Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 mei 1997
gepubliceerd op 18 juni 1997

5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling

bron
diensten van de eerste minister
numac
1997021155
pub.
18/06/1997
prom.
05/05/1997
ELI
eli/wet/1997/05/05/1997021155/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet, wordt begrepen onder : 1° duurzame ontwikkeling : die ontwikkeling die gericht is op bevrediging van de noden van het heden zonder deze van de komende generaties in het gedrang te brengen, en waarvan de realisatie een. veranderingsproces vergt waarin het gebruik van hulpbronnen, de bestemming van investeringen, de gerichtheid van technologische ontwikkeling en institutionele veranderingen worden afgestemd op zowel toekomstige als huidige behoeften; 2° Agenda 21 : het actieplan, aangenomen op de Conferentie van de Verenigde Naties inzake Milieu en Ontwikkeling (Rio de Janeiro 1992), dat de huidige, dringende problemen behandelt en tevens wil trachten de wereld voor te bereiden op de uitdaging van de 21e eeuw;3° Minister : de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor leefmilieu;4° Raad : de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling;5° Commissie : de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling;6° Federaal Planbureau : het Federaal Planbureau opgericht bij wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. HOOFDSTUK II. - Federaal plan inzake Duurzame Ontwikkeling

Art. 3.Een federaal plan inzake duurzame ontwikkelng hierna genoemd "het plan", wordt om de vier jaar opgemaakt op basis van het federaal rapport zoals bedoeld in artikel 7.

Het plan, gestructureerd volgens de indeling van Agenda 21, legt de te nemen maatregelen vast op federaal niveau met het oog op de realisatie van de doelstellingen van een duurzame ontwikkeling. Het beoogt de doeltreffendheid en de interne samenhang van het beleid in deze materie te bevorderen. Het houdt rekening met de mogelijke ontwikkelingen op lange termijn.

Het plan omvat eveneens een actieplan dat modaliteiten vaststelt om het uit te voeren. Volgende punten zullen minstens worden behandeld met betrekking tot duurzame ontwikkeling : 1° de in de betrokken periode beoogde kwaliteit van de onderscheiden onderdelen van de samenleving;2° de aanduiding van de gebieden waarin de kwaliteit van de samenleving of van een of meer onderdelen daarvan bijzondere maatregelen behoeft;3° de samenhang tussen de verschillende onderdelen;4° de maatregelen, de middelen en de termijnen die worden vooropgesteld om de doelstellingen te verwezenlijken, alsmede de prioriteiten die daarbij gelden;5° de redelijkerwijze te verwachten financiële, economische, sociale en ecologische gevolgen van het te voeren beleid gericht op duurzame ontwikkeling.

Art. 4.1. Het voorontwerpplan wordt voorbereid door het Federaal Planbureau op basis van de aanwijzingen van de Commissie.

De Commissie legt gelijktijdig het voorontwerpplan voor aan de Wetgevende Kamers, aan de Raad, aan de regeringen van de Gewesten en de Gemeenschappen. 2. De Koning bepaalt de maatregelen om het voorontwerpplan een zo ruim mogelijke bekendheid te geven en om de bevolking erover te raadplegen.3. In de negentig dagen volgend op de mededeling van het voorontwerpplan, deelt de Raad zijn gemotiveerd advies over het voorontwerp mee.4. Binnen zestig dagen na het verstrijken van de in de paragraaf 3 bedoelde termijn, onderzoekt de Commissie de uitgebrachte adviezen en stelt zij het ontwerpplan op.Zij deelt het ontwerpplan mee aan de Ministerraad, evenals de adviezen.

Art. 5.1. De Koning stelt het plan vast bij in Ministerraad overlegd besluit. Hij geeft de motieven voor het afwijken van het advies van de Raad. Het plan wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. 2. Het plan wordt meegedeeld aan de Wetgevende Kamers, aan de Raad, aan de regeringen van de Gewesten en van de Gemeenschappen en aan alle officiële internationale instanties die een uitvloeisel zijn van of gekoppeld zijn aan de Conferentie van Rio, waaraan ons land participeert.3. De Koning bepaalt de maatregelen om het plan een zo ruim mogelijke bekendheid te geven.

Art. 6.Een plan wordt een eerste keer vastgesteld ten laatste dertig maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

Elk nieuw plan wordt vastgesteld ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de lopende planperiode. HOOFDSTUK III. - Federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling

Art. 7.Het Federaal Planbureau stelt om de twee jaar een federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling op, hierna genoemd" het rapport |1L. Het rapport omvat binnen het kader van duurzame ontwikkeling : 1° een beschrijving, een analyse en een evaluatie van de bestaande toestand in België in relatie tot de internationale ontwikkelingen;2° een beschrijving, een analyse en een evaluatie van het tot dan toe gevoerde duurzaamheidsbeleid;3° een beschrijving van de verwachte ontwikkeling bij ongewijzigd beleid en bij gewijzigd beleid volgens een aantal relevante scenario's.

Art. 8.Het rapport wordt medegedeeld aan de Commissie en aan de Minister die het overmaakt aan de Ministerraad, aan de Wetgevende Kamers, aan de Raad en aan de regeringen van de Gewesten en de Gemeenschappen en aan alle officiële internationale instanties die een uitvloeisel zijn van of gekoppeld zijn aan de Conferentie van Rio, waaraan ons land participeert. De Minister maakt de lijst van andere bestemmelingen op en neemt maatregelen om het een zo ruim mogelijke bekendheid te geven.

Art. 9.Een rapport wordt een eerste keer opgesteld ten laatste achttien maanden na de inwerkingtreding van deze wet. HOOFDSTUK IV. - Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Art. 10.Er wordt een Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling opgericht.

Art. 11.1. Onverminderd zijn andere opdrachten bedoeld in de huidige wet, heeft de Raad als opdracht : a) advies te verlenen over alle maatregelen betreffende het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, genomen of in het vooruitzicht gesteld door de federale overheid, in het bijzonder in uitvoering van de internationale verbintenissen van België;b) een forum te zijn waar van gedachten kan worden gewisseld over duurzame ontwikkeling;c) onderzoek voor te stellen op alle domeinen die verband houden met duurzame ontwikkeling;d) de ruimst mogelijke medewerking van de openbare en particuliere organisaties alsook de burgers op te wekken om deze doelstellingen te verwezenlijken.2. De Raad oefent de in paragraaf 1 bedoelde opdrachten uit op eigen initiatief of op het verzoek van de Ministers of Staatssecretarissen, van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat.3. Hij kan beroep doen op administraties en publieke instellingen om hem bij te staan in het vervullen van zijn opdrachten.De Raad kan advies vragen aan iedere persoon wiens medewerking nuttig wordt geacht voor het onderzoek van sommige vragen. 4. De Raad brengt zijn advies uit binnen de drie maanden na het verzoek ertoe.In geval van hoogdringendheid kan de opdrachtgever een kortere termijn voorschrijven. Deze termijn kan evenwel niet korter zijn dan twee weken. 5. De Raad stelt een jaarlijks rapport op over zijn werkzaamheden.Het rapport wordt overgemaakt aan de Ministerraad, aan de Wetgevende Kamers en aan de parlementen en regeringen van de Gemeenschappen en Gewesten. 6. De regering geeft de motieven aan voor het eventueel afwijken van het advies van de Raad.

Art. 12.1. De Raad is samengesteld uit : a) een erevoorzitter;b) een voorzitter;c) drie ondervoorzitters;d) zes leden als vertegenwoordigers van de nietgouvernementele organisaties bevoegd inzake de milieubescherming, gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld voor de helft door de gewestelijke federaties en voor de andere helft door de in België vertegenwoordigde internationale organisaties;e) zes leden als vertegenwoordigers van de nietgouvernementele organisaties bevoegd voor ontwikkelingssamenwerking, gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld door de federaties die als representatief erkend werden door de Koning;f) twee leden als vertegenwoordigers van de nietgouvernementele organisaties die de belangen van verbruikers verdedigen, gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld door de representatieve organisaties ter verdediging van de verbruikers die in de Raad voor het Verbruik zetelen;g) zes leden die behoren tot de representatieve werknemersorganisaties gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld door de organisaties die in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd;h) zes leden die behoren tot de representatieve werkgeversorganisaties gekozen uit een dubbele lijst voorgesteld door de in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven vertegenwoordigde organisaties die representatief zijn voor de nijverheid, de handel, de landbouw en het ambacht;i) twee leden als vertegenwoordigers van de energieproducenten gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld door de representatieve organisaties die in het Controlecomité voor Elektriciteit en Gas zetelen;j) zes leden die behoren tot de wetenschappelijke milieus en, in gezamenlijk akkoord, door de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Leefmilieu, de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking en de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Wetenschapsbeleid, worden voorgesteld;k) één vertegenwoordiger van elke Minister of Staatssecretaris;l) elk Gewest en elke Gemeenschap worden uitgenodigd een vertegenwoordiger aan te duiden.2. De leden bedoeld in 1, a) tot j) worden door de Koning benoemd bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor een hernieuwbare periode van vier jaar.3. De leden bedoeld in 1, a), k) en l), hebben een raadgevende stem.4. Het bureau wordt gevormd door de leden bedoeld in 1, a) een erevoorzitter, b) een voorzitter en c) drie ondervoorzitters.

Art. 13.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement moet onder andere voorzien in een regeling betreffende : 1° de organen waardoor de raad zijn opdrachten verzekert;2° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;3° de bekendmaking van de handelingen;4° de periodiciteit van de vergaderingen. Dit reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de Koning.

Art. 14.De regering stelt aan de Raad een permanent secretariaat ter beschikking, dat naast personeel met een administratieve opleiding eveneens personeel met een wetenschappelijke opleiding omvat.

De regering kan voor voormeld secretariaat van de Raad onder andere een beroep doen op gespecialiseerd personeel, statutair of contractueel. De Raad wordt betrokken bij de selectie van dit personeel. Het secretariaat staat onder het gezag van het bureau.

Art. 15.De Raad beschikt over een dotatie ten laste van de federale begroting, aangerekend in gelijke delen op de kredieten van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, de kredieten van de Diensten van de Eerste Minister en de kredieten van Ontwikkelingssamenwerking. HOOFDSTUK V - Interdepartementale commissie duurzame ontwikkeling

Art. 16.Er wordt, onder de verantwoordelijkheid van de Minister, een Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling opgericht, samengesteld uit een vertegenwoordiger van elk lid van de federale regering, evenals een vertegenwoordiger van het Federaal Planbureau.

Elke Gewestregering en Gemeenschapsregering wordt uitgenodigd eveneens een vertegenwoordiger in de Commissie aan te duiden.

Met uitzondering van de leden aangeduid door de respectieve regeringen van de Gemeenschappen en Gewesten, worden de leden van de Commissie benoemd door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit. Zij worden benoemd voor een duur van vier jaar en hun mandaat is hernieuwbaar.

De vertegenwoordigers van de federale regering zijn gehouden ieder jaar een rapport uit te brengen over het beleid inzake duurzame ontwikkeling en over de uitvoering van het plan in de federale administraties en publieke instellingen die zij vertegenwoordigen.

De Minister of zijn vertegenwoordiger is van rechtswege voorzitter van de Commissie. De vertegenwoordigers van de Minister of Staatssecretaris belast met Ontwikkelingssamenwerking en de Minister of Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid zijn van rechtswege ondervoorzitter van de Commissie. Het secretariaat wordt waargenomen door de vertegenwoordiger van het Federaal Planbureau. Zij vormen samen het bureau.

De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de algemene regels vast betreffende de organisatie en de werking uan de Commissie, met inbegrip van de regelen van samenwerking met het Federaal Planbureau.

Art. 17.Onverminderd haar andere opdrachten bedoeld in de huidige wet, heeft de Commissie volgende opdrachten : 1° het geven van oriëntaties aan het Federaal Planbureau bij zijn opdrachten bedoeld in de huidige wet en het waken over de goede uitvoering;2° het definiëren van de opdrachten van de federale administraties en publieke instellingen onder de vorm van een samenwerkingsprotocol waarin ten minste bepalingen worden opgenomen betreffende de methodologische referentienormen, algemene richtlijnen en uitvoerings-termijnen voor de uitvoering van de opdrachten;3° het coördineren van de jaarlijkse rapporten van de vertegenwoordigers van de federale regering over het beleid inzake duurzame ontwikkeling en over de uitvoering van het plan in elke federale administratie en publieke instelling. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, elke andere opdracht betreffende duurzame ontwikkeling toevertrouwen aan de Commissie.

Art. 18.De Commissie kan één of meerdere van haar leden belasten met de uitvoering van bijzondere opdrachten en werkgroepen oprichten.

De Commissie kan zich laten bijstaan door externe experten.

Art. 19.De Commissie maakt, voor 31 maart, een jaarlijks rapport op over de werkzaamheden van het voorbije jaar.

Dit rapport wordt overgemaakt aan alle leden van de federale regering, aan de Wetgevende Kamers en aan de Raad. HOOFDSTUK VI. - Aanpassing van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen

Art. 20.ln artikel 127 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, wordt een 4 toegevoegd, luidend als volgt : |1K 4. Het Federaal Planbureau wordt belast met het deelnemen aan de coördinatie en de uitvoering van de verschillende aspecten van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling zoals gedefinieerd door de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling. |1L

Art. 21.Het koninklijk besluit van 12 oktober 1993 tot oprichting van een Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling wordt opgeheven.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 5 mei 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS De Staatssecretaris voor Leefmilieu, J. PEETERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld.

^