gepubliceerd op 09 mei 2008
Koninklijk besluit betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong
7 MEI 2008. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikelen 7, 8, 9, 15 en 29;
Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, artikel 4, vierde lid, gewijzigd bij de wet van 27 december 2005;
Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, artikelen 4 en 8, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, paragrafen 1 tot 3, en paragraaf 5, tweede lid, 13°.
Gelet op de wet van 9 december 2004 betreffende de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 9;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, artikel 4, paragrafen 1 tot 3, artikel 5, tweede lid, 13°, en artikel 9, paragraaf 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 oktober 1997 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 2008 tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden, artikel 9;
Gelet op het ministerieel besluit van 20 november 2001 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 22 augustus 2006;
Overwegende de richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue;
Overwegende de verordening (EG) nr. 1266/2007 van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor richtlijn 2000/75/EG van de Raad wat betreft de bestrijding van blauwtong, de opvolging, de bewaking en de beperkingen op de verplaatsingen van bepaalde dieren van vatbare soorten;
Gelet op de adviezen van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op respectievelijk 20 december 2007 en 10 maart 2008;
Gelet op de adviezen 05-2007 en 07-2007 van het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op respectievelijk 9 maart 2007 en 2 april 2007;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 9 april 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 maart 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 23 april 2008;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat : - blauwtong, beschouwd als exotische ziekte, op totaal onverwachte wijze is opgedoken op ons grondgebied in de zomer van 2006 en dat er zich ook in 2007 talrijke gevallen hebben voorgedaan; - de sanitaire en socio-economische gevolgen zeer zwaar zijn; - de aanwezigheid van de ziekte op het grondgebied ernstige gevolgen heeft voor het intracommunautair verkeer van dieren en van dierlijke producten, - de maatregelen voorzien in het ministerieel besluit van 20 november 2001 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong, niet meer aangepast zijn aan de huidige epidemiologische situatie, - de massale vaccinatie van vatbare diersoorten de meest efficiënte maatregel is voor het bestrijden en zelfs het uitroeien van blauwtong, alsook om de klinische ziektetekenen en de economische verliezen tengevolge van deze ziekte te beperken Overwegende de noodzaak om onverwijld, wegens de ongunstige epidemiologische evolutie, gepaste sanitaire maatregelen te nemen, zoals het organiseren van een noodvaccinatieplan tegen blauwtong op heel het grondgebied;
Overwegende dat het nodig is om over te gaan tot de vaccinatie nog voor het kritische activiteitsniveau bereikt wordt van de vectoren verantwoordelijk voor de overdracht van de ziekte;
Overwegende dat geschikte vaccins beschikbaar zullen zijn in april 2008;
Gelet op het advies nr. 44.434/3 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingssfeer en definities
Artikel 1.Dit besluit bepaalt de controlemaatregelen om het uitbreken van blauwtong te voorkomen en de bestrijdingsmaatregelen die toegepast dienen te worden bij verdenking of bevestiging van deze ziekte.
Art. 2.Onverminderd de bepalingen van artikel 1 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° ziekte : blauwtong (bluetongue), overeenkomstig artikel 1, 3° van het koninklijk besluit van 25 april 1988 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;2° virus : het blauwtongvirus;3° vatbare soorten : alle soorten herkauwers en tylopoden (familie camelidae);4° bedrijf of geografische entiteit : elk gebouw of complex van gebouwen dat een eenheid vormt, de erbij horende terreinen daarin begrepen, waar permanent of tijdelijk dieren van de vatbare soorten worden gefokt of gehouden;5° beslag : het geheel van huisdieren van vatbare diersoorten gehouden in een geografische entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door het Voedselagentschap;6° verantwoordelijke : de houder of de eigenaar of elke persoon die permanent of tijdelijk over dieren van vatbare soorten het onmiddellijk beheer en/of het toezicht uitoefent;7° verdacht dier : elk dier van een vatbare soort dat klinische symptomen vertoont die aanleiding kunnen geven tot een gegronde verdenking van de ziekte;8° geval van blauwtong of geval van de ziekte : een dier dat minstens aan één van de volgende eisen voldoet : a) het is een dier dat klinische tekenen vertoont die wijzen op de aanwezigheid van blauwtong;b) het is een dier van een verklikkerbedrijf dat bij een vorige test negatieve serologische resultaten heeft laten zien, en dat sinds die test seropositief geworden is voor antilichamen tegen ten minste één serotype van het virus;c) het is een dier waarbij het virus is geïsoleerd;d) het is een dier dat positief is bij serologische opsporingstests op blauwtong of waarbij virusantigeen of viraal ribonucleïnezuur (RNA) is geïdentificeerd dat specifiek is voor één of meer serotypes van het virus. Bovendien moet uit een geheel van epidemiologische gegevens blijken dat de klinische tekenen of de resultaten van laboratoriumtests die wijzen op een besmetting met blauwtong, het gevolg zijn van viruscirculatie op het bedrijf waar het dier wordt gehouden en niet het resultaat zijn van het binnenbrengen van gevaccineerde of seropositieve dieren uit beperkingsgebieden; 9° bevestiging van een geval van blauwtong : de verklaring door het Voedselagentschap van de circulatie van het virus binnen een bepaald gebied op basis van de resultaten van laboratoriumonderzoek;in het geval van een epidemie kan het Voedselagentschap de aanwezigheid van de ziekte eveneens bevestigen op basis van de resultaten van klinisch en/of epidemiologisch onderzoek; 10° besmet bedrijf : elk bedrijf waar één of verschillende gevallen van de ziekte worden ontdekt;11° verklikkerbedrijf : bedrijf aangewezen door het Voedselagentschap waar een groep dieren gehouden wordt die niet aan het virus zijn blootgesteld en die regelmatig onderworpen wordt aan bemonsteringen om elke nieuwe infectie met het virus te detecteren;12° beschermingsgebied : gebied met een straal van 100 km rond één of meerdere gevallen van de ziekte.Het Voedselagentschap kan de oppervlakte ervan uitbreiden of reduceren naargelang van onder meer geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische criteria; 13° toezichtsgebied : gebied met een straal van 150 km rond één of meerdere gevallen.De oppervlakte van dit gebied kan variëren naargelang van onder meer geografische, administratieve, ecologische en epizoötiologische criteria; 14° beperkingsgebied : de zone omvattende alle beschermings- en toezichtsgebieden, afgebakend voor een zelfde serotype;15° vector : insect van het genus "Culicoides";16° Voedselagentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht bij de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;17° Geneesmiddelenagentschap : het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten opgericht bij de wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten;18° officiële dierenarts : dierenarts van het Voedselagentschap;19° bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts, aangewezen door de verantwoordelijke in toepassing van : -artikel 2, 8° van het koninklijk besluit van 17 maart 1997 houdende organisatie van het epidemiologisch toezicht op overdraagbare spongiforme encephalopathies bij herkauwers, of van - artikel 2 van koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten, om in de geografische entiteit de reglementaire controles en profylactische ingrepen op de runderen van het beslag uit te voeren;20° het Fonds : het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten;21° burgemeester : de burgemeester van de gemeente waarin het besmet bedrijf gelegen is;22° doorvoer : verplaatsing van dieren : a) doorheen een beperkingsgebied;b) uit een beperkingsgebied doorheen een niet-beperkingsgebied terug naar hetzelfde beperkingsgebied;of c) uit een beperkingsgebied doorheen een niet-beperkingsgebied naar een ander beperkingsgebied;23° insecticide : product geregistreerd als geneesmiddel of erkend als insecticide voor de behandeling van dieren, lokalen en voertuigen door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.24° bedrijfsregister : het register zoals bedoeld in : - artikel 20 van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, of in - hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen. HOOFDSTUK II. - Verdenking van de ziekte
Art. 3.De verantwoordelijke of andere personen belast met de verzorging van deze dieren die de aanwezigheid van symptomen van de ziekte bij een dier van een vatbare soort vermoedt of vaststelt, moet het Voedselagentschap hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen.
De verantwoordelijke moet de bedrijfsdierenarts ontbieden, die het dier moet onderzoeken.
Art. 4.§ 1. Op een bedrijf waar zich verdachte dieren bevinden, zijn volgende maatregelen van kracht : 1° de bedrijfsdierenarts onderwerpt alle verdachte dieren aan een klinisch onderzoek;2° de bedrijfsdierenarts neemt passende monsters voor laboratoriumonderzoek;3° indien het bedrijf gelegen is buiten het beperkingsgebied, is al het verkeer van dieren van de vatbare soorten van of naar het bedrijf verboden;4° de verantwoordelijke van een beslag van runderen, schapen, geiten of hertachtigen houdt op basis van het bedrijfsregister een telling bij van alle aanwezige dieren van deze soorten.Deze telling wordt door de verantwoordelijke bijgewerkt. De tellingsgegevens moeten op eenvoudig verzoek aan het Voedselagentschap worden voorgelegd; 5° de verantwoordelijke van dieren van andere vatbare soorten dan deze vermeld in punt 4°, houdt een telling bij van alle aanwezige dieren van deze soorten.Deze telling wordt door de verantwoordelijke bijgewerkt. De tellingsgegevens moeten op eenvoudig verzoek aan het Voedselagentschap worden voorgelegd. § 2. Ter aanvulling van de maatregelen voorzien in § 1, kan het Voedselagentschap volgende bijkomende maatregelen opleggen : 1° elke verplaatsing van dieren van de vatbare soorten van of naar het bedrijf is verboden tot wanneer uit de laboratoriumonderzoeken blijkt dat de verdenking weerlegd is, of tot een beperkingsgebied werd afgebakend rond het bedrijf;2° de officiële dierenarts voert een epidemiologisch onderzoek uit overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk V. § 3. Het Voedselagentschap kan de in §§ 1 en 2 genoemde maatregelen ook toepassen in andere bedrijven, wanneer in verband met hun ligging, hun geografische situatie of contacten met het verdachte bedrijf kan worden verondersteld dat zij mogelijk zijn besmet. § 4. Voor een bedrijf gelegen buiten een beperkingsgebied heft de officiële dierenarts de in §§ 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen pas op wanneer uit de onderzoeken blijkt dat de verdenking weerlegd is.
Voor een bedrijf gelegen binnen een beperkingsgebied heft de officiële dierenarts de maatregelen voorzien in §§ 2 en 3 pas op wanneer uit de onderzoeken blijkt dat de verdenking weerlegd is. HOOFDSTUK III. - Maatregelen in een beperkingsgebied
Art. 5.§ 1. Van zodra de aanwezigheid van de ziekte op een bedrijf bevestigd is, verklaart het Voedselagentschap het tot besmet bedrijf en brengt dit ter kennis van de verantwoordelijke. § 2. In aanvulling van de in artikel 4 bedoelde maatregelen kunnen aangetaste of verdachte dieren worden afgemaakt op bevel van het Voedselagentschap en bestemd voor vernietiging onder officieel toezicht.
Het afmakingsbevel wordt aan de verantwoordelijke betekend en een afschrift ervan wordt aan de burgemeester toegezonden.
Art. 6.Het Voedselagentschap bakent de beschermings- en de toezichtsgebieden af.
Een beschrijving van deze gebieden is te raadplegen op de website van het Voedselagentschap (www.favv.be) en wordt op eenvoudige aanvraag door het Voedselagentschap ter beschikking gesteld.
Art. 7.In een beperkingsgebied zijn de volgende maatregelen van toepassing : 1° op elk bedrijf dient de verantwoordelijke een telling van alle dieren van de vatbare soorten op te maken.De tellingsgegevens moet op eenvoudig verzoek aan het Voedselagentschap worden voorgelegd; 2° dieren van de vatbare soorten mogen het gebied waarin ze zich bevinden niet verlaten;3° de verplaatsingen van dieren en van hun sperma, eicellen en embryo's binnen en uit de beperkingsgebieden voor intracommunautair handelsverkeer zijn verboden, behoudens uitzonderingen toegestaan door het Voedselagentschap.De uitzonderingen worden toegestaan op basis van de voorwaarden van artikelen 7 en 8 en bijlage III van verordening (EG) nr. 1266/2007; 4° het Voedselagentschap kan de in artikel 4 bedoelde maatregelen uitbreiden tot andere bedrijven gelegen in het beperkingsgebied. HOOFDSTUK IV. - Uitzonderingen
Art. 8.Het Voedselagentschap kan op de maatregelen voorzien in de artikelen 4 en 5 uitzonderingen toekennen op basis van : 1° de epidemiologische situatie in België en in de buurlanden, 2° de geografische herkomst van de dieren, 3° de geografische bestemming van de dieren, 4° het gebruik van de dieren, 5° de immunogene status van de dieren, 6° de leeftijd van de dieren, 7° de uitgevoerde risicoanalyse, 8° de van toepassing zijnde protocollen voor het handelsverkeer. HOOFDSTUK V. - Epidemiologisch Onderzoek
Art. 9.Het epidemiologisch onderzoek betreft : 1° de duur van de periode waarin de ziekte op het bedrijf aanwezig kan zijn geweest;2° de mogelijke oorsprong van de ziekte in het bedrijf en het identificeren van andere bedrijven waar zich dieren van de vatbare soorten bevinden die door dezelfde bron kunnen besmet zijn;3° de aanwezigheid en de verspreiding van de vectoren van de ziekte;4° de bewegingen van de dieren van de vatbare soorten van of naar de betrokken bedrijven of het eventueel afvoeren van krengen van deze dieren van deze bedrijven. HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden van toepassing voor doorvoer
Art. 10.De doorvoer van dieren van vatbare soorten wordt toegestaan door het Voedselagentschap op basis van de voorwaarden van artikel 9 van verordening (EG) nr. 1266/2007. HOOFDSTUK VII. - Opheffing van de maatregelen
Art. 11.Het Voedselagentschap heft de in de hoofdstuk III voorziene maatregelen op ten vroegste twee jaar na het einde van de circulatie van het virus in de besmette gebieden. HOOFDSTUK VIII. - Laboratoriumdiagnose
Art. 12.Conform de bepalingen van artikelen 2, 3 en 10 van het koninklijk besluit van 15 april 2005 betreffende de aanduiding van de officiële laboratoria tot bepaling van de procedure en de erkenningsvoorwaarden van laboratoria die analyses uitvoeren in het kader van de controleopdracht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot uitvoering van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking, worden de diagnostische tests uitgevoerd, hetzij door het nationaal referentielaboratorium, hetzij door laboratoria erkend door het Voedselagentschap. HOOFDSTUK IX. - Vaccinatie
Art. 13.De vaccinatie tegen blauwtong is verboden op het nationaal grondgebied.
Art. 14.§ 1. In afwijking op het verbod van vaccinatie, kan de minister die bevoegd is voor wat betreft de veiligheid van de voedselketen beslissen tot het uitvoeren van de vaccinatie van de vatbare diersoorten. § 2. In geval er wordt overgegaan tot vaccinatie, bepaalt hij de toepassingsmodaliteiten die niet zijn voorzien in dit besluit, meer bepaald : a) de aard van het vaccin en het of de toegelaten of voorgeschreven serotypes;b) het verplicht of vrijwillig karakter van de vaccinatie;c) de vatbare soorten betrokken bij de vaccinatie en de eventueel toe te passen prioriteiten;d) de voorziene duur van de vaccinatiecampagne;e) de betrokken geografische zone voor de vaccinatie;f) de te registreren gegevens en de toe te passen controlemaatregelen;g) eventuele andere praktische modaliteiten van de vaccinatie. § 3. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel neemt het Voedselagentschap de operationele kosten voor de uitvoering van een door de Europese Commissie goedgekeurd vaccinatieprogramma ten laste zonder een bedrag van 20 EUR per gevaccineerd beslag te overschrijden.
Art. 15.Overeenkomstig de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, mogen enkel de op grond van die wet of die verordening toegelaten vaccins worden gebruikt.
Art. 16.§ 1. De bedrijfsdierenarts voert de vaccinatie uit. § 2. De bedrijfsdierenarts : a) stelt, voor elke toediening van vaccin bedoeld in dit besluit, een afzonderlijk toedienings- en verschaffingsdocument op zoals bedoeld bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 23 mei 2000 houdende bijzondere bepalingen inzake het verwerven, het in depot houden, het voorschrijven, het verschaffen en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de dierenarts en inzake het bezit en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de verantwoordelijke voor de dieren;b) voert de vaccinatie uit volgens het vaccinatieschema zoals aangegeven door de producent van het vaccin. § 3. De verantwoordelijke verstrekt alle nodige hulp en handeling bij het vaccineren van de dieren door de dierenarts.
Art. 17.Indien ofwel de verantwoordelijke, ofwel de bedrijfsdierenarts op om het even welke wijze het uitvoeren van de bij dit besluit bedoelde vaccinatie verwaarloost, verhindert of ondoelmatig maakt, moet de andere betrokken partij dit onmiddellijk aan het Voedselagentschap melden.
Art. 18.Elke vaccinatie die niet conform de bepalingen van dit besluit wordt uitgevoerd, wordt beschouwd als ongeldig voor de toepassing van dit besluit. HOOFDSTUK X. - Vergoedingen
Art. 19.Binnen de grenzen van het daartoe bestemde begrotingsartikel kan het Fonds aan de eigenaar van een dier, dat op bevel werd afgemaakt, een vergoeding toekennen gelijk aan de waarde van het dier, voor zover deze vergoeding 2.500 EUR per dier niet overschrijdt en de verantwoordelijke zich naar de bepalingen van dit besluit heeft geschikt.
Er wordt geen enkele vergoeding toegekend indien de verantwoordelijke geen gevolg heeft gegeven aan het afmakingsbevel of indien de gezondheidsmaatregelen ambtshalve worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XI.
Art. 20.§ 1. De waarde van een op bevel af te maken dier wordt bepaald door een deskundige overeenkomstig artikel 77 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer. § 2. De kosten voor de schatting, ten laste van het Fonds, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 78 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer.
Art. 21.§ 1. Van 1 augustus 2006 tot en met 31 december 2007 wordt, ten laste van het Voedselagentschap, binnen de grenzen van de beschikbare kredieten een vergoeding toegekend aan de erkende dierenartsen voor de bedrijfsbezoeken en voor het nemen van stalen met het oog op de diagnostiek van de ziekte, voor zover deze opgelegd zijn door het Voedselagentschap en uitgevoerd volgens haar instructies : a) 25 EUR per bedrijfsbezoek;b) 2,5 EUR per genomen staal van hetzij ongestold bloed, hetzij van gestold bloed, hetzij van weefsels of organen. Het bedrag van deze vergoedingen dekt alle kosten, met inbegrip van de verzending van de genomen stalen naar het laboratorium. De vergoedingen worden uitbetaald aan de erkende dierenartsen op voorlegging van trimestriële staten die door de officiële dierenarts gegrond en juist werden verklaard. De trimestriële staten die betrekking hebben op de hierboven vermelde periode moeten, op straffe van verlies van de vergoeding, aan de officiële dierenarts bezorgd worden binnen de negentig kalenderdagen na het in werking treden van dit besluit. § 2. De vergoedingen voor de prestaties bedoeld in § 1 en uitgevoerd vanaf 1 januari 2008, zijn binnen de grenzen van het daartoe voorziene begrotingsartikel, ten laste van het Fonds.
De trimestriële staten moeten, op straffe van verlies van de vergoeding, aan de officiële dierenarts bezorgd worden binnen de negentig kalenderdagen na de laatste dag van het trimester waarop ze betrekking hebben. § 3. De bedragen van de vergoedingen voorzien in § 2 worden jaarlijks geïndexeerd.
Art. 22.Voor bedrijfsbezoeken en staalnemingen uitgevoerd door de bedrijfsdierenarts in het kader van een verdenking van de ziekte wordt geen vergoeding toegekend.
Art. 23.§ 1. Om de bestrijding van de ziekte op te voeren in het algemeen belang, binnen de grenzen van het daartoe bestemde begrotingsartikel, wordt aan de verantwoordelijke van een verklikkerbedrijf, een maandelijkse vergoeding van 25 EUR toegekend ten laste van het Fonds, voor zover er in de loop van deze maand een monsterneming werd uitgevoerd. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
Deze vergoeding wordt niet meer toegekend vanaf het ogenblik dat het bedrijf niet meer als verklikkerbedrijf wordt aangewezen. § 2. De uitbetaling van de vergoeding aan de verantwoordelijken van verklikkerbedrijven treedt in werking vanaf 1 januari 2007. HOOFDSTUK XI. - Ambtshalve toe te passen maatregelen
Art. 24.Indien een verantwoordelijke van dieren van de vatbare soorten één of meerdere maatregelen van dit besluit, of maatregelen opgelegd door de officiële dierenarts, niet toepast, laat het Voedselagentschap ze ambtshalve toepassen op kosten van de betrokken verantwoordelijke.
Art. 25.Elk dier van een vatbare soort dat zich op de openbare weg, op een openbare plaats of op de eigendom van een ander bevindt, en dat in overtreding is met de bepalingen van dit besluit, wordt onmiddellijk onder toezicht geplaatst van het Voedselagentschap en kan op bevel van de officiële dierenarts afgemaakt worden.
Art. 26.De kosten voor de afzondering en de sanitaire bezoeken uitgevoerd in het kader van dit hoofdstuk zijn te laste van de verantwoordelijke van de dieren die het voorwerp uitmaken van de maatregel.
Art. 27.Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en vervolgd overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en gestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen
Art. 28.Het ministerieel besluit van 20 november 2001 betreffende de bestrijding en uitroeiing van blauwtong, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 22 augustus 2006 wordt opgeheven.
Art. 29.In bijlage 1 van het koninklijk besluit van 3 oktober 1997 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierenziekten, worden de woorden « Blue tongue » geschrapt.
Art. 30.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 31.Onze minister bevoegd voor volksgezondheid en Onze minister bevoegd voor de veiligheid van de voedselketen zijn, ieder wat haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Formia, 7 mei 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE