gepubliceerd op 21 juni 2004
Ordonnantie houdende instemming met de Overeenkomst van 4 april 2003 tussen de Federale Overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel
13 MEI 2004. - Ordonnantie houdende instemming met de Overeenkomst van 4 april 2003 tussen de Federale Overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Instemming wordt betuigd met de Overeenkomst van 4 april 2003 tussen de Federale Overheid, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met het oog op de verwezenlijking van het programma van het Gewestelijk Expresnet van, naar, in en rond Brussel.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 mei 2004.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN
Overeenkomst met het oog op de verwezenlijking van het programma van het Gewestelijk Expres net van, naar, in en rond Brussel.
Gelet op artikel 39 van de Grondwet;
Gelet op het « Gewestelijk ontwikkelingsplan » van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het « Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen » van het Vlaamse Gewest;
Gelet op het « Schéma de développement de l'Espace régional » van het Waalse Gewest;
Gelet op de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Verkeer en Infrastructuur van 30 maart 1999 die strekt tot de verwezenlijking van het GEN en de oprichting van een werkgroep die gemandateerd is voor het op punt stellen van een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de drie gewesten;
Gelet op de beslissing van de lnterministeriële Conferentie voor Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie van 30 november 1999 met betrekking tot de gemeenschappelijke tariefzones;
Gelet op de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie van 31 januari 2000 om het mandaat van de werkgroep te bevestigen;
Gelet op het Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de NMBS;
Gelet op de adviezen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (op 19.07.2001), het Waals Gewest (op 31.01.2002) en het Vlaamse Gewest (op 01.03.2002) over het ontwerp van het samenwerkingsakkoord betreffende het GEN van, naar, in en rond Brussel goedgekeurd door de Ministerraad van 20 april 2001.
Overwegende dat de partijen bij onderhavige overeenkomst het Gewestelijk Expresnet van, naar, in en rond Brussel als een globaal project beschouwen met de mobiliteit van de personen als doel;
Overwegende dat zij vastberaden"zijn een aanbod aan gemeenschap. pelijk vervoer in te voeren dat aantrekkelijk is t.o.v. de auto, dat het niet gemotoriseerd vervoer evenals aanmoedigingsmaatregelen voor de overstap van transportmodus van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer integreert Overwegende dat het O.E.S.O.-rapport « Examen des performances environnementales pour la Belgique » stelt dat de Belgische cijfers m.b.t. het verkeer per inwoner per BBP-eenheid bij de hoogste zijn binnen de O.E.S.O.;
Overwegende dat de bijdrage van de transportsector in de atmosferische uitstoot zeer hoog is;
Overwegende dat het GEN-project, door het nastreven van een overstap van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer bij individuele verplaatsingen, past in de doelstelling die België aangenomen heeft om de uitstoot van gassen met broeikaseffect te verminderen door de ratificering van de overeenkomst van Kyoto in 1997 (vermindering van de uitstoot van gassen met broeikaseffect met 7,5 % in 2008 - 2012 t.o.v. 1990) en dat hetzelfde geldt voor de verklaring van Rio van 14 juni 1992 over het milieu en de ontwikkeling;
Overwegende dat het federaal plan voor duurzame ontwikkeling 2001-2004, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 19 september 2000 bij toepassing van de wet van 5 mei 1997 op de coôrdinatie van het federaal beleid inzake duurzame ontwikkeling, de overstap van transportmodus als een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame ontwikkeling beschouwt;
Overwegende dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de verbiodingsassen naar dit gewest meer en meer verzadigd zijn door het autoverkeer en dat dit aanleiding geeft tot aanzienlijke sociaal-economische kosten en de mobiliteit van de burgers en de economische actoren benadeelt;
Overwegende da verschillende onderzoeken (IRIS, SOFRETU, SYSTRA), bij ongewijzigd beleid, voorzien dat het wegennet van, naar, in en rond Brussel op middellange en op lange termijn volledig verzadigd zal zij n;
Overwegende dat de hierboven vermelde mobiliteitsstudies duidelijk aangetoond hebben dat het gemeenschappelijk vervoer een zwak aandeel heeft in de verplaatsingen tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zijn nabije omgeving en dat deze studies eveneens aangetoond hebben dat er een groot aantal potentiële klanten bestaat dat in het raam van een coha rent mobiliteitsproject door het gemeenschappelijk vervoer zou kunnen aangetrokken worden;
Overwegende dat het voor de verwezenlijking van deze overstap van transportmodus noodzakelijk is een systeem van gemeenschappelijk vervoer van, naar, in en rond Brussel te ontwikkelen dat snel is en dat over op adequate wijze gekozen stopplaatsen en een hoge bedieningsfrequerr tie beschikt;
Overwegende dat de werkzaambeden van deze door de interministoriële conferentie opgerichte werkgroep geleid hebben tot het uitwerken van de basis van een algemeen mobiliteitsproject waaronder een aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in een zone met een straal van ongeveer dertig kilometer rond Brussel;
Overwegende dat onderhavige overeenkomst moet worden beschouwd als een samenwerkingsproces en gericht is op een geïntegreerde benadering van deze verschillende vormen van het aanbod waarbij de autonomie gerespecteerd wordt van elk van de delen ervan, ten oversstan van het GENspoorwegaanbod dat de basis van het netwerk vorrnt;
Overwegende dat de hierboven vermelde onderzoeken aantonen dat het welslagen van het project in ruime mate afbangt van de begeleidende maatregelen die parallel zullen genomen worden met de verhoging en de verbetering van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer van, naar, in en rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Overwegende dat onder deze begeleidende maatregelen het stationeren op en buiten de wegeninfrastructuur een bepalende roi speelt voor het welslagen van het project, inzonderheid omdat diverse enquêtes (CETUR en nationale enquête over de mobiliteit van de gezinnen) aangetoond hebben dat het ter bestemming over een parkeerplaats beschikken een fundamenteel gegeven is in de modale keuze ten gunste van de auto in het woon-werkverkeer;
De Staat, vertegenwoordigd door de heer Guy Verhofstadt, Eerste Minister van de federale regering en door mevrouw Isabelle Durant, ViceEerste Minister van de federale regering, belast met Mobiliteit en Vervoer; flet Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de heer Patrick Dewael, Minister-president van de Vlaamse Regering, door de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en door de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams Minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening;
Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de heer Jean-Claude Van Cauwenberghe, Minister-president van de Regering van het Waals Gewest, belast met de Internationale Betrekkingen, de heer José Daras, Vice-president van de Waalse Regering en Minister van het Waals Gewest, belast met Vervoer, Mobiliteit en Energie en door de heer Michel Foret, Minister van het Waals Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de heer François-Xavier de Donnéa, Minister-voorzitter van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met de Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, door de heer Jos Chabert, Minister ViceVoorzitter van de Brusseise Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, door de heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en door de heer Willem Draps, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen.
Gezamenlijk hun eigen bevoegdheden uitoefenend, komen overeen wat volgt HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Artikel 1 Deze overeenkomst wordt gesloten zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheidsverdeling tussen de partijen zoals bepaald door de bijzon. dere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellitr gen en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot hervorming der instellin. gen.
Artikel 2 In het marri van deze overeenkomst wordt verstaan onder l. « de partijen » : de federale regering, de Waaise regering, de Vlaamse regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;2. « GEN » (Gewestelijk Expresnet) : het basisnet dat het globaal aarr bod van de 4 maatschappijen van openbaar vervoer structureert, zoais omschreven in artikel 16;3. « GEN-zone » : het geografisch gebied zoals vastgelegd in artikel 5;4. « ECMM » : het Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit, opgericht bij artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord van 11 oktober 2001 tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de NMBS;5. « maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer » : de Nationale Maatschappij der Beigische Spoorwegen, de Vlaamse Vervoermaat schappij, de Société régionale Wallonne de Transport en haar vijf TEC's alsook de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussei;6. « begeleidende maatregel » : elke actie die tot doei heeft het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone te bevorderen. Artikel 3 Deze overeenkomst heeft de verwezenlijking van het GEN tot doel, teneinde de mobiliteit van, naar, in en rond Brussel te waarborgen.
Het GEN heeft als doel de modale verschuiving van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer te begunstigen en het marktaandeel van het openbaar vervoer in de GEN-zone te verhogen.
Om dit duel te bereiken, richt het project zich hoofdzakelijk op - de verbetering van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer; - het aanbieden aan de gebruiker van een geïntegreerde dienstverlening; - het verwezenfjken van begeleidende maatregelen.
Artikel 4 Daartoe engageren de partijen zich - hun aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone te verhogen conform de bepalingen van de artikelen 13 tot 24; - de nodige middelen te ontplooien om gemeenschappelijk vervoer aan te bieden dat onderling en met de andere verplaatsingsmodi en -middelen gecodrdineerd is, inzonderheid met de niet gemotoriseerde, die aantrekkelijk zijn t.o.v. het individueel autogebruik; - de maatregelen te nemen en de nodige overeenkomsten af te sluiten voor de integratie van het aanbod aan openbaar vervoer vanuit het oogpunt van de gebruiker, met inbegrip van de harmonisering van de tarieven en de integratie van vervoerbewijzen; - de nodige maatregelen te treffen om de automobilisten ertoe aan te zetten het gemeenschappelijk vervoer en het niet gemotoriseerd vervoerte gebruiken; - alle nuttige informatie voor de opmaak, evaluatie of bijsturing van de te voeren acties in het kader van deze overeenkomst of van haar uitvoering kosteloos ter beschikking te stellen of toegankelijk te maken voor de andere partijen.
Artikel 5 Zonder afbreuk te doen aan andere geografische afbakeningen die door de partijen zijn vastgelegd voor de harmonisering van de tarieven en de integratie van de systemen van vervoerbewijzen en ontwaarding, strekt de GEN-zone zich uit in een.straal van ongeveer 30 km rond Brussel. Deze zone is de geografische basis voor de strategie om het GEN-aanbod te ontwikkelen.
Binnen deze zone gelden de bepalingen van onderhavige overeenkomst. In bijlage I wordt de zone omschreven.
Het ECMM kan de afbakening van de zone aanpassen aan de zich wijzigende mobiliteit. HOOFDSTUK II. - Samenwerkingsorganen Afdeling 1. - Overlegstructuur en op te richien organen
Artikel 6 § 1. De samenwerking tussen de partijen wordi op drie niveaus georganiseerd : 1. de algemene coôrdinatie tussen de partijen heeft plaats in het ECMM;2. de strategische en tactische coürdinatie tussen de vertegenwoordigers van de federale en gewestelijke ministers en van de besturen die bevoegd zijn voor het openbaar vervoer en deze van de maatschap.pijen voor gemeenschappelijk vervoer heeft plaats in de Stuurgroep; 3. de operationele co6rdinatie wordi door de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer in een Operationele Groep verzekerd. § 2. De werking van de samenwerkingsstructuur zal jaarlijks door het ECMM worden geëvalueerd; de eerste evaluatie vindt uiterlijk 12 maanden na hel in werking trecien van onderhavige overeenkomst plaats. Afdeling 2. - Samenstelling van de overlegarganen
Artikel 7 Voor het overleg bedoeld in artikel 6, § 1, 2°, is de Stuurgroep samengesteld uit 12 leden - een vertegenwoordiger van elke minister die het openbaar vervoer eniof mobiliteit onder zijn bevoegdheid heeft; - een vertegenwoordiger van elk bestuur dat het openbaar vervoer onder zijn bevoegdheid heeft; - een vertegenwoordiger van elke maatschappij voor gemeenschappa lijk vervoer;
De Stuurgroep vergadert een eerste maal binnen twee maanden die volgen op de datum van inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst.
Artikel 8 De Operationele Groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vier maatschappijen van openbaar vervoer.
De maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer mogen op vraag van de partijen een andere vorm van rechtsstructuur oprichten die als opdracht heeft de co6rdinatie van de activiteiten bedoeld in artikel 10 te waarborgen.Daartoe zal een werkgroep worden opgericht op initiatief van het ECMM. Afdeling 3. - Opdrachi van de overlegarganen
Artikel 9 § 1. De Stuurgroep volgt de uitvoering van onderhavige overeerr komst op. 13ovendien is zij belast met het verstrekken van adviezen over elke materie m.b.t. het GEN-aanbod, op eigen initiatief of op vraag van de partijen.
Uiterlijk op 31 maart van elk jaar overhandigt zij aan de partijen een omstandig jaarverslag over de toepassing van deze overeenkomst. § 2. De partijen kunnen de Stuurgroep belasten met het voorbereim den van hun gemeenschappelijke beslissingen m.b.t. het GEN. Artikel 10 In het raam van hun respectieve opdrachten verzekeren de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer in de Operationele Groep de co6rdinatie van hun activiteiten en meer bepaald inzake : - de kennis van de behoeften van de klanten, evenals promotieacties, publiciteits- en informatiecampagnes; - het formuleren van adviezen voor net optimaliseren van het aanbod; - het onderzoek van een compatibel systeem van vervoerbewijzen en van de beginselen van een harmonisering van de tarieven in het kader van algemene initiatieven voor de harmonisering van de tarieven die door de maatschappijen voor openbaar vervoer op hun grondgebied worden ondemomen; - verbetering van de aansluitingen en geïntegreerde informatie aan het publiek; - de inrichting van de stations, van de stopplaatsen, van de plaatsen van aansluiting en van parkeergelegenheden.
De uitoefening van de opdrachten en taken van openbare dienst opga dragen aan de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer btijft de bevoegdheid van elke maatschappij conform de geldende federale en gewestelijke wetgevingen.
Afdfling 4. - Werking en wijze van samenwerking Artikel 11 De vergaderingen van de Stuurgroep worden voorgezeten door de vertegenwoordiger van de federale minister die bevoegd is voor mobiliteit en vervoer.
De Stuurgroep kan worden samengeroepen op vraag van een lid. De Stuurgroep vergadert minstens om de twee maanden.
De Stuurgroep verstrekt advies bij consensus. Bij vastgestelde onmogelijkheid om eenparig een advies te verstrekken, stuurt de Stuurgroep de voorliggende adviezen naar het ECMM, voor beslissing.
De Stuurgroep stelt haar intern reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan het ECMM. De Stuurgroep wordt ondersteund door een permanent secretariaat, dat is samengesteld uit 4 leden die respectievelijk worden gedetacheerd door elk van de 4 partijen.
Het secretariaat wordt gehuisvest op een locatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die met het openbaar vervoer heel goed bereik baar is. De financiële middelen van het secretariaat worden door de partijen verzekerd.
De Operationele Groep stelt haar intern reglement op en iegt het voor aan het ECMM via de Stuurgroep.
Artike12 De Stuurgroep stelt een indicatief meerjarenprogramma en een jaarlijksl programma op.
Het indicatief meerjarenplan omvat de gestructureerde beschrijving van de geplande acties van de partijen die het openbaar vervoer in hun bevoegdheid hebben en van de betrokken maatschappijen van openbaar vervoer,inzonderheid op grand van de studie bepaald in artikel 13.
Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het ECMM. laarlijks worden door de Stuurgroep jaarprogramma's opgesteld, op basis van het meerjarenprogramma. Ze worden eveneens ter goedkeuring voorgelegd aan het ECMM. Het meerjarenprogramma, gebaseerd op de goedgekeurde meerjareninvesteringsprogramma's, en de verfijning ervan in jaarprogramma's omvatten de volgorde van uitvoering, de betreffende budgetten (wat betreft de aspecten van exploitatie en investeringen) en de verdeling van de verantwoordelijkheden. HOOFDSTUK III. - Analyse van de vraag en organisatie van het aanbod Afdeling 1. - Analyse van de vraag en aetieplan
Artikel 13 Op initiatief van de Stuurgroep wordt er uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst een onderzoek aangevat dat binnen 18 maanden na deze datum wordt opgeleverd. Het wordt ten minste om de 5 jaar geactualiseerd. Het heeft betrekking op de verplaatsingsbehoeften die op grond van objectieve criteria worden geanalyseerd, en op de functionaliteiteisen inzake frequentie, amplitude en haltes. Het neemt o.a. de prijselasticiteit van de vraag in aanmerking.
De voorgaande termijnen kunnen gewijzigd worden om in overeenstemming te zijn met de periodiciteit van de NMBS-plannen.
Deze studie zal toelaten het referentie-spooraanbod dat in onderhavige overeenkomst wordt gedefinieerd (Bijlage II) aan te passen en te laten evolueren.
De studie zal, behalve de voorwaarden bedoeld in artikel 18, minstens de volgende doelstellingen in aanmerking nemen - de verbetering van de bediening van de luchthaven van BrusselNationaal door rechtstreekse verbindingen tussen de luchthaven en de Noord- Zuidverbinding, en tussen de luchthaven en de Europese wijk; - de bediening van andere aantrekkingspolen in de drie gewesten, waaronder het Weststation te Brussel; - de bediening van de economische polen van de perifere zone door transversale verbindingen, waaronder Zottegem - Aalst en Dendermonde - Mechelen - Leuven - Ottignies - Nivelles; - de complementariteit tussen het voorstadsaanbod op radiale spoorlijnen en het overige spoorwegaanbod, met narre treinen op langere afstand. Het GEN-spoorwegaanbod zal geen afbreuk mogen doen aan het IC/IR-aanbod en aan het hogesnelheidsaanbod dat door de NMBS werd ingericht, noch aan de ontwikkeling ervan, onder andere wat betreft de bediening van de luchthaven Brussel-Nationaal vanuit de voornaamste steden van het land; - de complementariteit van het spooraanbod en het aanbod van bus, tram en metro, optimaal rekening houdend met de halteplaatsen vermeld in het « Gewestelijk Ontwikkelingsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest u, het « Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen » van het Vlaams Gewest, en het « Schéma de Développement de l'Espace Régional » van het Waals Gewest, - de maximale doorstroming voor verbindingen per bus en tram; - het wegwerken van de bottle-necks voor het spoorverkeer.
Op basis van deze studie van de vraag zal er een business-plan, inclw sief aanbod en financiële aspecten, waaronder de exploitatiekosten, worden opgesteld door de NMBS. De gewestelijke maatschappijen van gemeenschappelijk vervoer zullen aan deze laatste, met het oog op het uitwerken van het plan, de elementen bezorgen met betrekking tot hun bestaand en verwacht cliënteel dat ze naar de GEN-stations zullen aanbrengen. De Stuurgroep zal instaan voor een coürdinatie, teneinde financiële middelen en aanbod te optimaliseren. Afdeling 2. - Organisatie van het aanbod
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Artikel 14 § 1. Het globaal aanbod in de GEN-zone wordt gevormd door de presiaties van de vier maatschappijen voor openbaar vervoer in het kader van hun respectieve opdracht inzake spoor- en wegverbindingen.
Het net is samengesteld uit snelle radiale en transversale spoorwegof wegverbindingen.
Het voorstedelijk spoorwegaanbod wordt gepreciseerd in het kader van deze onderhavig overeenkomst.
Bijlage 11 omvat een GEN-basisnetwerk van de spoorwegen, opgebouwd rekening houdend met de gekende elementen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze overeenkomst, waarvan de elementen in functie van de mobiliteitsbehoeften en nieuwe ontwikkelingen zullen kunnen evolueren.
Op advies van de Stuurgroep bepalen de partijen de verbeteringen en aanpassingen die aan dit basisnetwerk moeten worden aangebracht. 2. - Het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone wordt door de maatschappijen voor openbaar vervoer op een voor de gebruiker geïntegreerde wijze aangeboden. De integratie wordt bekomen door een gecobrdineerde aanpak van de volgende aspecten : amplitude, bedieningsfrequentie, dienstregelingen, de conceptie en het gebruik van de infrastructuur, het produceren en het meedelen van informatie aan de gebruikers, de harmonisering van tarieven en commercialiseringacties.
Artikel 15 In het kader van de harmonisering van de tarieven, streven de partijen de invoering van een gemeenschappelijk tariefaanbod na.
In een eerste fase voeren de vier maatschappijen voor openbaar vervoer een systeem in voor de wederzijdse erkenning van de vervoerbewijzen voor één, vijf, tien ritten en één dag, geldig op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij passen hun software aan en installeren bijkomende validatietoestellen in de stations en stopplaatsen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In een tweede fase leveren de vier maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer compatibele vervoerbewijzen af die geldig zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de « randzone » die door de interministeriële conferentie van 30 november 1999 goedgekeurd werd. Zij passen hun software aan en installeren bijkomende validatietoestellen in de stations en stopplaatsen van de « randzone ».
In een derde fase voeren de vier maatschappijen voor de gehele GENzone een compatibel inningssysteem in, en dit in het vooruitzicht van een compatibel inningssysteem voor het hele grondgebied. Zij gebruiken daarbij de meest vooruitstrevende aangepaste technologie.
Onderafdeling 2 - Het GEN-aanbod Artikel 16 Het globaal vervoeraanbod in de GEN-zone bestaat uit : - de snelle radiale en transversale spoorweg- of wegverbindingen (GEN); - de verbindingen naar een GEN-station of -stopplaats; - de andere verbindingen, noodzakelijk om het GEN-aanbod te structureren.
Artikel 17 Het GEN-aanbod bestaat uit de prestaties van de maatschappijen voor openbaar vervoer in het raam van hun opdracht op de spoorweg- en weg verbindingen vastgelegd votgens artikel 16 en met kenmerken inzake amplitude, bedieningsfrequentie en commerciële snelheid, conform deze onderafdeling.
Artikel 18 Het aanbod inzake radiale en transversale verbindingen wordt opge[] vat om de drie volgende polen te bedienen : de Noord-Zuidverbinding, de wijk van de Europese instellingen in het oosten van Brussel en de luchthaven Brusse l-Nationaal.
Elke radiale GEN-verbinding bedient op geprivilegieerde wijze ten minste één van deze drie polen. De twee andere polen zijn vanaf elke radiale GEN-verbinding bereikbaar met ten hoogste één overstap.
Artikel 19 § 1. Het GEN-aanbod waarborgt de voorwaarden inzake amplitude, bedieningsfrequentie en commerciële snelheid die van aard zijn om de doelstelling opgenomen in artikel 3 te bereiken.
Daartoe worden de referentiekenmerken inzake amplitude en bedia ningsfrequentie van het GEN-aanbod vastgelegd in bijlage III. De studie bedoeld in artikel 13 zal de elementen aandragen die nuttig zijn voor het eventuele aanpassen door de NMBS van deze parameters. § 2. Voor elke verbinding mogen de kenmerken van het GEN-aanbod opgenomen in paragraaf 1 niet lager zijn dan die van het spooraanbod dat op het ogenbl ik van de inwerkingtreding van de onderhavige overeenkomst bestaat, behalve bij gemotiveerde tijdelijke afwijking, met name om redenen van werken.
Artikel 20 Zonder afbreuk te doen aan strengere normen streeft het GEN-aanbod ernaar de recentste kwaliteitsnormen inzake openbaar vervoer van perstr nen na te leven, zoals zij door de bevoegde Belgische en internationale instanties zijn voorgeschreven. Afdeling 3. - Regels met betrekking lot de toëwijzing van de
exploitatie Artikel 21 In het raam van haar opdrachten exploiteert en draagt elke maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer de lasten van het GEN-aanbod dat onder haar bevoegdheid valt.
De partijen zetten de inhoud van onderhavige overeenkomst om in het beheerscontract met hun respectieve maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer. HOOFDSTUK IV. - Begeleidende maatregelen Artikel 22 Omwille van hun belang voor het welslagen van het GEN, maken de begeleidende maatregelen er integraal deel van uit. Ze worden progressief ingevoerd door de partijen om tezelfdertijd met de overeenstemmende bestanddelen van het GEN van kracht te worden.
De begeleidende maatregelen hebben betrekking op parkeren, intermodaliteit, verhogen van de commerciële snelheid van het openbaar vervoer en de wegencategorisering.
Deze en andere maatregelen, die bijdragen tot een beter gebruik van het openbaar vervoer, worden - op vraag van de partijen en de maatschappijen van openbaar vervoer - door de Stuurgroep bestudeerd.
In het business-plan zal er rekening mec worden gehouden.
Bijlage V bevat een lijst met maatregelen die, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de onderscheiden publieke overheden, als uitgangspunt zullen dienen bij de genoemde studie.
In de indicatieve programma's, meerjarenprogramma's en jaarlijkse programma's bedoeid in artikel 12 worden de begeleidende maatregelen opgenomen. HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke strategie inzake marketing en informatie Artikel 23 Er wordt een gemeenschappelijke strategie inzake marketing uitgea werkt door de maatschappijen voor openbaar vervoer, inzonderheid in de Operationele groep.
Deze strategie strekt ertoe het GEN-spoorwegaanbod te promoten in samenhang met het geheel van het aanbod aan openbaar vervoer in de GEN-zone.
De partijen verzekeren door geregelde en gecoôrdineerde acties de promotie, bijvoorbeeld door een logo.
Artikel 24 Het informeren van de reiziger wordt op geco&rdineerde wijze aangepakt. Het geïntegreerd informatiesysteem in de GEN-zone omvat een cartografisch element en aile gepaste informatiedragers teneinde zo goed mogelijk de inlichtingen m.b.t. de dienstregelingen, de tarieven en de gebruiksmodaliteiten te verspreiden.
Deze informatie wordt continu bijgewerkt volgens de wijzigingen van het aanbod. HOOFDSTUK VI. - Financiële bepalingen Artikel 25 De Staat en de gewesten beheren elk wat hen betreft de kwesties m.b.t. de eigendom en de financiering van de infrastructuur conform de programma's opgesteld in toepassing van artikel 12.
Artikel 26 De Staat en de gewesten beheren elk wat hen betreft de kwesties m.b.t. de modaliteiten voor de aankoop en de financiering van het rollend mata rieel van het GEN conform de programmâs opgesteld in toepassing van artikel 12.
Artikel 27 De partijen of hun mandatarissen stellen specifieke overeenkomsten op tussen henzelf en/of met andere partners (gemeente, privé,...) voor de financiering van de infrastructuur voor het onthaal van de gebruikers.
Artikel 28 Voor elk gemeenschappelijk onderzoek of project voorgesteld door de Stuurgroep, komen alle betrokken partijen, m.b.t. de financiering, een verdeelsleutel overeen. Bij gebrek aan een akkoord wordt het gemeenschappelijke onderzoek of project voorgelegd aan het ECMM. HOOFDSTUK VII. - Programmering en prioritaire acties Artikel 29 De doelstelling bestaat crin dot het GEN-aanbod uiterlijk eind 2012 in zijn totaliteit operationeel is.
Artikel 30 Uiterlijk op 31 december 2005 is het GEN-spooraanbod operationeel op ten minste twee radiale verbindingen, beschreven in bijlage IV. Artikel 31 Specifieke overgangsmaatregelen zullen bestudeerd worden teneinde, ten laatste tegen 31.12.2005, te kunnen leiden tot een opwaardering en optimale versterking van de huidige capaciteit en frequentie op de toekomstige radiale lijnen van R2, evenals tot een modernisering van het roi lend materieel.
Uitvoering van de beslissing van het overlegcomité van 4 april 2003.
Bijlage VI bevat de kalender voor de aankoop van het speciale GENmaterieel zoals die op 28 maart 2003 door de raad van bestuur van de NMBS werd goedgekeurd.
Gedaan te Brussel op 4 april 2003 in 12 originele exemplaren in het Frans en in het Nederlands.
Voor de Staat : De Eerste Minister van de Federale Regering, G. VEPHOFSTADT De Vice-Eerste Minister van de Federale Regering, belast met Mobiliteit en Vervoer, I. DURANT Voor het Vlaams Gewest : De Minister-president van de Vlaamse Regering, P. DEWAEL De Vlaamse Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT De Vlaamse Minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN Voor het Waals Gewest : De Minister-President van de Regering van het Waals Gewest, belast met de Internationale Betrekkingen, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Vice-President van de Waalse Regering en Minister van het Waals Gewest, belast met Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DRAPS De Minister van het Waals Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-voorzitter van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met de Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. DE DONNEA De Minister Vice-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Drin gende Medische Hulp, J. CHABERT De Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. DELATHOUWER De Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen, W. DRAPS
Bijlagen Lijst van de bijlagen I. GEN-zone - Kaart en omschrijving.
II. Radiale en transversale spoorverbindingen.
III. Amplitudes en frequenties van het spoorwegaanbod IV. Overgangsfase tegen 2005.
V. Begeleidende maatregelen.
VI. Voorgestelde procedure met het oog op de aankoop van de GENtreinstellen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld