Etaamb.openjustice.be
Wet van 27 december 2004
gepubliceerd op 31 december 2004

Wet houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2004021169
pub.
31/12/2004
prom.
27/12/2004
ELI
eli/wet/2004/12/27/2004021169/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 DECEMBER 2004. - Wet houdende diverse bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL II. - Justitie HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.In artikel 129, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt het woord « vier » vervangen door het woord « zes ».

Art. 3.In artikel 326, § 4, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 12 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1° worden de woorden « in het parket-generaal bij het Hof van Cassatie, » ingevoegd tussen de woorden « waar te nemen » en de woorden « , in een parket-generaal bij een ander hof van beroep »;2° in het 2° worden de woorden « in het parket-generaal bij het Hof van Cassatie, » ingevoegd tussen de woorden « waar te nemen » en de woorden « , in een ander arbeidsauditoraat-generaal ».

Art. 4.In artikel 327 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 25 juli 1974, 17 juli 2000 en 10 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « , beleidsorganen en secretariaten, » ingevoegd tussen de woorden « federale overheidsdiensten » en de woorden « of bij regeringscommissies »;2° in het tweede lid worden de woorden « , beleidsorganen en secretariaten » ingevoegd na de woorden « federale overheidsdiensten ».

Art. 5.In artikel 330 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997, 24 maart 1999, 26 maart, 10 april en 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in federale overheidsdiensten, in regeringscommissies, -instellingen of -diensten » vervangen door de woorden « in federale overheidsdiensten, beleidsorganen en secretariaten, in ministeriële kabinetten, in regeringscommissies, -instellingen of -diensten of bij het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring »;2° in het tweede lid worden de woorden « , beleidsorganen en secretariaten, in ministeriële kabinetten » ingevoegd tussen de woorden « federale overheidsdiensten » en de woorden « of bij het Centraal Orgaan » Art.6. In artikel 330bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wetten van 10 april 2003 en 3 mei 2003, worden de woorden « in federale overheidsdiensten, in regeringscommissies, -instellingen of -diensten » vervangen door de woorden « in federale overheidsdiensten, beleidsorganen en secretariaten, in ministeriële kabinetten, in regeringscommissies, -instellingen of -diensten of bij het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring ».

Art. 7.In artikel 355 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2002, wordt in de onderverdeling « Hof van Cassatie » het woord « Advocaat-generaal » vervangen door de woorden « Afdelingsvoorzitter en advocaat-generaal ».

Art. 8.Artikel 357, § 1, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd het koninklijk besluit van 13 juli 2001, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 2002, wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel 358 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 29 april 1999 en 17 juli 2000, worden de woorden « die de titel van auditeur voert, de substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden en de afdelingsvoorzitter in het Hof van Cassatie » vervangen door de woorden « die de titel van auditeur voert en de substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden ».

Art. 10.Artikel 365, § 2, eerste lid, a), van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 2 augustus 1974 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991, wordt vervangen als volgt : « a) de tijd van inschrijving bij de balie, evenals de uitoefening van het ambt van notaris door een doctor, licentiaat of master in de rechten; ».

Art. 11.In artikel 428bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij koninklijk besluit van 2 mei 1996 en gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 2°, d), wordt vervangen als volgt : « d) de lijst van de onderwerpen waarover de gegadigde is ondervraagd teneinde zijn diploma, getuigschrift of een andere in 1° bedoelde titel te behalen, evenals het bewijs van eventuele beroepservaring;»; 2° het eerste lid, 3°, wordt aangevuld als volgt : « , tenzij de kennis die de betrokkene heeft verworven tijdens zijn beroepservaring van dien aard is dat ze deze wezenlijke verschillen geheel of gedeeltelijk ondervangen.».

Art. 12.Artikel 428ter, § 1, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij koninklijk besluit van 2 mei 1996 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 maart 1998, wordt vervangen als volgt : « 3° op grond van de lijst bedoeld in artikel 428bis, eerste lid, 2°, d), en de lijst vermeld in artikel 428quater, § 2, te besluiten of de opleiding die de gegadigde heeft genoten of zijn beroepservaring betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die waarop het Belgische diploma van licentiaat of master in de rechten betrekking heeft; ».

Art. 13.Artikel 627 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « 17° de rechtbank van eerste aanleg van Brussel wanneer het gaat om een beroep tegen de beslissing van de centrale federale autoriteit, zoals bepaald in artikel 367-3 van het Burgerlijk Wetboek; ».

Art. 14.Artikel 633 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 februari en 22 april 1999 en 8 april 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « De beslagrechter van het arrondissement Antwerpen is eveneens bevoegd voor de vorderingen die betrekking hebben op een beslag op zeeschip gelegd op het grondgebied van de Antwerpse haven gelegen binnen het arrondissement Dendermonde. ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 15.In artikel 46bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De motivering weerspiegelt de proportionaliteit met inachtneming van de persoonlijke levenssfeer en de subsidiariteit ten opzichte van elke andere onderzoeksdaad.». 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De operator van een telecommunicatienetwerk of de verstrekker van een telecommunicatiedienst delen na ontvangst van de in § 1, eerste lid bedoelde vordering, onverwijld, aan de procureur des Konings de schatting van kostprijs mee van de gevraagde inlichtingen.

Na ontvangst van de bevestiging van de vordering van de procureur des Konings verschaffen de in het eerste lid bedoelde operator en verstrekker de gevraagde gegevens binnen een door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie, te bepalen termijn.

De procureur des Konings kan de vordering alleen bevestigen mits voorafgaande toelating om de kosten te maken door de procureur-generaal tot wiens rechtsgebied hij behoort, ingeval de door de gevorderde operator van een telecommunicatienetwerk of verstrekker van een telecommunicatiedienst meegedeelde kostprijs hoger is dan het door de Koning bepaalde bedrag. ». 3° de §§ 3 tot 5 worden ingevoegd, luidende : « § 3.Ingeval van uiterst dringende noodzakelijkheid kan iedere officier van gerechtelijke politie, na mondelinge en voorafgaande instemming van de procureur des Konings, bij een gemotiveerde en schriftelijke beslissing deze gegevens opvorderen. De officier van gerechtelijke politie deelt deze gemotiveerde en schriftelijke beslissing en de verkregen informatie binnen vierentwintig uur mee aan de procureur des Konings en motiveert tevens de uiterst dringende noodzakelijkheid.

Elke operator van een telecommunicatienetwerk en elke verstrekker van een telecommunicatiedienst die gevorderd wordt om de in § 1, bedoelde gegevens mee te delen, deelt aan de procureur des Konings of aan de officier van gerechtelijke politie de opgevraagde gegevens mee binnen een door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie, te bepalen termijn. § 4. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

De weigering om de gegevens mee te delen, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig euro tot tienduizend euro. § 5. Op het einde van elk gerechtelijk jaar brengt de procureur des Konings bij de procureur-generaal tot wiens rechtsgebied hij behoort, verslag uit omtrent de omvang, de opportuniteit en het nut van de gerechtskosten die door of op vordering van zijn parket werden gemaakt op grond van dit artikel.

De federale procureur brengt verslag uit bij het College van procureurs-generaal. ».

Art. 16.In artikel 88bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid van § 1 wordt vervangen als volgt : « De onderzoeksrechter doet in een gemotiveerd bevel dat hij meedeelt aan de procureur des Konings opgave van de feitelijke omstandigheden van de zaak die de maatregel rechtvaardigen, van de proportionaliteit met inachtneming van de persoonlijke levenssfeer en de subsidiariteit ten opzichte van elke andere onderzoeksdaad.». 2° in § 1, vierde lid, worden de woorden « twee maanden » vervangen door de woorden « een maand »;3° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De operator van een telecommunicatienetwerk of de verstrekker van een telecommunicatiedienst deelt, na ontvangst van de in § 1 bedoelde vordering, onverwijld de schatting van de kostprijs mee van de gevraagde inlichtingen aan de onderzoeksrechter of aan de procureur des Konings, wanneer deze handelt met het oog op het vaststellen van een strafbaar feit bedoeld in artikel 114, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Na ontvangst van de bevestiging van het bevel van de onderzoeksrechter of van de vordering van de procureur des Konings verschaffen de in het eerste lid bedoelde operator en verstrekker, de gevraagde gegevens binnen een door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie, te bepalen termijn.

Ingeval de door de gevorderde operator van het telecommunicatienetwerk of verstrekker van de telecommunicatiedienst meegedeelde kostprijs hoger is dan het door de Koning bepaalde bedrag kan de procureur des Konings de vordering alleen bevestigen na gunstig advies van de procureur-generaal tot wiens rechtsgebied hij behoort.

Ingeval de door de gevorderde operator van het telecommunicatienetwerk of verstrekker van de telecommunicatiedienst meegedeelde kostprijs hoger is dan het door de Koning bepaalde bedrag kan de onderzoeksrechter zijn bevel alleen bevestigen na gunstig advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep tot wiens rechtsgebied hij behoort. »; 4° de §§ 3 tot 6 worden ingevoegd, luidende : « § 3.Het bevel uitgaande van de onderzoeksrechter houdende hernieuwing van een eerdere maatregel is onderworpen aan de regeling bedoeld in § 2. § 4. Ingeval de procureur des Konings handelt ingevolge een ontdekking op heterdaad of ingeval de onderzoeksrechter vorderingen, uitdrukkelijk door hoogdringendheid gemotiveerd, neemt, verschaffen de operator van het telecommunicatienetwerk en de verstrekker van de telecommunicatiedienst onverwijld de gevraagde gegevens binnen een door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie, te bepalen termijn.

Bij deze hypothese informeren de procureur des Konings en de onderzoeksrechter, onverwijld, respectievelijk de procureur-generaal en de eerste voorzitter van het hof van beroep van de schatting van de kostprijs van hun aanvragen. § 5. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht. Iedere schending van het geheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

Iedere persoon die zijn technische medewerking weigert aan de vorderingen bedoeld in dit artikel, medewerking waarvan de nadere regels vastgesteld worden door de Koning, op voorstel van de Minister van Justitie en de Minister bevoegd voor Telecommunicatie, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig euro tot tienduizend euro. § 6. Op het einde van elk gerechtelijk jaar brengt de procureur des Konings bij de procureur-generaal tot wiens rechtsgebied hij behoort, verslag uit omtrent de omvang, de opportuniteit en het nut van de gerechtskosten die door of op vordering van zijn parket werden gemaakt op grond van dit artikel.

De federale procureur brengt verslag uit bij het College van procureurs-generaal.

Op het einde van elk jaar brengt het College van procureurs-generaal verslag uit bij de minister van Justitie omtrent de gerechtskosten die door of op vordering van het openbaar ministerie werden gemaakt op grond van huidig artikel tijdens het laatste afgesloten gerechtelijk jaar en doet daarbij de aanbevelingen die het nodig acht.

Dezelfde verplichting rust op de eerste voorzitters van de hoven van beroep voor wat betreft de gerechtskosten die gemaakt worden, door de onderzoeksrechters van hun rechtsgebied, op grond van dit artikel. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken

Art. 17.In artikel 43quater, vijfde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wetten van 3 januari 1980, 23 september 1985, 6 mei 1997 en 22 december 1998, wordt het woord « twee » telkens vervangen door het woord « drie ».

Art. 18.In artikel 43quinquies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en vervangen bij de wet van 18 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van het eerste lid, wordt het woord « active » ingevoegd tussen de woorden « connaissance écrite » en de woorden « de la langue »;2° in het vierde lid worden de woorden « 43quater, derde lid » vervangen door de woorden « 43quater, vierde lid ». HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 19.Artikel 3 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2004.

De artikelen 4, 5 en 6 hebben uitwerking met ingang van 2 juni 2003.

Artikel 10 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

De artikelen 15 en 16 treden in werking op de door de Koning bepaalde datum.

TITEL III. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid

Art. 20.In artikel 19 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1997, 9 juni 1999, 10 juni 2001, 25 april en 7 mei 2004 worden tussen het zesde en het zevende lid de volgende leden ingevoegd : « Het beroep waarbij de toepassing van de administratieve geldboete wordt betwist, is slechts ontvankelijk indien een kopie van het verzoekschrift uiterlijk op de datum van neerlegging van het verzoekschrift bij de rechtbank tevens bij ter post aangetekende brief wordt gezonden aan de bevoegde ambtenaar, bedoeld in § 2, eerste lid.

Tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg is geen hoger beroep mogelijk. ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

Art. 21.Artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002 en 24 december 2002 wordt vervangen als volgt : «

Art. 140.§ 1. De Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wordt bestuurd door een Comité dat samengesteld is uit : 1° een voorzitter, raadsheer in een hof van beroep of arbeidshof of lid van het parket-generaal bij een hof van beroep of lid van het auditoraat-generaal bij een arbeidshof;deze wordt bijgestaan door twee werkende ondervoorzitters en twee plaatsvervangende ondervoorzitters, raadsheren in een hof van beroep of arbeidshof; 2° acht werkende en acht plaatsvervangende leden, doctor in de geneeskunde, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de verzekeringsinstellingen;ter bepaling van de vertegenwoordiging der verzekeringsinstellingen wordt rekening gehouden met hun respectieve getalsterkte, met dien verstande dat iedere verzekeringsinstelling recht heeft op ten minste één mandaat; 3° acht werkende en acht plaatsvervangende leden, doctor in de geneeskunde, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve organisaties van het geneesherenkorps; Om de vertegenwoordiging van de representatieve organisaties van het geneesherenkorps te bepalen, wordt rekening gehouden met eventuele minderheden; 4° vier werkende en vier plaatsvervangende leden, lid van de Raden van de Orde der geneesheren, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de Nationale raad van de Orde der geneesheren;5° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, tandheelkundigen, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve organisaties van de tandheelkundigen;6° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, apothekers, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve organisaties van het apothekerskorps;7° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de verplegingsinrichtingen;8° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de vroedvrouwen;9° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de verpleegkundigen;10° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de kinesitherapeuten;11° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de bandagisten;12° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de orthopedisten;13° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de gehoorprothesisten;14° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de opticiens;15° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de logopedisten;16° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de orthoptisten;17° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de verstrekkers van implantaten;18° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de licentiaten in de wetenschap, die door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid zijn erkend om verstrekkingen uit te voeren als bedoeld in deze gecoördineerde wet;19° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de revalidatiecentra;20° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de zorgverleners gemachtigd om de in artikel 34, 11°, bedoelde verstrekkingen uit te voeren;21° twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve verenigingen van de zorgverleners gemachtigd om de in artikel 34, 12°, bedoelde verstrekkingen uit te voeren. De leden, bedoeld onder 2° tot en met 21°, bestaan voor de helft uit Nederlandstaligen en voor de helft uit Franstaligen.

De Koning benoemt de voorzitter, de ondervoorzitters en de leden.

Twee regeringscommissarissen van verschillende taalrol, die de Koning benoemt op voordracht van respectievelijk de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor de Volksgezondheid, wonen de vergaderingen van het Comité bij.

Ze zijn onder andere belast met het toezien op de eenheid van de administratieve rechtspraak van de twee taalgroepen, wanneer het Comité de bevoegdheden bedoeld in artikel 141, § 1, 16°, uitoefent. § 2. Het Comité wordt in vergadering bijeengeroepen door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de minister, hetzij op verzoek van ten minste drie leden.

Het Comité houdt op geldige wijze zitting wanneer naast de voorzitter of een ondervoorzitter, tenminste de helft van de leden per categorie bedoeld onder § 1, 2°, 3° en 4°, aanwezig zijn, alsook de helft van de leden per categorie bedoeld onder § 1, 5° tot 21°, bij het onderzoek van de vragen die rechtstreeks de categorie die hen heeft voorgedragen, aanbelangen. Om na te gaan of het quorum bereikt is, wordt ieder regelmatig opgeroepen lid, dat zonder rechtvaardiging aangenomen door de voorzitter van de zitting, afwezig is, bij het aantal deelnemers meegeteld. Hij wordt geacht zich te onthouden bij de stemming over de beslissingen.

De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar. De leden moeten het vertrouwelijk karakter van de debatten en van de uitgedeelde documenten eerbiedigen. De Koning kan de toepasselijke sancties bepalen bij niet-eerbiediging van deze verplichting. § 3. Wanneer het Comité de bevoegdheden uitoefent bedoeld in artikel 141, § 1, 1° tot 15°, 17° en 18°, en § 4, worden alle leden bedoeld in § 1, eerste lid, en de twee regeringscommissarissen uitgenodigd voor elke vergadering.

De voorzitter en de leden bedoeld in § 1, eerste alinea, 2°, 3° en 4°, zijn stemgerechtigd. Zij beschikken elk over één stem.

De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van de deelnemers aan de stemming, zonder rekening te houden met de onthoudingen. § 4. De leden van de taalgroep die betrokken zijn bij de te behandelen zaken, alsook de twee regeringscommissarissen, worden uitgenodigd op de vergaderingen van het Comité gedurende dewelke dit de bevoegdheden bedoeld in artikel 141, § 1, 16° uitoefent. § 5. Voor het uitoefenen van de bevoegdheid bedoeld in artikel 141, § 1, 16°, worden de leden bedoeld in § 1, ingedeeld in taalgroepen. Een taalgroep neemt kennis van alle zaken die in het Nederlands moeten worden behandeld, een andere taalgroep neemt kennis van alle zaken die in het Frans en in het Duits moeten worden behandeld. Voor de zaken die in het Duits moeten worden behandeld kan, indien nodig, een beroep worden gedaan op tolken of vertalers.

De taalaanhorigheid van de leden wordt bepaald overeenkomstig de criteria bedoeld in de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken of in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

De taal waarin de zaak moet worden onderzocht, wordt gekozen door de zorgverlener op de eerste hoorzitting door de ambtenaren bedoeld in artikel 146, eerste lid, van deze wet. Deze keuze is definitief.

Zijn in alle zaken stemgerechtigd op basis van de volgende modaliteiten : - de Voorzitter, of bij diens ontstentenis, de ondervoorzitter die het Comité voorzit : hij beschikt over één stem; - alle leden voorgedragen door de verzekeringsinstellingen : zij beschikken elk over één stem, uitgezonderd wanneer zaken onderzocht worden betreffende zorgverstrekkers behorend tot één van de categorieën opgesomd in § 1, 5° tot 21°. In die gevallen beschikt de categorie, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen, over één stem.

De leden bedoeld in § 1, 3° tot 21°, beslissen slechts in de zaken die rechtstreeks de categorie aanbelangen die hen heeft voorgedragen. Zij zijn stemgerechtigd op basis van de volgende modaliteiten : - elk lid bedoeld in § 1, 3° en 4°, beschikt over één stem; - de leden bedoeld in § 1, 5° tot 21°, beschikken per categorie over één stem.

De beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van de deelnemers aan de stemming, zonder rekening te houden met de onthoudingen. Na kennisgeving ervan aan de betrokken zorgverstrekker, worden de beslissingen overgemaakt aan de andere taalgroep. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten

Art. 22.Artikel 1quater van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, ingevoegd door de programmawet van 27 december 2004 wordt aangevuld met een § 9, luidende : « § 9. In geval van beroep tegen de beslissing van de bevoegde ambtenaren hebben de arbeidsgerechten dezelfde bevoegdheden als deze ambtenaren wat betreft het uitstel.

Alle voornoemde nadere regels betreffende het uitstel zijn van toepassing. ». HOOFDSTUK IV. - Instemming met de avenant van 12 februari 2004 aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie van 4 juli 2000

Art. 23.Instemming wordt betuigd met de avenant van 12 februari 2004 aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie van 4 juli 2000, bekrachtigd door de wet van 26 juni 2001 en gewijzigd door de wet van 6 mei 2003.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 27 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Voor de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de Minister van Werk, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE Voor de Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken : Doc 51 1438/ (2004/2005) : 001 : Ontwerp van programmawet. 002 : Ontwerp van wet houdende diverse bepalingen. 003 en 004 : Amendementen. 005 tot 008 : Verslagen. 009 : Tekst aangenomen door de commissies. 010 : Amendementen. 011 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 14, 15 en 16 december 2004.

Senaat.

Stukken : 3- 967- 2004/2005 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Amendementen.

Nrs. 3 tot 5 : Verslagen.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 22 en 23 december 2004.

BIJLAGE Avenant aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap van 4 juli 2000 betreffende de sociale economie, bekrachtigd door de wet van 26 juni 2001, gewijzigd door de wet van 6 mei 2003 houdende instemming met de avenant van 15 augustus 2002 aan het Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap van 4 juli 2000 betreffende de sociale economie;

Gelet op het artikel 35 van de Grondwet en de overgangsbepaling bij dit artikel;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988, inzonderheid op de artikelen 4, 6 en 92bis, § 1;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 42;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming van de instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, inzonderheid op artikel 55bis ;

Gelet op het advies nr 3 betreffende de sociale economie uitgebracht door de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, van 7 december 1998;

Gelet op de Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren voor het jaar 2000, inzonderheid richtsnoer 12;

Gelet op het federaal regeerakkoord van 14 juli 1999;

Gelet op het Vlaams regeerakkoord van 13 juli 1999 waarin gepleit wordt voor de verdere uitbouw van de sociale economie op grond van een samenwerkingsakkoord met de federale overheid;

Gelet op het Waals regeerakkoord van 14 juli 1999;

Gelet op het Brussels regeerakkoord van 14 juli 1999;

Gelet op de regeringsverklaring van de Duitstalige Gemeenschap van 6 september 1999 waarin beoogd wordt de sociale economie te ondersteunen in het kader van het Gemeenschapspact met betrekking tot de tewerkstelling en de opleiding;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 6 mei 1999 en het decreet van de Duitstalige gemeenschapsraad van 10 mei 1999 houdende de uitoefening door de Duitstalige gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake werkgelegenheid en arbeidsbemiddeling;

Gelet op de wet van 26 juni 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op de wet van 6 mei 2003 houdende instemming met de bijakte van 15 augustus 2002 aan het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie van 4 juli 2000, bekrachtigd door de wet van 26 juni 2001;

Gelet op artikel 17 van decreet van het Vlaams Parlement van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen;

Gelet op het decreet van het Vlaams Parlement van 23 mei 2003 houdende instemming met de bijakte van 15 augustus 2002 aan het Samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 18 juli 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Gewestraad van 26 juni 2001 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Gewestraad van 27 november 2003 houdende goedkeuring van bijakte van 15 augustus 2002 bij het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige gemeenschap van 8 oktober 2001 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie;

Gelet op het decreet van de Raad van de Duitstalige gemeenschap van 24 maart 2003 houdende instemming met de bijakte van 15 augustus 2002 bij het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie van 4 juli 2000;

Gelet op het advies van de Raad van State nr 37.158/1 van 18 mei 2004;

Overwegende dat de gezamenlijke inspanning voor de ontwikkeling van de sociale economie vanuit verschillende bevoegdheden, in het kader van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige gemeenschap betreffende de sociale economie, moeten worden verder gezet teneinde de continuïteit van het beleid te bevorderen;

Overwegende dat de doelstellingen betreffende de creatie van tewerkstelling voor kansengroepen via de drie pijlers van het samenwerkingsakkoord nog steeds noodzakelijk en actueel zijn;

De federale Staat, vertegenwoordigd door de minister van Werk en Pensioenen, de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en de minister van Mobiliteit en Sociale Economie, Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de minister Vice-President en minister van Werkgelegenheid en Toerisme en van de minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en E-governement, Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de minister van Werkgelegenheid en Vorming, de minister van Economie, K.M.O., Onderzoek en Nieuwe Technologieën, Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de minister van Werkgelegenheid, Economie en Herwaardering van de Wijken, De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar regering, in de persoon van de minister-president, minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, Komen overeen wat volgt :

Artikel 1.In artikel 8 van het samenwerkingsakkoord wordt tussen § 3ter en § 4, een § 3quater ingevoegd, luidende : « § 3quater. Na evaluatie van de effecten van het samenwerkingsakkoord en onder de voorwaarden bepaald in artikel 9 wordt voor het begrotingsjaar 2004 door de federale overheid een bedrag van 12.935.306,00 euro voorzien ter cofinanciering van gezamenlijke inspanningen te leveren met de betrokken Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap volgens de volgende verdeling : 7.204.965,00 euro of 55,7 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Vlaamse Gewest; 4.268.651,00 euro of 33 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Waals Gewest; 1.293.531,00 euro of 10 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 168.159,00 euro of 1,3 % van deze federale middelen ter beschikking voor gezamenlijke initiatieven met de Duitstalige Gemeenschap. » Brussel, op 12 februari 2004 in 5 originele exemplaren (Nederlands, Frans, Duits).

Voor de federale Staat : De Minister van Werk en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Mevr. F. MOERMAN De Minister van Mobiliteit en Sociale Economie, B. ANCIAUX Voor het Vlaams Gewest : De Minister-Vice-President en Minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Minister van Economie, Buitenlands Beleid, en E-government, Mevr. P. CEYSENS Voor het Waalse Gewest : De Minister van Economie, K.M.O., Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Werkgelegenheid en Vorming, P COURARD Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister van Werkgelegenheid, Economie en Herwaardering van de Wijken, E. TOMAS Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ

^