gepubliceerd op 21 november 2006
Koninklijk besluit betreffende de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk
27 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de programmawet van 22 december 1989, inzonderheid op artikel 249;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op hoofdstuk VII, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998 en 27 december 2004;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 9 december 2005;
Gelet op het advies nr. 40.520/1 van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;2° de Hoge Raad : de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk;3° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk behoort;4° de Federale Overheidsdienst : de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;5° de Algemene Directie : de Algemene Directie van de humanisering van de arbeid van de Federale Overheidsdienst. Afdeling II. - De organen van de Hoge Raad
Art. 2.De Hoge Raad wordt bij de uitoefening van zijn opdrachten bijgestaan door de volgende organen die binnen de Hoge Raad worden opgericht : 1° een uitvoerend Bureau;2° vaste commissies;3° commissies ad hoc;4° een secretariaat. Afdeling III. - Opdrachten en samenstelling van de Hoge Raad en
benoeming van haar leden
Art. 3.§ 1. De Hoge Raad is belast met het verstrekken van de adviezen bedoeld in artikel 46 van de wet.
Hij onderzoekt bovendien alle problemen die betrekking hebben op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zoals bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet en doet terzake voorstellen aan de Minister, wat het algemeen beleid betreft. § 2. De Hoge Raad brengt advies uit over de jaarverslagen die door de Algemene directie Toezicht op het Welzijn op het werk van de Federale Overheidsdienst en door de Algemene Directie worden opgesteld. § 3. Hij brengt advies uit over de verslagen die door de overheid worden opgesteld ten behoeve van de Commissie van de Europese Unie en die betrekking hebben op de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen die in het kader van de Europese Unie met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zijn uitgevaardigd en wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de Europese Unie met betrekking tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. § 4. De Hoge Raad wordt, via de vaste operationele Commissie opgericht in toepassing van artikel 47bis van de wet belast met de in dat artikel bedoelde opdrachten, inzonderheid het verstrekken van advies en het doen van voorstellen in het kader van de toepassing van de wet en haar uitvoeringsbesluiten evenals in het kader van de toepassing van andere wetten en besluiten die verband houden met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en die behoren tot de bevoegdheid van de Minister. § 5. De Hoge Raad stelt een jaarverslag over zijn werkzaamheden op.
Art. 4.Overeenkomstig artikel 44 van de wet is de Hoge Raad samengesteld uit : 1° een voorzitter en een ondervoorzitter;2° twaalf gewone leden en twaalf plaatsvervangende leden die de meest representatieve werkgeversorganisaties vertegenwoordigen;3° twaalf gewone leden en twaalf plaatsvervangende leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen.4° de directeur-generaal van de Algemene Directie die zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door maximaal twee medewerkers en die als permanente deskundige deelneemt aan de werkzaamheden van de Hoge Raad;5° de directeur-generaal van de Algemene Directie van het Toezicht op het Welzijn op het werk van de Federale Overheidsdienst die zich kan laten bijstaan of vertegenwoordigen door maximaal twee medewerkers en die als permanente deskundige deelneemt aan de werkzaamheden van de Hoge Raad.
Art. 5.Om gewoon of plaatsvervangend lid te kunnen zijn van de Hoge Raad moet iedere kandidaat : 1° Belg zijn of burger van de Europese Unie;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten.
Art. 6.Het mandaat van gewoon lid en van plaatsvervangend lid dat de werkgevers- of de werknemersorganisaties vertegenwoordigt, is onverenigbaar met de uitoefening van de functie van preventieadviseur.
Art. 7.De gewone leden die de werkgeversorganisaties, vertegenwoordigd in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, vertegenwoordigen, worden gekozen uit de kandidaten, op een dubbele lijst voorgedragen door die organisaties.
De gewone leden die de werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de schoot van de Nationale Arbeidsraad, vertegenwoordigen worden gekozen uit de kandidaten op een dubbele lijst voorgedragen door die organisaties.
Deze voordrachten gebeuren door de in het eerste en tweede lid bedoelde organisaties, binnen een termijn van één maand, nadat zij hiertoe door de Minister zijn verzocht.
De voordracht en de benoeming van de plaatsvervangende leden geschieden op dezelfde wijze als voor de gewone leden.
Bij de voordracht van de leden passen de organisaties de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid toe.
Art. 8.Wanneer in de vervanging van een gewoon of plaatsvervangend lid moet worden voorzien, verzoekt de Minister, al naargelang het geval, de werkgeversorganisaties of de werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, hem binnen één maand een dubbele lijst van kandidaten te bezorgen.
Wanneer het mandaat evenwel beëindigd wordt omdat de organisatie die het lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt of omdat het betrokken lid geen lid meer is van de organisatie die hem heeft voorgedragen, meldt die organisatie deze toestand onverwijld aan het secretariaat en bezorgt die organisatie op eigen initiatief aan de Minister een dubbele lijst van kandidaten uiterlijk binnen een termijn van één maand, na de beëindiging van het mandaat.
Indien de bepaling van het tweede lid niet wordt nageleefd, blijft het mandaat van het aldaar genoemde lid dat moet vervangen worden vacant.
De personen die benoemd worden ter vervanging van een lid van de Hoge Raad beëindigen het mandaat van hun voorganger.
Art. 9.De leden die de kleine en de middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen in de Hoge Raad, worden aangeduid en vervangen op dezelfde wijze als hun vertegenwoordigers in de Nationale Arbeidsraad.
De leden die de meest representatieve werkgeversorganisaties van de niet-commerciële sector vertegenwoordigen worden betrokken bij de werkzaamheden van de Hoge Raad, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot vaststelling van de nadere regelen van de uitbreiding van de samenstelling van de Nationale Arbeidsraad tot de meest representatieve werkgeversorganisaties die de niet-commerciële sector vertegenwoordigen.
De bepalingen van het tweede lid zijn, onder dezelfde voorwaarden van het voornoemde koninklijk besluit van 7 april 1995 eveneens van toepassing op de leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen.
Art. 10.§ 1. De vertegenwoordigers van de verenigingen die actief zijn op het vlak van één of meerdere domeinen betreffende het welzijn op het werk, kunnen, op voorstel van de Hoge Raad, in de hoedanigheid van buitengewone leden, deelnemen aan de werkzaamheden van de Hoge Raad.
In dat geval worden deze buitengewone leden benoemd door de Minister. § 2. Nemen eveneens deel aan de werkzaamheden van de Hoge Raad, in de hoedanigheid van permanente deskundigen : 1° de leidend ambtenaar van het Fonds voor Arbeidsongevallen;2° de leidend ambtenaar van het Fonds voor Beroepsziekten. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren worden voorgedragen door de Minister waaronder ze ressorteren.
Art. 11.De Hoge Raad kan, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald in het huishoudelijk reglement, een beroep doen op personen die gespecialiseerd zijn in of bijzonder bevoegd zijn voor het bestudeerde onderwerp, en die al dan niet behoren tot de vaste Commissie van deskundigen bedoeld in artikel 19.
De in het eerste lid bedoelde personen nemen als tijdelijke deskundigen deel aan de werkzaamheden van de Hoge Raad.
Art. 12.Het secretariaat van de Hoge Raad wordt waargenomen door de ambtenaar die belast is met de leiding van de afdeling sociaal overleg over het welzijn op het werk van de Algemene Directie. Hij wordt bijgestaan door zijn directe medewerkers.
Art. 13.§ 1. De gewone en plaatsvervangende leden worden benoemd voor zes jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar. § 2. Ieder plaatsvervangend lid wordt tot de vergaderingen van de Hoge Raad uitgenodigd en mag deze bijwonen. Hij is niet stemgerechtigd, tenzij hij een gewoon lid vervangt.
Ieder gewoon lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen duidt zelf zijn vervanger aan onder de plaatsvervangende leden. De Voorzitter wordt hiervan op de hoogte gebracht.
Een plaatsvervangend lid mag tegelijkertijd niet meer dan één gewoon lid vervangen. § 3. Het mandaat van de in § 1 bedoelde personen eindigt : 1° wanneer de duur van het mandaat verstreken is;2° in geval van ontslagneming;3° wanneer de organisaties die hen hebben voorgedragen om hun vervanging verzoeken;4° wanneer zij niet langer deel uitmaken van de organisaties die hen hebben voorgedragen;5° in geval van overlijden. Afdeling IV. - Werkingsregels
Art. 14.Alleen de gewone leden en de plaatsvervangende leden van de Hoge Raad, opgeroepen om in hun plaats te zetelen, hebben een beslissende stem.
Art. 15.De Hoge Raad beraadslaagt en beslist slechts geldig als ten minste de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen en ten minste de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen aanwezig zijn of geldig vertegenwoordigd zijn volgens de regels bepaald in het huishoudelijk reglement.
Na een tweede bijeenroeping beraadslaagt en beslist de Hoge Raad evenwel geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden, met beslissende stem.
Hij beraadslaagt en beslist slechts over de inhoud van de vraagstukken, de redactionele opmerkingen worden schriftelijk aan het secretariaat gestuurd voor de beraadslaging.
De door de leden ingediende voorstellen worden duidelijk en precies opgesteld, zijn gemotiveerd en worden voor de beraadslaging schriftelijk ingediend.
Art. 16.De Hoge Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op dat wordt goedgekeurd door de Minister. Afdeling V. - Het uitvoerend Bureau
Art. 17.Binnen de Hoge Raad wordt een uitvoerend Bureau opgericht dat tot taak heeft de werkzaamheden van de Hoge Raad te regelen inzonderheid door : 1° de agenda van de vergaderingen van de Hoge Raad vast te stellen;2° de bespreking van de aan de Hoge Raad voor te leggen onderwerpen en ontwerpen van adviezen voor te bereiden;3° de procedures van onderzoek vast te stellen, inzonderheid door het oprichten van commissies ad hoc en het preciseren van het mandaat van deze commissies;4° er voor te zorgen dat de beslissingen van de Hoge Raad worden uitgevoerd;5° het in overweging nemen, het verwerpen of het terugzenden voor aanvullende inlichtingen van de voorstellen voorgelegd door de leden van de Hoge Raad of, in voorkomend geval, door de vaste commissies of de commissies ad hoc.
Art. 18.Het uitvoerend Bureau wordt door de Hoge Raad gekozen onder zijn leden.
Het omvat : 1° vier leden uit de gewone leden van de Hoge Raad gekozen door het geheel van de gewone leden die de werkgevers vertegenwoordigen;2° vier leden uit de gewone leden van de Hoge Raad gekozen door het geheel van de gewone leden die de werknemers vertegenwoordigen;3° de ambtenaren en hun medewerkers bedoeld in artikel 4, 4° en 5°. De voorzitter van de Hoge Raad neemt het voorzitterschap waar.
De secretaris van de Hoge Raad maakt van rechtswege deel uit van het uitvoerend Bureau. Afdeling VI. - De vaste commissies
Onderafdeling I. - De vaste Commissie van deskundigen
Art. 19.Binnen de Hoge Raad wordt een vaste Commissie van deskundigen opgericht die bestaat uit personen die beroepshalve of ingevolge hun activiteiten in academische inrichtingen bijzonder bevoegd zijn inzake één of meerdere domeinen die behoren tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Art. 20.Deze vaste commissie heeft als opdracht om, op verzoek van de Minister of op verzoek van de Hoge Raad of van zijn uitvoerend Bureau elk probleem te bestuderen dat betrekking heeft op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk zoals bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet, verslag uit te brengen over de huidige stand van zaken op het vlak van de wetenschappelijke en praktische kennis in dit verband en eventueel terzake voorstellen te formuleren.
De Hoge Raad bepaalt in haar huishoudelijk reglement onder welke voorwaarden en volgens welke nadere regels aan deze vaste commissie een onderzoek, een verslag of voorstellen worden gevraagd.
Art. 21.Deze vaste commissie bestaat uit ten minste 12 en maximum 24 leden die representatief zijn voor de verschillende domeinen die behoren tot het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
De twee ambtenaren en hun medewerkers bedoeld in artikel 4, 4°, en 5° en de ambtenaren bedoeld in artikel 10, § 2, maken ambtshalve deel uit van de vaste commissie De Minister bepaalt op voorstel van de Hoge Raad het effectief aantal leden van de vaste Commissie.
De leden van de vaste Commissie worden benoemd door de Minister.
De Minister deelt zijn voornemen om de leden van de vaste commissie te benoemen mee aan het uitvoerend Bureau van de Hoge Raad dat over een termijn van veertien dagen beschikt om zijn opmerkingen betreffende dit voornemen mede te delen. Na het verstrijken van deze termijn mag de Minister overgaan tot benoeming.
Hun mandaat duurt zes jaar en is hernieuwbaar.
Het mandaat van de leden van de commissie eindigt : 1° wanneer de duur van het mandaat verstreken is;2° in geval van ontslagneming;3° in geval van overlijden;4° wanneer de Hoge Raad om hun vervanging verzoekt, volgens de regels vastgesteld in het huishoudelijk reglement. Er wordt, overeenkomstig de bepalingen van het vierde en vijfde lid onverwijld in de vervanging voorzien van de leden waarvan het mandaat beëindigd is.
Art. 22.De voorzitter van de Hoge Raad neemt het voorzitterschap van deze vaste commissie waar.
De leden van deze vaste commissie kiezen in hun midden een ondervoorzitter die de voorzitter vervangt wanneer deze verhinderd is.
Art. 23.De leden van het secretariaat van de Hoge Raad nemen het secretariaat van deze vaste commissie waar.
Art. 24.Op voorstel van de vaste commissie worden de regels betreffende haar werking opgenomen in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad.
Het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad kan bovendien voorzien in de oprichting van subcommissies per domein dat behoort tot het welzijn op het werk.
Onderafdeling II. - De vaste Commissie sensibilisatie en communicatie.
Art. 25.§ 1.- Binnen de Hoge Raad wordt een vaste Commissie sensibilisatie en communicatie opgericht.
Deze vaste commissie bestaat ambtshalve uit : 1° de leden van het uitvoerend Bureau van de Hoge Raad;2° de ambtenaren en hun medewerkers bedoeld in artikel 4, 4° en 5°;3° de ambtenaar belast met de leiding van de afdeling promotie van de Algemene directie;4° de ambtenaar belast met de leiding van de Directie van het onderzoek over de verbetering van de arbeidsomstandigheden van de Algemene directie. Wanneer deze vaste commissie de opdrachten uitvoert bedoeld in artikel 26, 1° en 2°, bestaat zij eveneens uit de secretarissen van de provinciale comités voor de bevordering van de arbeid of, in geval van verhindering, hun adjuncten.
Wanneer deze vaste commissie de opdrachten uitvoert bedoeld in artikel 26, 6° : 1° bestaat zij, wat de leden van het uitvoerend Bureau betreft, uitsluitend uit de leden die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;2° bestaat zij, onverminderd de toepassing van het tweede lid, 2° tot 4°, bovendien uit : a) de ambtenaar belast met de leiding van de Algemene directie van het Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale overheidsdienst, of zijn vertegenwoordiger;b) twee deskundige ambtenaren van de Algemene directie, aangewezen door de directeur-generaal. § 2. Deze vaste commissie kan, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels bepaald in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad, een beroep doen op personen die gespecialiseerd zijn in of bijzonder bevoegd zijn voor het bestudeerde onderwerp en die al dan niet behoren tot de vaste Commissie van deskundigen bedoeld in artikel 19.
De in het eerste lid bedoelde personen nemen als tijdelijke deskundigen deel aan de werkzaamheden van de vaste commissie. § 3. Indien de in § 1, tweede lid, 1° bedoelde leden verhinderd zijn, voorzien zij zelf in hun vervanging door een ander lid van de Hoge Raad dat behoort tot de organisatie die zij vertegenwoordigen of door een lid van hun organisatie dat bijzonder bevoegd is voor de materie en voorkomt op een lijst die door het uitvoerend Bureau daartoe opgemaakt werd, volgens de regels bepaald in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad.
Zij bezorgen aan hun vervangers de nodige documenten.
Art. 26.Deze vaste commissie heeft als opdracht : 1° de acties te evalueren inzake communicatie met betrekking tot welzijn op het werk die in het afgelopen kalenderjaar werden uitgevoerd, inzonderheid deze die uitgingen van de afdeling promotie over het welzijn op het werk van de Algemene Directie;2° adviezen te verstrekken en voorstellen te doen betreffende de communicatie inzake welzijn op het werk in het algemeen en betreffende het actieplan dat inzake communicatie voor het volgend kalenderjaar wordt opgesteld door de afdeling promotie over het welzijn op het werk in het bijzonder;3° adviezen te verstrekken en voorstellen te doen betreffende het onderzoek met betrekking tot welzijn op het werk in het algemeen en betreffende het actieplan voor onderzoek opgesteld door de Algemene Directie voor het volgend kalenderjaar in het bijzonder;4° het uitgevoerde onderzoek te evalueren en inzonderheid de uitvoering van het actieplan voor onderzoek van de Algemene directie van het afgelopen kalenderjaar;5° de functie uit te oefenen van het vast bureau van het Belgisch steunpunt van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk;6° het uitbrengen van de adviezen bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 20 november 1990 betreffende de toelage voor sociaal onderzoek en voor vorming van de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming.
Art. 27.§ 1. De Directeur-generaal van de Algemene Directie neemt het voorzitterschap van deze vaste commissie waar.
In afwijking van het eerste lid, neemt de ambtenaar belast met de leiding van het Belgisch steunpunt van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid, het voorzitterschap waar, wanneer deze vaste commissie de opdrachten uitvoert bedoeld in artikel 26, 5°. § 2. In geval van verhindering van de personen bedoeld in § 1, wordt de functie van voorzitter uitgeoefend door de ambtenaar belast met de leiding van de afdeling promotie over het welzijn op het werk van de Algemene Directie.
Art. 28.De leden van het secretariaat van de Hoge Raad nemen het secretariaat van deze vaste commissie waar.
Zij worden bijgestaan door ambtenaren die behoren tot de afdeling promotie over het welzijn op het werk van de Algemene Directie.
Art. 29.De werkingsregels bedoeld in afdeling IV zijn van toepassing op deze vaste commissie, tenzij op voorstel van de vaste commissie hiervan afgeweken wordt in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad.
Deze vaste commissie brengt één maal per jaar verslag uit over haar activiteiten aan de Hoge Raad.
Onderafdeling III. - De vaste operationele Commissie
Art. 30.Binnen de Hoge Raad wordt een vaste operationele commissie opgericht.
Deze vaste Commissie oefent, overeenkomstig artikel 47bis van de wet, de opdrachten uit bedoeld in : 1° artikel 44 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk;2° artikel 24 van het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende de erkenning van de externe diensten voor technische controles op de werkplaats;3° het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten;4° artikel 58, § 6 van het koninklijk besluit van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen;5° artikel 4 van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde;6° de artikelen 3, 15 en 21 van het koninklijk besluit van 1 juli 2006 tot bevordering van de arbeidsmogelijkheden, de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden of de organisatie van de arbeid van oudere werknemers in het kader van het ervaringsfonds;7° de andere door Ons vastgestelde besluiten.
Art. 31.§ 1. Deze vaste commissie bestaat ambtshalve uit : 1° de leden van het uitvoerend Bureau van de Hoge Raad;2° de voorzitter, de ondervoorzitters bedoeld in artikel 32 en de directeur-generaal van de Algemene Directie Toezicht op het welzijn op het werk of zijn vertegenwoordiger;3° naar gelang het geval, deskundigen die bevoegd zijn op het vlak van de opdrachten bedoeld in artikel 30 en die door het uitvoerend Bureau worden aangewezen. Overeenkomstig de regels bepaald in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad stelt zijn uitvoerend Bureau per opdracht een lijst op van de deskundigen die werden aangewezen om deel te nemen aan de werkzaamheden van de vaste commissie en die zes jaar geldig blijft. § 2. De voorzitter en de leden mogen zich bovendien laten bijstaan door tijdelijke deskundigen naar hun keuze. § 3. Indien de in § 1, eerste lid, 1° bedoelde leden verhinderd zijn, voorzien zij zelf in hun vervanging door een ander lid van de Hoge Raad dat behoort tot de organisatie die zij vertegenwoordigen of door een lid van hun organisatie dat bijzonder bevoegd is voor de materie en voorkomt op een lijst die door het uitvoerend Bureau daartoe opgemaakt werd, volgens de regels bepaald in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad.
Zij bezorgen aan hun vervangers de nodige documenten.
Art. 32.De directeur-generaal van de algemene directie neemt het voorzitterschap waar.
Hij duidt twee ondervoorzitters aan die gekozen worden uit de ambtenaren die de titel dragen van adviseur of adviseur-generaal en behoren tot het personeel van de algemene directie.
Art. 33.De leden van het secretariaat van de Hoge Raad nemen het secretariaat van deze vaste commissie waar.
Zij worden hierin, indien nodig, bijgestaan door andere ambtenaren die behoren tot de Algemene Directie.
Art. 34.§ 1.De vaste commissie beraadslaagt en beslist slechts rechtsgeldig indien ten minste twee van de leden die de werkgevers vertegenwoordigen en twee van de leden die de werknemers vertegenwoordigen aanwezig zijn.
Indien, na een eerste bijeenroeping, het vereiste aantal leden niet aanwezig is, kan zij echter, na een tweede bijeenroeping, over dezelfde agendapunten geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 2. De voorzitter of in geval van verhindering de door hem aangewezen ondervoorzitter bedoeld in artikel 32, tweede lid, en de gewone leden bedoeld in artikel 31, § 1, eerste lid, 1° zijn stemgerechtigd.
Het plaatsvervangend lid is stemgerechtigd, indien hij een gewoon lid vervangt dat verhinderd is.
De deskundigen hebben raadgevende stem § 3. Een advies wordt aangenomen bij gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige stemgerechtigde leden.
In geval van staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend. § 4. In afwijking van dit artikel kunnen de besluiten bedoeld in artikel 30 in specifieke werkingsregels voorzien.
Art. 35.De vaste commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat wordt goedgekeurd door de Minister.
Onderafdeling V. - De andere vaste commissies
Art. 36.De Minister kan, op verzoek van de Hoge Raad, eveneens andere vaste commissies oprichten die bevoegd zijn voor een bepaalde bedrijfstak of een welbepaald onderwerp.
Bij de oprichting van een vaste commissie voor een bepaalde bedrijfstak worden de leden en de deskundigen bij voorkeur gekozen uit organisaties die representatief zijn voor deze bedrijfstak.
De Minister bepaalt, na advies van de Hoge Raad, de opdracht van de in dit artikel bedoelde vaste commissies en de samenstelling ervan.
De regels betreffende de werking worden bepaald in het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad, op voorstel van de betrokken commissie. Afdeling VII. - De commissies ad hoc
Art. 37.Het uitvoerend Bureau kan voor een bepaalde duur commissies ad hoc oprichten die belast worden met het onderzoek van bijzondere vraagstukken inzonderheid ter voorbereiding van adviezen die door de Hoge Raad zullen worden verstrekt.
Art. 38.De samenstelling van de Commissies ad hoc wordt bepaald volgens de regels vastgesteld in het huishoudelijk reglement. Zij bestaan ten minste uit : 1° vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties, die lid zijn van de Raad;2° ambtenaren van de voor het bestudeerd onderwerp bevoegde administraties;3° in voorkomend geval, uit deskundigen die al dan niet behoren tot de vaste Commissie van deskundigen, op vraag van het uitvoerend Bureau.
Art. 39.Zij worden voorgezeten door de voorzitter of in geval van verhindering door de secretaris van de Hoge Raad.
Art. 40.Hun secretariaat wordt waargenomen door één van de ambtenaren, bedoeld in artikel 43, die deel uitmaken van het secretariaat van de Hoge Raad en die de ambtenaar belast met de leiding van het secretariaat aanduidt.
Art. 41.Het uitvoerend Bureau deelt aan de Hoge Raad mede dat een Commissie ad hoc werd opgericht, evenals zijn samenstelling en zijn opdracht. Afdeling VIII. - Het secretariaat
Art. 42.Het secretariaat van de Hoge Raad is belast met het verlenen van de nodige wetenschappelijke, technische, juridische en logistieke ondersteuning aan de Hoge Raad en zijn organen.
Het staat in voor het goede verloop van de vergaderingen van de Hoge Raad en zijn organen door het opstellen van de agenda's, de notulen van de vergaderingen en de adviezen en het verzenden ervan, en het bewaart de archieven.
Het doet opzoekingen omtrent de onderwerpen die behandeld worden door de Hoge Raad en zijn organen en verstrekt hen op hun verzoek de nodige inlichtingen.
Op vraag van de voorzitter stelt het voorbereidende documenten op voor bespreking in de vergaderingen van de Hoge Raad en zijn organen.
Het stelt de ontwerpadviezen op voor de Hoge Raad en zijn organen op basis van de gevoerde besprekingen en de schriftelijke opmerkingen en voorstellen van de leden, ambtenaren en deskundigen.
Het advies geeft duidelijk de gemeenschappelijke standpunten weer en vermeldt de inhoud van de verdeelde standpunten. De standpunten van de leden die de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van de niet-commerciële sector vertegenwoordigen, kunnen, op hun verzoek, als bijlage bij het advies worden gevoegd. Het verslag van de vergadering van de Hoge Raad vermeldt afzonderlijk de standpunten van de leden die niet in het advies weerhouden zijn.
Het bereidt het jaarverslag over de werkzaamheden van de Hoge Raad voor.
Het stelt eveneens de begroting op die nodig is opdat het zijn ondersteuningsfunctie ten opzichte van de Hoge Raad zou kunnen vervullen en de kosten bedoeld in artikel 46 kunnen worden betaald.
Art. 43.Het secretariaat is gehecht aan de Algemene Directie. Het is samengesteld uit : 1° Een adviseur-generaal belast met de leiding van de afdeling sociaal overleg over het welzijn op het werk van de Algemene directie;2° een academisch gevormd ingenieur;3° een arts;4° twee doctors of licentiaten in de rechten;5° vier personen die houder zijn van een universitair diploma of van een diploma van hoger onderwijs van het lange type met volledig leerplan of die opgenomen zijn in het hoogste niveau van de administratie. Afdeling IX. - Het statuut van de voorzitter en de ondervoorzitter
Art. 44.De voorzitter van de Hoge Raad wordt benoemd op voordracht van de Minister.
Art. 45.Binnen de vijf maanden wordt in de vervanging voorzien van de voorzitter, waarvan het mandaat een einde heeft genomen, voor de normale datum van beeïndiging ervan. In dat geval voltooit de nieuwe voorzitter het mandaat.
Art. 46.§ 1. Een forfaitaire vergoeding wegens representatiekosten kan worden toegekend aan de Voorzitter.
Het bedrag en de toekenningsmodaliteiten van deze vergoeding worden door Ons bepaald. § 2. Artikel 16 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene reiskosten is van toepassing op de Voorzitter.
Art. 47.De Voorzitter heeft de volgende opdrachten : 1° hij zorgt voor de samenroeping en de goede werking van de Hoge Raad;2° hij zit de vergaderingen van de Hoge Raad, het uitvoerend Bureau, de Vaste Commissie van deskundigen en de commissies ad hoc voor en zorgt voor het goede verloop ervan;3° hij legt de ontwerpen van adviezen en voorstellen voor aan de Hoge Raad en zorgt ervoor dat de adviezen worden verstrekt binnen de bij de wet voorgeschreven termijnen;4° hij legt het jaarlijks activiteitenverslag voor aan de Hoge Raad.
Art. 48.Het ondervoorzitterschap van de Hoge Raad wordt waargenomen door de directeur-generaal van de algemene directie of de directeur-generaal van de Algemene directie van het toezicht op het welzijn op het werk van de Federale Overheidsdienst.
De in het eerste lid bedoelde personen vervullen de opdrachten van de voorzitter wanneer deze verhinderd is, volgens de volgorde bepaald in het huishoudelijke reglement. Afdeling X. - Plaats in de codex
Art. 49.De bepalingen van de artikelen 1 tot 48 vormen titel II, hoofdstuk V van de Codex over het welzijn op het werk met de volgende opschriften : 1° « titel II - organisatorische structuren »;2° « Hoofdstuk V.- Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk. » Afdeling XI. - Slotbepalingen
Art. 50.De bepalingen van de artikelen 832, tweede tot vijfde lid en 841 tot 842octies van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, blijven van toepassing op de bedrijfscomités, de comités van de industriegebieden en de arrondissementscomités die zijn opgericht en werken op 20 juli 1999 totdat deze comités zijn omgevormd tot een vaste commissie als bedoeld in artikel 36.
Art. 51.Het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk wordt opgeheven.
De bepalingen van het in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit blijven evenwel gelden tot de Hoge Raad met toepassing van het onderhavige besluit is samengesteld.
Art. 52.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 oktober 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996; Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998;
Wet van 27 december 2004, Belgisch Staatsblad van 31 december 2004;
Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 10 juli 1999.