 3 geniet en/of in een vestiging die de gedifferentieerde omkadering bedoeld bij artikel 39 geniet en/of in een vestiging die de positieve discriminatie geniet bedoeld bij artikel 4 alsook bij artikel 64 van het voornoemde decreet van 30 juni 1998.
In het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs, wordt de voorrang verleend, voor de wijzigingen van affectatie van het leidend, onderwijzend of hulpopvoedend personeel, aan degenen die in dienst waren, gedurende minstens tien jaar, in een vestiging die de gedifferentieerd omkadering van klasse 1, 2 of 3 geniet en/of in een vestiging die de gedifferentieerde omkadering bedoeld bij artikel 39 geniet en/of in een vestiging die de positieve discriminatie geniet bedoeld bij artikel 4 alsook bij artikel 64 van het voornoemde decreet van 30 juni 1998.
De termijn van minstens tien jaar bedoeld bij dit artikel wordt opgeschort wanneer een personeelslid bedoeld bij de vorige leden een verlof geniet om voorlopig een ander ambt uit te oefenen krachtens artikel 14 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, bij een relaiscentrum, overeenkomstig Hoofdstuk V van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school en, onder meer, de oprichting van het herscholings- en herintegratiecentrum van de Franse Gemeenschap, gedurende dit verlof.
Dit artikel is van toepassing op de wijzigingen van affectatie bedoeld bij het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd.
Art. 15.Binnen de perken van de begrotingsmogelijkheden, kan de Regering tegemoetkomen in het aandeel van de overheid om de werving te vergemakkelijken van niet-onderwijzend personeel bij arbeidsovereenkomsten in het kader van een programma voor beroepsdoorstroming binnen de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten : 1° Om werken voor verfraaiing, inrichting en lichte rehabilitatie van lokalen en omgevingen uit te voeren, zoals verfwerk, onderhoud van houtwerk.2° Om het opvoedingsteam bij te staan.
Art. 16.In omstandigheden van uitzonderlijke ernstigheid die ze zelf bepaalt, kan de Regering afwijken van de verplichtingen inzake termijn, raadpleging en overleg bedoeld bij de artikelen 7 tot 11 en de aanwending toelaten, in alle noodwendigheid, van de aanvullende menselijke en werkingsmiddelen die nodig zijn voor de goede werking van een vestiging die de gedifferentieerde omkadering geniet. HOOFDSTUK V. - De voortgezette evaluatie van het systeem van de gedifferentieerde omkadering en het toezicht erop
Art. 17.De sturingscommissie opgericht door het decreet van 22 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap wordt belast met het toezicht, het volgen en de voortgezette evaluatie van het systeem van de gedifferentieerde omkadering zoals opgericht door dit decreet.
Voor het uitoefenen van deze opdracht wendt de Sturingscommissie alle logistieke middelen aan waarover zij beschikt en gaat over tot alle nodige expertises en hoorzittingen, waaronder onder meer de inrichtingshoofden en de leden van de opvoedingsteams van het basis- en secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten, de inrichtende machten van het basis- en secundair onderwijs, de leden van de Algemene Inspectiedienst, universitaire deskundigen. Ze beroept zich tevens op de uitslag en vaststellingen die voortvloeien uit de internationale externe evaluaties, de externe evaluaties uitgevoerd in het kader van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de externe evaluatie van de verworven kennis van leerlingen van het leerplichtonderwijs en het getuigschrift van basisonderwijs na het lager onderwijs en objectieve indicators, inzonderheid de cijfers van het aantal leerlingen die geslaagd, gezakt zijn of die blijven zitten en die schoolachterstand ondergaan, de cijfers van schoolveranderingen, leerlingenoriëntatie op het einde van het pedagogische continuüm bedoeld bij artikel 13 van het opdrachtendecreet, van de oriëntatie van leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs.
Op basis van haar vaststellingen, stelt de Sturingscommissie om de drie jaar een verslag op ter bestemming van de Regering, waarvan het eerste nochtans opgesteld wordt ten laatste twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. Dit verslag evalueert inzonderheid of de doelstellingen verwezenlijkt werden om iedere leerling gelijke kansen te bieden op sociale emancipatie in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving en om, binnen de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, de pedagogische acties te bevorderen die ertoe streven de doelstellingen bedoeld bij de artikelen 6, inzonderheid het 4°, 10, 11, 12, 24 en 34 van het opdrachtendecreet te verwezenlijken, en in welke mate deze doelstellingen verwezenlijkt werden. Het verslag bevat de voorstellen die, desgevallend, de verwezenlijking of de vervolmaking van deze mogelijk zouden maken.
Art. 18.De inrichtende machten waarvan één of meer vestigingen de gedifferentieerde omkadering genieten die toegekend is door de Franse Gemeenschap in het kader van dit decreet dienen, gedurende de hele periode tijdens dewelke ze deze omkadering genieten, de middelen die ze toekennen uit eigen fondsen aan deze vestigingen niet te beperken.
De Diensten van de Regering zorgen voor de toepassing van en het toezicht op de naleving van dit decreet door de schoolinrichtingen, de verscheidene vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten alsook door hun respectieve inrichtende machten.
Art. 19.Wanneer de Diensten van de Regering over elementen beschikken die erop wijzen dat een inrichtende macht in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs een deel of het geheel van de bijkomende middelen, zowel menselijke als werkingsmiddelen, toegekend in het kader van dit decreet, voor andere doeleinden of andere vestigingen dan deze die wettelijk bepaald zijn, bestemt, of dat hij artikel 18 niet in acht neemt, vragen zij aan de vertegenwoordiger van de inrichtende macht om voor een hoorzitting te verschijnen en zenden het aldus opgestelde dossier aan de bevoegde Minister over.
Op deze basis, als de feiten degelijk vastgesteld werden, kan de bevoegde Minister de inrichtende macht in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs in gebreke stellen aan elke onrechtmatige toestand zonder verwijl een einde te maken en aan de Franse Gemeenschap het bedrag van de aldus niet rechtmatig bestemde bijkomende menselijke en/of werkingsmiddelen terug te betalen. In dezelfde tijd, kan de Regering, ter hoogte van 50,00 % en voor iedere betrokken vestiging, de toekenning van de bijkomende menselijke en werkingsmiddelen in het kader van de gedifferentieerde omkadering voor het volgende schooljaar laten beperken.
In voorkomend geval, als het opnieuw gebeurt of als geweigerd wordt de toestand te wijzigen, laat de Regering, ter hoogte van 100,00 % en voor iedere betrokken vestiging, de toekenning van bijkomende menselijke en werkingsmiddelen in het kader van de gedifferentieerde omkadering voor minstens twee schooljaren beperken. HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 20.In de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 3, § 3, zevende lid, 8°, wordt een laatste lid toegevoegd, luidend als volgt : « Onder vestigingen voor positieve discriminatie worden bedoeld de vestigingen die gerangschikt zijn overeenkomstig artikel 4, vierde lid van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, en die, in de volgorde van die rangschikkingen, in hun midden 12,5 % van de leerlingen voor het basisonderwijs en 13,5 % van de leerlingen voor het secundair onderwijs ontvangen ».2° In artikel 24, § 2, tweede lid, 2°quater, worden de woorden « en de bepalingen bedoeld bij het voornoemde decreet van 30 april 2009 in acht te nemen » na de woorden « positieve discriminatie ».
Art. 21.In het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 28, § 1, worden de woorden « de voorzitter van de Commissie voor Positieve Discriminatie die werd gecreëerd door het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen te geven op sociale emancipatie, met name door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, of zijn afgevaardigde » vervangen door de woorden « de leidend ambtenaar van de Algemene Directie van het Leerplichtonderwijs, of diens afgevaardigde ».
Art. 22.In het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 4, 8°, worden de woorden « 250 voor een inrichting vermeld in de lijst van bijzonder prioritair te helpen inrichtingen bepaald door de Regering overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 27 oktober 1994 tot regeling van het overleg in het secundair onderwijs » vervangen door de woorden « 250 voor een inrichting waarvan de vestiging(en) voor secundair onderwijs de gedifferentieerde omkadering geniet(en) en tot klasse 1 behoort(oren) zoals bedoeld bij het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».2° In artikel 20, § 4, worden de woorden « toegekend op basis van artikel 11 van het decreet 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « toegekend op basis van artikel 10 van het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».3° In artikel 21, § 1, worden de woorden « met uitzondering van de instellingen of vestigingen waarvoor de maatregelen voor positieve discriminatie als prioritair worden beschouwd en van de toevoeging van de lestijden/leraar toegekend volgens artikel 11 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « met uitzondering van de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering van klasse 1 genieten en van de toevoeging van de lestijden/leraar toegekend aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering van klasse 2, 3, 4 en 5 genieten krachtens het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».4° In artikel 21quater, wordt het derde lid geschrapt.
Art. 23.In het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 3, § 1bis, worden de woorden « behoudens de afwijking bedoeld bij artikel 14 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « behoudens de afwijking bedoeld bij artikel 13, 2°, van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».2° In artikel 29quater, 2), worden de woorden « met inachtneming van artikel 18 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « met inachtneming van artikel 14 van het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».3° In artikel 34quater, § 3, worden de woorden « de inachtneming door de inrichtende machten van artikel 18 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie wanneer deze de kandidaten affecteren » vervangen door de woorden « de inachtneming van artikel 14 van het voornoemde decreet van 30 april 2009 wanneer deze de kandidaten affecteren ».4° In artikel 34quater, § 5, vierde, vijfde en zesde leden, worden de woorden « toeziet op de naleving van artikel 18 van voormeld decreet van 30 juni 1998 » vervangen door de woorden « toeziet op de naleving van artikel 14 van voormeld decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».5° In artikel 71quater, 2°, b), worden de woorden « van artikel 18 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « van artikel 14 van het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».
Art. 24.In het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de volgende wijzigingen aangebracht : in artikel 80, § 1, dertiende lid en in artikel 88, § 1, twaalfde lid, worden de woorden « opgemaakt door het Bestuur met toepassing van artikel 4, § 2, vierde lid, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « opgemaakt met toepassing van de artikelen 3 en 4 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 25.In het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 27, vijfde lid, worden de woorden « de leerlingen die ingeschreven zijn in de inrichtingen of vestigingen voor gewoon basis- en secundair onderwijs met positieve discriminatie » vervangen door de woorden « de leerlingen die ingeschreven zijn in de vestigingen voor basis- en secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering van klasse 1, 2 en 3 genieten zoals bepaald krachtens het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 26.In het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De artikelen 2, 1°, 3, 1°, 14° en 15°, hoofdstuk 2 en artikel 36, § 2, worden opgeheven.2° In artikel 36, § 1, worden de woorden in het kader van de bij artikel 10 bedoelde begroting » geschrapt.3° In artikel 60, eerste lid, worden de woorden « De Commissie voor Positieve Discriminatie die in artikel 6 wordt bedoeld, beoordeelt jaarlijks » vervangen door de woorden « De Hoge Raad beoordeelt » en het tweede lid wordt geschrapt.
Art. 27.In het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 34, zesde lid, worden de woorden « die een maatregel voor positieve discriminatie genieten, bedoeld in artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « die een maatregel voor gedifferentieerde omkadering genieten, bepaald in het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».2° In artikel 36, wordt het derde lid vervangen door de woorden : « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten van klasse 1, 2 en 3 en op de toevoeging van lestijdenpakketten toegekend aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering van klasse 4 en 5 genieten krachtens van het decreet van het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».3° In artikel 37, wordt het vierde lid vervangen door de woorden : « De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten van klasse 1, 2 en 3 en op de toevoeging van lestijdenpakketten toegekend aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering van klasse 4 en 5 genieten krachtens van het decreet van het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».4° In artikel 46, zesde lid, worden de woorden « die een maatregel voor positieve discriminatie genieten, bedoeld in artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « die een maatregel voor gedifferentieerde omkadering genieten, bepaald in het voornoemde decreet van 30 april 2009 ».5° Er wordt een artikel 51bis toegevoegd, luidend als volgt : « In het kader van het voornoemde decreet van 30 april 2009 kan het ambt van studiemeester-opvoeder vol- of deeltijds ingericht worden naar rata van minstens 1 deeltijds voor een vierde betrekking in de vestigingen voor kleuter-, lager en basisonderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten krachtens het voornoemde decreet van 30 april 2009.Dit ambt bevat 36 uur prestaties per week voor een voltijdse betrekking ». 6° Er wordt een artikel 51ter toegevoegd, luidend als volgt : « In het kader van het voornoemde decreet van 30 april 2009, kan het ambt van kinderverzorger vol- of deeltijds ingericht worden naar rata van minstens 1 deeltijds voor een vierde betrekking in de vestigingen voor kleuter-, lager en basisonderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten krachtens het voornoemde decreet van 30 april 2009.Dit ambt bevat 36 uur prestaties per week voor een voltijdse betrekking en wordt aan statutaire regels onderworpen. ».
Art. 28.In het decreet van 7 juni 2001 betreffende de sociale voordelen, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 5, § 2, worden de woorden « die de positieve discriminatie genieten » vervangen door de woorden « die de gedifferentieerde omkadering genieten ».
Art. 29.In het decreet van 14 juni 2001 betreffende de integratie van nieuwkomers in het onderwijs dat door de Franse Gemeenschap, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 5, derde lid, worden de woorden « en op gemotiveerd voorstel van de Commissie voor positieve discriminatie » geschrapt.
Art. 30.In het decreet van 20 december 2001 betreffende de gezondheidspromotie op school, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 21, § 2, tweede lid, worden de woorden « bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 3 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 31.In het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijsstelsel, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 3 wordt een laatste lid toegevoegd, luidend als volgt : « 14.
Het toezicht, het opvolgen en de evaluatie van het systeem van de gedifferentieerde omkadering zoals opgericht door het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving. Voor het uitoefenen van deze opdracht wendt de Sturingscommissie alle logistieke middelen aan waarover zij beschikt en gaat over tot alle nodige expertises en hoorzittingen, waaronder onder meer de inrichtingshoofden en de leden van de opvoedingsteams van het basis- en secundair onderwijs die de gedifferentieerde omkadering genieten, de inrichtende machten van het basis- en secundair onderwijs, de leden van de Algemene Inspectiedienst, universitaire deskundigen. Op basis van haar vaststellingen, stelt de Sturingscommissie om de drie jaar een verslag op ter bestemming van de Regering, waarvan het eerste nochtans opgesteld wordt tegen 1 juni 2011. Dit verslag evalueert inzonderheid of de doelstellingen verwezenlijkt werden om iedere leerling gelijke kansen te bieden op sociale emancipatie in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving en om, binnen de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering genieten, de pedagogische acties te bevorderen die ertoe streven de doelstellingen bedoeld bij de artikelen 6, inzonderheid het 4°, 10, 11, 12, 24 en 34 van het opdrachtendecreet te verwezenlijken, en in welke mate deze doelstellingen tot verwezenlijkt werden. Het verslag bevat de voorstellen die, desgevallend, de verwezenlijking of de vervolmaking van deze mogelijk zouden maken. »
Art. 32.In het decreet van 28 april 2004 betreffende de gedifferentieerde financiering van de instellingen voor basisonderwijs en secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 11, § 2, tweede lid, worden de woorden « overeenkomstig artikel 4, § 2 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».2° In artikel 11, § 2, derde lid, worden de woorden « overeenkomstig artikel 4, § 1, van het voornoemde decreet van 30 juni 1998 » vervangen door de woorden « overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van het decreet van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 33.In het decreet van 24 maart 2006 betreffende het instellen, bevorderen en versterken van samenwerkingsverbanden tussen Cultuur en Onderwijs, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 6, worden de woorden « aan de scholen in positieve discriminatie in de zin van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « aan de scholen die de gedifferentieerde omkadering genieten in de zin van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 34.In het decreet van 20 juli 2006 betreffende het overleg van de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de Inrichtende Machten van het onderwijs en van de gesubsidieerde P.M.S.-centra, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 4, k), worden de woorden « en het beleid inzake gedifferentieerde omkadering » toegevoegd na de woorden « Het beleid inzake positieve discriminatie ».
Art. 35.In het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : in artikel 15, eerste lid en vierde lid, worden de woorden « de positieve discriminatie » vervangen door de woorden « de gedifferentieerde omkadering ».
Art. 36.In het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6, § 1, 2°, g), worden de woorden « inzake positieve discriminatie bedoeld in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « inzake gedifferentieerde omkadering bedoeld in het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».2° In artikel 9, § 1, 2°, f), worden de woorden « inzake positieve discriminatie bedoeld in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « inzake gedifferentieerde omkadering bedoeld in het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».3° In artikel 50, § 1, 2°, derde, vierde en vijfde leden, worden de woorden « de gedifferentieerde omkadering en » voor de woorden « de positieve discriminatie » toegevoegd.
Art. 37.In het decreet van 26 april 2007 waarbij gezorgd wordt voor de pedagogische uitrusting van het kwalificatieonderwijs, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 3, 1°, f), worden de woorden « en aan de inrichtingen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « en aan de vestigingen die de gedifferentieerde omkadering van klasse 1, 2 of 3 genieten overeenkomstig het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 38.In het decreet van 16 november 2007 betreffende het prioritaire programma voor werken aan de schoolgebouwen van het gewoon en gespecialiseerd basisonderwijs, van het gewoon en gespecialiseerd secundair onderwijs en van het secundair onderwijs voor sociale promotie, van het kunstonderwijs met beperkt leerplan, van de psycho-medisch-sociale centra alsook van de internaten van het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 6, § 2, worden de woorden « om in aanmerking te komen voor de subsidies bedoeld in het kader van de toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « om de gedifferentieerde omkadering te genieten van klasse 1, 2 of 3 overeenkomstig het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».2° In artikel 8, § 1, tweede lid, worden de woorden « de positieve discriminatie overeenkomstig het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « de gedifferentieerde omkadering van klasse 1, 2 of 3 overeenkomstig het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 39.In het decreet van 19 februari 2009 tot organisatie van de gedifferentieerde versterking van de technische personeelsformatie van de psycho-medisch-sociale centra, wordt de volgende wijziging aangebracht : in artikel 2, 10°, worden de woorden « zoals bepaald overeenkomstig artikel 4, §§ 1 en 2 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie » vervangen door de woorden « : zoals bepaald overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving ».
Art. 40.Opgeheven worden op de datum waarop de besluiten bedoeld bij artikel 4 van dit decreet aangenomen worden : 1° Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2005 tot goedkeuring van de keuze van de variabelen en de formule voor de berekening van het sociaal-economisch indexcijfer van elke statistische sector met toepassing van artikel 4, § 1, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.2° Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 tot vaststelling, in het secundair onderwijs, van de lijst van de inrichtingen of vestigingsplaatsen die voor positieve discriminatie in aanmerking komen en van de prioritaire inrichtingen of vestigingsplaatsen, met toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.3° Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 tot vaststelling, in het basisonderwijs, van de lijst van de vestigingsplaatsen die voor positieve discriminatie in aanmerking komen met toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen
Art. 41.Zolang de besluiten bedoeld bij artikel 4 van dit decreet niet aangenomen werden, worden beschouwd als voor de gedifferentieerde omkadering in aanmerking komend : 1° In het gewoon basisonderwijs, de vestigingen voor basis-, lager en kleuteronderwijs, bepaald met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 tot vaststelling, in het basisonderwijs, van de lijst van de vestigingsplaatsen die voor positieve discriminatie in aanmerking komen met toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.In dat kader, worden deze vestigingen geacht allemaal tegelijk aan de klasse 1, 2 en 3 van de gedifferentieerde omkadering te behoren. 2° In het gewoon secundair onderwijs, de inrichtingen en vestigingen bepaald met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 tot vaststelling, in het secundair onderwijs, van de lijst van de inrichtingen of vestigingsplaatsen die voor positieve discriminatie in aanmerking komen en van de prioritaire inrichtingen of vestigingsplaatsen, met toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.In dat kader, worden alle prioritaire inrichtingen of vestigingen geacht tot klasse 1 van de gedifferentieerde omkadering te behoren terwijl de andere geacht worden tegelijk tot klasse 2 en 3 te behoren.
Art. 42.§ 1. In het basisonderwijs, voor het schooljaar 2009-2010, worden complementair en exclusief aan de vestigingen bepaald met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 tot vaststelling, in het basisonderwijs, van de lijst van de vestigingsplaatsen die voor positieve discriminatie in aanmerking komen met toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, aanvullende lestijden en kredieten toegekend.
Voor het schooljaar 2009-2010, krijgen de vestigingen bedoeld bij het vorige lid dezelfde bijkomende menselijke en werkingsmiddelen toebedeeld als deze toegekend in het kader van de positieve discriminatie voor het schooljaar 2008-2009, met de verhoging bedoeld bij dit artikel.
Deze verhoging en het geheel aan bijkomende menselijke en werkingsmiddelen dienen met het actieproject voor positieve discriminatie dat aan de gang is in de vestiging op basis van het voornoemde decreet van 30 juni 1998 nauw in verband te staan en het verder tot ontplooiing te brengen. Desgevallend, kunnen ze ook nauw verbonden zijn met het vooruitzicht en de progressieve uitwerking van een komend Algemeen actieproject voor gedifferentieerde omkadering binnen de vestiging. § 2. 4 293 aanvullende lestijden worden door de Diensten van de Regering rechtstreeks bestemd voor de vestigingen bedoeld bij § 1 in de vorm van lestijdenpakketten voor het bekomen van de menselijke middelen bedoeld bij artikel 8, § 3, van het voornoemde decreet van 30 juni 1998.
Het deel van iedere vestiging wordt verkregen door de lestijden bedoeld bij het vorige lid te vermenigvuldigen met een breukdeel waarvan de teller het aantal op 15 januari regelmatig ingeschreven leerlingen in de vestiging waarvoor het deel wordt berekend en de noemer het aantal op 15 januari regelmatig ingeschreven leerlingen in de vestigingen bedoeld bij § 1. § 3. Er worden aanvullende kredieten voor een bedrag van 1.500.000 EUR rechtstreeks door de Diensten van de Regering bestemd voor de vestigingen bedoeld bij § 1 in de vorm van werkingsmiddelen bedoeld bij artikel 8, § 3, van het voornoemde decreet van 30 juni 1998.
Het deel van iedere vestiging wordt verkregen door de werkingsmiddelen bedoeld bij het vorige lid te vermenigvuldigen met een breukdeel waarvan de teller het aantal op 15 januari regelmatig in de vestiging ingeschreven leerlingen waarvoor het deel wordt berekend en de noemer het aantal op 15 januari regelmatig in de vestigingen bedoeld bij § 1 ingeschreven leerlingen. § 4. Vóór 30 juni 2009, lichten de Diensten van de Regering de betrokken inrichtingshoofden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap en de betrokken inrichtende machten van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs, ieder wat hem betreft, in over de verdeling van de verhoging bedoeld bij dit artikel.
Art. 43.In het secundair onderwijs, voor het schooljaar 2009-2010, worden complementair en exclusief aan de vestigingen bepaald met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 tot vaststelling, in het secundair onderwijs, van de lijst van de vestigingsplaatsen die voor positieve discriminatie in aanmerking komen met toepassing van artikel 4, § 4, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, aanvullende lestijden en kredieten toegekend.
Voor het schooljaar 2009-2010, krijgen de vestigingen bedoeld bij het vorige lid dezelfde bijkomende menselijke en werkingsmiddelen toebedeeld als deze toegekend in het kader van de positieve discriminatie voor het schooljaar 2008-2009, met de verhoging bedoeld bij dit artikel.
Deze verhoging en het geheel aan bijkomende menselijke en werkingsmiddelen dienen met het actieproject voor positieve discriminatie dat aan de gang is in de vestiging op basis van het voornoemde decreet van 30 juni 1998 nauw in verband te staan en het verder tot ontplooiing te brengen. Desgevallend, kunnen ze ook nauw verbonden zijn met het vooruitzicht en de progressieve uitwerking van een komend Algemeen actieproject voor gedifferentieerde omkadering binnen de vestiging. § 2. 3 668 aanvullende lestijden worden door de Diensten van de Regering rechtstreeks bestemd voor de vestigingen bedoeld bij § 1 in de vorm van lestijden-leraar voor het bekomen van de menselijke middelen bedoeld bij artikel 11 van het voornoemde decreet van 30 juni 1998.
Het deel van iedere vestiging wordt verkregen door de lestijden bedoeld bij het vorige lid te vermenigvuldigen met een breukdeel waarvan de teller het aantal op 15 januari regelmatig in de vestiging ingeschreven leerlingen waarvoor het deel wordt berekend en de noemer het aantal op 15 januari regelmatig in de vestigingen bedoeld bij § 1 ingeschreven leerlingen. § 3. Er worden aanvullende kredieten voor een bedrag van 1.500.000 EUR rechtstreeks door de Diensten van de Regering bestemd voor de vestigingen bedoeld bij § 1 in de vorm van de werkingsmiddelen bedoeld bij artikel 12 van het voornoemde decreet van 30 juni 1998.
Het deel van iedere vestiging wordt verkregen door de werkingsmiddelen bedoeld bij het vorige lid te vermenigvuldigen met een breukdeel waarvan de teller het aantal op 15 januari regelmatig in de vestiging ingeschreven leerlingen waarvoor het deel wordt berekend en de noemer het aantal op 15 januari regelmatig in de vestigingen bedoeld bij § 1 ingeschreven leerlingen. § 4. Vóór 30 juni 2009, lichten de Diensten van de Regering de betrokken inrichtingshoofden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap en de betrokken inrichtende machten van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerd onderwijs, ieder wat hem betreft, in over de verdeling van de verhoging bedoeld bij dit artikel.
Art. 44.In het basis- en het secundair onderwijs, indien blijkt dat vestigingen bedoeld in de voornoemde besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 niet beoogd worden, bij de aanneming ervan, door de besluiten bedoeld bij artikel 4 van dit decreet, worden deze geacht uittredend te zijn en, genieten, voor het schooljaar 2010-2011, 50,00 % van de lestijden en de werkingsmiddelen die ze toegekend werden voor het vorige schooljaar en, voor het schooljaar 2011-2012, 25,00 % van de lestijden en de werkingsmiddelen die ze toegekend werden twee jaar daarvoor. Het deel van iedere aftredende vestiging wordt afgerond tot de lagere eenheid en kan niet lager zijn dan zes lestijden.
In het basis- en het secundair onderwijs, indien blijkt dat vestigingen bedoeld in de voornoemde besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 september 2005 ook beoogd worden, bij de aanneming ervan, door de besluiten bedoeld bij artikel 4 van dit decreet en tot de klasse 1 tot 3 behoren, maar dat ze, als dusdanig, toch niet evenveel bijkomende lestijden en werkingsmiddelen zouden genieten als deze toegekend voor het schooljaar 2008-2009 via de positieve discriminatie, worden voor deze vestigingen gelijke middelen toegekend als voor het schooljaar 2008-2009, en dit voor de schooljaren 2010-2011 en 2011-2012.
Het tweede lid van dit artikel is niet of niet meer van toepassing op de erin bedoelde vestigingen die, tussen 15 januari 2009 en 15 januari 2010 of tussen 15 januari 2009 en 15 januari 2011, een variatie naar beneden kennen van hun schoolbevolking van meer dan 10 %. HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding
Art. 45.Dit decreet treedt in werking op 1 juni 2009.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 30 april 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, C. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor Sociale Promotie, M. TARABELLA _______ Nota (1) Zitting 2008-2009. Stukken van het Parlement. - Voorstel van decreet, nr. 698-1. - Verslag, nr. 698-2.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 28 april 2008.