Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 december 1999
gepubliceerd op 18 maart 2000

Koninklijk besluit betreffende de verplichte bijdragen aan het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2000016018
pub.
18/03/2000
prom.
21/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/21/2000016018/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit betreffende de verplichte bijdragen aan het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, inzonderheid op de artikelen 5, 1° en 6, § 1;

Gelet op het advies van de Raad van het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 februari 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 4 maart 1999;

Gelet op het akkoord van de Europese Commissie, gegeven op 19 mei 1999;

Gelet op het verzoek om spoedverhandeling, gemotiveerd door het feit : - dat, zonder verwijl, de bedoelde bijdragen aan het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten moeten worden aangepast aan de aangepaste budgettaire voorstellen 1999, - dat de vragen tot betaling van de bedoelde bijdragen moeten worden verstuurd voor het einde van het jaar 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 november 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Varken : elk dier behorende tot de familie suidae;2° Verantwoordelijke : diegene van de eigenaar of de houder, die gewoonlijk over de varkens een onmiddellijk beheer en toezicht uitoefent;3° Bedrijf : elk gebouw of complex van gebouwen, erin begrepen de erbij horende terreinen, die samen op epidemiologisch gebied een geheel vormen, waar varkens worden gehouden of dat daartoe bestemd is, zelfs al gaat het om verscheidene productie-eenheden waarvoor evenwel de produktiemiddelen gemeenschappelijk gebruikt worden;4° Fokvarken : vrouwelijk varken dat biggen geworpen heeft of mannelijk varken dat gehouden wordt voor de reproductie;5° Mestvarken : varken ongeacht de leeftijd of het geslacht dat voor de slachting wordt gehouden;6° Fonds : het begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten;7° Dienst : de veterinaire diensten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. HOOFDSTUK II. - Bijdragen

Art. 2.Een verplichte bijdrage van F 20 of van F 10 per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van F 250 per bedrijf wordt opgelegd aan de verantwoordelijke van een bedrijf naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd.

Indien de afvoer van biggen steeds naar één en hetzelfde bedrijf van bestemming, waar ze gehouden worden tot de slachting geschiedt, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel F 10 per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van F 250 per bedrijf.

Art. 3.Een verplichte bijdrage van F 65 of F 15 per mestvarken dat kan gehouden worden met een minimum van F 250 per bedrijf, wordt opgelegd aan de verantwoordelijke van een bedrijf naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Indien de biggen steeds van één en hetzelfde bedrijf van oorsprong, waar ze geboren worden, afkomstig zijn, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel F 15 per mestvarken dat kan worden gehouden, met een minimum van F 250 per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met F 10 voor bedrijven waar meer dan 1.500 mestvarkens kunnen gehouden worden.

Art. 4.De verplichte bijdragen worden gestort in het Fonds. Zij zijn jaarlijks verschuldigd.

Art. 5.De verplichte bijdragen worden betaald aan de Dienst binnen de 30 dagen die volgen op het verzoek tot betaling. Bij gebreke aan tijdige betaling is van rechtswege en zonder aanmaning of ingebrekestelling een verwijlintrest verschuldigd.

Voor de berekening van het bedrag van deze bijdragen wordt rekening gehouden met de gegevens over fokvarkensplaatsen, mestvarkensplaatsen en aan-en/of verkoop van biggen, die werden vermeld door de aanvrager, het gemeentebestuur of de inspecteur-dierenarts in de aanvraag om een attest te bekomen m.b.t. de sanitaire infrastructuur, ingevoerd in uitvoering van het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens.

Voor bedrijven die geen aanvraag om een attest te bekomen hebben ingediend worden de gegevens vastgesteld door de inspecteur-dierenarts of door zijn afgevaardigde.

Art. 6.Onverminderd de sancties bepaald in artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens, worden de bijdragen bedoeld in de artikelen 2, 3 en 7 verhoogd met 100 % wanneer het bedrijf niet beschikt over het attest bedoeld in voormeld besluit. HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen

Art. 7.Voor het jaar 1999 wordt een verplichte bijdrage van F 25 of F 5 per mestvarken dat kan gehouden worden met een minimum van F 250 per bedrijf, opgelegd aan de verantwoordelijke van een bedrijf naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Indien de biggen steeds van één en hetzelfde bedrijf van oorsprong, waar ze geboren worden, afkomstig zijn, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel F 5 per mestvarken dat kan worden gehouden, met een minimum van F 250 per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met F 8 voor bedrijven waar meer dan 1 500 mestvarkens kunnen gehouden worden HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 8.De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt met uitzondering van artikelen 2 en 3 die in werking treden op 1 januari 2000.

Art. 10.Onze Minister bevoegd voor de Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Middenstand, J. GABRIELS

^