Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 30 januari 2006

Uittreksel uit arrest nr. 5/2006 van 11 januari 2006 Rolnummers 3479 en 3723 In zake : - het beroep tot vernietiging van de wet van 22 juni 2004 tot wijziging van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundi - het beroep tot vernietiging van artikel 21 van de wet van 27 december 2004 houdende diverse bepal(...)

bron
arbitragehof
numac
2006200148
pub.
30/01/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 5/2006 van 11 januari 2006 Rolnummers 3479 en 3723 In zake : - het beroep tot vernietiging van de wet van 22 juni 2004 tot wijziging van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingesteld door het Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-specialisten; - het beroep tot vernietiging van artikel 21 van de wet van 27 december 2004 houdende diverse bepalingen (wijziging van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen), ingesteld door het Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-specialisten.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en L. Lavrysen, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 februari 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 februari 2005, heeft het Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-specialisten, met zetel te 1050 Brussel, Kroonlaan 20, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 22 juni 2004 tot wijziging van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 augustus 2004, tweede editie).b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 juni 2005 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 15 juni 2005, heeft het Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-specialisten, met zetel te 1050 Brussel, Kroonlaan 20, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 21 van de wet van 27 december 2004 houdende diverse bepalingen (wijziging van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen) (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2004, tweede editie). Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3479 en 3723 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. In de zaak nr. 3479 is het beroep tot vernietiging gericht tegen de wet van 22 juni 2004 tot wijziging van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het beroep beperkt is tot het bij de bestreden wet vervangen zevende lid van artikel 140 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (hierna : Z.I.V.-wet 1994), dat betrekking heeft op de uitoefening van het stemrecht in het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, en dat luidt als volgt : « Voor de toepassing van artikel 141, §§ 2, 3 en 5, zijn de voorzitter, of bij diens ontstentenis, een ondervoorzitter en de leden, op basis van de volgende modaliteiten stemgerechtigd : - Elk lid bedoeld in het eerste lid, 1°, 3° en 4°, beschikt over één stem. - Elk lid bedoeld in het eerste lid, 2°, beschikt over één stem, uitgezonderd wanneer zaken onderzocht worden betreffende zorgverleners, behorend tot één van de categorieën opgesomd in het eerste lid, 5° tot 21°. In die gevallen beschikt de groep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen, over één stem. - Elke groep samengesteld uit vertegenwoordigers van de organisaties en verenigingen, bedoeld in het eerste lid, 5° tot 21°, van dit artikel, beschikt over één stem. - Wat de andere opdrachten betreft, opgesomd in artikel 141, zijn enkel de voorzitter en de leden bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, stemgerechtigd. Zij beschikken elk over één stem ».

B.1.2. Het eerste lid van artikel 140 van de Z.I.V.-wet 1994 bepaalt op welke wijze het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wordt samengesteld. De in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde leden zijn : « 1° een voorzitter, raadsheer in een hof van beroep of arbeidshof of lid van het parket-generaal bij een hof van beroep of lid van het auditoraat-generaal bij een arbeidshof; deze wordt bijgestaan door twee werkende ondervoorzitters en twee plaatsvervangende ondervoorzitters, raadsheren in een hof van beroep of arbeidshof; 2° acht werkende en acht plaatsvervangende leden, doctor in de geneeskunde, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de verzekeringsinstellingen;ter bepaling van de vertegenwoordiging der verzekeringsinstellingen wordt rekening gehouden met hun respectieve getalsterkte, met dien verstande dat iedere verzekeringsinstelling recht heeft op ten minste één mandaat; 3° acht werkende en acht plaatsvervangende leden, doctor in de geneeskunde, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve organisaties van het geneesherenkorps; Om de vertegenwoordiging van de representatieve organisaties van het geneesherenkorps te bepalen, wordt rekening gehouden met eventuele minderheden; 4° vier werkende en vier plaatsvervangende leden, lid van de Raden van de Orde der geneesheren, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de Nationale raad van de Orde der geneesheren ». De in het eerste lid, 5° tot 21°, bedoelde leden betreffen telkens twee werkende en twee plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te kennen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve organisaties of verenigingen van, naar gelang van het geval, de tandheelkundigen (5°), het apothekerskorps (6°), de verplegingsinrichtingen (7°), de vroedvrouwen (8°), de verpleegkundigen (9°), de kinesitherapeuten (10°), de bandagisten (11°), de orthopedisten (12°), de gehoorprothesisten (13°), de opticiens (14°), de logopedisten (15°), de orthoptisten (16°), de verstrekkers van implantaten (17°), de licentiaten in de wetenschap die door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft zijn erkend om verstrekkingen uit te voeren als bedoeld in de Z.I.V.-wet 1994 (18°), de revalidatiecentra (19°), de zorgverleners gemachtigd om de in artikel 34, 11°, van de Z.I.V.-wet 1994 bedoelde verstrekkingen uit te voeren (20°) en de zorgverleners gemachtigd om de in artikel 34, 12°, van de Z.I.V.-wet 1994 bedoelde verstrekkingen uit te voeren (21°) (hierna : de « andere zorgverstrekkers »).

B.2.1. In de zaak nr. 3723 is het beroep tot vernietiging gericht tegen artikel 21 van de wet van 27 december 2004 houdende diverse bepalingen, dat artikel 140 van de Z.I.V.-wet 1994 vervangt. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het beroep beperkt is tot het vierde en vijfde lid van paragraaf 5 van het bij de bestreden wet vervangen artikel 140 van de Z.I.V.-wet 1994, die eveneens het stemrecht in het voormelde Comité regelen en die luiden als volgt : « Zijn in alle zaken stemgerechtigd op basis van de volgende modaliteiten : - de Voorzitter, of bij diens ontstentenis, de ondervoorzitter die het Comité voorzit : hij beschikt over één stem; - alle leden voorgedragen door de verzekeringsinstellingen : zij beschikken elk over één stem, uitgezonderd wanneer zaken onderzocht worden betreffende zorgverstrekkers behorend tot één van de categorieën opgesomd in § 1, 5° tot 21°. In die gevallen beschikt de categorie, samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen, over één stem.

De leden bedoeld in § 1, 3° tot 21°, beslissen slechts in de zaken die rechtstreeks de categorie aanbelangen die hen heeft voorgedragen. Zij zijn stemgerechtigd op basis van de volgende modaliteiten : - elk lid bedoeld in § 1, 3° en 4°, beschikt over één stem; - de leden bedoeld in § 1, 5° tot 21°, beschikken per categorie over één stem ».

B.2.2. Met artikel 21 van de wet van 27 december 2004 wou de wetgever de leesbaarheid van artikel 140 van de Z.I.V.-wet 1994 verbeteren en ervoor zorgen dat de in de taalwetgeving vervatte waarborgen optimaal worden verzekerd bij de behandeling van de sanctiedossiers tegen zorgverstrekkers (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1438/001, pp. 324-327).

De regeling van het stemrecht in het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle werd door die bepaling inhoudelijk niet gewijzigd.

T en aanzien van de ontvankelijkheid B.3.1. De Ministerraad voert aan dat de verzoekende partij niet doet blijken van het vereiste belang. Vermits zij geen vertegenwoordigers heeft in het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle zou zij niet rechtstreeks en ongunstig kunnen worden geraakt door bepalingen die betrekking hebben op de werking van dat Comité.

B.3.2. Het Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-specialisten is een erkende federatie van verenigingen die, luidens haar statuten, onder meer tot doel heeft de werking van de Belgische beroepsverenigingen van geneesheren-specialisten te steunen en te ordenen, de zedelijke en stoffelijke belangen van de leden daarvan te verdedigen en, over het algemeen, zich bezig te houden met alles wat geneesheren-specialisten aanbelangt.

B.3.3. Op grond van artikel 10 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen heeft een erkende beroepsvereniging de vereiste hoedanigheid om bepalingen aan te vechten die de collectieve belangen van haar leden rechtstreeks en ongunstig kunnen raken.

B.3.4. Aangezien het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle bevoegdheden heeft om sancties op te leggen ten aanzien van zorgverstrekkers die hun « praktijkvoering » niet of onvoldoende aanpassen in de zin van een « goede medische praktijkvoering » (artikel 141 van de Z.I.V.-wet 1994), kunnen de collectieve belangen van de leden van het Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-specialisten rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door wetsbepalingen die betrekking hebben op de uitoefening van het stemrecht in dat Comité en die de krachtverhoudingen tussen de in dat Comité vertegenwoordigde categorieën regelen.

De exceptie wordt verworpen.

B.4.1. De Ministerraad werpt eveneens op dat het belang van de verzoekende partij in de zaak nr. 3479 slechts kan worden aanvaard wanneer het beroep tot vernietiging in de zaak nr. 3723 wordt ingewilligd. Vermits de in de eerste zaak bestreden bepaling vervangen werd bij het op 10 januari 2005 in werking getreden artikel 21 van de wet van 27 december 2004 houdende diverse bepalingen (dat het voorwerp uitmaakt van de tweede zaak), zou het op 10 februari 2005 ingediende beroep in de eerste zaak zonder voorwerp zijn, behoudens wanneer artikel 21 van de wet van 27 december 2004 zou worden vernietigd.

B.4.2. De wet van 27 december 2004 houdende diverse bepalingen bevat geen artikel met betrekking tot de inwerkingtreding ervan, zodat het in de zaak nr. 3723 bestreden artikel 21 verbindend is geworden de tiende dag na die van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2004, namelijk op 10 januari 2005.

De in de zaak nr. 3479 bestreden wet van 22 juni 2004 is in werking getreden op 15 februari 2003 (artikel 3) en heeft rechtsgevolgen gehad vanaf die datum tot en met 9 januari 2005. Aangezien een vernietiging van die wet ertoe zou leiden dat de op grond ervan genomen beslissingen zouden kunnen worden aangevochten, behoudt de verzoekende partij haar belang bij de vernietiging ervan.

De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde B.5. In beide zaken (nrs. 3479 en 3723) wordt een - enig en identiek - middel afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Volgens het middel creëren de bestreden bepalingen een niet te verantwoorden verschil in behandeling tussen geneesheren en andere zorgverstrekkers, doordat de modaliteiten volgens welke de leden van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle stemgerechtigd zijn verschillend zijn naargelang dat Comité zich dient uit te spreken in zaken die geneesheren betreffen, dan wel in zaken die andere zorgverstrekkers betreffen.

B.6. Krachtens de bestreden bepalingen beschikt elk effectief lid van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle over één stem wanneer zaken worden onderzocht die geneesheren betreffen.

Wanneer zaken worden onderzocht die andere zorgverstrekkers betreffen stemmen de vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen en de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties en verenigingen echter per categorie. Beide categorieën beschikken over één stem.

B.7. Uit de parlementaire voorbereiding van de in de zaak nr. 3479 bestreden wet van 22 juni 2004 blijkt dat de wetgever een aantal technische correcties heeft willen aanbrengen in de tekst van de bij de programmawet (II) van 24 december 2002 gewijzigde Z.I.V.-wet 1994, omdat die tekst niet beantwoordde aan de doelstellingen van de wetgever bij het aannemen van die programmawet (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0845/001, pp. 4 en 5).

Die doelstellingen, zoals ze bleken uit de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat de programmawet (II) van 24 december 2002 is geworden, werden tijdens de parlementaire voorbereiding van de bestreden wet van 22 juni 2004 opnieuw aangehaald. Meer bepaald werd gesteld : « Er wordt een bijkomende garantie voor een evenwichtig onderzoek van de feiten door het Comité toegevoegd. De werkingsregels van dit Comité worden aangepast om de respectievelijke debatten en invloeden opnieuw in evenwicht te brengen.

In de huidige situatie is het Comité samengesteld onder het voorzitterschap van een magistraat, uit een vaste groep van 8 geneesheren, vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen, van 8 geneesheren, vertegenwoordigers van het geneesherenkorps en van 4 geneesheren, vertegenwoordigers van de Nationale raad van de Orde van geneesheren. Deze 20 leden beraadslagen over alle zaken, zelfs deze die hen niet rechtstreeks aanbelangen. De andere geneeskundige beroepen, de verzorgingsinstellingen en de para-medische beroepen houden enkel zitting in de zaken die hen rechtstreeks aanbelangen. Elk van deze groepen beschikt slechts over 2 vertegenwoordigers. Dit onevenwicht plaatst hen automatisch in de minderheid.

Het ontwerp verbetert deze anomalie. Enerzijds beslissen het geneesherenkorps en de Orde van geneesheren enkel over de zaken die hen rechtstreeks aanbelangen. Anderzijds, bij de uitspraak over een dossier van een zorgverlener die geen geneesheer is, vormen de 8 vertegenwoordigers van de ziekenfondsen de bank van de verzekeringsinstellingen tegenover de bank van het betrokken beroep die door zijn twee leden wordt vertegenwoordigd. Iedere bank beschikt over één stem, net zoals de Voorzitter.

Voor wat de dossiers ten laste van geneesheren betreft, is deze regel overbodig omdat de krachten hier gelijk verdeeld zijn : de verzekeringsinstellingen en het geneesherenkorps beschikken elk over 8 vertegenwoordigers. De 8 zetels toebehorend aan het geneesherenkorps worden toegewezen in functie van de resultaten van de medische verkiezingen » (ibid., p. 4).

B.8. Het in de bestreden bepalingen vervatte verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk de aard van het beroep van de persoon die het voorwerp uitmaakt van de zaak waarover het Comité dient te stemmen.

B.9. Uit het in B.7 aangehaalde uittreksel uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever een evenwicht heeft willen creëren tussen de stemmen die toekomen aan, enerzijds, de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties en verenigingen van de betrokken beroepsgroep en, anderzijds, de vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen.

B.10. Om die doelstelling te bereiken werd een bijzonder systeem van stemmen (stemmen per categorie) ingesteld, zij het dat dit systeem enkel toepasselijk werd gemaakt in zaken waarin het Comité zich dient uit te spreken ten aanzien van « andere zorgverstrekkers » en niet in zaken betreffende geneesheren.

B.11.1. Onder de gelding van de in de zaak nr. 3479 bestreden wet van 22 juni 2004 werden, wanneer het Comité zaken onderzocht die « andere zorgverstrekkers » betreffen, de representatieve organisaties en verenigingen van die zorgverstrekkers vertegenwoordigd door twee en de verzekeringsinstellingen door acht leden. In zaken betreffende geneesheren werden zowel de representatieve organisaties van het geneesherenkorps als de verzekeringsinstellingen vertegenwoordigd door acht leden.

Sinds de wijziging ervan bij het in de zaak nr. 3723 bestreden artikel 21 van de wet van 27 december 2004 bepaalt artikel 140, § 5, van de Z.I.V.-wet 1994 dat voor het uitoefenen van de bevoegdheid bedoeld in artikel 141, § 1, 16°, de leden bedoeld in § 1 ingedeeld worden in taalgroepen en artikel 140, § 1, tweede lid, dat de leden bedoeld onder 2° tot en met 21° voor de helft uit Nederlandstaligen en voor de helft uit Franstaligen bestaan. Ofschoon die verdeling met zich meebrengt dat bij de behandeling van zaken betreffende zorgverstrekkers het aantal vertegenwoordigers van de verschillende categorieën wordt gehalveerd, wijzigt die bepaling niets aan de krachtverhoudingen tussen die verschillende categorieën.

B.11.2. Aangezien de vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen bij de behandeling van zaken die « andere zorgverstrekkers » betreffen numeriek in de meerderheid zijn ten aanzien van de vertegenwoordigers van de representatieve organisaties en verenigingen, terwijl dit niet het geval is bij de behandeling van zaken die geneesheren betreffen, heeft de wetgever, door het systeem van stemmen per categorie, dat afwijkt van het gemeenrechtelijke systeem van stemmen per lid, slechts toe te passen in zaken die de « andere zorgverstrekkers » betreffen, een maatregel genomen die niet zonder redelijke verantwoording is.

B.12. Volgens de verzoekende partij zouden de bestreden bepalingen nadelige gevolgen hebben omdat bij de behandeling van zaken die geneesheren betreffen de afwezigheid van een vertegenwoordiger van de representatieve organisaties het resultaat van de stemming op doorslaggevende wijze kan beïnvloeden.

Nog afgezien van de vraag of de door de verzoekende partij aangevoerde nadelen voortvloeien uit de bestreden bepalingen, stelt het Hof vast dat artikel 140 van de Z.I.V.-wet 1994 (eerste lid in de zaak nr. 3479; paragraaf 1 in de zaak nr. 3723) voor elk lid van het Comité voorziet in een plaatsvervangend lid. Wanneer een vertegenwoordiger van de representatieve organisaties niet aanwezig kan zijn op een vergadering van het Comité, kan hij zich laten vervangen door een plaatsvervangend lid.

De bestreden bepalingen kunnen redelijkerwijze niet worden geacht onevenredige gevolgen te hebben.

B.13. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 11 januari 2006.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, A. Arts.

^