Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 februari 1999
gepubliceerd op 19 maart 1999

Wet houdende diverse bepalingen en betreffende de kwaliteit van de landbouwproducten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016044
pub.
19/03/1999
prom.
05/02/1999
ELI
eli/wet/1999/02/05/1999016044/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 FEBRUARI 1999. - Wet houdende diverse bepalingen en betreffende de kwaliteit van de landbouwproducten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen vogt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds

Art. 2.Artikel 5 van de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds wordt opgeheven met uitwerking vanaf 1 januari 1996. HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsrniddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt

Art. 3.Aan artikel 1 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° De Franse tekst van het eerste lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° tout matériel de reproduction générative ou végétative, tels les semences et les plants;». 2° Het laatste lid wordt vervangen als volgt : « Onbewerkte hoeveproducten die voor de bemesting van de grond bestemd zijn, vallen niet onder de gelding van deze wet.».

Art. 4.Een artikel 1bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 1bis.Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met grondstoffen, de stoffen bestemd voor voeders voor huisdieren. ».

Art. 5.In artikel 2 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, worden tussen de woorden « de telers, » en « de verdelers » de woorden « de houders van huisdieren, » ingevoegd.2° In § 2 worden de woorden « van een vast bedrag » vervangen door de woorden « van een vergoeding of een verplichte bijdrage ».3° Aan § 2 wordt de volgende zin toegevoegd : « De koninklijke besluiten betreffende de verplichte bijdragen worden opgeheven wanneer zij door de wetgever niet werden bekrachtigd in het jaar volgend op dat van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.».

Art. 6.In artikel 3 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2, eerste lid, worden de woorden « dwaling omtrent » vervangen door de woorden « afwijking door de producent, bewust of onbewust, van ».2° § 3 wordt opgeheven.3° In § 2, eerste lid, en in § 4 wordt het woord « nietigverklaring » vervangen door het woord « ontbinding ».

Art. 7.In artikel 6 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, wordt overtreding van deze wet en van de ter uitvoering daarvan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, de leden van de rijkswacht en de ambtenaren van de gemeentepolitie, alsmede, naar gelang van het geval, door de ambtenaren en beambten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, aangeduid door de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de ambtenaren van de Farmaceutische Inspectie, de ambtenaren van het Bestuur der Douane en Accijnzen, de inspecteurs en controleurs van de Algemene Eetwareninspectie, de inspecteurs en controleurs van het Bestuur Economische Inspectie en de andere ambtenaren en beambten hiertoe door de Koning aangewezen.». 2° Het tweede lid wordt opgeheven.3° In het zevende lid worden de woorden « alle inlichtingen en bescheiden » vervangen door de woorden « ook alle inlichtingen, bescheiden en geïnformatiseerde dragers van gegevens ».4° Een achtste lid wordt ingevoegd, luidend als volgt : « Indien bescheiden en geïnformatiseerde dragers van gegevens worden meegenomen, wordt er ter plaatse een omstandige inventaris van opgemaakt, waarvan een kopie aan de houder wordt overhandigd.».

Art. 8.Een artikel 6bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 6bis.Wanneer een overtreding van deze wet of van één van de uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld, kunnen de agenten van de overheid bedoeld in artikel 6 van deze wet een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan deze overtreding.

Het origineel van de waarschuwing wordt verstuurd naar de overtreder binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding.

De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepalingen;b) de termijn binnen dewelke een einde moet komen aan de overtreding;c) dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal zal opgesteld worden en overgezonden naar de procureur des Konings.».

Art. 9.In artikel 8, § 1, van dezelfde wet, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de inleidende zin worden de woorden « vijftien dagen tot drie maanden en met geldboete van 100 tot 2 000 frank » vervangen door de woorden « vijftien dagen tot vijf jaar en met geldboete van 100 tot 10 000 frank ».2° In de Franse tekst van 4° wordt het woord « soit » ingevoegd tussen de woorden « présente loi » en « en employant ».3° In 8° worden de woorden « in- of uitvoert » vervangen door het woord « invoert ».4° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 10° hij die een grondstof, waarvan de uitvoer verboden is, uitvoert of hij die een grondstof uitvoert met vermelding van Toepassingen die verboden of niet toegelaten zijn in het land van bestemming;11° hij die een grondstof gebruikt in omstandigheden of voor een toepassing die verboden of niet toegelaten is krachtens een besluit genomen in uitvoering van de artikelen 2 of 5.».

Art. 10.Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 10.§ 1. Overtredingen van deze wet of van de besluiten tot uitvoering ervan kunnen het voorwerp uitmaken van strafrechtelijke vervolgingen of van een administratieve geldboete.

De verbaliserende ambtenaar stuurt het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. § 2. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt.

Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid. § 3. De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.

Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden die hij bepaalt, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld. § 4. De beslissing van de ambtenaar is met redenen omkleed en bepaalt het bedrag van de administratieve geldboete die niet lager mag zijn dan de helft van het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan het vijfvoudige van dit minimum.

Nochtans worden deze bedragen altijd vermeerderd met de opdeciemen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.

Bovendien worden de expertisekosten ten laste gelegd van de overtreder. § 5. Bij samenloop van misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het dubbel van het maximumbedrag bedoeld in § 4. § 6. De beslissing bedoeld in § 4 van dit artikel wordt aan de betrokkene bekendgemaakt bij een ter post aangetekende brief samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen de door de Koning gestelde termijn. Deze kennisgeving doet de strafvordering vervallen; de betaling van de administratieve geldboete maakt een einde aan de vordering van de administratie. § 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de geldboete en de expertisekosten binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de veroordeling tot de geldboete en de expertisekosten voor de bevoegde rechtbank. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid die van het vierde deel, boek II en boek III, zijn van toepassing. § 8. Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd vijf jaar na het feit dat een bij deze wet bedoeld misdrijf oplevert.

De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in het eerste lid van deze paragraaf gestelde termijn stuiten de loop ervan.

Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren. § 9. De Koning bepaalt de procedureregelen die toepasselijk zijn op de administratieve geldboeten.

De administratieve geldboeten worden gestort op het Begrotingsfonds voor de grondstoffen van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. § 10. De rechtspersoon, waarvan de overtreder orgaan of aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete. ».

Art. 11.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 16, luidend als volgt : «

Art. 16.De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit binnen het toepassingsgebied van deze wet alle maatregelen treffen die nodig zijn ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en de krachtens deze verdragen tot stand gekomen internationale akten, welke maatregelen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen

Art. 12.Aan artikel 2 van de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Aan § 1, 4, worden de woorden : « en fytosanitaire paspoorten » toegevoegd.2° Aan § 1 wordt de volgende bepaling toegevoegd : « 10.de activiteiten van de personen die de werkzaamheden bedoeld in § 1, 4, uitoefenen, onderwerpen aan een registratie en aan een voorafgaandelijke erkenning verleend door de minister tot wiens bevoegdheid de Landbouw behoort of door een door hem daartoe gemachtigd organisme of ambtenaar. ».

Art. 13.Aan artikel 3 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt overtreding van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, de leden van de rijkswacht en de ambtenaren van de gemeentepolitie, door de ambtenaren en beambten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, aangeduid door de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de ambtenaren van het Bestuur der Douane en Accijnzen, evenals door de hiertoe door de Koning aangewezen ambtenaren en beambten.». 2° In § 1, vijfde lid, worden de woorden « en bescheiden » vervangen door de woorden « , bescheiden en geïnformatiseerde dragers van gegevens ».3° In § 1 wordt een zesde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Indien documenten en geïnformatiseerde dragers van gegevens worden meegenomen, wordt er ter plaatse een omstandige inventaris van opgemaakt, waarvan een kopie aan de houder wordt overhandigd.». 4° § 2, eerste lid, wordt opgeheven.

Art. 14.Een artikel 3bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 3bis.Wanneer een overtreding van deze wet of van één van de uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld, kunnen de agenten van de overheid bedoeld in artikel 3 van deze wet een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan deze overtreding.

Het origineel van de waarschuwing wordt verstuurd naar de overtreder binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding.

De waarschuwing vermeldt : a) de tenlastegelegde feiten en de overtreden wettelijke bepaling(en);b) de termijn binnen dewelke een einde moet komen aan de overtreding;c) dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal zal opgesteld worden en overgezonden naar de procureur des Konings.».

Art. 15.Aan artikel 4, § 1, van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de inleidende zin worden de woorden « vijftien dagen tot drie maanden en met geldboete van honderd tot drieduizend frank » vervangen door de woorden « vijftien dagen tot vijf jaar en met geldboete van 100 tot 10 000 frank ».2° In het 2° worden de woorden « te vernietigen of te ontsmetten, wanneer de vernietiging of de ontsmetting bevolen is » vervangen door de woorden « te vernietigen, te ontsmetten of andere maatregelen te nemen, wanneer de vernietiging, de ontsmetting of andere maatregelen bevolen zijn ».

Art. 16.Een artikel 5bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 5bis.§ 1. Overtredingen van deze wet of van de besluiten tot uitvoering ervan kunnen het voorwerp uitmaken van strafrechtelijke vervolgingen of van een administratieve geldboete.

De verbaliserende ambtenaar stuurt het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. § 2. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt.

Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid. § 3. De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.

Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden die Hij bepaalt, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen. § 4. De beslissing van de ambtenaar is met redenen omkleed en bepaalt het bedrag van de administratieve geldboete die niet lager mag zijn dan de helft van het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan het vijfvoudige van dit minimum.

Nochtans worden deze bedragen altijd vermeerderd met de opdeciemen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.

Bovendien worden de expertisekosten ten laste gelegd van de overtreder. § 5. Bij samenloop van misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het dubbel van het maximumbedrag bedoeld in § 4. § 6. De beslissing bedoeld in § 4 van dit artikel wordt aan de betrokkene bekendgemaakt bij een ter post aangetekende brief samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen de door de Koning gestelde termijn. Deze kennisgeving doet de strafvordering vervallen; de betaling van de administratieve geidboete maakt een einde aan de vordering van de administratie. § 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de geldboete en de expertisekosten binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de veroordeling tot de geldboete en de expertisekosten voor de bevoegde rechtbank. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid die van het vierde deel, boek II en boek III, zijn van toepassing. § 8. Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd vijf jaar na het feit dat een bij deze wet bedoeld misdrijf oplevert.

De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in het eerste lid van deze paragraaf gestelde termijn stuiten de loop ervan.

Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren. § 9. De Koning bepaalt de procedureregelen die toepasselijk zijn op de administratieve geldboeten.

De administratieve geldboeten worden gestort op het Fonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. § 10. De rechtspersoon, waarvan de overtreder orgaan of aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete. ».

Art. 17.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 11, luidend als volgt : «

Art. 11.De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit binnen het toepassingsgebied van deze wet alle maatregelen treffen die nodig zijn ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en van internationale akten in het kader van deze verdragen getroffen, welke maatregelen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden. ».

Art. 18.De woorden « de Dienst voor plantenbescherming », « deze dienst » en « dezelfde dienst » vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, § 2, eerste, tweede en derde lid, en § 3, artikel 6, tweede, derde en vierde lid en artikel 7 van dezelfde wet worden vervangen door de woorden « het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector », « dit bestuur » en « hetzelfde bestuur ».

In artikel 7 van dezelfde wet worden de woorden « waarvan hij vermoedt » vervangen door de woorden « waarvan het vermoedt ».

Art. 19.De woorden « de Minister van Landbouw » vermeld in artikel 2, § 2, artikel 3, § 2, derde lid en artikel 3, § 3, van dezelfde wet worden vervangen door de woorden « de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten

Art. 20.In artikel 1, tweede lid, van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten wordt het woord « koemelk » vervangen door de woorden « melk van dieren ».

Art. 21.Artikel 3, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, wordt aangevuld met een 7°, luidend als volgt : « 7° bepalen in welke mate en onder welke voorwaarden een vergoeding of een voorschot kan verleend worden bij een verbod tot het in de handel brengen om redenen van volksgezondheid of dierengezondheid. In dat geval kan de Belgische Staat de financiële last van het verbod tot het in de handel brengen terugvorderen van de vermoedelijke of bewezen verantwoordelijke van de oorzaak van het verbod. ».

Art. 22.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 4.Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van deze wet, kan de Koning de voorwaarden bepalen waaronder de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft representatieve beroepsorganisaties van producenten, kopers en/of van verwerkers van bepaalde producten erkent en regels goedkeurt die deze representatieve beroepsorganisaties inzake de productie en het op de markt brengen van bepaalde producten vaststellen.

De erkende representatieve beroepsorganisaties onderwerpen zich aan het toezicht van de Minister en zijn afgevaardigden.

De goedgekeurde regels hebben de rechtsgevolgen van verordeningen en binden de categorieën van betrokken personen. Zij worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad als bijlage bij het ministerieel besluit tot goedkeuring.

Het ministerieel besluit tot goedkeuring heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de regels in werking treden. Het houdt op uitwerking te hebben bij het verstrijken van de duur van deze regels. ».

Art. 23.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 oktober 1995, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt overtreding van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, de leden van de rijkswacht en de ambtenaren van de gemeentelijke politie, alsmede naargelang van het geval de ambtenaren en beambten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, aangeduid door de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de erkende dierenartsen door de minister aangewezen, de personeelsleden van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, de ambtenaren van het Bestuur der Douane en Accijnzen, de inspecteurs en controleurs van de Algemene Eetwareninspectie, de dierenartsenambtenaren van het Instituut voor Veterinaire Keuring, de inspecteurs en controleurs van het Bestuur der Economische Inspectie, de waterschouten en hun agenten, de officieren van de zeevisserijwachtschepen en de andere ambtenaren aangewezen door de Koning.Zij mogen vaststellingen verrichten op grond van waarnemingen vanuit de lucht, de zee of het land met behulp van alle beschikbare technische middelen. ». 2° In het vijfde lid worden de woorden « vissersvaartuigen, slachthuizen, versnijdingslokalen, diepvriesinstallaties, » ingevoegd na het woord « vismijnen ».3° Het zesde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen, slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.». 4° In het zevende lid worden de woorden « en bescheiden » vervangen door de woorden « , bescheiden en geïnformatiseerde dragers van gegevens ».5° Een achtste lid wordt toegevoegd, luidend als volgt : « Indien bescheiden en geïnformatiseerde dragers van gegevens worden meegenomen, wordt er ter plaatse een omstandige inventaris van opgemaakt, waarvan één kopie aan de houder wordt overhandigd.».

Art. 24.Een artikel 5bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 5bis.Wanneer een overtreding van deze wet of van één van de uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld, kunnen de agenten van de overheid bedoeld in artikel 5 van deze wet een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan deze overtreding.

Het origineel van de waarschuwing wordt verstuurd naar de overtreder binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding.

De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepaling(en);b) de termijn binnen dewelke een einde moet komen aan de overtreding;c) dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal zal opgesteld worden en overgezonden naar de procureur des Konings.».

Art. 25.De inleidende zin van artikel 6, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de toepassing in voorkomend geval, van de strengere straffen bepaald, hetzij bij het Strafwetboek, hetzij bij artikel 231 van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 houdende coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot vijf jaar en met een geldboete van honderd frank tot honderdduizend frank of met één van die straffen alleen : ».

Art. 26.Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 8.§ 1. Overtredingen van deze wet en van de besluiten tot uitvoering ervan kunnen het voorwerp uitmaken, hetzij van strafrechtelijke vervolgingen, hetzij van een administratieve geldboete, onverminderd de schorsing of intrekking van de voorafgaande machtiging of erkenning bedoeld bij artikel 3, § 1, 4°.

De verbaliserende ambtenaar stuurt het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. § 2. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt.

Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid. § 3. De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van de ontvangst van het proces-verbaal, om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.

Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden die hij bepaalt, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen. § 4. De beslissing van de aangewezen ambtenaar is met redenen omkleed en bepaalt het bedrag van de administratieve geldboete die niet lager mag zijn dan de helft van het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan het vijfvoudige van dit minimum.

Nochtans worden deze bedragen altijd vermeerderd met de opdeciemen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.

Bovendien worden de expertisekosten ten laste gelegd van de overtreder.

In voorkomend geval kan het bedrag van de administratieve boete worden vermeerderd met het bedrag dat overeenkomt met het economisch voordeel van de overtreding. § 5. Bij samenloop van misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het dubbel van het maximumbedrag bedoeld in § 4. § 6. De beslissing bedoeld in § 4 van dit artikel wordt aan de betrokkene bekendgemaakt bij een ter post aangetekende brief samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen de door de Koning gestelde termijn. Deze kennisgeving doet de strafvordering vervallen; de betaling van de administratieve geldboete maakt een einde aan de vordering van de administratie. § 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de geldboete en de expertisekosten binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de veroordeling tot de geldboete en de expertisekosten voor de bevoegde rechtbank. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid die van het vierde deel, boek II en boek III, zijn van toepassing. § 8. Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd vijf jaar na het feit dat een bij deze wet bedoeld misdrijf oplevert.

De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in het eerste lid van deze paragraaf gestelde termijn stuiten de loop ervan.

Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren. § 9. De Koning bepaalt de procedureregelen die toepasselijk zijn op de administratieve geldboeten.

De administratieve geldboeten worden gestort, naargelang de overtreding, op ofwel het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, ofwel het Landbouwfonds, ofwel het Fonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. § 10. De rechtspersoon, waarvan de overtreder orgaan of aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete. ».

Art. 27.Een artikel 8bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 8bis.De overheidspersonen bedoeld in artikel 6 kunnen, bij administratieve maatregel, bewarend beslag leggen op producten alsmede op productiemiddelen waarvan zij vermoeden dat zij niet beantwoorden aan de bepalingen van een krachtens deze wet genomen besluit.

De duur van dit bewarend beslag mag dertig dagen niet overschrijden.

Dit bewarend beslag wordt gelicht bij beslissing van de overheidspersoon die het heeft gelegd, door het verstrijken van de termijn of door het beslag voorzien bij artikel 9. ».

Art. 28.In artikel 9 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « alsmede de productiemiddelen » ingevoegd tussen de woorden « de producten » en « in beslag nemen ».2° Aan de huidige bepalingen die § 1 vormen, wordt een § 2 toegevoegd, luidend als volgt : « § 2.De overheidspersonen bedoeld in artikel 5, mogen bij betrapping op heterdaad vissersvaartuigen naar een Belgische haven opbrengen met het doel onmiddellijk een vervolging in te stellen en, als zulks nodig mocht blijken, het vissersvaartuig voor rekening en op risico van de eigenaar of exploitant aan de ketting leggen.

Het aan de ketting gelegd vissersvaartuig wordt onmiddellijk vrijgegeven in ruil voor het stellen, door de eigenaar of de exploitant, van een borgtocht vastgesteld door de verbalisant.

De borgtocht dient te worden betaald in handen van de verbalisant die hem in bewaring geeft bij het registratiekantoor in welks ambtsgebied zich de bevoegde rechtbank bevindt.

De zeevisserijproducten die op zee in beslag worden genomen mogen terug in zee worden gebracht op tussenkomst van de overheidspersonen bedoeld in artikel 5. ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987

Art. 29.Artikel 20, eerste lid, van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, wordt overtreding van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, de leden van de rijkswacht, de ambtenaren van de gemeentelijke politie, de ambtenaren en beambten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, aangeduid door de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de erkende dierenartsen door de Minister aangewezen, de ambtenaren van het Bestuur der Douane en Accijnzen, de dierenartsen-ambtenaren van het Instituut voor Veterinaire Keuring, in het kader van hun opdrachten in het slachthuis en ook de andere ambtenaren of beambten aangewezen door de Koning. ».

Art. 30.Een artikel 20bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 20bis.Wanneer een overtreding van deze wet of van één van de uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld, kunnen de agenten van de overheid bedoeld in artikel 20 van deze wet een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan deze overtreding.

Het origineel van de waarschuwing wordt verstuurd naar de overtreder binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding.

De waarschuwing vermeldt : a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepaling(en);b) de termijn binnen dewelke een einde moet komen aan de overtreding;c) dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal zal opgesteld worden en overgezonden naar de procureur des Konings.».

Art. 31.Artikel 22 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 22.De overheidspersonen bedoeld in artikel 20 kunnen, bij administratieve maatregel en voor een termijn van ten hoogste dertig dagen, bewarend beslag leggen op dieren of goederen waarvan zij vermoeden dat ze niet beantwoorden aan de bepalingen van krachtens deze wet genomen besluiten, teneinde ze aan een onderzoek te onderwerpen. Dit bewarend beslag wordt opgeheven bij beslissing van de overheidspersoon die de maatregelen genomen heeft, door het verstrijken van de termijn of door de definitieve inbeslagneming overeenkomstig de bepalingen van artikel 21. ».

Art. 32.In artikel 23, § 1, 1°, van dezelfde wet worden de woorden « van drie maanden tot één jaar » vervangen door de woorden « van vijftien dagen tot vijf jaar ».

Art. 33.In artikel 27 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 3, eerste lid, worden de woorden « van één maand » vervangen door de woorden « van drie maanden ».2° In § 4, eerste lid, worden de woorden « lager mag zijn dan het minimum » vervangen door de woorden « lager mag zijn dan de helft van het minimum ».3° In § 8, eerste lid, wordt de termijn « drie jaar » vervangen door de termijn « vijf jaar ».4° Een § 10, luidend als volgt, wordt ingevoegd : « § 10.De rechtspersoon, waarvan de overtreder orgaan of aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete. ».

Art. 34.Een artikel 28bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Art. 28bis.De Belgische Staat kan, in geval van overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, de vergoedingen vastgesteld krachtens de artikelen 8, tweede lid, en 9bis terugvorderen door zich burgerlijke partij te stellen voor het strafgerecht waar een strafvordering aanhangig werd gemaakt. Dit recht kan zelfs voor het eerst in hoger beroep worden uitgeoefend. ». HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wet van 17 maart 1993 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten

Art. 35.Het artikel 4 van de wet van 17 maart 1993 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten wordt aangevuld door een 6°, luidend als volgt : « 6° de administratieve geldboeten bedoeld in artikel 5bis van de voornoemde wet van 2 april 1971 en in artikel 8 van de voornoemde wet van 28 maart 1975. ». HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten

Art. 36.Artikel 5, 8°, van de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° de terugvordering van vergoedingen of voorschotten verleend in het kader van de in artikel 4 bedoelde wetten. ». HOOFDSTUK IX. - Erkenning en subsidiëring met het oog op de vulgarisatie in deelsectoren van de landbouw en de tuinbouw

Art. 37.Met het oog op het vrijwaren van de concurrentiekracht van de land- en tuinbouwbedrijven, inzonderheid door het verbeteren van de productiemethoden en door het verbeteren van de kwaliteit van de land- en tuinbouwproducten, wordt de Koning gemachtigd om de voorwaarden te bepalen met betrekking tot : 1° de rechtsvorm, de taken en de werking van verenigingen, die bijdragen tot de vulgarisatie in deelsectoren van de landbouw en de tuinbouw, onder meer door het uittesten onder praktijkomstandigheden van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek, alsmede door het demonstreren en mededelen van de bevindingen van proefondervindelijk werk;2° de erkenning en de subsidiëring van deze verenigingen. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 5 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Vervoer, M. DAERDEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998 Kamer van volksvertegenwoordigers Gedrukte Stukken. - Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nrs. 2 en 3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen : 17 december 1998.

Zitting 1998-1999 Senaat Gedrukte stukken. - Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. - Nr. 2 : Ontwerp niet geëvoceerd voor de Senaat.

^