gepubliceerd op 13 augustus 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 2006 betreffende de afbakening van de plaatsen die deel uitmaken van de infrastructuur, uitgebaat door de openbare vervoersmaatschappijen, waarop de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van toepassing zijn.
26 JULI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 2006 betreffende de afbakening van de plaatsen die deel uitmaken van de infrastructuur, uitgebaat door de openbare vervoersmaatschappijen, waarop de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van toepassing zijn.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, inzonderheid op artikel 13.1., 2°, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 2006 betreffende de afbakening van de plaatsen die deel uitmaken van de infrastructuur, uitgebaat door de openbare vervoersmaatschappijen, waarop de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van toepassing zijn.
Gelet op het advies 43.222/2 van de Raad van State, gegeven op 25 juni 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 april 2006 betreffende de afbakening van de plaatsen die deel uitmaken van de infrastructuur, uitgebaat door de openbare vervoersmaatschappijen, waarop de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van toepassing zijn, wordt aangevuld met een punt 3, luidend als volgt : « 3° voor wat betreft de openbare vervoermaatschappijen die metro-, tram- en busdiensten organiseren : alle publiek toegankelijke plaatsen, toebehorend aan de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn : a) met inbegrip van de door de Lijn gedefinieerde bovengrondse bus- en tramstations en de ondergrondse pre-metrostations;b) met uitsluiting van infrastructuur, uitgebaat door derden, andere dan alle voertuigen die in opdracht en voor rekening van de Lijn gebruikt worden;c) met uitsluiting van parkings;d) met uitsluiting van andere, dan onder a), bedoelde publieke toegankelijke bovengrondse infrastructuur.»
Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 juli 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL