gepubliceerd op 27 september 2005
Wet houdende vereenvoudiging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid
2 SEPTEMBER 2005. - Wet houdende vereenvoudiging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 7 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, ingevoegd bij wet van 9 juni 1999, vervangen en hernummerd bij wet van 7 mei 2004, wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt : « § 3. Met het oog op de verificatie van de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 8°, en in artikel 6, eerste lid, 1° en 8°, voorafgaand aan de procedure bedoeld in § 1, hebben de personen, werkzaam bij de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid, Directie Private Veiligheid, van de FOD Binnenlandse Zaken, aangeduid bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kosteloos en rechtstreeks toegang tot de in het centraal strafregister opgenomen gegevens, met uitzondering van : 1° beslissingen vernietigd op grond van artikel 416 tot 442 of artikel 443 tot 447bis van het Wetboek van Strafvordering;2° beslissingen tot intrekking genomen op grond van de artikelen 10 tot 14 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof;3° veroordelingen en beslissingen uitgesproken op grond van een opgeheven wetsbepaling, op voorwaarde dat de strafbaarheid van het feit is opgeheven. Zij kunnen kennis nemen van de gegevens bedoeld in § 2, eerste lid.
De persoonsgegevens die in toepassing van het eerste lid worden ingewonnen of ontvangen, worden onmiddellijk vernietigd zodra de administratieve beslissing, waartoe het onderzoek van deze persoonsgegevens aanleiding gaf, definitief geworden is. »
Art. 3.In artikel 13.3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden « de N.M.B.S.-Holding N.V. en » ingevoegd tussen de woorden « als openbare vervoersmaatschappij beschouwd, » en de woorden « elke publiekrechtelijke rechtspersoon ».
Art. 4.In artikel 19, § 1, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Aan elke natuurlijke of rechtspersoon, die de bepalingen van de wet of haar uitvoeringsbesluiten niet naleeft, de misdrijven bedoeld in artikel 18 uitgezonderd, kan : 1° een waarschuwing worden gericht waarbij de overtreder tot de stopzetting van deze handeling wordt aangemaand;2° of een minnelijke schikking worden voorgesteld die de helft bedraagt van het bedrag van het administratieve geldboete, bedoeld onder 3°, zonder evenwel lager te zijn dan 100 euro.De betaling van de minnelijke schikking doet de procedure tot het opleggen van een administratieve geldboete vervallen; 3° of een administratieve geldboete worden opgelegd van 100 euro tot 25.000 euro, met dien verstande de administratieve geldboete in geval van inbreuken bepalingen, bedoeld in of krachtens : - artikel 2, § 1 of artikel 4, begrepen is tussen 12.500 euro en 25.000 euro; - artikel 1, § 1, tweede lid, vierde lid of zesde artikel 2, § 2, artikel 3, artikel 9, § 4, of artikel 15, begrepen is tussen 7.500 euro en 15.000 euro; - artikel 8, uitgezonderd § 3, of een van de artikelen 13.1 tot en met 13.14, begrepen is tussen 2.500 euro en 10.000 euro; - artikel 5, eerste lid, 1°, 5° of 8°, artikel 6, eerste en 8°, artikel 4bis, artikel 8, § 3, artikel 9, artikel 14, artikel 20, begrepen tussen 1.000 euro en 2.500 euro; - artikel 6, eerste lid, 5°, begrepen tussen 500 euro en 1.000 euro. »; 2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd door de wetten van 19 juli 1991, 10 juni 2001 en 7 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « bij een ter post aangetekende brief » vervangen door de woorden « op de wijze bepaald door de Minister van Binnenlandse Zaken »;2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Indien de retributieplichtige in gebreke blijft om binnen de gestelde termijn de retributie te betalen : 1° wordt het bedrag van de retributies zoals bedoeld in § 2, vanaf de eerste dag van de eerste maand volgende op het verstrijken van de gestelde betalingstermijn van rechtswege verhoogd met de verwijlsinstresten, zonder dat het bedrag van deze verhoging evenwel minder dan 200 euro bedraagt;2° verzoekt de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, per aangetekend schrijven de kredietinstelling die de bankwaarborg verleende aan de retributieplichtige, over te gaan tot betaling van het bedrag bedoeld onder 1°;3° bij afwezigheid van bankwaarborg vaardigt de bevoegde ambtenaar, bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, een dwangbevel tot het betalen van het bedrag bedoeld onder 1° uit waarop de bepalingen van het Vijfde Deel van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing zijn.» Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 2 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Eerste Minister, afwezig, D. REYNDERS Voor de Minister van Justitie, afwezig, A. FLAHAUT De Minister van Binnenlandse Zaken P. DEWAEL De Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de Eerste Minister, V. VAN QUICKENBORNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005 : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Doc.51-1775 (2004/2005) : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 23 juni 2005.
Stuk van de Senaat : Doc. 3-1256 (2004/2005) : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.