Etaamb.openjustice.be
Wet van 23 maart 1998
gepubliceerd op 30 april 1998

Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016042
pub.
30/04/1998
prom.
23/03/1998
ELI
eli/wet/1998/03/23/1998016042/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MAART 1998. - Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : a) « dieren » : de levende gewervelde en ongewervelde dieren van welke soort ook;b) « dierlijke producten » : elke al dan niet verwerkte materie van dierlijke oorsprong.

Art. 3.Met toepassing van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt bij het Ministerie van Middenstand en Landbouw een « Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten » ingesteld, hierna « het Fonds » te noemen.

Bij het Fonds wordt een Raad opgericht waarvan de organisatie, de samenstelling en de werkwijze door de Koning worden bepaald.

Art. 4.Ten laste van het Fonds kunnen de prefinanciering of de financiering van de uitgaven van de overheid aangerekend worden, gedaan in het kader van : 1° de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;2° de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking;3° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten;4° de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren.

Art. 5.Het Fonds wordt gestijfd door : 1° de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, of opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 6, § 1, ten laste van de natuurlijke en rechtspersonen die dieren of dierlijke producten voortbrengen, verwerken, vervoeren, bewerken, verkopen of verhandelen;2° de heffingen, bedoeld in artikel 16, of opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 7, voor de controles en prestaties van de overheid in het kader van de wetten, bedoeld in artikel 4;3° de vrijwillige of contractuele bijdragen;4° de ontvangsten voortkomend uit de deelneming van de Europese Gemeenschap in de uitgaven van het Fonds;5° de administratieve geldboeten, opgelegd in het kader van de wettten, bedoeld in artikel 4;6° de bedragen aan de Staat verschuldigd in het kader van artikel 7 van de voornoemde wet van 15 juli 1985;7° de financiële garanties, vastgesteld in het kader van de voornoemde wet van 24 maart 1987;8° de terugvorderingen van vergoedingen in het kader van de voornoemde wet van 24 maart 1987.

Art. 6.§ 1. De Koning bepaalt, na het advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de verplichte bijdragen bedoeld in artikel 5, 1°, evenals de regels voor de inning ervan. Onverminderd de sancties, bedoeld in de artikelen 10 en 12, bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen van deze verplichte bijdragen.

De verplichte bijdragen kunnen vastgesteld worden volgens de sanitaire risico's verbonden aan de dieren of aan de ondernemingen. Een deel van de verplichte bijdragen kan aangewend worden voor het dekken van de kosten van inning en storting aan het Fonds.

De verplichte bijdragen kunnen worden geheven voor elk dier dat wordt gehouden, verhandeld, vervoerd, geslacht of verwerkt, met uitzondering van de ingevoerde en uitgevoerde dieren. Zij kunnen forfaitair worden vastgesteld of in verhouding tot de waarde van de dieren of de karkassen.

Zij kunnen eveneens worden geheven voor elke onderneming die dieren of dierlijke producten houdt, verhandelt, vervoert, slacht of verwerkt.

In dat geval kunnen zij forfaitair worden vastgesteld of in verhouding tot de omvang van de onderneming. § 2. De koninklijke besluiten betreffende de verplichte bijdragen zijn van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de dag van hun inwerkingtreding wanneer zij door de wetgever niet werden bekrachtigd in het jaar volgend op dat van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. § 3. Indien de verplichte bijdrage wordt geïnd bij personen, die dieren of dierlijke producten verwerken, vervoeren, bewerken, verkopen of verhandelen, kan de Koning, na het advies van de Raad van het Fonds, bepalen dat de verplichte bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt doorberekend naar de producenten. Hij kan eveneens de wijze van deze doorberekening bepalen in alle stadia tussen verwerking en productie, alsmede de wijze van opmaken van facturen en aankoopdocumenten. Hij kan bepalen dat deze doorberekening plaats heeft bij de prijsvorming tussen partijen naar aanleiding van het verrichten van diensten en/of naar aanleiding van het verkopen van dieren of dierlijke producten.

Art. 7.De Koning bepaalt, na het advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de heffingen bedoeld in artikel 5, 2°, evenals de nadere regelen voor de inning ervan. Onverminderd de sancties bedoeld in de artikelen 10 en 12, bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen van deze heffingen.

Art. 8.Onverminderd de besluiten genomen ter uitvoering van de wetten, bedoeld in artikel 4, worden het bedrag en de voorwaarden van de tussenkomsten van het Fonds in het kader van jaarlijkse programma's bepaald door de Minister tot wiens bevoegdheid de Landbouw behoort, na het advies van de Raad van het Fonds.

Bovendien geeft de Raad van het Fonds zijn advies betreffende alle vragen waarvan het onderzoek hem door de Minister wordt opgedragen en hij kan hem elk voorstel voorleggen betreffende de uitvoering van de wetten, bedoeld in artikel 4.

Art. 9.Een bijzonder reglement betreffende het beheer van het Fonds wordt door de Koning opgemaakt op de gezamenlijke voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Landbouw behoort en de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort.

Art. 10.Ingeval de in deze wet bedoelde verplichte bijdragen of heffingen niet worden betaald door de betalingsplichtige, zelfs indien de betaling het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken, worden de erkenning of de licentie zoals bedoeld in artikelen 12, 13, 15 en 18bis van de voornoemde wet van 24 maart 1987 en artikel 3 van de voornoemde wet van 28 maart 1975 en in voorkomend geval de aflevering van certificaten in toepassing van artikel 19 van de voornoemde wet van 24 maart 1987 en artikel 3 van de voornoemde wet van 28 maart 1975, geschorst vanaf de vijftiende werkdag volgend op de dag van de kennisgeving van de ingebrekestelling bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.

De ingebrekestelling herneemt de tekst van het voorgaande lid.

De voornoemde maatregel neemt van rechtswege een einde op de eerste werkdag volgend op die waarop de verschuldigde verplichte bijdragen of heffingen effectief op de rekening van het Fonds werden gecrediteerd.

Art. 11.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, worden overtredingen van de wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, de leden van de rijkswacht, de ambtenaren van gemeentelijke politie, de ambtenaren van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, aangeduid door de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de erkende dierenartsen door dezelfde Minister aangewezen, de ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen, de dierenartsen-ambtenaren van het Instituut voor veterinaire keuring in het kader van hun opdrachten in het slachthuis en ook door de andere ambtenaren aangewezen door de Koning. Degenen onder hen die de eed voorgeschreven bij het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie niet hebben afgelegd, moeten hem voor de vrederechter afleggen.

De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling ter kennis gebracht van de overtreders.

In de uitoefening van hun opdracht mogen dezelfde overheidspersonen slachthuizen, fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen, bossen, cultuur- en braakliggende gronden en de in open lucht gelegen bedrijven te allen tijde betreden.

Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.

Zij kunnen zich alle voor het volbrengen van hun opdracht nodige inlichtingen en bescheiden doen verstrekken en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.

Art. 12.Onverminderd de toepassing in voorkomend geval van de strengere straffen, bepaald bij het Strafwetboek of bij bijzondere strafwetten, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijfduizend frank : - degene die de bedragen, verschuldigd aan het Fonds en bedoeld in artikel 5, niet betaalt of de volledige bedragen niet tijdig betaalt, of - degene die de wijze van de doorberekening of de wijze van opmaken van facturen of aankoopdocumenten niet naleeft of die de verplichte bijdrage doorberekent zonder dat de doorberekening wordt toegestaan, of - degene die teneinde te ontsnappen aan de bepalingen betreffende de bedragen, bedoeld in artikel 5, of betreffende de wijze van de doorberekening of de wijze van opmaken van facturen of aan-koopdocumenten, zich verzet tegen de bezoeken, inspecties, controles of verzoeken om inlichtingen of om documenten door de in artikel 11 van deze wet bepaalde overheidspersonen of die willens en wetens onjuiste of onvolledige inlichtingen of documenten verstrekt.

Art. 13.Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in artikel 12 bepaalde misdrijven.

Art. 14.Volgende verplichte bijdragen aan het Fonds worden opgelegd aan de slachthuizen en de uitvoerders : 1° voor de periode van 1 januari 1988 tot 30 juni 1989 : 315 frank voor elk rund, 105 frank voor elk kalf en 20 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;2° voor de periode van 1 juli 1989 tot 31 december 1990 : 0,80 frank per kg karkas voor elk rund en elk kalf en 0,25 frank per kg karkas voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;3° voor de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 1995 : 630 frank voor elk rund, 200 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;4° voor de periode van 1 juli 1995 tot 31 maart 1996 : 560 frank voor elk rund, 180 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;5° voor de periode van 1 april 1996 tot 31 december 1996 : 504 frank voor elk rund, 162 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;6° voor de periode van 1 januari 1997 tot de eerste dag van de maand volgend op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad : 454 frank voor elk rund en 146 frank voor elk kalf, indien zij in die periode worden geslacht;7° voor de periode van de eerste dag volgend op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 6, § 1, vastgesteld zal hebben : 410 frank voor elk rund en 132 frank voor elk kalf, indien zij in die periode worden geslacht. Deze verplichte bijdragen worden doorberekend naar de producent.

Deze verplichte bijdragen zijn slechts verschuldigd voor de nationale dieren. Zij zijn niet verschuldigd voor de ingevoerde dieren. Zij zijn niet meer verschuldigd voor de uitgevoerde dieren vanaf 1 januari 1997.

Wat de ingevoerde dieren betreft, worden de verplichte bijdragen die met ingang van 1 januari 1988 werden betaald met toepassing van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1989, 23 november 1990, 19 april 1993, 15 mei 1995, 25 februari 1996 en 13 maart 1997, terugbetaald aan de schuldeisers die het bewijs leveren dat de door hen betaalde verplichte bijdragen betrekking hadden op ingevoerde dieren,dat deze verplichte bijdragen door hen niet werden doorberekend naar de producent of dat de doorberekening werd ongedaan gemaakt en dat zij de verplichte bijdragen volledig betaald hebben voor de nationale dieren, met inbegrip van de uitgevoerde slachtdieren en de uitgevoerde fok- en gebruiksdieren.

Art. 15.Volgende verplichte bijdragen aan het Fonds worden opgelegd aan de verantwoordelijken van bedrijven waar varkens worden gehouden : 1° voor de periode van 1 januari 1993 tot 31 december 1995 : - 125 frank of 100 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd.Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 200 fokvarkens kunnen gehouden worden; - 85 frank of 35 frank per mestvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 1500 mestvarkens kunnen gehouden worden; 2° voor de periode van 1 januari 1996 tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 6, § 1, vastgesteld zal hebben : - 37 frank of 12 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd.Indien de afvoer van biggen steeds naar hetzelfde bedrijf van bestemming, waar ze gehouden worden tot de slachting geschiedt, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 12 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 200 fokvarkens kunnen gehouden worden; - 106 frank of 35 frank per mestvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Indien de biggen steeds van hetzelfde bedrijf van oorsprong, waar ze geboren worden, afkomstig zijn, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 35 frank per mestvarken dat kan worden gehouden, met een minimum van 250 frank per bedrijf.

Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 1500 mestvarkens kunnen gehouden worden.

De verplichte bijdragen bedoeld in dit artikel worden verhoogd met 50 % wanneer het bedrijf niet beschikt over het attest bedoeld in het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens.

Art. 16.Volgende heffingen aan het Fonds worden opgelegd aan de melkinrichtingen en aan de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten : 1° voor de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1995 : 1) aan de melkinrichtingen 0,20 frank per kilogram botervet en 0,32 frank per kilogram eiwit vervat in de in België verzamelde melk en/of de behandelde, verwerkte en/of verpakte melk en producten op basis van melk, welke ook de herkomst en de vorm weze waaronder zij worden verkregen. Onder « melkinrichtingen » wordt verstaan de melkinrichtingen erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 7 maart 1994 betreffende de erkenning van melkinrichtingen.

Indien die producten achtereenvolgens door meerdere melkinrichtingen behandeld, verwerkt en/of verpakt worden, is de heffing verschuldigd door ieder van hen, voor zover de verhandeling van de genoemde producten het voorwerp was van een handelsverrichting.

Ingeval van loonwerk is de heffing verschuldigd door de loonwerker voor zover er geen heffing wordt geïnd op het verwerkt product bij de eigenaar ervan.

De heffing is niet verschuldigd door de melkinrichtingen die rauwe melk of room verzamelen indien deze producten zonder behandeling, verwerking of verpakking worden doorverkocht, en het voorwerp zijn van de heffing in het onmiddellijk volgende stadium; 2) aan de houders van vergunningen voor de afgifte van de vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten : Onder « houders van vergunningen » wordt verstaan de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten afgegeven in toepassing van het koninklijk besluit van 27 februari 1963 betreffende de verdeling van zuivelproducten. a) groothandelaars in zuivelproducten, groothandelaars in rauwe melk en room en groothandelaars die kaasproducten opnieuw verwerken : een heffing van 2.600 frank; b) groothandelaars die zuivelproducten andere dan kaas opnieuw verwerken : een heffing van 8 000 frank;c) kleinhandelaars in zuivelproducten, houders van een winkel, venters : een heffing van 1 000 frank;d) producent-venters, houders van melkkoeien voor de verkoop van zuivelproducten van hun eigen bedrijf : een heffing van 1 000 frank;3) de melkinrichtingen die bovendien groothandelaar of kleinhandelaar zijn, betalen de heffingen voorgeschreven in 1) en 2);4) de melkinrichtingen doen aan het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw binnen de vijfenveertig dagen na het einde van iedere maand wanneer zij personen zijn die rauwe melk of room ophalen of personen die meer dan 10 000 frank heffingen per maand verschuldigd zijn, of na het einde van ieder trimester wanneer zij andere personen zijn, een verklaring van de aan heffingen onderworpen hoeveelheden toekomen. De verschuldigde heffingen worden betaald binnen twee maanden na de desbetreffende maand of het desbetreffende trimester. Binnen hetzelfde burgerlijk jaar mag een betaling die lager is dan 500 frank naar de volgende periode worden overgedragen.

De heffingen bepaald onder 2) zijn jaarlijks en bij voorbaat betaalbaar.

De laattijdige betaling heeft van rechtswege een nalatigheidsintrest tegen de wettelijke rentevoet tengevolge, vermeerderd met 500 frank voor administratieve kosten; 5) een bedrag van 250 frank per titel voor de vervanging en de vernieuwing van de vergunningstitels, verloren of beschadigd gedurende het dienstjaar. Indien zich in de loop van het jaar een wijziging voordoet, inzonderheid met betrekking tot de houder van de vergunning, de zetel of de aard van de onderneming, wordt de nieuwe titel kosteloos uitgereikt.

Het kosteloos uitreiken wordt toegestaan op voorwaarde, ingeval de houder van de vergunning gewijzigd wordt, dat de overnemer de handel in zuivelproducten voortzet op dezelfde zetel of op hetzelfde activiteitscentrum als de overdrager en, ingeval de aard van onderneming gewijzigd wordt, dat deze blijft behoren tot een categorie die hetzelfde bedrag betaalt; 6) de portkosten en fiscale kosten met betrekking tot het aanbieden en het innen van de sommen, verschuldigd voor de uitgereikte, vervangen of vernieuwde vergunningstitels, zijn ten laste van de belanghebbende. De distributiekaarten worden door de titularis van de vergunning te zijnen laste opgemaakt; 7) elke titel afgeleverd in de loop van een jaar is slechts geldig tot 31 december van dat jaar en verplicht tot de betaling van het ganse bedrag van de heffing vastgesteld bij 2).Indien de titel betrekking heeft op een handelsactiviteit die na 30 juni gestart is, is de houder van de vergunning enkel de helft van het bedrag vastgesteld bij 2) verschuldigd; 2° voor de periode van 1 januari 1996 tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 7 vastgesteld zal hebben : 1) aan de melkinrichtingen 0,10 frank per kilogram botervet en 0,16 frank per kilogram eiwit die vervat zijn in : - de melk en producten op basis van melk die zij bereid hebben; - de in België opgehaalde melk indien geen heffingen worden geïnd op de producten die rechtstreeks met deze melk vervaardigd zijn.

Melkinrichtingen die boter of room opnieuw verwerken, zijn enkel een heffing van 0,03 frank per kilogram botervet, vervat in de herverwerkte boter, verschuldigd aan het Fonds.

Geen enkele heffing wordt geheven op de melk en de producten op basis van melk indien die producten slechts het voorwerp uitmaakten van een verpakking; 2) aan de houders van vergunningen voor de afgifte van de vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten : a) groothandelaars in zuivelproducten, groothandelaars in rauwe melk en room en groothandelaars die kaasproducten opnieuw verwerken : een heffing van 1.300 frank; b) groothandelaars die zuivelproducten andere dan kaas opnieuw verwerken : een heffing van 4 000 frank;c) kleinhandelaars in zuivelproducten, houders van een winkel, venters : een heffing van 500 frank;d) producent-venters en houders van melkkoeien, voor de verkoop van zuivelproducten van hun eigen bedrijf : een heffing van 500 frank. De bepalingen van 1°, 3) tot 7) blijven van toepassing.

Art. 17.Het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw doet het nodige voor de inning van de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15 en van de heffingen bedoeld in artikel 16.

In voorkomend geval heeft van rechtswege schuldvergelijking plaats uit kracht van de wet tussen de bedragen verschuldigd krachtens de bepalingen van de artikelen 14, 15 en 16 en de bedragen betaald met toepassing van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, het koninklijk besluit van 14 juni 1993 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden en het koninklijk besluit van 5 juli 1995 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren door de melkinrichtingen en door de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten.

Art. 18.Indien het slachthuis, de uitvoerder of de verantwoordelijke van het bedrijf waar varkens worden gehouden het bedrag van de verplichte bijdragen bedoeld in de artikelen 14 en 15, niet betaalt na twee aanmaningen, wordt het bedrag van de verplichte bijdragen verdubbeld.

De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 14 worden in alle stadia van verhandeling of productie die de slachting of de uitvoer voorafgaan, geheel doorberekend naar de producent. Deze doorberekening heeft plaats bij de prijsvorming tussen partijen zowel naar aanleiding van de verkoop van dieren als naar aanleiding van het verrichten van diensten door het slachthuis of de uitvoerder.

Deze verplichte bijdrage mag niet worden vermeld op de factuur of op het stuk bedoeld bij artikel 4 van het koninlijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde.

Deze verplichte bijdragen moeten door de slachthuizen worden betaald uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op de slachting of op het aangetekend schrijven van het Bestuur. Zij moeten door de uitvoerders worden betaald aan het Bestuur uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het aangetekend schrijven van dit Bestuur.

De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 15 zijn jaarlijks verschuldigd. Zij worden betaald aan het Bestuur binnen de dertig dagen die volgen op het verzoek tot betaling dat bij aangetekende brief wordt verzonden.

Bij gebreke aan tijdige betaling van de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, is van rechtswege en zonder aanmaning een verwijlinterest tegen de wettelijke rentevoet verschuldigd.

Art. 19.Het koninklijk besluit van 13 maart 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren is bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.

Art. 20.Het koninklijk besluit van 24 juni 1997 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld voor de sector pluimvee is bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.

Art. 21.Worden opgeheven : 1° artikel 32, §§ 2 en 3, van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994 en 20 december 1995;2° artikel 1bis van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr.426 van 5 augustus 1986 en vervangen bij de wet van 24 maart 1987; 3° de wet van 24 april 1996 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 15 mei 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;4° de wet van 5 februari 1997 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;5° het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1989, 23 november 1990, 19 april 1993, 15 mei 1995, 25 februari 1996 en 13 maart 1997;6° het koninklijk besluit van 14 juni 1993 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens worden gehouden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1996;7° het koninklijk besluit van 5 juli 1995 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren door de melkinrichtingen en door de houders van vergunnigen voor de verkoop van zuivelproducten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1996. De verordenende besluiten genomen ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde wetten blijven van kracht tot aan hun uitdrukkelijke opheffing.

Art. 22.In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van de begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993, 24 december 1993, 21 december 1994 en 29 april 1996 wordt de subrubriek « 31-1 Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren » vervangen door de volgende tekst : « Fonds 31-1 Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten De ontvangsten bepaald in artikel 5 van de organieke wet houdende oprichting van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.

De uitgaven bepaald in artikel 4 van de organieke wet houdende oprichting van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten ».

Art. 23.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 14 en artikel 21, eerste lid, 5°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1988, artikel 15 en artikel 21, eerste lid, 6°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1993 en artikel 16 en artikel 21, eerste lid, 7°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1995.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 23 maart 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Vice-Eerste Minister en Minsiter van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

(1) Gedr.St. van de Kamer van volksvertegenwoordigers. - 1181 - 96/97 - Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nr. 2 : Amendement. - Nr 3 : Verslag. - Nr. 4 : Tekst aangenomen door de Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale Wetenschappelijke en Culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw. - Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. - 4 en 12 februari 1998.

Gedr. St. van de Senaat. 1 - 885 - 1997/1998 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers - Nr. 2 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^