Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 maart 2010
gepubliceerd op 09 april 2010

Decreet tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, op het gebied van de inschrijvingen in het eerste jaar van het secundair onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2010029211
pub.
09/04/2010
prom.
18/03/2010
ELI
eli/decreet/2010/03/18/2010029211/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MAART 2010. - Decreet tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, op het gebied van de inschrijvingen in het eerste jaar van het secundair onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren

Artikel 1.In hoofdstuk IX van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt, na de bepalingen van afdeling 1, een afdeling 1/1 ingevoegd, luidend als volgt : « Regels die gemeenschappelijk zijn voor de inschrijving in het eerste jaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs ».

Art. 2.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd, luidend als volgt : « Definities en algemene bepalingen ».

Art. 3.In onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel 79/1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/1.Voor de toepassing van afdeling 1/1 wordt verstaan onder : 1° het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting : het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de inrichtende macht of haar afgevaardigde in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs;2° eerste gemeenschappelijk jaar van de eerste graad in het secundair onderwijs : het eerste gemeenschappelijk jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs bedoeld in artikel 4 van het decreet van 30 juni 2006 betreffende de pedagogische organisatie van de eerste graad van het secundair onderwijs;3° netoverschrijdende inschrijvingscommissie : de commissie waarvan de samenstelling en de opdrachten in onderafdeling 10 worden bepaald;4° leerling die uit een minder begunstigde school of vestiging voor basis- of lager onderwijs afkomstig is, kort « ZSEI - leerling » (zwakke sociaal-economische index) : leerling die afkomstig uit één van de vestigingen voor het basis- of lager onderwijs die, in de rangschikking van de vestigingen van het basis- of lager onderwijs, opgemaakt door de administratie met toepassing van artikel 4, vierde lid, van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, de minst begunstigde zijn en die samen 40 % van de leerlingen ontvangen;5° sociaal-economische index van de wijk waaruit de leerling afkomstig is : sociaal- economische index toegekend aan de statistische sector van de woonplaats van de leerling bepaald in artikel 3 van het voormelde decreet van 30 april 2009;6° schoolwerkdagen : maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, met uitzondering van deze die samenvallen met de schoolvakantie of elke andere schoolverlofdag;7° decreet « sociale gemengdheid » van 18 juli 2008 : het decreet van 18 juli 2008 tot regeling van de inschrijvingen van de leerlingen in de eerste graad van het secundair onderwijs en tot bevordering van de sociale gemengdheid binnen de schoolinrichtingen;8° zone : zone, zoals bepaald in artikel 1, 2°, van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 15 maart 1993 tot vaststelling van de verplichtingen tot overleg tussen gelijkaardige inrichtingen in het secundair onderwijs met volledig leerplan;9° erkende plaatsen : plaatsen erkend met toepassing van artikel 79/5, 1°;10° beschikbaar overgebleven plaatsen : het verschil tussen 102 % van de erkende plaatsen en de plaatsen die door het inrichtingshoofd of door de inrichtende macht van de inrichting worden toegekend;11° inschrijvingsperiode : inschrijvingsperiode zoals bepaald in artikel 79/8, § 1.

Art. 4.In dezelfde onderafdeling 1, wordt een artikel 79/2 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/2.Voor de toepassing van de bepalingen van afdeling 1/1, inzonderheid voor de berekening van de afstanden die noodzakelijk zijn voor de bepaling van het samengestelde indexcijfer bedoeld in artikel 79/17, wordt gelijkgesteld met : 1° een basisschool of een lagere school, elke vestiging in de zin van artikel 4, eerste lid, 9° en 10°, van het koninklijk besluit van 2 augustus 1984 houdende rationalisatie en programmatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs;2° een inrichting voor secundair onderwijs, elke vestiging gelegen in een gebouw of een geheel van gebouwen, die een ander adres heeft dan de administratieve zetel van een secundaire inrichting en waar die inrichting een gemeenschappelijke eerste graad organiseert, voor zover het adres van de vestiging en dat van de zetel met meer dan 2 km van elkaar verwijderd zijn.Als dit niet het geval is, wordt het adres van de administratieve zetel in aanmerking genomen. » Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling, onder afstand, wordt verstaan de kortste afstand, dit is de afstand in vogelvlucht.

Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling, wordt het resultaat bekomen bij toepassing van de verschillende bepaalde percentages naar de lagere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal lager is dan 5 en naar de hogere eenheid wanneer de eerste decimaal hoger is dan of gelijk is aan 5.

Art. 5.In dezelfde onderafdeling 1, wordt een artikel 79/3 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/3.Elk jaar worden de inschrijvingsaanvragen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het gewoon secundair onderwijs ingediend en gerangschikt volgens de in afdeling 1/1 nader bepaalde regels, onverminderd de afwijzing van die aanvragen bij toepassing, naar gelang van het geval, van de artikelen 80, 87 en 88 van dit decreet. ».

Art. 6.In dezelfde onderafdeling 1, wordt een artikel 79/4 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/4.De diensten van de Regering worden belast met het toezicht op de naleving van dit decreet door de inrichtingshoofden en de inrichtende machten, inzonderheid bij de rangschikkingsfase bedoeld in onderafdeling 7 ».

Art. 7.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidend als volgt : « Periode voorafgaand aan de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen ».

Art. 8.In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 7, wordt een artikel 79/5 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/5.Onverminderd de artikelen 80 en 88, deelt het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van elke inrichting waarin de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs wordt georganiseerd elk jaar aan de administratie, bij aangetekend schrijven, uiterlijk op de laatste schoolwerkdag van de maand januari de volgende gegevens mee : 1° het beperkte aantal leerlingen die de inrichting gedurende het volgende schooljaar zal kunnen ontvangen in het eerste gemeenschappelijke jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs, rekening houdend met de plaatsen die eventueel worden voorbehouden voor leerlingen die in het gedifferentieerde eerste jaar in de inrichting school lopen;2° het aantal klassen van het eerste gemeenschappelijke jaar die ze in het volgende schooljaar zal kunnen organiseren;3° in voorkomend geval, het aantal taalbadklassen van het eerste gemeenschappelijke jaar die ze zal organiseren alsook het aantal leerlingen die ze in het volgende schooljaar zullen kunnen ontvangen. »

Art. 9.In dezelfde onderafdeling 2, wordt een artikel 79/6 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/6.Vanaf de eerste werkdag van de maand oktober van het jaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, deelt het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van elke inrichting aan de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, die dit aanvragen, de documenten bedoeld in artikel 76, eerste lid, mee. De aanvaarding van de opvoedings-, pedagogische en inrichtingsprojecten, het studiereglement en het huishoudelijk reglement, zoals bedoeld in artikel 76, wordt besproken met het inrichtingshoofd of diens afgevaardigde, die, in voorkomend geval, worden georganiseerd op een ander ogenblik dan op de datum van indiening van het unieke inschrijvingsformulier bedoeld in onderafdeling 3. »

Art. 10.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidend als volgt : « Uniek inschrijvinfsformulier ».

Art. 11.In onderafdeling 3, ingevoegd door artikel 10, wordt een artikel 79/7 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/7.§ 1. Elke aanvraag om inschrijving in het eerste gemeenschappelijke jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs wordt uitdrukkelijk ingediend in een uniek inschrijvingsformulier.

Dat formulier wordt eerst door de administratie ingevuld voor elke leerling die een aanvraag om inschrijving in het eerste gemeenschappelijke jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs met het oog op het volgende schooljaar kan indienen. Het aldus ingevulde formulier omvat de naam, de eerste voornaam, de geboortedatum, de woonplaats, een code die aantoont dat de leerling al dan niet als een « ZSEI - leerling » wordt beschouwd, het sociaal-economisch indexcijfer van de wijk van afkomst van de leerling en een nummer dat eigen is aan iedere leerling.

Het wordt vervolgens, onder gesloten omslag, doorgezonden aan het inrichtingshoofd of aan de inrichtende macht van de lagere school of de basisschool van de leerling.

De school zendt aan de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, in eigen handen of bij de post, indien de overhandiging bijzonder moeilijk voorkomt, onverwijld en in ieder geval tien schoolwerkdagen vóór het begin van de inschrijvingsperiode, de omslag die het formulier bevat alsook een attest houdende vermelding van de datum van inschrijving in de school en de taal waarin het taalbadonderwijs wordt verstrekt, wanneer de leerling een taalbadonderwijs geniet. Voor elke toezending van een document, of dit nu in eigen handen of via de post geschiedt, wordt een soort ontvangstbewijs bepaald. De school bezorgt gelijktijdig een door de administratie uitgevoerd informatiedocument. § 2. In afwijking van § 1, derde lid en vierde lid, voor de kinderen die onder het thuisonderwijs ressorteren of die school lopen in een inrichting bedoeld in artikel 3 van het decreet van 25 april 2008 tot vaststelling van de voorwaarden om te kunnen voldoen aan de leerplicht buiten het onderwijs georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, zendt de administratie het formulier rechtstreeks aan de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, in eigen handen of via de post, met een soort ontvangstbewijs.

In dat geval bevat het formulier, dat overeenkomstig § 1, tweede lid, wordt ingevuld, bovendien de vermelding « schoolgaande buiten het door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs ». § 3. De meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, vullen het unieke inschrijvingsformulier in waarbij zij de naam vermelden van de inrichting voor secundair onderwijs waaraan ze hun voorkeur geven, met alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de inschrijving en de rangschikking van de leerlingen onder elkaar, en inzonderheid met vermelding van de woonplaats die volgens hen in aanmerking zou moeten komen bij de bepaling van de afstanden die noodzakelijk zijn voor de bepaling van het samengesteld indexcijfer bedoeld in artikel 79/17, in plaats van deze die door de administratie in het formulier wordt opgenomen.

De woonplaats bedoeld in het eerste lid is de woonplaats van één van beide ouders, behalve wanneer een derde de ouderlijke macht uitoefent.

In dat laatste geval wordt zijn woonplaats vermeld.

Ze vullen er ook een afzonderlijk en vertrouwelijk deel van, met vermelding, in de dalende volgorde van hun voorkeur, naast de naam van de inrichting voor secundair onderwijs die het best aan hun verwachting beantwoordt, van hoogstens negen andere inrichtingen waarvoor ze wensen dat hun inschrijvingsaanvraag wordt aanvaard, ingeval hun aanvraag niet zou kunnen worden aanvaard in de inrichting waaraan ze hun voorkeur geven. § 4. In geval van verlies van het uniek inschrijvingsformulier krijgen de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, er een duplicaat van bij de administratie of de secundaire school waarvoor ze hun eerste keuze hebben uitgesproken. § 5. Elke inrichting voor secundair onderwijs beschikt over genummerde unieke inschrijvingsformulieren op haar naam, die ze meedeelt aan de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, die het oorspronkelijke formulier niet hebben ontvangen. Deze kunnen ook een origineel rechtstreeks bij de administratie aanvragen.

Wanneer de inrichting voor secundair onderwijs een dergelijk origineel formulier aflevert, deelt ze de administratie het nummer van het formulier mee alsook de naam van de leerling met opgave van zijn eerste voornaam en zijn woonplaats. De administratie deelt de inrichting, voor zover ze dit kan bepalen, het sociaal-economische indexcijfer mee van de wijk waaruit de leerling afkomstig is. ».

Art. 12.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 4 ingevoegd, luidend als volgt : « Fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen ».

Art. 13.In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 12, wordt een artikel 79/8 ingevoegd, luidend als volgt : « 79/8. § 1. Sedert de eerste schoolwerkdag die volgt op de krokusvakantie vóór het schooljaar dat voor een inschrijving in aanmerking komt, opent het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting een fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen die drie weken duurt. Die inschrijvingsperiode is gemeenschappelijk voor de prioritaire leerlingen bedoeld in onderafdeling 5 en voor de niet prioritaire leerlingen. § 2. Het unieke inschrijvingsformulier, ingevuld met toepassing van de bepalingen van onderafdeling 3, wordt ingediend door de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, in de enige inrichting die aan hun verwachtingen het best beantwoordt, met uitsluiting van elke andere en inzonderheid van de andere inrichtingen die eventueel bedoeld zijn in het vertrouwelijke deel van hun unieke inschrijvingsformulier.

Als een uniek inschrijvingsformulier in verschillende inrichtingen, voor éénzelfde leerling, wordt ingediend, worden al die formulieren door de netoverschrijdende inschrijvingscommissie nietig verklaard, die er de betrokken scholen, de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, onmiddellijk van op de hoogte brengt.

In afwijking van het eerste lid, bij verhindering, kunnen de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, schriftelijk een derde persoon ertoe machtigen om een uniek inschrijvingsformulier bij de inrichting voor secundair onderwijs in zijn naam in te dienen, voor zover de gemachtigde persoon geen lid is van het personeel van de inrichting voor secundair onderwijs die voor de inschrijving in aanmerking komt. In voorkomend geval, kan die machtiging gelijktijdig betrekking hebben op verschillende leerlingen, indien deze broer(s)of zus(sen) zijn of onder hetzelfde dak wonen. § 3. Bij de ontvangst van het unieke inschrijvingsformulier, dat behoorlijk wordt ingevuld door de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, reikt de inrichting voor secundair onderwijs deze een door haar bekrachtigd afschrift van dat formulier uit, dat, voor de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, geldt als ontvangstbewijs voor hun inschrijvingsaanvraag in die school.

Art. 14.In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 12, wordt een artikel 79/9 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/9.Onverminderd artikel 79/8, wordt elke inschrijvingsaanvraag in het eerste gemeenschappelijke jaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs in een register opgenomen. Daarin worden vermeld : de naam van de leerling, zijn nummer van het unieke inschrijvingsformulier, zijn geboortedatum, zijn woonplaats, de datum van de inschrijvingsaanvraag en, in voorkomend geval, de reden waarom de inschrijving wordt geweigerd.

De datum van de inschrijvingsaanvraag bedoeld in het eerste lid is de datum vermeld op het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 79/8 § 3.

Voor de inschrijvingsaanvragen ingediend na de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in artikel 79/8, is de datum van de inschrijvingsaanvraag de datum waarop ze in het in het eerste lid bedoelde register worden opgenomen. Die aanvragen, die in de chronologische volgorde worden opgenomen, worden in die volgorde gerangschikt na alle aanvragen opgenomen gedurende de fase voor het opnemen van de aanvragen, waarbij ze bovendien niet moeten worden gerangschikt overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling 7. ».

Art. 15.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 5 ingevoegd, luidend als volgt : « Prioritaire leerlingen ».

Art. 16.In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 15, wordt een artikel 79/10 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/10.§ 1. Voor de rangschikking van de leerlingen en de toekenning van de beschikbare plaatsen in een inrichting voor secundair onderwijs met toepassing van de bepalingen van de onderafdelingen 7, 8 en 9, worden als prioritair beschouwd, in de hieronder vermelde volgorde, de leerlingen : 1° van wie een broer of een zus of elke andere minderjarige of meerderjarige die onder hetzelfde dak woont, reeds school loopt in de inrichting voor secundair onderwijs;2° die afkomstig zijn uit : a) een tehuis of een opvanggezin, voor zover ze daar ofwel door de rechter, ofwel door de adviseur of de directeur voor hulpverlening aan de jeugd werden geplaatst;b) een internaat voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben;c) een door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » (Dienst voor Geboorte en Kind) georganiseerd of erkend opvangcentrum;3° die specifieke behoeften hebben in de zin van artikel 2, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs en voor wie een permanente integratie in aanmerking komt voor het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs met toepassing van hoofdstuk X van hetzelfde decreet;4° die, alhoewel ze niet regelmatig ingeschreven zijn in het gespecialiseerd onderwijs geregeld door het decreet van 3 maart 2004, wanneer ze een inschrijvingsaanvraag indienen of laten indienen door hun ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, specifieke behoeften hebben die op een bewezen handicap gebaseerd zijn;5° die verblijven in een internaat dat ressorteert onder dezelfde inrichtende macht als de inrichting of waarmee deze een medewerking heeft;6° van wie ten minste één van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent het geheel of een deel van zijn ambt binnen de inrichting voor secundair onderwijs uitoefent;7° die, alleen in het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs, ten minste sedert 30 september 2007 school lopen in één van de basisscholen of lagere scholen van dezelfde inrichtende macht als de secundaire school onder de voorwaarden bedoeld in § 3;8° die sedert ten minste 30 september 2007 school lopen in het lager onderwijs ofwel van de enige verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs, onder de in § 4, tweede lid, bedoelde voorwaarden, een verbindingsovereenkomst moet hebben gesloten, ofwel van de verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs, onder de in § 4, vierde lid bedoelde voorwaarden, een tweede verbindingsovereenkomst kan hebben gesloten. § 2. De in § 1, 2°, bedoelde inschrijvingsaanvragen worden alleen als prioritair beschouwd als een afschrift van het attest bedoeld in artikel 29, § 2, derde lid, van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving aan het inrichtingshoofd uiterlijk de laatste werkdag van de inschrijvingsperiode van 3 weken wordt toegezonden.

De in § 1, 3° bedoelde inschrijvingsaanvragen worden alleen als prioritair beschouwd als het voorstel tot integratie bedoeld in artikel 134 van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs uiterlijk op de laatste werkdag van de inschrijvingsperiode van 3 weken aanvaard is zoals bepaald in artikel 135 van het zelfde decreet.

De in § 1, 4°, bedoelde inschrijvingsaanvragen worden alleen als prioritair beschouwd als ze gebaseerd zijn op een integratieproject dat door het inrichtingshoofd, in overleg met de educatieve ploeg, uiterlijk op de laatste werkdag van de inschrijvingsperiode van 3 weken wordt aanvaard.

Voor de toepassing van § 1, 4° is een integratieproject een protocol dat de volgende gegevens inhoudt : 1° de toestemming van het inrichtingshoofd;2° de toestemming van de ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, of van de leerling zelf, als deze meerderjarig is;3° de opsomming van de specifieke instrumenten die de leerling de mogelijkheid geven om te studeren;4° de eventuele partners die worden belast met de begeleiding van de leerling en die ertoe worden gemachtigd in de schoolinrichting op te treden;5° de eventuele specifieke bepalingen die worden beslist door de school en de ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of de leerling zelf, als deze meerderjarig is. § 3. De in § 1, 7° bedoelde inschrijvingsaanvragen worden alleen als prioritair beschouwd als voldaan wordt aan de twee volgende voorwaarden : 1° de inrichtende macht heeft geen verbindingsovereenkomst gesloten in de zin van de artikelen 80, § 4, zesde lid, 8°, 11 en 12, en 88, § 4, zesde lid, 8°, elfde lid en twaalfde lid van het decreet van 24 juli 1997, zoals gewijzigd bij het voormelde decreet van 18 juli 2008;2° de inrichtende macht organiseert ten minste 15 basisscholen of lagere scholen. Die basisscholen of lagere scholen worden gelijkgesteld met inrichtingen voor basisonderwijs of lager onderwijs verbonden aan de inrichtingen voor secundair onderwijs georganiseerd door de betrokken inrichtende macht, in de zin van § 4, tweede lid. § 4. De in § 1, 8°, bedoelde inschrijvingsaanvragen worden alleen als prioritair beschouwd als de enige verbindingsovereenkomst die met de verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs werd gesloten, aan de administratie uiterlijk op 30 september 2008 werd meegedeeld.

Onder verbonden inrichting voor basisonderwijs of lager onderwijs wordt uitsluitend een inrichting voor basisonderwijs of lager onderwijs verstaan die voldoet aan ten minste drie van de vier volgende voorwaarden : 1° dezelfde inrichtende macht als de secundaire school hebben;2° een gemeenschappelijk inrichtingsproject hebben, behalve voor de bepalingen die specifiek zijn voor elk betrokken onderwijsniveau;3° in dezelfde gemeente gelegen zijn;4° ten minste 40 % van de leerlingen van het zesde leerjaar tellen die, gedurende de laatste twee schooljaren 2006-2007 en 2007-2008, zich hebben laten inschrijven in de secundaire school die de verbindingsovereenkomst heeft ondertekend. Een tweede verbindingsovereenkomst kan in aanmerking komen indien en alleen indien : 1° ze door de inrichting voor secundair onderwijs werd gesloten met een andere inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs die in de zin van het tweede lid verbonden is;2° ze door de Regering vóór 31 december 2008 werd goedgekeurd;3° op 15 januari 2008, alle leerlingen die ingeschreven waren in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs van de inrichting en afkomstig zijn uit de twee verbonden lagere of basisscholen, met inbegrip van de leerlingen van de verbonden scholen die eveneens onder een andere categorie leerlingen bedoeld in § 1 ressorteren, hoogstens 50 % van de beschikbare plaatsen bezetten. Indien, voor elk schooljaar volgend op het schooljaar waarin de tweede overeenkomst werd gesloten, blijkt dat op 15 januari alle leerlingen die ingeschreven waren in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs van de inrichting en afkomstig zijn uit de twee verbonden lagere of basisscholen, met inbegrip van de leerlingen van de verbonden scholen die ook onder een andere categorie leerlingen bedoeld in § 1 ressorteren, meer dan 50 % van de beschikbare plaatsen bezetten, wordt de tweede overeenkomst definitief nietig te rekenen vanaf het schooljaar volgend op dat van de vaststelling. ».

Art. 17.In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 15, wordt een artikel 79/11 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/11.Welk de voorrang die een kandidaat voor de inschrijving bij toepassing van artikel 79/10 kan laten gelden, ook is, gelden die alleen in de school waarin de leerling, als hij meerderjarig is, of, indien hij minderjarig is, zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, hun unieke inschrijvingsformulier indienen. ».

Art. 18.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 6 ingevoegd, luidend als volgt : « Als volzet en niet volzet beschouwde inrichtingen voor secundair onderwijs ».

Art. 19.In onderafdeling 6, ingevoegd bij artikel 18, wordt een artikel 79/12 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/12.§ 1. Voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het secundair onderwijs, worden de volzette inrichtingen voor secundair onderwijs en de niet volzette inrichtingen voor secundair onderwijs onderscheiden.

Voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het schooljaar A worden als volzet beschouwd, de inrichtingen voor secundair onderwijs die, op het einde van de periode voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen voorafgaand aan het schooljaar A-1, een aantal unieke inschrijvingsformulieren hebben ontvangen dat hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen.

Voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het schooljaar A worden als niet volzet beschouwd, de andere inrichtingen voor secundair onderwijs dan die bedoeld in het tweede lid. § 2. Ten minste één maand vóór het begin van de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in onderafdeling 4, laat de administratie de inrichtingen voor secundair onderwijs weten dat ze als volzet of niet volzet zullen worden beschouwd voor de inschrijvingen in verband met het volgende schooljaar. »

Art. 20.In dezelfde onderafdeling 6, wordt een artikel 79/13 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/13.§ 1. In elke inrichting voor secundair onderwijs die bij toepassing van artikel 79/12 als niet volzet wordt beschouwd, voor zover het aantal unieke inschrijvingsformulieren die gedurende de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in onderafdeling 4 werden ontvangen, lager is dan of gelijk is aan 102 % van het aantal erkende plaatsen, zijn alle leerlingen voor wie het unieke inschrijvingsformulier werd ingediend definitief batig gerangschikt in die inrichting.

Binnen de volgende vijf schoolwerkdagen, stuurt de in het eerste lid bedoelde inrichting de netoverschrijdende inschrijvingscommissie een elektronisch afschrift van haar register van inschrijvingsaanvragen en bepaalt het aantal plaatsen die nog beschikbaar zijn en het aantal « ZSEI - leerlingen » dat ontbreekt om het percentage van 20,4 procent « ZSEI - leerlingen » in verhouding tot de erkende plaatsen te bereiken. § 2. Wanneer het aantal inschrijvingsformulieren hoger ligt dan het aantal erkende plaatsen, kent het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de als niet volzet beschouwde inrichting tot 102 % van de erkende plaatsen, toe, volgens de in onderafdeling 8 bepaalde methode. ».

Art. 21.In onderafdeling 6, ingevoegd bij artikel 18, wordt een artikel 79/14 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/14.§ 1. In elke inrichting voor secundair onderwijs die bij toepassing van artikel 79/12 als volzet wordt beschouwd, voor zover het aantal unieke inschrijvingsformulieren die gedurende de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in onderafdeling 4 werden ontvangen, lager is dan of gelijk is aan 80 % van het aantal erkende plaatsen, zijn alle leerlingen voor wie het unieke inschrijvingsformulier werd ingediend definitief batig gerangschikt in die inrichting.

Binnen de volgende vijf schoolwerkdagen, stuurt de in het eerste lid bedoelde inrichting de netoverschrijdende inschrijvingscommissie een elektronisch afschrift van haar register van inschrijvingsaanvragen en bepaalt het aantal plaatsen die nog beschikbaar zijn en het aantal « ZSEI - leerlingen » dat ontbreekt om het percentage van 20,4 procent « ZSEI - leerlingen » in verhouding tot de erkende plaatsen te bereiken. § 2. Wanneer het aantal inschrijvingsformulieren hoger ligt dan 80 % van het aantal erkende plaatsen, kent het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de als volzet beschouwde inrichting zelf tot 80 % van de erkende plaatsen toe, volgens de in onderafdeling 8 bepaalde methode en behoudt de toekenning van de beschikbaar overgebleven plaatsen voor de netoverschrijdende inschrijvingscommissie voor. ».

Art. 22.In dezelfde afdeling 1/1, wordt een onderafdeling 7 ingevoegd, luidend als volgt : « Rangschikking van de inschrijvingsaanvragen ».

Art. 23.In onderafdeling 7, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel 79/15 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/15.Het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van elke inrichting kent ten minste 20,4 % van de erkende plaatsen aan de « ZSEI - leerlingen » toe, voor zover ze een inschrijvingsaanvraag gedurende de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in artikel 79/8 » hebben ingediend ».

Art. 24.In dezelfde onderafdeling 7, wordt een artikel 79/16 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/16.Voor de toekenning van de beschikbare plaatsen in elke inrichting voor secundair onderwijs waar het aantal unieke inschrijvingsformulieren hoger ligt dan het aantal plaatsen die ze toekent, of ze als volzet of niet volzet wordt beschouwd, wordt iedere leerling voor wie een uniek inschrijvingsformulier werd ingediend gedurende de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in artikel 79/8, in dalende volgorde gerangschikt op grond van zijn samengesteld indexcijfer.

Art. 25.In dezelfde onderafdeling 7, wordt een artikel 79/17 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/17.Het samengesteld indexcijfer bedoeld in artikel 79/16 wordt bepaald door de leerling een waarde « 1 » toe te kennen, eerst vermenigvuldigd met een factor die degressief varieert van 1,5 naar 1,1 per schijf van « -0,1 » van de eerste keuze naar de vijfde keuze, vervolgens vermenigvuldigd met factoren die verbonden zijn aan criteria.

De enige criteria die in aanmerking kunnen en moeten komen en hun mogelijke weging voor de toepassing van het eerste lid zijn de volgende : 1° de lagere school of de basisschool van afkomst is, op het ogenblik van de inschrijving in het eerste gemeenschappelijke jaar of op het ogenblik van de inschrijving in het lager onderwijs van die school, onder die van het net waartoe de lagere school of de basisschool van afkomst behoort, één van de vijf scholen die het dichtst bij de woonplaats van de leerling of van één van beide ouders gelegen zijn. Dat criterium wordt vastgelegd door een degressieve weging toe te kennen van de 1ste dichtstbijzijnde naar de vijfde dichtstbijzijnde.

Die waarden zijn : 2, voor de eerste dichtstbijzijnde, 1,81, voor de tweede dichtstbijzijnde, 1,61, voor de derde dichtstbijzijnde, 1,41, voor de vierde dichtstbijzijnde, 1,21, voor de vijfde dichtstbijzijnde en 1 voor de scholen die verder gelegen zijn; 2° de gekozen inrichting voor secundair onderwijs is, onder die van het net waartoe de gekozen inrichting voor secundair onderwijs behoort, één van de vijf inrichtingen die het dichtst bij de woonplaats van de leerling of van één van beide ouders gelegen zijn. Dat criterium wordt vastgelegd door een degressieve weging toe te kennen van de 1ste dichtstbijzijnde naar de vijfde dichtstbijzijnde.

Die waarden zijn : 1,98, voor de eerste dichtstbijzijnde, 1,79, voor de tweede dichtstbijzijnde, 1,59, voor de derde dichtstbijzijnde, 1,39, voor de vierde dichtstbijzijnde, 1,19, voor de vijfde dichtstbijzijnde en 1 voor de scholen die verder gelegen zijn; 3° de gekozen inrichting voor secundair onderwijs is gelegen in een straal van 4 km rondom de lagere school of de basisschool van afkomst. Dat criterium is 1,54 waard, indien dit vervuld is, en 1, als dit niet vervuld is; 4° vanaf het schooljaar 2011-2012, is de lagere school of de basisschool van afkomst één van de lagere scholen waarvan het inrichtingsproject voorziet in ten minste vijf prioritaire acties inzake pedagogisch partnerschap met de secundaire school, waarbij in haar eigen inrichtingsproject dezelfde acties worden opgenomen die althans tot doel hebben de doorstroming van het lager onderwijs naar het secundair onderwijs, de integratie binnen de eerste graad en de bestrijding van afhaken op school te bevorderen.Onder die vijf acties, worden ten minste vier opgenomen uit de volgende : - De verwezenlijking van gemeenschappelijke acties voor de leerlingen en/of de educatieve ploegen; - De uitwisseling van pedagogische en informatiedocumenten; - Perioden van overleg tussen de educatieve ploegen; - Gemeenschappelijke oudervergaderingen; - Gemeenschappelijke opleidingen van leerkrachten; - Bezoek van scholen door leerlingen uit het lager onderwijs in het secundair onderwijs; - De tijdelijke aanwezigheid op welbepaalde ogenblikken van leerkrachten van één niveau in het andere.

Die medewerking wordt in een partnerschapsovereenkomst vastgelegd en de partnerschapsinrichtingen maken verslag op van hun partnerschapsactiviteiten die ze ter beschikking van de inspectie houden.

Dat criterium komt in aanmerking voor zover drie lagere scholen betrokken zijn, waaronder ten minste één als minder begunstigd wordt beschouwd in de zin van artikel 79/1, 4°. In afwijking daarvan, voor de zones waarin de « ZSEI - leerlingen » alleen uit minder dan 15 % van de basis- of lagere scholen of vestigingen van de zone afkomstig zijn, heeft ten minste één van de betrokken basisscholen een gemiddeld sociaal-economisch indexcijfer dat met 0,6 punt lager ligt dan dat van de secundaire school.

Dat criterium is 1,51 waard, als dit vervuld is, en 1, als dit niet vervuld is. Dit criterium komt alleen in aanmerking voor de scholen die het voordeel van de verbinding niet of niet meer genieten.

Dat criterium is ook 1,51 waard indien de basisschool of de lagere school van afkomst een school is die een partnerschapsovereenkomst heeft gesloten met een andere secundaire school dan die waarin hij wenst zich in te schrijven, voor zover, enerzijds, de gekozen inrichting voor secundair onderwijs een patnerschapsovereenkomst heeft gesloten met andere inrichtingen voor lager of basisonderwijs dan die van afkomst, en anderzijds, ten minste één van beide volgende voorwaarden vervuld is : a) de basisschool of de lagere school van afkomst is de school die de eerste dichtst bij de woonplaats is gelegen in de zin van 1°;b) de leerling was ingeschreven in de lagere school van afkomst voordat de partnerschapsovereenkomst door die school werd gesloten.5° Eveneens vanaf het schooljaar 2011-2012 is de basisschool of de lagere school van afkomst een school die geen verbindingsovereenkomst of geen partnerschapsovereenkomst heeft.Dat criterium geniet dezelfde weging als het criterium 4 en is alleen van toepassing ten aanzien van secundaire scholen die door pedagogische partnerschappen gebonden worden.

Het voordeel van dat criterium en de weging ervan wordt ook toegekend aan de scholen die gelegen zijn in een gemeente waarin de keuze van de ouders tussen secundaire scholen van verschillende aard die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd of gesubsidieerd niet kan worden gedaan bij gebrek aan zulke scholen in de gemeente. De criteria 4 en 5 kunnen niet worden gecumuleerd. 6° De secundaire school biedt de mogelijkheid om in dezelfde taal een taalbadonderwijs verder te volgen aan leerlingen die dat onderwijs sedert ten minste het derde leerjaar lager onderwijs hebben genoten. Dat criterium is 1,18 waard als het vervuld is en 1 als het niet vervuld is. § 2. Wanneer, bij gebrek aan gegevens, het niet mogelijk is om de waarde van het samengestelde indexcijfer van een leerling te bepalen, kent de school, of, naar gelang van het geval, de netoverschrijdende inschrijvingscommissie, hem een samengesteld indexcijfer toe, waarvan de waarde het gemiddelde is van de samengestelde indexcijfers van de te rangschikken leerlingen waarvoor die waarde bekend is.

Art. 26.In dezelfde onderafdeling 7, wordt een artikel 79/18 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/18.Wanneer verschillende leerlingen, voor de toekenning van de beschikbare plaatsen, hetzelfde samengestelde indexcijfer hebben, worden ze gerangschikt in opklimmende volgorde van het sociaal-economische indexcijfer van hun wijk van afkomst. Wanneer het onmogelijk is om het sociaal-economische indexcijfer van de wijk van afkomst van een leerling te bepalen, kent de administratie hem het gemiddelde sociaal-economische indexcijfer toe van de wijk van afkomst van de leerlingen die hetzelfde samengestelde indexcijfer hebben.

Wanneer met toepassing van het vorige lid een geheel of gehelen van ex-aequo blijft(en) voortbestaan waarvan het aantal hoger ligt dan drie, wordt tussen hen eerst een keuze gedaan binnen elk van die gehelen in opklimmende volgorde van de weging die gekregen wordt bij toepassing van artikel 79/17, § 1, tweede lid, 2°. Indien de toepassing van die wijze om een keuze te doen nog leidt tot een geheel of gehelen van ex aequo waarvan het aantal hoger ligt dan drie, wordt tussen hen een keuze gedaan binnen elk geheel in opklimmende volgorde van het afstand tussen de inrichting voor secundair onderwijs en de woonplaats van de leerling of één van beide ouders. ».

Art. 27.In afdeling 1/1, ingevoegd bij artikel 1, wordt een onderafdeling 8 ingevoegd, luidend als volgt « Toekenning van de beschikbare plaatsen door het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting ».

Art. 28.In onderafdeling 8, ingevoegd bij artikel 27, wordt een artikel 79/19 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/19.Het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting kent de plaatsen toe die het/zij naar gelang van het geval moet toekennen krachtens de artikelen 79/13, §§ 1 en 2, en 79/14, § 2, zoals hieronder vermeld : 1° eerst en voor zover dat percentage kan worden bereikt, behoudt het/zij 20,4 % van de erkende plaatsen voor en kent dit toe aan ZSEI-leerlingen in de volgorde van hun rangschikking volgens het samengestelde indexcijfer, en, in geval van ex aequo, in opklimmende volgorde van het sociaal-economisch indexcijfer van hun wijk van afkomst;2° vervolgens, kent het/zij, naar gelang van het geval, het eventuele saldo van 80 % of van 102 % van de erkende plaatsen toe aan de prioritaire leerlingen in de volgorde van de prioriteiten, en binnen elke prioriteit, in de volgorde van hun rangschikking volgens het samengestelde indexcijfer, en in geval van ex aequo, volgens de opklimmende volgorde van het sociaal-economische indexcijfer van hun wijk van afkomst;3° ten slotte kent het/zij, naar gelang van het geval, het eventuele saldo van 80 % of van 102 % van de erkende plaatsen toe aan de niet prioritaire leerlingen, of ze al dan geen ZSEI-leerlingen zijn, in de volgorde van hun rangschikking volgens het samengestelde indexcijfer, en, in geval van ex aequo, volgens de opklimmende volgorde van het sociaal-economische indexcijfer van hun wijk van afkomst. De leerlingen wier inschrijvingsaanvraag een positief antwoord heeft gekregen met toepassing van het eerste lid zijn definitief batig gerangschikt.

Art. 29.In onderafdeling 8, ingevoegd bij artikel 27, wordt een artikel 79/20 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/20.Binnen de vijf schoolwerkdagen volgend op de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in artikel 79/8, stuurt het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting de netoverschrijdende inschrijvingscommissie een elektronisch afschrift van het register van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in artikel 79/9.

In voorkomend geval, stuurt het/zij haar het afzonderlijke en vertrouwelijke deel van het unieke inschrijvingsformulier van de leerlingen wier inschrijvingsaanvraag geen positief antwoord heeft gekregen met toepassing van artikel 79/14, § 2, en van artikel 79/19.

In het geval bedoeld in het tweede lid, deelt het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting bovendien het aantal leerlingen mee dat ontbreekt om het minimumpercentage van 20,4 % van ZSEI-leerlingen bedoeld in artikel 79/15, voor zover dit mogelijk is, te bereiken door toedoen van de netoverschrijdende inschrijvingscommissie, overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling 9. » Art.30. In dezelfde afdeling 1/1, wordt een onderafdeling 9 ingevoegd, luidend als volgt : « Toekenning van de plaatsen door de netoverschrijdende inschrijvingscommissie en vastlegging van de wachtlijsten ».

Art. 31.In onderafdeling 9, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel 79/21 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/21.§ 1. De netoverschrijdende inschrijvingscommissie beschikt over de plaatsen die beschikbaar overblijven in de onderwijsinrichtingen die als niet volzet worden beschouwd alsook over de plaatsen die beschikbaar overblijven in de onderwijsinrichtingen die als volzet worden beschouwd.

Voor elke inrichting voor secundair onderwijs waarvan ze de toekenning van de plaatsen beheert, stelt de netoverschrijdende inschrijvingscommissie de lijst van de kandidaten voor die plaatsen op, te weten de leerlingen wier eerste keuze nog niet kon worden vervuld in die inrichting, plus, na kennisneming van de vertrouwelijke luiken van de inschrijvingsformulieren, de leerlingen wier eerste keuze nog niet kon worden vervuld in een andere inrichting, voor wie die inrichting één van de andere keuzen uitmaakte zoals die in het unieke inschrijvingsformulier uitgedrukt worden.

Voor elk van die inrichtingen, voert de netoverschrijdende inschrijvingscommissie de rangschikking uit van de leerlingen die nog bezig zijn met hun inschrijvingsaanvraag, in dalende volgorde van hun samengestelde indexcijfer berekend overeenkomstig artikel 79/17, eventueel tussen wie een keuze wordt gedaan overeenkomstig artikel 79/18. § 2. De netoverschrijdende inschrijvingscommissie kent eerst de plaatsen waarover ze beschikt toe op de volgende wijze : 1° in de inrichtingen voor secundair onderwijs die een aantal ZSEI-leerlingen hebben aangegeven dat een tekort vertoont om het percentage van 20,4 % ZSEI-leerlingen tegenover de erkende plaatsen te bereiken, kent de netoverschrijdende inschrijvingscommissie eerst die plaatsen toe, in de volgorde van hun rangschikking, aan ZSEI-leerlingen voor wie die school overeenstemt met hun tweede keuze. Als er onvoldoende zijn, wordt het percentage ZSEI-leerlingen geacht definitief bereikt te zijn; 2° vervolgens, in de inrichtingen voor secundair onderwijs die geen positief antwoord hebben kunnen geven op de inschrijvingsaanvragen van prioritaire leerlingen die bij ze werden ingediend, kent de netoverschrijdende inschrijvingscommissie deze plaatsen toe in de volgorde van de prioriteiten, zoals bepaald in artikel 79/10, en binnen elke prioriteit, in de volgorde van hun rangschikking. § 3. Voor de plaatsen die na de toepassing van § 2, overblijven, optimaliseert de netoverschrijdende inschrijvingscommissie de keuzen van de leerling, indien hij meerderjarig is, of, indien hij minderjarig is, van zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, volgens de methode waarbij iedere leerling zo dicht bij zijn beste keuze wordt gebracht, zonder hem ooit een plaats te kunnen opleggen in de inrichting voor secundair onderwijs die overeenstemt met een keuze onder deze die voortvloeit uit zijn rangschikking in de verschillende inrichtingen voor secundair onderwijs bedoeld in het vertrouwelijke deel van zijn unieke inschrijvingsformulier.

De methode bedoeld in het eerste lid veronderstelt dat : 1° in een eerste fase, alle inschrijvingsaanvragen die niet beantwoorden aan de eerste keuze die vermeld staat in het vertrouwelijke deel van het unieke inschrijvingsformulier voorlopig worden geschorst en die in hun verschillende plaatsen in de rangschikking van de verschillende inrichtingen voor secundair onderwijs alleen opnieuw worden ingevoerd als die eerste keuze niet vervuld is;2° in een tweede fase, alle inschrijvingsaanvragen voorlopig worden geschorst waarvan de keuzevolgorde hoger ligt dan 2 en die in hun verschillende plaatsen in de verschillende inrichtingen voor secundair onderwijs alleen opnieuw worden ingevoerd als die eerste keuze of tweede keuze niet vervuld zijn;3° in een nde fase, alle inschrijvingsaanvragen voorlopig worden geschorst waarvan de keuzevolgorde hoger ligt dan n en die in hun plaatsen in de verschillende inrichtingen voor secundair onderwijs alleen opnieuw worden ingevoerd als geen van die keuzen boven de nde keuze vervuld is;4° en zo voort tot de fase tot voorlopige schorsing van alle aanvragen die overeenstemmen met de 10e keuze en tot hun definitieve wederinvoering in de plaatsen die ze bezetten indien geen van hun keuzen boven de 9e keuze vervuld is. § 4. Voor de toepassing van dit artikel, blijft de batige rangschikking van een leerling in een inrichting voor secundair onderwijs, tot de laatste dag van de maand augustus die geen zaterdag of zondag is, waarvoor de inschrijvingen kunnen worden uitgevoerd, behouden in een wachtlijst in elke inrichting voor secundair onderwijs die aan zijn verwachtingen beter beantwoordt dan die waarin hij batig gerangschikt is, onverminderd de termijn bepaald in artikel 79/24, § 2, tweede lid. »

Art. 32.In dezelfde onderafdeling 9 wordt een artikel 79/22 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/22.Op het einde van haar optimaliseringsactie, stuurt de netoverschrijdende inschrijvingscommissie elke inrichting voor secundair onderwijs haar ingevulde register van de inschrijvingsaanvragen, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de batig gerangschikte leerlingen en de leerlingen die eventueel in een wachtlijst staan. Voor iedere leerling bedoeld in artikel 79/21, § 1, tweede lid, stuurt de netoverschrijdende inschrijvingscommissie hem, als hij meerderjarig is, of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, als hij minderjarig is, een schrijven waarin de naam van de school waarin hij batig gerangschikt is en/of zijn toestand in de wachtlijst van de betrokken scholen, worden vermeld.

Art. 33.In dezelfde onderafdeling 9, wordt een artikel 79/23 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/23.Het aantal leerlingen bedoeld in artikel 79/5, 1° kan alleen met één eenheid worden overschreden voor elke klas die wordt erkend met toepassing van artikel 79/5, 2°, uitsluitend om : 1° zich te schikken naar een bevel van de netoverschrijdende inschrijvingscommissie, om uitzonderlijke gevallen of gevallen van overmacht op te lossen die onvoorspelbaar zijn bij het opnemen van de inschrijvingsaanvragen;2° in het eerste gemeenschappelijke leerjaar een leerling in te schrijven die zich inschrijft in het internaat van de betrokken secundaire school of in een internaat verbonden aan de school door een overeenkomst;3° de inschrijving uit te voeren van een bijkomend lid van het broeder- en zusterschap wanneer een ander lid de laatste beschikbare plaats toegewezen kreeg;4° de inschrijving uit te voeren van leerlingen die ex aequo gerangschikt zijn in de volgorde van rangschikking van de leerlingen, wanneer één van de ex aequo gerangschikte leerlingen de laatste beschikbare plaats toegewezen kreeg. Wanneer het inrichtingshoofd of de inrichtende macht lid 2°, 3° en 4° toepast, brengt het/zij de netoverschrijdende inschrijvingscommissie daar onmiddellijk op de hoogte van. ».

Art. 34.In dezelfde onderafdeling 9, wordt een artikel 79/24 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/24.§ 1. Het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting brengt de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, op de hoogte van de inschrijving van de betrokkene of van het feit dat zijn inschrijving wordt geweigerd omdat hem geen plaats kon worden toegekend. In dit laatste geval deelt het inrichtingshoofd of de inrichtende macht eveneens de positie mee die de leerling in de wachtlijst inneemt. § 2. Wanneer de weigering van inschrijving gegrond wordt op het feit dat geen plaats hem kon worden toegekend, zodra een plaats opnieuw beschikbaar wordt binnen de inrichting, wordt ze in de volgorde van de wachtlijst bedoeld in § 1 voorgesteld. Het voorstel komt van de netoverschrijdende inschrijvingscommissie voor de leerlingen die ze in een wachtlijst heeft geplaatst met toepassing van artikel 79/21, §§ 2 en 3, en van de inrichting voor secundair onderwijs voor de leerlingen die deze in een wachtlijst heeft geplaatst met toepassing van artikel 79/9, derde lid. Om de netoverschrijdende inschrijvingscommissie de mogelijkheid te geven om overeenkomstig dit lid te handelen, brengt de inrichting de netoverschrijdende inschrijvingscommissie onmiddellijk op de hoogte van elke intrekking van een kandidatuur. Voor de toepassing van dit artikel, wordt geen plaats beschouwd als opnieuw beschikbaar te kunnen worden zolang het aantal batig gerangschikte leerlingen niet lager ligt dan 100 % van de erkende plaatsen, naast de leerlingen die met toepassing van artikel 79/23 werden toegevoegd.

De meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, aan wie de plaats wordt voorgesteld, laten, binnen de zeven werkdagen te rekenen vanaf de datum van verzending, schriftelijk weten of ze beslissen die plaats al dan niet in te nemen.

Als de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, beslissen die plaats in te nemen, of, bij gebrek aan een antwoord binnen de in het tweede lid voorgeschreven termijn, worden ze geacht binnen dezelfde termijn de andere inschrijvingsaanvragen in te trekken die gedurende of na de periode voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen werden ingediend, onder voorbehoud van artikel 79/21, § 4. § 3. Het inrichtingshoofd of de inrichtende macht van de inrichting reikt de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, een attest van inschrijving of van weigering van inschrijving uit, dat inzonderheid de volgende gegevens bevat : 1° de naam van en de nuttige gegevens in verband met de schoolinrichting, haar inrichtende macht of haar inrichtingshoofd;2° de naam van en de nuttige gegevens in verband met de leerling, en, in voorkomend geval, van zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent;3° het totaal aantal beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar van het secundair onderwijs in de schoolinrichting;4° het aantal plaatsen die op het einde van de inschrijvingsperiode van 3 weken worden toegekend;5° het feit dat de inschrijving ofwel aanvaard ofwel geweigerd wordt om de reden dat geen plaats hem kon worden toegekend;in voorkomend geval, de positie die de leerling inneemt in de wachtlijst en de verwijzing naar de diensten van de administratie waar de leerling en zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent bijstand kunnen krijgen om de leerling in te schrijven in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een instelling die de eerbiediging van de leerplicht waarborgt; 6° de datum waarop het inschrijvingsattest wordt uitgereikt en meegedeeld, de ondertekening van het inrichtingshoofd en de ondertekening van de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent.»

Art. 35.In dezelfde afdeling 1/1, wordt een onderafdeling 10 ingevoegd, luidend als volgt : « De netoverschrijdende inschrijvingscommissie ».

Art. 36.In onderafdeling 10, ingevoegd bij artikel 35, wordt een artikel 79/25 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/25.§ 1. De netoverschrijdende inschrijvingscommissie is samengesteld uit de volgende personen : 1° de minister bevoegd voor het leerplichtonderwijs of diens afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt.Een vertegenwoordiger van de Minister-President en een vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor de schoolgebouwen wonen de vergaderingen bij; 2° de Adjunct-directeur-generaal van de algemene dienst voor het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of diens afgevaardigde;3° een vertegenwoordiger voor elk vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs erkend door de Regering overeenkomstig de wetgeving betreffende de vertegenwoordiging van de gesubsidieerde inrichtende machten;4° twee vertegenwoordigers per zonale inschrijvingscommissie, bedoeld in artikel 80, § 3, eerste lid, en per gedecentraliseerde inschrijvingscommissie bedoeld in artikel 88, § 3, eerste lid, wanneer die commissies bevoegd zijn voor zones waarvoor de netoverschrijdende inschrijvingscommissie optreedt bij de toekenning van de plaatsen overeenkomstig artikel 79/21;5° twee vertegenwoordigers per federatie van ouderverenigingen die als representatief erkend zijn;6° twee leden van de algemene directie leerplichtonderwijs van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, onder wie de directeur-generaal of diens vertegenwoordiger;7° twee leden van het « Entreprise des Technologies nouvelles de l'Information et de la Communication » (Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC), opgericht bij het decreet van 27 maart 2002 houdende de oprichting van het Overheidsbedrijf voor de Nieuwe Informatie- en Communicatietechnologieën van de Franse Gemeenschap (ETNIC). § 2. De zetel van de netoverschrijdende inschrijvingscommissie is gelegen in de administratie, die er de logistiek en het secretariaat van waarneemt.

De netoverschrijdende inschrijvingscommissie neemt haar beslissingen bij consensus. Wanneer deze niet kan worden bereikt, beslist ze met een meerderheid van de aanwezige leden bedoeld in de punten 2° tot 6° van § 1.

Om zonder verwijl de acties te kunnen voeren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bepalingen van onderafdeling 9, wendt de netoverschrijdende inschrijvingscommissie de middelen van de zonale en gedecentraliseerde inschrijvingscommissies aan. ».

Art. 37.In dezelfde onderafdeling 10, wordt een artikel 79/26 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 79/26.De netoverschrijdende inschrijvingscommissie heeft, naast de opdracht bedoeld in de artikelen 79/21 en 79/23, de volgende opdrachten : 1° de doorzichtigheid en de nauwkeurige toepassing waarborgen van het systeem voor de toekenning van de plaatsen die beschikbaar zijn met toepassing van artikel 79/5;2° de Regering elk probleem voorleggen waarvoor zij een beslissing zou moeten nemen;3° de sturingscommissie de verbeteringen aanbevelen die zouden moeten worden aangebracht aan het systeem voor de toekenning van de beschikbare plaatsen voor de volgende schooljaren;4° de uitzonderlijke gevallen of de gevallen van overmacht oplossen;5° de Regering en de sturingscommissie jaarlijks een verslag voorleggen.De Regering zendt het verslag aan het Parlement over. ». HOOFDSTUK II. - Afwijkingsbepalingen betreffende de inschrijvingen in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs gedurende het schooljaar 2010-2011

Art. 38.Voor de inschrijvingen in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs gedurende het schooljaar 2010-2011, bij afwijking : 1° wordt de informatie bedoeld in artikel 79/5 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, uiterlijk op 22 maart 2010 meegedeeld;2° wordt de termijn van 10 schoolwerkdagen voorafgaand aan de inschrijvingsperiode bedoeld in artikel 79/7, § 1, laatste lid, voor de verzending, door de school, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, van de omslag die het formulier alsook het attest en het informatiedocument inhoudt, vervangen door een uiterste verzendingsdatum die op 2 april 2010 wordt vastgesteld;3° begint de fase voor het opnemen van de inschrijvingsaanvragen bedoeld in artikel 79/8 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren op 26 april 2010 en wordt ze beperkt tot 2 weken;4° worden als volzet beschouwd voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het schooljaar 2010-2011, de inrichtingen voor secundair onderwijs waarvan het aantal leerlingen die op 1 oktober 2009 in het eerste gemeenschappelijke jaar ingeschreven waren, ten minste gelijk was aan het aantal plaatsen die op 20 oktober 2008 erkend waren voor het schooljaar 2009-2010, bij toepassing van de artikelen 80, § 1, vijfde lid, en 88, § 1, vierde lid, zoals gewijzigd bij het voormelde decreet van 18 juli 2008;5° worden als niet volzet beschouwd voor de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het schooljaar 2010-2011, de andere inrichtingen voor secundair onderwijs dan deze die bedoeld zijn in 4°;6° wordt de termijn van 5 schoolwerkdagen bedoeld in de artikelen 79/13, § 1, tweede lid, en 79/14, § 1, tweede lid, om de netoverschrijdende inschrijvingscommissie een elektronisch afschrift van haar register van de inschrijvingsaanvragen, het aantal beschikbare plaatsen en het aantal ZSEI - leerlingen dat eventueel ontbreekt, over te zenden, vervangen door de uiterste datum van 14 mei 2010;7° worden als « ZSEI » - leerlingen beschouwd, de leerlingen die afkomstig zijn uit één van de op 15 januari 2009 bestaande vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs, die in de rangschikking van de vestigingen die door de administratie wordt opgemaakt op grond van de leerlingen die op die datum ingeschreven zijn met toepassing van artikel 4, § 2, vierde lid, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, minst begunstigd zijn, en waarin samen 40 % van de leerlingen school lopen;8° is het sociaal-economisch indexcijfer van de wijk van afkomst van de leerling het cijfer dat door de administratie wordt toegekend aan de statistische sector van de woonplaats van de leerling volgens de regels die nader worden bepaald door het besluit van de Regering van 20 juli 2005 tot goedkeuring van de keuze van de variabelen en de formule voor de berekening van het sociaal-economisch indexcijfer van elke statistische sector met toepassing van artikel 4, § 1, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie. HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap

Art. 39.In artikel 3 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap, laatst aangevuld met het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, wordt de volgende wijziging aangebracht : tussen de punten 10 en 11 wordt een punt 10 bis ingevoegd, luidend als volgt : « 10 bis. Onverminderd de opdracht bepaald in punt 10, het proces inzake inschrijving in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs, voortvloeiend uit de toepassing van het takendecreet, waar te nemen, althans sedert de wijziging ervan door het decreet van 8 maart 2007 houdende diverse maatregelen met het oog op de regularisatie van de inschrijvingen en van de veranderingen van school in het leerplichtonderwijs.

Bij de uitoefening van die waarnemingsopdracht wendt de sturingscommissie de logistieke middelen aan waarover ze beschikt krachtens artikel 4 en voert ze alle nuttige hoorzittingen uit. Ze hoort onder meer inrichtingshoofden van het lager onderwijs en het secundair onderwijs, inrichtende machten van het lager onderwijs en het secundair onderwijs, vertegenwoordigers van instellingen of verenigingen waarvan de actie betrekking heeft op de bescherming van de fundamentele rechten of op het recht op onderwijs.

Op grond van die waarnemingen, stelt de sturingscommissie om de twee jaar een verslag op, bestemd voor de Regering. Dat verslag evalueert of de doelstellingen van het takendecreet inzake regularisatie van de inschrijvingen in het eerste gemeenschappelijke jaar van het gewoon secundair onderwijs bereikt zijn. Die evaluatie heeft inzonderheid betrekking op : a) de evolutie van het slaagpercentage gedurende en op het einde van de eerste graad;b) de evolutie van het aantal leerlingen in de aanvullende jaren georganiseerd op het einde van het eerste of tweede gemeenschappelijke jaar;c) de ontwikkeling door scholen van strategieën voor de ondersteuning en de begeleiding van de leerlingen die ingeschreven zijn op grond van het sociaal-economisch indexcijfer van hun lagere school of basisschool van afkomst;d) de ontwikkeling van proefexperimenten inzake partnerschap tussen scholen met een zwak sociaal-economisch indexcijfer en met een hoger sociaal-economisch indexcijfer;e) de evolutie van het aantal veranderingen van school gedurende de cyclus;f) oriëntatie op het einde van de cyclus;g) het dichter bij het gemengdheidsdoel komen;h) het systeem voor de toekenning van de beschikbare plaatsen. Het verslag houdt de voorstellen in die, in voorkomend geval, het mogelijk zouden maken om de voormelde doelstellingen te bereiken. » HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 40.In het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 9° van § 1, eerste lid van artikel 69, wordt vervangen door een bepaling, luidend als volgt : « 9° het bestuderen en voorstellen van de acties inzake ondersteuning en begeleiding van de leerlingen die ingeschreven zijn op grond van het sociaal-economisch indexcijfer van hun lagere school of basisschool van afkomst;2° het vijfde tot veertiende lid van paragraaf 1 en de paragrafen 4 en 5 van artikel 80 worden opgeheven;3° het vierde tot dertiende lid van paragraaf 1 en de paragrafen 4 en 5 van artikel 88 worden opgeheven.

Art. 41.Artikel 23bis van het decreet van 29 juli 1992 houdende organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Vanaf het schooljaar 2010-2011, wordt de hiervoor bepaalde afwijking aan de schoolinrichtingen automatisch toegekend, waarbij die niet hoeft aangevraagd te worden in de volgende gevallen : 1° om, in het kader van de toepassing van artikel 79/23 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, het overschrijden van het aantal erkende plaatsen mogelijk te maken;2° wanneer het aantal leerlingen die in het eerste gemeenschappelijke jaar van het secundair onderwijs ingeschreven zijn werkelijk hoger ligt dan het aantal leerlingen die met toepassing van artikel 79/5 van hetzelfde decreet worden erkend.».

Art. 42.In het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs, in artikel 6, § 2, tweede lid, wordt de laatste zin vervangen door de volgende zin : « In dit geval, wordt de toelating om school te lopen in één van die klassen, toegekend volgens de rangschikking bekomen bij toepassing van de artikelen 79/17 en 79/18 van het takendecreet. ».

Art. 43.Artikel 1 van het decreet van 3 april 2009 tot regeling van de inschrijvingen van de leerlingen in de eerste graad van het secundair onderwijs wordt opgeheven.

Art. 44.Artikel 7 van het decreet « Sociale Gemengdheid » van 18 juli 2008 wordt opgeheven. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 45.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van 15 februari 2010.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 maart 2010.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2009-2010. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 82-1. - Commissieamendementen, nr. 82-2. - Verslag, nr. 82-3. - Erratum, nr. 82-4. - Vergaderingsamendementen, nr. 82-5.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 17 maart 2010.

^