gepubliceerd op 31 mei 2007
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten
16 APRIL 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, inzonderheid op artikel 7, §§ 2 en 3 en op artikel 8;
Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, inzonderheid op de artikelen 4, 1° en 8 gewijzigd door de wet van 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky, inzonderheid op artikel 11, vervangen door het koninklijk besluit van 14 december 1998, en op de artikelen 12 en 13;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 juni 2000 en 7 november 2002;
Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op 5 oktober 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 oktober 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 september 2006 en 1 maart 2007;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 10 oktober 2006;
Gelet op het advies nr. 42.135/3 van de Raad van State, gegeven op 19 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de versnelling van het eradicatieprogramma voor de ziekte van Aujeszky en het verwerven van statuten essentiële voorwaarden stellen om de uitvoer van varkens naar de andere lidstaten van de Europese Unie te handhaven;
Overwegende dat de prevalentie van de ziekte van Aujeszky laag is;
Overwegende dat het noodzakelijk is de normen voor de testen aan te passen teneinde de bestrijding van deze ziekte te versnellen met het oog op haar uitroeiing;
Overwegende dat het noodzakelijk is om specifieke normen te voorzien voor het bemonsteren van everzwijnen die gehouden worden in een beslag;
Overwegende dat het noodzakelijk is te voorzien in de bewaking van in het wild levende everzwijnen;
Overwegende dat het aangewezen is om het bedrag van de vacaties voor de erkende dierenartsen te actualiseren door éénmalig te verhogen met 14,6 procent en vervolgens na advies van de Raad van het Begrotingsfonds aan te passen aan de jaarlijkse wijziging van de gezondheidsindex, teneinde hun onmisbare medewerking te verzekeren in het epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten, wordt aangevuld als volgt : « 4° Het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. ».
Art. 2.In hetzelfde besluit worden de woorden « de Dienst » telkens vervangen door de woorden « het Agentschap ».
Art. 3.Artikel 4, § 2, eerste gedachtestreepje van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « - een bijkomend serologisch onderzoek uitgevoerd wordt volgens de normen van de toegangstest, zoals voorgeschreven in bijlage I; ».
Art. 4.Artikel 5, § 2, eerste gedachtestreepje van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « - een bijkomend serologisch onderzoek uitgevoerd wordt volgens de normen van de toegangstest, zoals voorgeschreven in bijlage I; ».
Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.Aan een varkensbeslag met Aujeszky-statuut A1 of A2, waar alle varkens afgevoerd werden of waar nog nooit varkens gehouden werden, wordt het Aujeszky-statuut A3 of A4 toegekend op voorwaarde dat : - het bedrijf grondig gereinigd en ontsmet wordt volgens de instructies van de inspecteur-dierenarts; - de aangevoerde varkens respectievelijk het Aujeszky-statuut A3 of A4 bezitten.
Indien er meer dan 5 varkens gehouden worden in het beslag dient ten vroegste 30 dagen na de aanvoer van de varkens en ten laatste 60 dagen na de aanvoer van de varkens, de toegangstest, zoals voorgeschreven in bijlage I, uitgevoerd te worden en alle stalen dienen respectievelijk gE-negatief of negatief te zijn. In afwachting van de resultaten van deze test is de afvoer van varkens verboden met uitzondering van rechtstreekse afvoer naar het slachthuis. ».
Art. 6.In artikel 6bis, § 1, van hetzelfde besluit vervallen de woorden « om de 4 maanden ».
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6 ter ingevoegd, luidende : «
Art. 6ter.Aan een varkensbeslag met Aujeszky-statuut A1 of A2, waar uitsluitend everzwijnen worden gehouden, wordt het Aujeszky-statuut A3 of A4 toegekend op voorwaarde dat : -gedurende 12 maanden alle everzwijnen die levend of dood het beslag verlaten serologisch onderzocht worden en alle stalen gE-negatief of negatief zijn; - minstens 50 percent van de aanwezige everzwijnen onderzocht werd. ».
Art. 8.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden « 2,5 EUR » vervangen door de woorden « 2,9 EUR ».
Art. 9.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De vergoedingen worden jaarlijks aangepast met een factor gebaseerd op de gezondheidsindex, met name het prijsindexcijfer dat berekend wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, mits voorafgaand gunstig advies van de Raad van het Begrotingsfonds. ».
Art. 10.Bijlage I van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage I bij dit besluit.
Art. 11.Bijlage II van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage II bij dit besluit.
Art. 12.Bijlage III van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage III bij dit besluit.
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.
Brussel, 16 april 2007.
R. DEMOTTE
Bijlage I DE TOEGANGSTEST 1. Het aantal te nemen stalen om te voldoen aan de toegangstest bedraagt : A) Indien in het beslag fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens niet meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt, wordt het aantal te bemonsteren fokvarkens bepaald volgens onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B) Indien in het beslag fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt : - het aantal te bemonsteren fokvarkens, zoals vermeld onder A) - en tegelijkertijd bijkomend het aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C) Indien in het beslag enkel vleesvarkens en/of opfokvarkens gehouden worden, het aantal te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.De wijze van bemonsteren.
De bloedstalen worden bij steekproef en gespreid genomen, zowel wat de plaats als de leeftijd van de varkens van het beslag betreft, over alle in aanmerking komende varkens van het beslag.
De vereiste bloedstalen dienen tegelijkertijd genomen te worden.
Indien alle in het beslag gehouden fokvarkens moeten bemonsterd worden, mag de staalname bij de fokvarkens echter gespreid worden over een termijn van 30 dagen.
De te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens dienen minstens 10 weken oud te zijn en langer dan 1 maand in het beslag aanwezig te zijn. Indien in het beslag enkel biggen worden gehouden, zijn de leeftijdsvoorwaarden niet van toepassing.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 april 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Bijlage II DE AANNEMINGSTEST 1. Het aantal te nemen stalen om te voldoen aan de aannemingstest bedraagt : A) Indien in het beslag fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens niet meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt, dienen alle fokvarkens ouder dan 6 maanden bemonsterd te worden. B) Indien in het beslag fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt : - het aantal te bemonsteren fokvarkens, zoals vermeld onder A) - en tegelijkertijd bijkomend het aantal vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C) Indien in het beslag enkel vleesvarkens en/of opfokvarkens gehouden worden, het aantal vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. De wijze van bemonsteren De bloedstalen worden bij steekproef en gespreid genomen, zowel wat de plaats als de leeftijd betreft, over alle in aanmerking komende varkens van het beslag. De vereiste bloedstalen dienen tegelijkertijd genomen te worden.
Indien alle in het beslag gehouden fokvarkens moeten bemonsterd worden, mag de staalname bij de fokvarkens echter gespreid worden over een termijn van 30 dagen.
De te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens dienen minstens 10 weken oud te zijn en langer dan 1 maand op het beslag aanwezig te zijn. Indien in het beslag enkel biggen worden gehouden, zijn de leeftijdsvoorwaarden niet van toepassing.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 april 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE
Bijlage III DE OPVOLGINGSTEST 1. Het aantal te nemen stalen om te voldoen aan de opvolgingstest bedraagt : A) Indien in het beslag fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens niet meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt, wordt het aantal te bemonsteren fokvarkens bepaald volgens onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B) Indien in het beslag enkel mannelijke fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden, elk gehouden fokvarken minstens éénmaal per jaar; C) Indien in het beslag fokvarkens, ouder dan 6 maanden, gehouden worden en indien het aantal gehouden vleesvarkens en opfokvarkens meer dan 15 % van het aantal gehouden fokvarkens bedraagt : - het aantal te bemonsteren fokvarkens, zoals vermeld onder A) - en tegelijkertijd bijkomend het aantal vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld D) Indien op het beslag enkel vleesvarkens en/of opfokvarkens gehouden worden, het aantal vleesvarkens en opfokvarkens volgens het onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld E) Indien in het beslag enkel everzwijnen gehouden worden, dienen per jaar minstens 50 procent van de everzwijnen die het beslag levend of dood verlaten bemonsterd te worden; 2. De wijze van bemonsteren De opvolgingstesten dienen uitgevoerd te worden om de 4 maanden, ten vroegste 3,5 maanden na en ten laatste 4,5 maanden na de vorige test. In vleesvarkensbedrijven die volgens het all in all out systeem werken dient evenwel elke ronde een opvolgingstest uitgevoerd te worden.
In varkensbeslagen waar slechts 1 of 2 fokvarkens gehouden worden, hoeft de opvolgingstest bij de fokvarkens niet meer dan éénmaal per jaar uitgevoerd te worden.
De bloedstalen worden bij steekproef en gespreid genomen, zowel wat de plaats als de leeftijd betreft, over alle in aanmerking komende varkens van het beslag.
De vereiste bloedstalen dienen tegelijkertijd genomen te worden.
Indien alle in het beslag gehouden fokvarkens moeten bemonsterd worden, mag de staalname bij de fokvarkens echter gespreid worden over een termijn van 30 dagen.
De te bemonsteren vleesvarkens en opfokvarkens dienen minstens 10 weken oud te zijn en langer dan 1 maand op het beslag aanwezig te zijn. Indien in het beslag enkel biggen worden gehouden, zijn de leeftijdsvoorwaarden niet van toepassing.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 april 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 21 april 1999 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE