Etaamb.openjustice.be
Decreet van 18 juli 2008
gepubliceerd op 26 augustus 2008

Decreet tot regeling van de inschrijvingen van de leerlingen in de eerste graad van het secundair onderwijs en tot bevordering van de sociale gemengdheid binnen de schoolinrichtingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2008029400
pub.
26/08/2008
prom.
18/07/2008
ELI
eli/decreet/2008/07/18/2008029400/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JULI 2008. - Decreet tot regeling van de inschrijvingen van de leerlingen in de eerste graad van het secundair onderwijs en tot bevordering van de sociale gemengdheid binnen de schoolinrichtingen (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet kan "decreet sociale gemengdheid" worden genoemd.

Art. 2.In artikel 80, paragraaf 1, van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, gewijzigd bij de decreten van 8 februari 1999, 5 juli 2000, 19 juli 2001, 28 januari 2004, 8 maart 2007 en 19 oktober 2007, worden de volgende leden na het vierde lid toegevoegd : "-5. Wat er ook van zij, het hoofd van iedere inrichting waarin de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs wordt georganiseerd, deelt elk jaar aan de administratie, bij aangetekend schrijven uiterlijk op 20 oktober de volgende gegevens mee : 1° het beperkt aantal leerlingen die de inrichting, gelet op de beschikbare lokalen, gedurende het volgende schooljaar in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs zal kunnen ontvangen;2° de verhoudingen en het criterium die het inrichtingshoofd de mogelijkheid zullen verschaffen om, met het oog op het volgende schooljaar, en onder de voorwaarden bedoeld in paragraaf 4, 15e, 18e en 19e leden, de aanvragen om inschrijving bedoeld in paragraaf 4, 6e en 16e leden te rangschikken.Het deelt eveneens die verhoudingen en dat criterium aan iedere betrokken persoon mee en maakt die bekend via de aanplakborden binnen de schoolinrichting. -6. na het advies van de in artikel 69 bedoelde participatieraad en van het basisoverlegcomité, en met inachtneming van de artikelen 6, 10 en 11 van dit decreet, bepaalt het inrichtingshoofd het criterium bedoeld in het 5e lid. Dat criterium wordt alleen gekozen uit de volgende criteria : 1° het criterium van de evenwichtige verdeling van de kinderen per leeftijdsklasse, toegepast overeenkomstig paragraaf 4, 20e en 21e leden;2° het criterium betreffende de alfabetische volgorde, toegepast overeenkomstig paragraaf 4, 22e en 23e leden;3° het criterium betreffende de geboortedatum, toegepast overeenkomstig paragraaf 4, 24e en 25e leden; - 7. Het advies van het in het vorige lid bedoelde basisoverlegcomité wordt ingewonnen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - 8. De rangschikking van de aanvragen om inschrijving die voortvloeit uit de toepassing van de in het 5e lid bedoelde criteria wordt vastgelegd onverminderd de toepassing van de verhoudingen bedoeld in hetzelfde lid. - 9. Voor de vastlegging van de in het 5e lid bedoelde verhoudingen, bepaalt het inrichtingshoofd, na het advies van de in artikel 69 bedoelde participatieraad te hebben ingewonnen, en na het advies van het basisoverlegcomité, overeenkomstig het 7e lid, te hebben ingewonnen, enerzijds, het percentage van de plaatsen die zullen worden voorbehouden voor de leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of voor wie een aanvraag om inschrijving werd ingediend, en die hun woonplaats hebben in de gemeente waar de inrichting voor secundair onderwijs gevestigd is, en, anderzijds, het percentage van de plaatsen die zullen worden voorbehouden voor de leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of voor wie een aanvraag om inschrijving werd ingediend, en die, gedurende het voorafgaande schooljaar, lessen hebben gevolgd in een kansarmere inrichting of vestiging voor basisonderwijs of lager onderwijs. - 10. De verhouding ten voordele van de leerlingen die hun woonplaats in dezelfde gemeente hebben, wordt bepaald op grond van een referentiepercentage, dat het aantal leerlingen vertegenwoordigt die hun woonplaats hebben in de gemeente waar de inrichting voor secundair onderwijs gevestigd is en die daar regelmatig ingeschreven zijn in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs op 1 oktober van het lopende jaar. Die verhouding ligt binnen twee percentagedrempels waarvan het minimum niet om meer dan 5 % lager is dan het referentiepercentage en waarvan het maximum niet om meer dan 5 % hoger is dan het referentiepercentage. Behoudens afwijking toegestaan door de Regering op een met redenen omklede aanvraag van het inrichtingshoofd, kan het herhaalde gebruik van de maximumdrempels van +5 % en minimumdrempels van -5 % niet tot gevolg hebben dat om meer dan 10 % wordt afgeweken van het op 1 oktober 2008 vastgestelde percentage. De motivering steunt onder meer op de demografische evolutie in en buiten de gemeente. - 11. De verhouding ten voordele van de leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging voor basisonderwijs of lager onderwijs kan niet lager zijn dan : 1° voor het schooljaar 2009-2010, 15 % van het geheel van de beschikbare plaatsen in het eerste jaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs; 2° voor de schooljaren 2010 - 2011 en volgende, 20 % van het geheel van de beschikbare plaatsen in het eerste jaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs. - 12. De Regering of haar afgevaardigde maakt de lijst op van de kansarmere scholen en vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs waarvan de leerlingen, in voorkomend geval, de toepassing van de in het vorige lid bedoelde verhouding genieten, en deelt die uiterlijk op 1 oktober aan alle inrichtingshoofden mee. - 13. De in het vorige lid bedoelde lijst vermeldt uitsluitend de vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs die, in de rangschikking van de vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs, door de administratie vastgelegd met toepassing van artikel 4, § 2, vierde lid, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, de kansarmste zijn en die samen 40 % van de leerlingen ontvangen. - 14. De diensten van de Regering zorgen voor de controle op de naleving, door de inrichtingshoofden, van dit decreet, inzonderheid naar aanleiding van de rangschikkingsfasen bedoeld in paragraaf 4, 15e en 18e leden, en van de toepassing van paragraaf 4, 19de lid.".

Art. 3.Artikel 80, § 4, van hetzelfde decreet wordt vervangen door een nieuwe § 4, luidend als volgt : - 1. "§ 4. Elk jaar worden de aanvragen om inschrijving betreffende de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs ingediend en behandeld op de wijze bepaald in de volgende leden. - 2. Elke aanvraag om inschrijving betreffende de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs wordt in een register opgenomen. Daar worden de naam van de leerling, zijn geboortedatum, zijn woonplaats, de datum van de aanvraag om inschrijving en, in voorkomend geval, de reden voor de weigering van de inschrijving in vermeld. - 3. De aanvraag om inschrijving wordt bij de schoolinrichting ingediend door de leerling, indien hij meerderjarig is, of, indien hij minderjarig is, door zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent. Bij verhindering, kunnen de leerling, indien hij meerderjarig is, of, indien hij minderjarig is, zijn ouders of de persoon die de ouderlijke acht uitoefent, een derde persoon schriftelijk machtigen om de aanvraag om inschrijving in zijn naam bij de schoolinrichting in te dienen, voor zover de gemachtigde persoon geen lid is van het personeelslid van de schoolinrichting die bij de inrichting betrokken is. In voorkomend geval, kan die machtiging gelijktijdig op verschillende leerlingen betrekking hebben, indien deze broer(s), zus(sen) zijn of onder hetzelfde dak wonen. In de loop van één zelfde schooljaar, kan één persoon maar één keer worden gemachtigd om een aanvraag om inschrijving bij een schoolinrichting in te dienen. - 4. Bij de indiening van de aanvraag om inschrijving, laten de leerling, of, indien hij minderjarig is, zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, weten, of ze een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of van plan zijn in te dienen in één of meer andere inrichtingen die ze aanwijzen. - 5. Sedert de eerste werkdag van de maand oktober, levert het inrichtingshoofd de meerderjarige leerling, of, indien de leerling minderjarig is, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, die erom verzoeken, de in artikel 76, eerste lid bedoelde documenten af. Voor de aanvaarding van de opvoedings-, pedagogische en inrichtingsprojecten, van het studiereglement en het huishoudelijk reglement, zoals bedoeld in artikel 76, wordt met het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde een onderhoud georganiseerd, dat, in voorkomend geval, op een ander ogenblik dan bij de indiening van de aanvraag om inschrijving kan plaatsvinden. - 6. Vanaf de eerste werkdag van de maand november tot de laatste werkdag vóór 15 november voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een inschrijving wordt gepland, opent het inrichtingshoofd een eerste inschrijvingsfase, gedurende welke alleen de aanvragen om inschrijving worden opgenomen betreffende de leerlingen: 1° wan wie een broer of een zus of iedere andere minderjarige die onder hetzelfde dak woont, reeds in de inrichting school loopt;2° van wie ten minste één van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, zijn ambt binnen de inrichting geheel of gedeeltelijk uitoefent;3° die in een internaat verblijven die onder dezelfde inrichtende macht als de inrichting ressorteert of waarmee deze een medewerkingsverband heeft;4° die een taalbadonderwijs volgen in het zesde leerjaar van het lager onderwijs binnen een inrichting voor basisonderwijs of een inrichting voor lager onderwijs die een taalbadonderwijs organiseren, en die het taalbadonderwijs in de eerste graad van het secundair onderwijs voort wensen te volgen, of, voor de minderjarige leerlingen, wier ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent wensen dat zij het taalbadonderwijs in de eerste graad van het secundair onderwijs voort kunnen blijven volgen;5° die afkomstig zijn : a) uit een opvanghuis of opvanggezin, voor zover ze daar werden geplaatst door de rechter of de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd;b) een internaat voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben;c) een opvangcentrum dat door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" wordt georganiseerd of erkend;6° die specifieke behoeften hebben in de zin van artikel 2, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs en waarvoor een permanente opneming wordt gepland voor het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs met toepassing van hoofdstuk X van hetzelfde decreet;7° die, ook al zijn ze niet regelmatig ingeschreven in het door het decreet van 3 maart 2004 georganiseerde gespecialiseerd onderwijs, op het ogenblik dat ze een aanvraag om inschrijving indienen of laten indienen door hun ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, specifieke behoeften ondervinden op basis van een bewezen handicap;8° die, sedert uiterlijk 30 september 2007, school lopen in ofwel de enige verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs, onder de in het 11e lid bepaalde voorwaarden, een verbindingsovereenkomst kan maar moet hebben gesloten, waarbij een rechtstreekse inschrijving in de eerste graad van het secundair onderwijs mogelijk wordt gemaakt, ofwel in de verbonden inrichting voor lager of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs, onder de in het 12e lid bepaalde voorwaarden, een tweede verbindingsovereenkomst kan maar moet hebben gesloten, waarbij een rechtstreekse inschrijving in de eerste graad van het secundair onderwijs mogelijk wordt gemaakt.Onder verbonden inrichting voor basisonderwijs of lager onderwijs wordt uisluitend verstaan, een inrichting voor basisonderwijs of lager onderwijs die minstens aan drie van de vier volgende voorwaarden voldoet : 1° dezelfde inrichtende macht als de secundaire school hebben;2° een gemeenschappelijk inrichtingsproject hebben, behalve voor de specifieke bepalingen op het betrokken onderwijsniveau;3° in dezelfde gemeente gelegen zijn;4° 40 % tellen van de leerlingen van het 6e leerjaar in het lager onderwijs die, gedurende de laatste twee schooljaren 2006-2007 en 2007-2008, zich hebben ingeschreven in de lagere school waarop de verbindingsovereenkomst betrekking heeft. - 7. In het geval vermeld in het zesde lid, 4°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover ze betrekking heeft op een leerling die afkomstig is uit de enige inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs die het taalbadonderwijs verstrekt, een medewerkingsakkoord kan maar moet hebben gesloten dat tot doel heeft de continuïteit van het taalbadonderwijs te waarborgen tussen de tweede cyclus van de tweede stap en de derde stap van het pedagogisch continuüm zoals bedoeld in artikel 10 van het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs. - 8. In het geval vermeld in het 6e lid, 5°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover een afschrift van het attest bedoeld in artikel 29, § 2, derde lid, van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving uiterlijk de laatste werkdag van de eerste fase bedoeld in het 6e lid aan het inrichtingshoofd wordt meegedeeld. - 9. In het geval vermeld in het 6e lid, 6°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover het voorstel tot integratie bedoeld in artikel 134 en in artikel 150 van hetzelfde decreet werd aanvaard zoals bepaald in artikel 135 en artikel 151 van hetzelfde decreet uiterlijk de laatste werkdag van de eerste fase bedoeld in het 6e lid. - 10. In het geval vermeld in het 6e lid, 7°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover ze gebaseerd wordt op een integratieproject dat door het inrichtingshoofd wordt aanvaard in overleg met het opvoedingsteam, uiterlijk de laatste werkdag van de eerste fase bedoeld in het 6e lid. Voor de toepassing van dit lid is een integratieproject een protocol dat de volgende gegevens bevat : 1° de toestemming van het inrichtingshoofd;2° de toestemming van de ouders, van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of van de leerling zelf, als hij meerderjarig is;3° de opsomming van de specifieke uitrustingen die de leerling de mogelijkheid verschaffen om verder school te lopen;4° de eventuele partners belast met de begeleiding van de leerling en ertoe gemachtigd om in de schoolinrichting op te treden;5° de eventuele specifieke bepalingen die worden getroffen tussen de school en de ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of de leerling zelf, als hij meerderjarig is. - 11. In het geval vermeld in het 6e lid, 8°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover de enige verbindingsovereenkomst die met de verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs gesloten is, uiterlijk op 30 september 2008 aan de administratie werd meegedeeld. - 12. Uiterlijk op 20 oktober 2008 erkent de Regering een tweede verbindingsovereenkomst uitsluitend indien : 1° ze door de inrichting voor secundair onderwijs wordt gesloten met een andere verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs in de zin van het 6e lid, 8;2° ze aan de administratie en aan de Regering uiterlijk op 30 september 2008 wordt meegedeeld;3° op 15 januari 2008, alle leerlingen die in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs van de inrichting ingeschreven zijn en die afkomstig zijn uit de twee verbonden lagere of basisscholen, met inbegrip van de leerlingen bedoeld in het 6e lid, hoogstens 50 % van de beschikbare plaatsen bekleedden. - 13. Indien, voor elk schooljaar volgend op het schooljaar gedurende hetwelk de Regering, in voorkomend geval, de tweede overeenkomst erkent, blijkt dat op 15 januari het geheel van de leerlingen die in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs van de inrichting ingeschreven zijn en afkomstig zijn uit de twee verbonden lagere scholen of basisscholen, met inbegrip van de leerlingen van de verbonden scholen die eveneens onder een andere categorie van leerlingen bedoeld in het 6e lid ressorteren, meer dan 50 % van de beschikbare plaatsen bekleden, vervalt de tweede overeenkomst vanaf het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin de vaststelling wordt gedaan. - 14. Indien, op het einde van de eerste inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen lager is dan of gelijk is aan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld met toepassing van paragraaf 1, 5e lid, worden alle aanvragen om inschrijving die gedurende die eerste fase opgenomen zijn, definitief opgenomen, onverminderd de toepassing van het 19e lid en de weigering van die inschrijvingen om één van de redenen bedoeld in paragraaf 1, 1e en 2e leden. - 15. Indien, op het einde van de eerste inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende die eerste fase werden opgenomen, op zichzelf hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld bij toepassing van paragraaf 1, 5e lid, opent het inrichtingshoofd, onverminderd de toepassing van het 19e lid, een rangschikkingsfase, gedurende welke het, met het oog op de toekenning van de beschikbare plaatsen, de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen, rangschikt op grond van de verhoudingen en het criterium vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraaf 1, 5e en volgende leden, onder de voorwaarden en op de wijze die, naar gelang van het geval, bepaald zijn in de 20e en 21e, 22e en 23e, 24e en 25e leden. - 16. Vanaf de eerste werkdag volgend op 15 november tot de eerste werkdag die voorafgaat aan 29 november voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een inschrijving gepland is, opent het inrichtingshoofd een tweede inschrijvingsfase, gedurende welke de aanvragen om inschrijving worden opgenomen betreffende leerlingen die niet bedoeld zijn in het 6e lid en leerlingen bedoeld in het 6e lid, waarvoor de leerling, als hij meerderjarig is, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, geen aanvraag om inschrijving, terwijl ze aan de voorwaarden voldeden om dit te doen, hebben ingediend gedurende de eerste fase. Bij de indiening van de aanvraag om inschrijving, vermelden de leerling, indien hij meerderjarig is, of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, indien hij minderjarig is, of ze een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of van plan zijn in te dienen in één of meer andere inrichtingen voor secundair onderwijs die ze aanwijzen. - 17. Indien, op het einde van de tweede inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste en tweede inschrijvingsfasen werden opgenomen, lager is dan of gelijk is aan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld met toepassing van paragraaf 1, 5e lid, worden alle aanvragen om inschrijving die gedurende de tweede inschrijvingsfase werden opgenomen, definitief opgenomen, onverminderd de toepassing van het 19e lid en de weigering van die inschrijvingen om één van de redenen bedoeld in de eerste paragraaf, 1e, 2e en 3e leden. De plaatsen die op het einde van de tweede inschrijvingsfase nog beschikbaar zijn, worden, in voorkomend geval, toegekend in de chronologische volgorde van de aanvragen om inschrijving die na deze werden ingediend. - 18. Indien, op het einde van de tweede inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste en tweede inschrijvingsfasen werden opgenomen, hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld met toepassing van paragraaf 1, 5e lid, worden alle aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen, overeenkomstig het 14e lid definitief opgenomen. Onverminderd de toepassing van het 19e lid, opent het inrichtingshoofd dan een rangschikkingsfase gedurende welke, met het oog op de toekenning van nog beschikbare plaatsen, het de aanvragen om inschrijving rangschikt die gedurende de tweede inschrijvingsfase werden opgenomen op grond van de verhoudingen en het criterium vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraaf 1, 5e en volgende leden, onder de voorwaarden en op de wijze bepaald, naar gelang van het geval, in de 20e en 21e, 22e en 23e, 24e en 25e leden.

Het geheel van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen en die om die reden definitief werden opgenomen, komen niettemin, voor die rangschikking, in aanmerking voor de toepassing van de verhoudingen vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraf 1, 5e en volgende leden. - 19. Indien, op het einde van de tweede inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal aantal aanvragen om inschrijving voor een taalbadonderwijs, die gedurende de eerste en tweede fasen werden opgenomen, hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen binnen de klassen die in de inrichting taalbadonderwijs verstrekken, beperkt bij toepassing van artikel 6, § 2, van het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs, kent het inrichtingshoofd die plaatsen toe met toepassing, eerst op de leerlingen bedoeld in het 6e lid, 4°, en vervolgens, in voorkomend geval, op de andere leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of voor wie een aanvraag om inschrijving werd ingediend voor een taalbadonderwijs, van de verhoudingen en het criterium vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraaf 1, 5e leden en volgende, onder de voorwaarden en op de wijze bepaald, naar gelang van het geval, in de 20e en 21e, 22e en 23e, 24e en 25e leden. 20. Indien een inrichtingshoofd dat, bij toepassing van § 1, vijfde lid en volgende leden, het criterium voor de evenwichtige verdeling van de kinderen volgens de leeftijdsklasse bedoeld in § 1, 6e lid, 1° heeft vastgesteld en meegedeeld, een rangschikkkingsfase opent bij toepassing van de 15e en 18e leden, alsook voor de toepassing van het 19e lid : 1° brengt het de Diensten van de Regering onmiddellijk op de hoogte van het feit dat een rangschikkingsfase geopend is;2° bepaalt het, in aanwezigheid van een ambtenaar van de Diensten van de Regering die de Regering aanwijst, de cijfercombinatie, "spildatum" genoemd, vanaf welke de aanvragen om inschrijving gerangschikt zullen worden op de wijze bepaald in het 21e lid : - eerst en vooral, onder de cijfers 1 tot 12, loot het het cijfer dat, in de spildatum, met de maand van het jaar zal overeenstemmen; - dan, naar gelang van de gelote maand, loot het, ofwel uit de cijfers 1 tot 30, overeenstemmend met de maanden april, juni, september en november, ofwel uit de cijfers 1 tot 31, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maanden januari, maart, mei, juli, augustus, oktober en december, ofwel uit de cijfers 1 tot 29, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maand februari, het cijfer dat, in de spildatum, met de dag van de maand zal overeenstemmen. 3° ondertekent het het proces-verbaal van de loting, dat door de ambtenaar bedoeld in 2° staande de vergadering wordt opgemaakt. - 21. Wanneer de spildatum, na toepassing van het vorige lid, bekend is, onderzoekt het inrichtingshoofd de aanvragen om inschrijving die te rangschikken zijn bij toepassing van de 15e, 18e en 19e leden en in het register opgenomen zijn, op de volgende wijze : 1° het verdeelt ze, in een eerste fase, in twee onderscheiden gehelen onder, naargelang de betrokken leerling al dan niet zijn woonplaats in dezelfde gemeente als de inrichting heeft;2° binnen elk aldus samengesteld geheel, rangschikt het, in een tweede fase, vanaf de spildatum die geloot werd bij toepassing van het 20e lid, de aanvragen om inschrijving, door opeenvolgend de leerlingen te selecteren die geboren zijn in elk van de twaalf maanden van het jaar vanaf de spildatum, uitgesteld van maand tot maand, en stelt het, voor elk geheel, een voorlopige wachtlijst op grond van de verhouding bedoeld in § 1, 10e lid op;3° indien, naar gelang van hun geboortedag en -maand, twee of meer leerlingen gelijk staan, rangschikt het inrichtingshoofd de betrokken aanvragen om inschrijving op grond van een gewone loting en brengt daar onmiddellijk de ambtenaar bedoeld in het 20e lid, 2° op de hoogte van;4° indien, op het einde van de rangschikking uitgevoerd overeenkomstig de punten 1° tot 5°, het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, of het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit de gemeente, niet bereikt wordt, vult het inrichtingshoofd de beschikbare plaatsen aan door toevoeging, in de volgorde van hun rangschikking op een voorlopige wachtlijst, van aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen van het andere geheel;5° het kijkt vervolgens na of, na de toepassing van het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, bedoeld in § 1, 10e lid, en van het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, het in § 1, 11e lid, bedoelde percentage bereikt wordt.Zo niet, dan wisselt het beurtelings, binnen elk geheel, overigens met inachtneming van de rangschikking die eruit voortvloeit, de aanvragen om inschrijving om van de leerlingen die op een voorlopige wachtlijst staan en die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, met de aanvragen van leerlingen die voorlopig batig gerangschikt zijn en die niet afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, totdat het percentage bedoeld in § 1, 11e lid, bereikt wordt. Zo nodig, en in bijkomstige orde, indien het aantal aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school ten volle benut werd in één van de twee voorlopige wachtlijsten, wordt de andere voorlopige wachtlijst benut om het percentage bedoeld in § 1, 11e lid aan te vullen. Indien het percentage niet bereikt kan worden bij gebrek aan leerlingen die aan deze voorwaarde voldoen, wordt dit percentage geacht bereikt te zijn. - 22. Indien een inrichtingshoofd, dat, bij toepassing van § 1, vijfde en volgende leden, het alfabetisch criterium bedoeld in § 1, 6e lid, 2°, heeft vastgesteld en meegedeeld, een rangschikkingsfase opent bij toepassing van de 15e en 18e leden, alsook voor de toepassing van het 19e lid: 1° brengt het de Diensten van de Regering op de hoogte van het feit dat een rangschikkingsfase geopend is;2° loot het, in aanwezigheid van een ambtenaar van de Diensten van de Regering die de Regering aanwijst, uit de 26 letters van het alfabet, eerst de eerste letter en vervolgens de tweede letter vanaf welke de aanvragen om inschrijving gerangschikt zullen worden op de wijze bedoeld in het 23e lid;3° ondertekent het het proces-verbaal van de loting, dat staande de vergadering door de ambtenaar bedoeld in 2° wordt opgemaakt. - 23. Wanneer, bij toepassing van het vorige lid, de twee letters van het alfabet die de volgorde van de rangschikking bepalen, bekend zijn, onderzoekt het inrichtingshoofd de aanvragen om inschrijving die te rangschikken zijn bij toepassing van de 15e, 18e en 19e leden en die in het register opgenomen zijn, op de volgende wijze : 1° in een eerste fase, verdeelt het deze in twee onderscheiden gehelen onder, naargelang de betrokken leerling al dan niet zijn woonplaats heeft in dezelfde gemeente als de inrichting;2° binnen elk van die twee gehelen, rangschikt het, in een tweede fase, vanaf de eerste letter die bij toepassing van het 22e lid geloot werd, de aanvragen om inschrijving in de alfabetische volgorde van de familienamen van de leerlingen bedoeld bij die aanvragen en stelt het, voor elk geheel, een voorlopige wachtlijst op grond van het percentage bedoeld in § 1, 10e lid op;3° in een derde fase, in de volgorde van de rangschikking die bij toepassing van 2° wordt bereikt, rangschikt het inrichtingshoofd dat vaststelt dat verschillende familienamen met dezelfde eerste letter beginnen, die namen volgens de alfabetische volgorde van hun tweede letter, vanaf de tweede letter die wordt geloot bij toepassing van het 22e lid, en vervolgens, in bijkomstige orde, volgens de gewone alfabetische volgorde van hun andere letters;4° indien familienamen nauwkeurig dezelfde zijn, rangschikt het inrichtingshoofd de betrokken aanvragen om inschrijving door middel van een gewone loting en brengt daar de ambtenaar bedoeld in het 22e lid, 2° onmiddellijk op de hoogte van;5° voor de alfabetische volgorde bedoeld in 2° en in 3°, neemt het inrichtingshoofd de familienamen integraal, met inbegrip van de toevoegsels van de adellijke namen, in aanmerking, waarbij de eerste letter van het eerste toevoegsel als de eerste letter van de familienaam wordt beschouwd;6° indien, op het einde van de rangschikking uitgevoerd overeenkomstig de punten 1° tot 5°, het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, of het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit de gemeente, niet bereikt wordt, vult het inrichtingshoofd de beschikbare plaatsen aan door toevoeging, in de volgorde van hun rangschikking op een voorlopige wachtlijst, van aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen van het andere geheel;7° het controleert dan of, na toepassing van het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, bedoeld in § 1, 10e lid, en van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, het percentage bedoeld in § 1, 11e lid bereikt wordt.Zo niet, dan wisselt het beurtelings, binnen elk geheel, overigens met inachtneming van de rangschikking die eruit voortvloeit, de aanvragen om inschrijving om van leerlingen die op een voorlopige wachtlijst staan en die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, met die van leerlingen die voorlopig batig gerangschikt zijn en die niet afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, totdat het percentage bedoeld in § 1, elfde lid, bereikt wordt. Zo nodig, en in bijkomstige orde, indien het aantal aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school volledig benut is in één van beide voorlopige wachtlijsten, wordt de andere voorlopige wachtlijst benut om het percentage bedoeld in § 1, 11e lid aan te vullen. Indien het percentage niet bereikt kan worden bij gebrek aan leerlingen die aan deze voorwaarden voldoen, wordt het percentage geacht bereikt te zijn. - 24. Indien een inrichtingshoofd, dat, bij toepassing van § 1, vijfde en volgende leden, het chronologisch criterium bedoeld in § 1, 6e lid, 3°, heeft vastgesteld en meegedeeld, een rangschikkingsfase opent bij toepassing van de 15e en 18e leden, alsook voor de toepassing van het 19e lid: 1° brengt het de Diensten van de Regering onmiddellijk op de hoogte van het feit dat een rangschikkingsfase geopend is;2° bepaalt het, in aanwezigheid van een ambtenaar van de Diensten van de Regering die de Regering aanwijst, de cijfercombinatie, "spildatum" genoemd, vanaf welke de aanvragen om inschrijving gerangschikt zullen worden op de wijze bepaald in het 25e lid : - eerst en vooral, uit de cijfers 1 tot 12, loot het het cijfer dat, in de spildatum, met de maand van het jaar zal overeenstemmen; - dan, naar gelang van de gelote maand, loot het, ofwel uit de cijfers 1 tot 30, overeenstemmend met de maanden april, juni, september en november, ofwel uit de cijfers 1 tot 31, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maanden januari, maart, mei, juli, augustus, oktober en december, ofwel uit de cijfers 1 tot 29, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maand februari, het cijfer dat, in de spildatum, met de dag van de maand zal overeenstemmen; 3° ondertekent het het proces-verbaal van de loting, dat door de ambtenaar bedoeld in 2° staande de vergadering wordt opgemaakt. - 25. Wanneer de spildatum, na toepassing van het vorige lid, bekend is, onderzoekt het inrichtingshoofd de aanvragen om inschrijving die te rangschikken zijn bij toepassing van de 15e, 18e en 19e leden en in het register opgenomen zijn, op de volgende wijze : 1° het verdeelt ze, in een eerste fase, in twee onderscheiden gehelen onder, naargelang de betrokken leerling al dan niet zijn woonplaats in dezelfde gemeente als de inrichting heeft;2° binnen elk aldus samengesteld geheel, rangschikt het, in een tweede fase, vanaf de spildatum die geloot werd bij toepassing van het 24e lid, de aanvragen om inschrijving, door opeenvolgend de leerlingen volgens de chronologische volgorde van hun geboortedag en - maand te selecteren, en stelt het, voor elk geheel, een voorlopige wachtlijst op grond van de verhouding bedoeld in § 1, 10e lid op;3° indien, naar gelang van hun geboortedag en -maand, twee of meer leerlingen gelijk staan, rangschikt het inrichtingshoofd de betrokken aanvragen om inschrijving op grond van een gewone loting en brengt daar onmiddellijk de ambtenaar bedoeld in het 24e lid, 2° op de hoogte van;4° indien, op het einde van de rangschikking uitgevoerd overeenkomstig de punten 1° tot 5°, het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, of het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit de gemeente, niet bereikt wordt, vult het inrichtingshoofd de beschikbare plaatsen aan door toevoeging, in de volgorde van hun rangschikking op een voorlopige wachtlijst, van aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen van het andere geheel;5° het kijkt vervolgens na of, na de toepassing van het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, bedoeld in § 1, 10e lid, en van het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, het in § 1, 11e lid, bedoelde percentage bereikt wordt.Zo niet, dan wisselt het beurtelings, binnen elk geheel, overigens met inachtneming van de rangschikking die eruit voortvloeit, de aanvragen om inschrijving om van de leerlingen die op een voorlopige wachtlijst staan en die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, met de aanvragen van leerlingen die voorlopig batig gerangschikt zijn en die niet afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, totdat het percentage bedoeld in § 1, 11e lid, bereikt wordt. Zo nodig, en in bijkomstige orde, indien het aantal aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school ten volle benut werd op één van de twee voorlopige wachtlijsten, wordt de andere voorlopige wachtlijst benut om het percentage bedoeld in § 1, 11e lid aan te vullen. Indien het percentage niet bereikt kan worden bij gebrek aan leerlingen die aan deze voorwaarde voldoen, wordt dit percentage geacht bereikt te zijn. - 26. Elke rangschikkingsfase die bij toepassing van de 15e en 18e leden wordt geopend, eindigt uiterlijk op de eerste werkdag die voorafgaat aan 15 december van het jaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een inschrijving gepland is. - 27. Op het einde van elke rangschikkingsfase bedoeld in deze paragraaf, of in de gevallen bedoeld in de 14e en 17e leden, brengt het inrichtingshoofd de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, op de hoogte van de inschrijving van de betrokkene of van de weigering van zijn inschrijving om de reden bedoeld in § 1, vierde lid en met toepassing van deze paragraaf. In dit laatste geval, deelt het inrichtingshoofd eveneens de positie mee die de leerling inneemt op zijn wachtlijst. - 28. Wanneer de weigering van de inschrijving steunt op de reden vermeld in § 1, vierde lid, zodra een plaats beschikbaar is binnen de inrichting, wordt ze voorgesteld in de volgorde van de wachtlijst bedoeld in het vorige lid en met inachtneming van de percentages bepaald door de inrichting bij toepassing van paragraaf 1, vijfde en volgende leden. Wanneer de wachtlijst ten volle is benut, worden de eventueel vrijgemaakte plaatsen toegekend in de chronologische volgorde van de aanvragen om inschrijving die na de tweede inschrijvingsfase werden ingediend. -29. Naar aanleiding van een aanvraag om inschrijving die met toepassing van deze paragraaf wordt ingediend, reikt het inrichtingshoofd aan de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, een attest uit als bewijs van de inschrijving, dat ten minste de volgende gegevens bevat : 1° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de schoolinrichting, haar inrichtende macht en haar inrichtingshoofd;2° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de leerling, en, in voorkomend geval, van zijn ouders of van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent;3° het totaal aantal beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar van het secundair onderwijs in de schoolinrichting;4° in voorkomend geval, het aantal plaatsen die op het einde van de eerste inschrijvingsfase worden toegekend;5° de datum waarop de aanvraag om inschrijving wordt ingediend en waarop het attest, de ondertekening van het inrichtingshoofd en de ondertekening van de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, wordt uitgereikt;6° de verhoudingen en het criterium die, in voorkomend geval, het inrichtingshoofd de mogelijkheid zullen verschaffen om de aanvragen om inschrijving te rangschikken.Deze worden aanvaard door de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, door de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent. - 30. Op het einde van elke rangschikkingsfase bedoeld in deze paragraaf, of in de gevallen bedoeld in de 14e en 17e leden, reikt het inrichtingshoofd aan de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, een attest van inschrijving of van weigering van inschrijving volgend op het attest van aanvraag om inschrijving dat werd ontvangen op het einde van de tweede inschrijvingsfase, dat onder meer de volgende gegevens bevat : 1° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de schoolinrichting, haar inrichtende macht en haar inrichtingshoofd;2° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de leerling, en, in voorkomend geval, van zijn ouders of van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent;3° het totaal aantal beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar van het secundair onderwijs in de schoolinrichting;4° in voorkomend geval, het aantal plaatsen die op het einde van de eerste inschrijvingsfase worden toegekend;5° het feit dat de inschrijving ofwel wordt aanvaard ofwel wordt geweigerd om de reden bedoeld in § 1, vierde lid, en, in voorkomend geval, de positie die de leerling inneemt op de wachtlijst en de aanwijzing van de diensten van de administratie waarvan de leerling of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent bijstand kunnen krijgen met het oog op de inschrijving van de leerling in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een instelling die instaat voor de naleving van de leerplicht.6° de datum waarop het attest van inschrijving wordt meegedeeld, de ondertekening van het inrichtingshoofd en de ondertekening van de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent; - 31. Wanneer de inschrijving wordt geweigerd om de reden bedoeld in § 1, vierde lid, en de leerling een plaats inneemt op de wachtlijst, zendt het inrichtingshoofd onmiddellijk een afschrift van het attest over aan één van de zonale commissies voor de inschrijvingen in het onderwijs van de Franse Gemeenschap. - 32. Voor de toepassing van deze paragraaf, wordt onder werkdag verstaan, maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, met uitzondering van de feestdagen en de schoolvakantie. »

Art. 4.In artikel 88, paragraaf 1, van hetzelfde decreet, worden de volgende leden toegevoegd na het derde lid : - 4. "In elk geval, deelt de inrichtende macht van elke inrichting waarin de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs wordt georganiseerd elk jaar aan de administratie, bij een ter post aangetekend schrijven, uiterlijk op 22 oktober de volgende gegevens mee : 1° het beperkt aantal leerlingen die de inrichting, gelet op de beschikbare lokalen, het volgende schooljaar zal kunnen ontvangen in het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs;2° de verhoudingen en het criterium die haar de mogelijkheid zullen verschaffen om, voor het volgende schooljaar, en in de omstandigheden bedoeld in paragraaf 4, 15e, 18e en 19e leden, de aanvragen om inschrijving bedoeld in paragraaf 4, 6e en 16e leden te rangschikken. Ze deelt eveneens die verhoudingen en dat criterium aan elke betrokkene persoon mee en zorgt voor de bekendmaking ervan door middel van aanplakborden binnen de schoolinrichting. - 5. Na het advies van de participatieraad bedoeld in artikel 69 en het advies van de plaatselijke paritaire commissie in het officieel gesubsidieerd onderwijs of het advies van de betrokken instantie in het vrij gesubsidieerd onderwijs te hebben ingewonnen, en met inachtneming van de artikelen 6, 10 en 11 van dit decreet, bepaalt de inrichtende macht de criteria bedoeld in het vierde lid. Dat criterium wordt gekozen onder de volgende criteria : 1° het criterium van de evenwichtige verdeling van de kinderen per leeftijdsklasse, toegepast overeenkomstig paragraaf 4, 20e en 21e leden;2° het criterium betreffende de alfabetische volgorde, toegepast overeenkomstig paragraaf 4, 22e en 23e leden;3° het criterium betreffende de geboortedatum, toegepast overeenkomstig paragraaf 4, 24e en 25e leden; - 6. Het advies van de plaatselijke paritaire commissie in het officieel gesubsidieerd onderwijs of het advies van de betrokken instantie in het vrij gesubsidieerd onderwijs bedoeld in het vorige lid wordt ingewonnen : - 1° in het officieel gesubsidieerd onderwijs, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 85 tot 96 van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs; 2° in het vrij gesubsidieerd onderwijs, overeenkomstig de bepalingen betreffende de ondernemingsraden, of, bij ontstentenis daarvan, het comité voor de arbeidsbescherming, of, bij ontstentenis daarvan, in de plaatselijke overleginstanties, of bij gebreke daarvan, bij de syndicale afvaardigingen. - 7. De rangschikking van de aanvragen om inschrijving die voortvloeien uit de toepassing van de criteria bedoeld in het 4e lid, wordt opgemaakt onverminderd de toepassing van de in hetzelfde lid bedoelde verhoudingen. - 8. Voor de vaststelling van de in het 4e lid bedoelde verhoudingen, na het advies van de participatieraad bedoeld in artikel 69, alsook, overeenkomstig het 6e lid, het advies van de plaatselijke paritaire commissie in het officieel gesubsidieerd onderwijs of het advies van de betrokken instantie in het vrij gesubsidieerd onderwijs te hebben ingewonnen, bepaalt de inrichtende macht, enerzijds, het percentage van de plaatsen die zullen worden voorbehouden aan de leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of voor wie een aanvraag om inschrijving werd ingediend en die hun woonplaats hebben in de gemeente waar de inrichting voor secundair onderwijs gevestigd is, en, anderzijds, het percentage van de plaatsen die zullen worden voorbehouden aan de leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of voor wie een aanvraag om inschrijving werd ingediend en die, gedurende het voorafgaande schooljaar, in een kansarmere inrichting of vestiging voor basis- of lager onderwijs school zijn gelopen. - 9. De verhouding ten voordele van de leerlingen die hun woonplaats in dezelfde gemeente hebben, wordt bepaald op grond van een referentiepercentage, dat het aantal leerlingen vertegenwoordigt die hun woonplaats hebben in de gemeente waar de inrichting voor secundair onderwijs gevestigd is en die daar regelmatig ingeschreven zijn in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs op 1 oktober van het lopende jaar. Die verhouding ligt binnen twee percentagedrempels waarvan het minimum niet om meer dan 5 % lager is dan het referentiepercentage en waarvan het maximum niet om meer dan 5 % hoger is dan het referentiepercentage. Behoudens afwijking toegestaan door de Regering op een met redenen omklede aanvraag van het inrichtingshoofd, kan het herhaalde gebruik van de maximumdrempels van +5 % en minimumdrempels van -5 % niet tot gevolg hebben dat om meer dan 10 % wordt afgeweken van het op 1 oktober 2008 vastgestelde percentage. De motivering steunt onder meer op de demografische evolutie in en buiten de gemeente. - 10. De verhouding ten voordele van de leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging voor basisonderwijs of lager onderwijs kan niet lager zijn dan : - 1° voor het schooljaar 2009-2010, 15 % van het geheel van de beschikbare plaatsen in het eerste jaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs; - 2° voor de schooljaren 2010-2011 en volgende, 20 % van het geheel van de beschikbare plaatsen in het eerste jaar van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs. - 11. De Regering of de afgevaardigde ervan maakt de lijst op van de kansarmere scholen en vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs waarvan de leerlingen, in voorkomend geval, de toepassing van de in het vorige lid bedoelde verhouding genieten, en deelt die uiterlijk op 1 oktober aan alle inrichtende macht mee. - 12. De in het vorige lid bedoelde lijst vermeldt uitsluitend de vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs die, in de rangschikking van de vestigingen voor basisonderwijs of lager onderwijs, door de administratie vastgelegd met toepassing van artikel 4, § 2, vierde lid, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, de kansarmste zijn en die samen 40 % van de leerlingen ontvangen. - 13. De diensten van de Regering zorgen voor de controle op de naleving, door de inrichtingshoofden, van dit decreet, inzonderheid naar aanleiding van de rangschikkingsfasen bedoeld in paragraaf 4, 15e en 18e leden, en van de toepassing van paragraaf 4, 19de lid.".

Art. 5.Artikel 88, § 4, van hetzelfde decreet wordt vervangen door een nieuwe § 4, luidend als volgt : - 1. "§ 4. Elk jaar worden de aanvragen om inschrijving betreffende de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs ingediend en behandeld op de wijze bepaald in de volgende leden. - 2. Elke aanvraag om inschrijving betreffende de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs wordt in een register opgenomen. Daar worden de naam van de leerling, zijn geboortedatum, zijn woonplaats, de datum van de aanvraag om inschrijving en, in voorkomend geval, de reden voor de weigering van de inschrijving in vermeld. - 3. De aanvraag om inschrijving wordt bij de schoolinrichting ingediend door de leerling, indien hij meerderjarig is, of, indien hij minderjarig is, door zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent. Bij verhindering, kunnen de leerling, indien hij meerderjarig is, of, indien hij minderjarig is, zijn ouders of de persoon die de ouderlijke acht uitoefent, een derde persoon schriftelijk machtigen om de aanvraag om inschrijving in zijn naam bij de schoolinrichting in te dienen, voor zover de gemachtigde persoon geen lid is van het personeelslid van de schoolinrichting die bij de inschrijving betrokken is. In voorkomend geval, kan die machtiging gelijktijdig op verschillende leerlingen betrekking hebben, indien deze broer(s), zus(sen) zijn of onder hetzelfde dak wonen. In de loop van één zelfde schooljaar, kan één zelfde persoon maar één keer gemachtigd worden om een aanvraag om inschrijving bij een schoolinrichting in te dienen. - 4. Bij de indiening van de aanvraag om inschrijving, laten de leerling, of, indien hij minderjarig is, zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, weten, of ze een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of van plan zijn in te dienen in één of meer andere inrichtingen die ze aanwijzen. - 5. Sedert de eerste werkdag van de maand oktober, levert de inrichtende macht of haar afgevaardigde de meerderjarige leerling, of, indien de leerling minderjarig is, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, die erom verzoeken, de in artikel 76, eerste lid bedoelde documenten af. Voor de aanvaarding van de opvoedings-, pedagogische en inrichtingsprojecten, van het studiereglement en het huishoudelijk reglement, zoals bedoeld in artikel 76, wordt met de inrichtende macht of haar afgevaardigde een onderhoud georganiseerd, dat, in voorkomend geval, op een ander ogenblik dan bij de indiening van de aanvraag om inschrijving kan plaatsvinden. - 6. Vanaf de eerste werkdag van de maand november tot de laatste werkdag vóór 15 november voorafgaand aan het scholjaar waarvoor een inschrijving wordt gepland, opent de inrichtende macht of haar afgevaardigde een eerste inschrijvingsfase, gedurende welke alleen de aanvragen om inschrijving worden opgenomen betreffende de leerlingen: 1° van wie een broer of een zus of iedere andere minderjarige die onder hetzelfde dak woont, reeds in de inrichting school loopt;2° van wie ten minste één van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, zijn ambt binnen de inrichting geheel of gedeeltelijk uitoefent;3° die in een internaat verblijven die onder dezelfde inrichtende macht als de inrichting ressorteert of waarmee deze een medewerkingsverband heeft;4° die een taalbadonderwijs volgen in het zesde leerjaar van het lager onderwijs binnen een inrichting voor basisonderwijs of een inrichting voor lager onderwijs die een taalbadonderwijs organiseren, en die het taalbadonderwijs in de eerste graad van het secundair onderwijs voort wensen te volgen, of, voor de minderjarige leerlingen wier ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent wensen dat zij het taalbadonderwijs in de eerste graad van het secundair onderwijs voort kunnen blijven volgen;5° die afkomstig zijn : d) uit een opvanghuis of opvanggezin, voor zover ze daar werden geplaatst door de rechter of de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd;e) een internaat voor kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben;f) een opvangcentrum dat door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" wordt georganiseerd of erkend;6° die specifieke behoeften hebben in de zin van artikel 2, § 1, van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs en waarvoor een permanente opneming wordt gepland voor het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs met toepassing van hoofdstuk X van hetzelfde decreet;7° die, ook al zijn ze niet regelmatig ingeschreven in het door het decreet van 3 maart 2004 georganiseerde gespecialiseerd onderwijs, op het ogenblik dat ze een aanvraag om inschrijving indienen of laten indienen door hun ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, specifieke behoeften ondervinden op basis van een bewezen handicap;8° die, sedert uiterlijk 30 september 2007, school lopen in ofwel de enige verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs, onder de in het 11e lid bepaalde voorwaarden, een verbindingsovereenkomst kan maar moet hebben gesloten, waarbij een rechtstreekse inschrijving in de eerste graad van het secundair onderwijs mogelijk wordt gemaakt, ofwel in de verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs, onder de in het 12e lid bepaalde voorwaarden, een tweede verbindingsovereenkomst kan maar moet hebben gesloten, waarbij een rechtstreekse inschrijving in de eerste graad van het secundair onderwijs mogelijk wordt gemaakt.Onder verbonden inrichting voor basisonderwijs of lager onderwijs wordt uisluitend verstaan, een inrichting voor basisonderwijs of lager onderwijs dat minstens aan drie van de vier volgden voorwaarden voldoet : 1° dezelfde inrichtende macht als de secundaire school hebben;2° een gemeenschappelijk inrichtingsproject hebben, behalve voor de specifieke bepalingen op het betrokken onderwijsniveau;3° in dezelfde gemeente gelegen zijn;4° minstens 40 % tellen van de leerlingen van het 6e leerjaar in het lager onderwijs die, gedurende de laatste twee schooljaren 2006-2007 en 2007-2008, zich hebben ingeschreven in de lagere school waarop de verbindingsovereenkomst betrekking heeft. - 7. In het geval vermeld in het zesde lid, 4°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover ze betrekking heeft op een leerling die afkomstig is uit de enige inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs waarmee de inrichting voor secundair onderwijs die het taalbadonderwijs verstrekt, een medewerkingsakkoord kan maar moet hebben gesloten dat tot doel heeft de continuïteit van het taalbadonderwijs te waarborgen tussen de tweede cyclus van de tweede stap en de derde stap van het pedagogisch continuüm zoals bedoeld in artikel 10 van het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs. - 8. In het geval vermeld in het 6e lid, 5°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover een afschrift van het attest bedoeld in artikel 29, § 2, derde lid, van het decreet van 13 juli 1998 betreffende de organisatie van het gewoon kleuteronderwijs en lager onderwijs en de wijziging van de onderwijswetgeving uiterlijk de laatste werkdag van de eerste fase bedoeld in het 6e lid aan de inrichtende macht of haar afgevaardigde wordt meegedeeld. - 9. In het geval vermeld in het 6e lid, 6°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover het voorstel tot integratie bedoeld in artikel 134 en in artikel 150 van hetzelfde decreet werd aanvaard zoals bepaald in artikel 135 en artikel 151 van hetzelfde decreet uiterlijk de laatste werkdag van de eerste fase bedoeld in het 6e lid. - 10. In het geval vermeld in het 6e lid, 7°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover ze gebaseerd wordt op een integratieproject dat door de inrichtende macht of haar afgevaardigde wordt aanvaard in overleg met het opvoedingsteam, uiterlijk de laatste werkdag van de eerste fase bedoeld in het 6e lid. Voor de toepassing van dit lid is een integratieproject een protocol dat de volgende gegevens bevat : 1° de toestemming van de inrichtende macht of haar afgevaardigde;2° de toestemming van de ouders, van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of van de leerling zelf, als hij meerderjarig is;3° de opsomming van de specifieke uitrustingen die de leerling de mogelijkheid verschaffen om verder school te lopen;4° de eventuele partners belast met de begeleiding van de leerling en ertoe gemachtigd om in de schoolinrichting op te treden;5° de eventuele specifieke bepalingen die worden getroffen tussen de school en de ouders, de persoon die de ouderlijke macht uitoefent of de leerling zelf, als hij meerderjarig is. - 11. In het geval vermeld in het 6e lid, 8°, wordt de aanvraag om inschrijving opgenomen, voor zover de enige verbindingsovereenkomst die met de verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs gesloten is, uiterlijk op 30 september 2008 aan de administratie werd meegedeeld. - 12. Uiterlijk op 20 oktober 2008 erkent de Regering een tweede verbindingsovereenkomst uitsluitend indien : 1° ze door de inrichting voor secundair onderwijs wordt gesloten met een andere verbonden inrichting voor lager onderwijs of basisonderwijs in de zin van het 6e lid, 8°;2° ze aan de administratie en aan de Regering uiterlijk op 30 september 2008 wordt meegedeeld;3° op 15 januari 2008, alle leerlingen die in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs van de inrichting ingeschreven zijn en die afkomstig zijn uit de twee verbonden lagere of basisscholen, met inbegrip van de leerlingen bedoeld in het 6e lid, hoogstens 50 % van de beschikbare plaatsen bekleedden. - 13. Indien, voor elk schooljaar volgend op het schooljaar gedurende hetwelk de Regering, in voorkomend geval, de tweede overeenkomst erkent, blijkt dat op 15 januari het geheel van de leerlingen die in het eerste jaar van de eerste graad van het secundair onderwijs van de inrichting ingeschreven zijn en afkomstig zijn uit de twee verbonden lagere scholen of basisscholen, met inbegrip van de leerlingen van de verbonden scholen die eveneens onder een andere categorie van leerlingen bedoeld in het 6e lid ressorteren, meer dan 50 % van de beschikbare plaatsen bekleden, vervalt de tweede overeenkomst vanaf het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin de vaststelling wordt gedaan. - 14. Indien, op het einde van de eerste inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen lager is dan of gelijk is aan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld met toepassing van paragraaf 1, 4e lid, worden alle aanvragen om inschrijving die gedurende die eerste fase opgenomen zijn, definitief opgenomen, onverminderd de toepassing van het 19e lid en de weigering van die inschrijvingen om één van de redenen bedoeld in paragraaf 1, 1e en 2e leden. - 15. Indien, op het einde van de eerste inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende die eerste fase werden opgenomen, op zichzelf hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld bij toepassing van paragraaf 1, 4e lid, opent de inrichtende macht of haar afgevaardigde, onverminderd de toepassing van het 19e lid, een rangschikkingsfase, gedurende welke het, met het oog op de toekenning van de beschikbare plaatsen, de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen, rangschikt op grond van de verhoudingen en het criterium vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraaf 1, 4e en volgende leden, onder de voorwaarden en op de wijze die, naar gelang van het geval, bepaald zijn in de 20e en 21e, 22e en 23e, 24e en 25e leden. - 16. Vanaf de eerste werkdag volgend op 15 november tot de eerste werkdag die voorafgaat aan 29 november voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een inschrijving gepland is, opent de inrichtende macht of haar afgevaardigde een tweede inschrijvingsfase, gedurende welke alleen de aanvragen om inschrijving worden opgenomen betreffende leerlingen die niet bedoeld zijn in het 6e lid en leerlingen bedoeld in het 6e lid, waarvoor de leerling, als hij meerderjarig is, of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, geen aanvraag om inschrijving, terwijl ze aan de voorwaarden voldeden om dit te doen, hebben ingediend gedurende de eerste fase. Bij de indiening van de aanvraag om inschrijving, vermelden de leerling, indien hij meerderjarig is, of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefenen, of ze een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of van plan zijn in te dienen in één of meer andere inrichtingen voor secundair onderwijs die ze aanwijzen. - 17. Indien, op het einde van de tweede inschrijvingsfase bedoeld in vorig lid, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste en tweede inschrijvingsfasen werden opgenomen, lager is dan of gelijk is aan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld met toepassing van paragraaf 1, 4e lid, worden alle aanvragen om inschrijving die gedurende de tweede inschrijvingsfase werden opgenomen, ook definitief opgenomen, onverminderd de toepassing van het 19e lid en de weigering van die inschrijvingen om één van de redenen bedoeld in de eerste paragraaf 1, 1e en 2e leden. De plaatsen die op het einde van de tweede inschrijvingsfase nog beschikbaar zijn, worden, in voorkomend geval, toegekend in de chronologische volgorde van de aanvragen om inschrijving die na deze werden ingediend. - 18. Indien, op het einde van de tweede inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste en tweede inschrijvingsfasen werden opgenomen, hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen waarvan het cijfer aan de administratie moet worden meegedeeld met toepassing van paragraaf 1, 4e lid, worden alle aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen, overeenkomstig het 14e lid definitief opgenomen, onverminderd de toepassing van het 19e lid en de weigering van die inschrijvingen om één van de redenen bedoeld in paragraaf 1, 1e en 2e leden. Onverminderd de toepassing van het 19e lid, opent de inrichtende macht of haar afgevaardigde dan een rangschikkingsfase gedurende welke, met het oog op de toekenning van nog beschikbare plaatsen, ze de aanvragen om inschrijving rangschikt die gedurende de tweede inschrijvingsfase werden opgenomen op grond van de verhoudingen en het criterium vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraaf 1, 4e en volgende leden, onder de voorwaarden en op de wijze bepaald, naar gelang van het geval, in de 20e en 21e, 22e en 23e, 24e en 25e leden. Het geheel van de aanvragen om inschrijving die gedurende de eerste inschrijvingsfase werden opgenomen en die om die reden definitief werden opgenomen, komen niettemin, voor die rangschikking, in aanmerking voor de toepassing van de verhoudingen vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraf 1, 4e en volgende leden. - 19. Indien, op het einde van de tweede inschrijvingsfase, uit het register blijkt dat het totaal aantal aanvragen om inschrijving voor een taalbadonderwijs, die gedurende de eerste en tweede fasen werden opgenomen, hoger is dan het aantal beschikbare plaatsen binnen de klassen die in de inrichting taalbadonderwijs verstrekken, beperkt bij toepassing van artikel 6, § 2, van het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs, kent de inrichtende macht of haar afgevaardigde die plaatsen toe met toepassing, eerst op de leerlingen bedoeld in het 6e lid, 4°, en vervolgens, in voorkomend geval, op de andere leerlingen die een aanvraag om inschrijving hebben ingediend of voor wie een aanvraag om inschrijving werd ingediend voor een taalbadonderwijs, van de verhoudingen en de criteria vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig paragraaf 1, 4e leden en volgende, onder de voorwaarden en op de wijze bepaald, naar gelang van het geval, in de 20e en 21e, 22e en 23e, 24e en 25e leden. 20. Indien een inrichtende macht of haar afgevaardigde die, bij toepassing van § 1, 4e en volgende leden, het criterium van de evenwichtige verdeling van de kinderen volgens de leeftijdsklasse bedoeld in § 1, 5e lid, 1° heeft vastgesteld en meegedeeld, een rangschikkkingsfase opent bij toepassing van de 15e en 18e leden, alsook voor de toepassing van het 19e lid : 1° brengt ze de Diensten van de Regering onmiddellijk op de hoogte van het feit dat een rangschikkingsfase geopend is;2° bepaalt ze, in aanwezigheid van een ambtenaar van de Diensten van de Regering die de Regering aanwijst, de cijfercombinatie, "spildatum" genoemd, vanaf welke de aanvragen om inschrijving gerangschikt zullen worden op de wijze bepaald in het 21e lid : - eerst en vooral, onder de cijfers 1 tot 12, loot ze het cijfer dat, in de spildatum, met de maand van het jaar zal overeenstemmen; - dan, naar gelang van de gelote maand, loot ze, ofwel uit de cijfers 1 tot 30, overeenstemmend met de maanden april, juni, september en november, ofwel uit de cijfers 1 tot 31, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maanden januari, maart, mei, juli, augustus, oktober en december, ofwel uit de cijfers 1 tot 29, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maand februari, het cijfer dat, in de spildatum, met de dag van de maand zal overeenstemmen; 3° ondertekent ze het proces-verbaal van de loting, dat door de ambtenaar bedoeld in 2° staande de vergadering wordt opgemaakt. - 21. Wanneer de spildatum, na toepassing van het vorige lid, bekend is, onderzoekt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de aanvragen om inschrijving die te rangschikken zijn bij toepassing van de 15e, 18e en 19e leden en in het register opgenomen zijn, op de volgende wijze : 1° ze verdeelt ze, in een eerste fase, in twee onderscheiden gehelen onder, naargelang de betrokken leerling al dan niet zijn woonplaats in dezelfde gemeente als de inrichting heeft;2° binnen elk aldus samengesteld geheel, rangschikt ze, in een tweede fase, vanaf de spildatum die geloot werd bij toepassing van het 20e lid, de aanvragen om inschrijving, door opeenvolgend de leerlingen te selecteren die geboren zijn in elk van de twaalf maanden van het jaar vanaf de spildatum, uitgesteld van maand tot maand, en stelt ze, voor elk geheel, een voorlopige wachtlijst op grond van de verhouding bedoeld in § 1, 9e lid op;3° indien, naar gelang van hun geboortedag en -maand, twee of meer leerlingen gelijk staan, rangschikt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de betrokken aanvragen om inschrijving op grond van een gewone loting en brengt daar onmiddellijk de ambtenaar bedoeld in het 20e lid, 2°, op de hoogte van;4° indien, op het einde van de rangschikking uitgevoerd overeenkomstig de punten 1° tot 5°, het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, of het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit de gemeente, niet bereikt wordt, vult de inrichtende macht of haar afgevaardigde de beschikbare plaatsen aan door toevoeging, in de volgorde van hun rangschikking op een voorlopige wachtlijst, van aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen van het andere geheel;5° ze kijkt vervolgens na of, bij toepassing van het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, bedoeld in § 1, 9e lid, en van het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, het in § 1, 10e lid, bedoelde percentage bereikt wordt.Zo niet, dan wisselt ze beurtelings, binnen elk geheel, overigens met inachtneming van de rangschikking die eruit voortvloeit, de aanvragen om inschrijving om van de leerlingen die op een voorlopige wachtlijst staan en die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, met de aanvragen van leerlingen die voorlopig batig gerangschikt zijn en die niet afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, totdat het percentage bedoeld in § 1, 10e lid, bereikt wordt. Zo nodig, en in bijkomstige orde, indien het aantal aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school ten volle benut werd in één van de twee voorlopige wachtlijsten, wordt de andere voorlopige wachtlijst benut om het percentage bedoeld in § 1, 10e lid, aan te vullen. Indien het percentage niet bereikt kan worden bij gebrek aan leerlingen die aan deze voorwaarde voldoen, wordt dit percentage geacht bereikt te zijn. - 22. Indien een inrichtende macht of haar afgevaardigde, die, bij toepassing van § 1, 4e en volgende leden, het alfabetisch criterium bedoeld in § 1, 5e lid, 2°, heeft vastgesteld en meegedeeld, een rangschikkingsfase opent bij toepassing van de 15e en 18e leden, alsook voor de toepassing van het 19e lid: 1° brengt ze de Diensten van de Regering onmiddellijk op de hoogte van het feit dat een rangschikkingsfase geopend is;2° loot ze, in aanwezigheid van een ambtenaar van de Diensten van de Regering die de Regering aanwijst, uit de 26 letters van het alfabet, eerst de eerste letter en vervolgens de tweede letter vanaf welke de aanvragen om inschrijving gerangschikt zullen worden op de wijze bedoeld in het 23e lid;3° ondertekent ze het proces-verbaal van de loting, dat staande de vergadering door de ambtenaar bedoeld in 2° wordt opgemaakt. - 23. Wanneer, bij toepassing van het vorige lid, de twee letters van het alfabet die de volgorde van de rangschikking bepalen, bekend zijn, onderzoekt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de aanvragen om inschrijving die te rangschikken zijn bij toepassing van de 15e, 18e en 19e leden en die in het register opgenomen zijn, op de volgende wijze : 1° in een eerste fase, verdeelt ze deze in twee onderscheiden gehelen onder naargelang de betrokken leerling al dan niet zijn woonplaats heeft in dezelfde gemeente als de inrichting;2° binnen elk van die twee gehelen, rangschikt ze, in een tweede fase, vanaf de eerste letter die bij toepassing van het 22e lid geloot werd, de aanvragen om inschrijving in de alfabetische volgorde van de familienamen van de leerlingen bedoeld bij die aanvragen en stelt ze, voor elk geheel, een voorlopige wachtlijst op grond van het percentage bedoeld in § 1, 9e lid op;3° in een derde fase, in de volgorde van de rangschikking die bij toepassing van 2° wordt bereikt, rangschikt de inrichtende macht of haar afgevaardigde die vaststelt dat verschillende familienamen met dezelfde eerste letter beginnen, die namen volgens de alfabetische volgorde van hun tweede letter, vanaf de tweede letter die wordt geloot bij toepassing van het 22e lid, en vervolgens, in bijkomstige orde, volgens de gewone alfabetische volgorde van hun andere letters;4° indien familienamen nauwkeurig dezelfde zijn, rangschikt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de betrokken aanvragen om inschrijving door middel van een gewone loting en brengt daar de ambtenaar bedoeld in het 22e lid, 2° onmiddellijk op de hoogte van;5° voor de alfabetische volgorde bedoeld in 2° en in 3°, neemt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de familienamen integraal, met inbegrip van de toevoegsels van de adellijke namen, in aanmerking, waarbij de eerste letter van het eerste toevoegsel als de eerste letter van de familienaam wordt beschouwd;6° indien, op het einde van de rangschikking uitgevoerd overeenkomstig de punten 1° tot 5°, het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, of het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit de gemeente, niet bereikt wordt, vult de inrichtende macht of haar afgevaardigde de beschikbare plaatsen aan door toevoeging, in de volgorde van hun rangschikking op een voorlopige wachtlijst, van aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen van het andere geheel;7° ze controleert dan of, na toepassing van het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, bedoeld in § 1, 9e lid, en van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, het percentage bedoeld in § 1, 10e lid, bereikt wordt.Zo niet, dan wisselt ze beurtelings, binnen elk geheel, overigens met inachtneming van de rangschikking die eruit voortvloeit, de aanvragen om inschrijving om van leerlingen die op een voorlopige wachtlijst staan en die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, met die van leerlingen die voorlopig batig gerangschikt zijn en die niet afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, totdat het percentage bedoeld in § 1, 10e lid, bereikt wordt. Zo nodig, en in bijkomstige orde, indien het aantal aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school volledig benut is in één van beide voorlopige wachtlijsten, wordt de andere voorlopige wachtlijst benut om het percentage bedoeld in § 1, 10e lid aan te vullen. Indien het percentage niet bereikt kan worden bij gebrek aan leerlingen die aan deze voorwaarde voldoen, wordt het percentage geacht bereikt te zijn. - 24. Indien een inrichtende macht of haar afgevaardigde, die, bij toepassing van § 1, 4e en volgende leden, het chronologisch criterium bedoeld in § 1, 5e lid, 3°, heeft vastgesteld en meegedeeld, een rangschikkingsfase opent bij toepassing van de 15e en 18e leden, alsook voor de toepassing van het 19e lid: 1° brengt ze de Diensten van de Regering onmiddellijk op de hoogte van het feit dat een rangschikkingsfase geopend is;2° bepaalt ze, in aanwezigheid van een ambtenaar van de Diensten van de Regering die de Regering aanwijst, de cijfercombinatie, "spildatum" genoemd, vanaf welke de aanvragen om inschrijving gerangschikt zullen worden op de wijze bepaald in het 25e lid : - eerst en vooral, onder de cijfers 1 tot 12, loot ze het cijfer dat, in de spildatum, met de maand van het jaar zal overeenstemmen; - dan, naar gelang van de gelote maand, loot ze, ofwel uit de cijfers 1 tot 30, overeenstemmend met de maanden april, juni, september en november, ofwel uit de cijfers 1 tot 31, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maanden januari, maart, mei, juli, augustus, oktober en december, ofwel uit de cijfers 1 tot 29, overeenstemmend met de mogelijke dagen in de maand februari, het cijfer dat, in de spildatum, met de dag van de maand zal overeenstemmen; 3° ondertekent ze het proces-verbaal van de loting, dat door de ambtenaar bedoeld in 2° staande de vergadering wordt opgemaakt. - 25. Wanneer de spildatum, na toepassing van het vorige lid, bekend is, onderzoekt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de aanvragen om inschrijving die te rangschikken zijn bij toepassing van de 15e, 18e en 19e leden en in het register opgenomen zijn, op de volgende wijze : 1° ze verdeelt ze, in een eerste fase, in twee onderscheiden gehelen onder, naargelang de betrokken leerling al dan niet zijn woonplaats in dezelfde gemeente als de inrichting heeft;2° binnen elk aldus samengesteld geheel, rangschikt ze, in een tweede fase, vanaf de spildatum die geloot werd bij toepassing van het 24e lid, de aanvragen om inschrijving, door opeenvolgend de leerlingen volgens de chronologische volgorde van hun geboortedag en - maand te selecteren, en stelt ze, voor elk geheel, een voorlopige wachtlijst op grond van de verhouding bedoeld in § 1, 9e lid op;3° indien, naar gelang van hun geboortedag en -maand, twee of meer leerlingen gelijk staan, rangschikt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de betrokken aanvragen om inschrijving op grond van een gewone loting en brengt daar onmiddellijk de ambtenaar bedoeld in het 24e lid, 2° op de hoogte van;4° indien, op het einde van de rangschikking uitgevoerd overeenkomstig de punten 1° tot 5°, het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, of het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit de gemeente, niet bereikt wordt, vult de inrichtende macht of haar afgevaardigde de beschikbare plaatsen aan door toevoeging, in de volgorde van hun rangschikking op een voorlopige wachtlijst, van aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen van het andere geheel;5° ze kijkt vervolgens na of, bij toepassing van het percentage van de leerlingen die afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, bedoeld in § 1, 9e lid, en van het percentage van de leerlingen die niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente, het in § 1, 10e lid, bedoelde percentage bereikt wordt.Zo niet, dan wisselt ze beurtelings, binnen elk geheel, overigens met inachtneming van de rangschikking die eruit voortvloeit, de aanvragen om inschrijving om van de leerlingen die op een voorlopige wachtlijst staan en die afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, met de aanvragen van leerlingen die voorlopig batig gerangschikt zijn en die niet afkomstig zijn uit een kansarmere school of vestiging, totdat het percentage bedoeld in § 1, 10e lid, bereikt wordt. Zo nodig, en in bijkomstige orde, indien het aantal aanvragen om inschrijving betreffende leerlingen die afkomstig zijn uit een kansarmere school ten volle benut werd op één van de twee voorlopige wachtlijsten, wordt de andere voorlopige wachtlijst benut om het percentage bedoeld in § 1, 10e lid aan te vullen. Indien het percentage niet bereikt kan worden bij gebrek aan leerlingen die aan deze voorwaarde voldoen, wordt dit percentage geacht bereikt te zijn. - 26. Elke rangschikkingsfase die bij toepassing van de 15e en 18e leden wordt geopend, eindigt uiterlijk op de eerste werkdag die voorafgaat aan 15 december van het jaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor een inschrijving gepland is. - 27. Op het einde van elke rangschikkingsfase bedoeld in deze paragraaf, of in de gevallen bedoeld in de 14e en 17e leden, brengt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, op de hoogte van de inschrijving van de betrokkene of van de weigering van zijn inschrijving om de reden bedoeld in § 1, 3e lid en met toepassing van deze paragraaf. In dit laatste geval, deelt de inrichtende macht of haar afgevaardigde eveneens de positie mee die de leerling inneemt op zijn wachtlijst. - 28. Wanneer de weigering van de inschrijving steunt op de reden vermeld in § 1, 3e lid, zodra een plaats beschikbaar is binnen de inrichting, wordt ze voorgesteld in de volgorde van de wachtlijst bedoeld in het vorige lid en met inachtneming van de percentages bepaald door de inrichting bij toepassing van paragraaf 1, 4e en volgende leden.

Wanneer de wachtlijst ten volle is benut, worden de eventueel vrijgemaakte plaatsen toegekend in de chronologische volgorde van de aanvragen om inschrijving die na de tweede inschrijvingsfase werden ingediend. -29. Naar aanleiding van een aanvraag om inschrijving die met toepassing van deze paragraaf wordt ingediend, reikt de inrichtende macht of haar afgevaardigde aan de meerderjarige leerling, of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of aan de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, een attest uit als bewijs van de inschrijving, dat ten minste de volgende gegevens bevat : 1° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de schoolinrichting en haar inrichtende macht;2° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de leerling, en, in voorkomend geval, van zijn ouders of van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent;3° het totaal aantal beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar van het secundair onderwijs in de schoolinrichting;4° in voorkomend geval, het aantal plaatsen die op het einde van de eerste inschrijvingsfase worden toegekend;5° de datum waarop de aanvraag om inschrijving wordt ingediend en waarop het attest, de ondertekening van de inrichtende macht of haar afgevaardigde en de ondertekening van de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, wordt uitgereikt;6° de verhoudingen en het criterium die, in voorkomend geval, de inrichtende macht of haar afgevaardigde de mogelijkheid zullen verschaffen om de aanvragen om inschrijving te rangschikken.Deze worden aanvaard door de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, door de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent. - 30. Op het einde van elke rangschikkingsfase bedoeld in deze paragraaf, of in de gevallen bedoeld in de 14e en 17e leden, reikt de inrichtende macht of haar afgevaardigde aan de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, aan de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent, een attest van inschrijving of van weigering van inschrijving volgend op het attest van aanvraag om inschrijving dat werd ontvangen op het einde van de tweede inschrijvingsfase, dat onder meer de volgende gegevens bevat : 1° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de schoolinrichting en haar inrichtende macht;2° de identificatie en de verschillende inlichtingen betreffende de leerling, en, in voorkomend geval, van zijn ouders of van de persoon die de ouderlijke macht uitoefent;3° het totaal aantal beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar van het secundair onderwijs in de schoolinrichting;4° in voorkomend geval, het aantal plaatsen die op het einde van de eerste inschrijvingsfase worden toegekend;5° het feit dat de inschrijving ofwel wordt aanvaard ofwel wordt geweigerd om de reden bedoeld in § 1, 3e lid, en, in voorkomend geval, de positie die de leerling inneemt op de wachtlijst en de aanwijzing van de diensten van de administratie waarvan de leerling of zijn ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent bijstand kunnen krijgen met het oog op de inschrijving van de leerling in een onderwijsinrichting van de Franse Gemeenschap of in een instelling die instaat voor de naleving van de leerplicht.6° de datum waarop het attest van inschrijving wordt meegedeeld, de ondertekening van de inrichtende macht of haar afgevaardigde en de ondertekening van de meerderjarige leerling of, voor de minderjarige leerling, van de ouders of de persoon die de ouderlijke macht uitoefent; - 31. Wanneer de inschrijving wordt geweigerd om de reden bedoeld in § 1, 3e lid, en de leerling een plaats inneemt op de wachtlijst, zendt de inrichtende macht of haar afgevaardigde onmiddellijk een afschrift van het attest over aan het vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan of aan de gedecentraliseerde commissie, die er de administratie op de hoogte van brengt. Ingeval de inrichtende macht niet is toegetreden tot een vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan, wordt het attest aan de administratie overgezonden. - 32. Voor de toepassing van deze paragraaf, wordt onder werkdag verstaan, maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, met uitzondering van de feestdagen en de schoolvakantie. »

Art. 6.In artikel 69, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2001 en het decreet van 20 juli 2006, wordt het 1e lid aangevuld met een 9e lid, luidend als volgt : « 9° een advies uit te brengen over het criterium en de verhoudingen die worden meegedeeld en vastgesteld, naar gelang van het geval, door het inrichtingshoofd met toepassing van artikel 80, § 1, 5e en volgende leden, of door de inrichtende macht met toepassing van artikel 88, § 1, 4e en volgende leden. »

Art. 7.De sturingscommissie opgericht bij het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap wordt belast met het waarnemen van het inschrijvingsproces voortvloeiend uit de toepassing van de artikelen 80 en 88 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, ook vóór de wijziging ervan door dit decreet.

Bij de uitoefening van die waarnemingsopdracht, zet de sturingscommissie de logistieke middelen in waarover ze beschikt krachtens artikel 4 van het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap en voert alle nuttige hoorzittingen uit, waaronder deze die besteed worden aan het horen van inrichtingshoofden in het lager onderwijs en het secundair onderwijs, van inrichtende machten in het lager onderwijs en het secundair onderwijs, van vertegenwoordigers van instellingen of verenigingen waarvan de werking betrekking heeft op de verdediging van de grondrechten of op het onderwijsrecht.

Op grond van die waarnemingen, stelt de in het vorige lid bedoelde commissie om de twee jaar een verslag op voor de Regering, waarvan het eerste uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit decreet wordt opgesteld. Dat verslag evalueert of de doelstelling inzake sociale gemengdheid die in dit decreet vastgelegd wordt, bereikt wordt en de verhoudingen inhoudt die, in voorkomend geval, het mogelijk zou maken om de voormelde doelstelling efficiënter te kunnen bereiken.

Art. 8.In artikel 6, § 1, van het decreet van 11 mei 2007 betreffende het taalbadonderwijs, wordt de eerste zin, die begint met de woorden "De inschrijving voor het taalbadonderwijs" vervangen door de volgende zin : « Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, tweede lid, kan de inschrijving voor het taalbadonderwijs niet worden onderworpen aan een voorafgaande selectie. ».

Art. 9.In artikel 6, § 2, van hetzelfde decreet, worden de twee laatste leden opgeheven.

Art. 10.Dit decreet treedt in werking op 1 augustus 2008.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 18 juli 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting, Financiën, Ambtenarenzaken en Sport, M. DAERDEN De Minister van Leerplichtonderwijs, Ch. DUPONT De Minister van Cultuur en de Audiovisuele Sector, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK De Minister van Jeugd en Onderwijs voor sociale promotie, M. TARABELLA _______ Nota (1) Zitting 2007-2008 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 552-1. - Advies van de Raad van State, nr. 552-2. Commissieamendementen, nr. 552-3. - Advies van de Raad van State, nr. 552-4. - Verslag, nr. 552-5.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 17 juli 2008.

^