Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 10 januari 2002
gepubliceerd op 27 november 2002

Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de N.M.B.S.

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031585
pub.
27/11/2002
prom.
10/01/2002
ELI
eli/ordonnantie/2002/01/10/2002031585/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JANUARI 2002. - Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de N.M.B.S. (1)


De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt betuigd met het samenwerkingsakkoord tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de N.M.B.S. Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 10 januari 2002.

De Minister-Voorzitter Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad : Gewone zitting 2001-2002. A-239/1. Ontwerp van ordonnantie.

A-239/2. Verslag.

Volledig verslag . - Bespreking en aanneming. Vergadering van donderdag 20 december 2001.

Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de N.M.B.S. Gelet op artikel 39 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot hervorming der instellingen;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op artikel 42;

Gelet op het « Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen » van het Vlaams Gewest;

Gelet op het « Schéma de Développement de l'Espace régional » van het Waals Gewest;

Gelet op het « Gewestelijk Ontwikkelingsplan » van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op de prioriteiten die de federale regering vastlegde op 17 oktober 2000;

Gelet op de beslissing die de Federale Ministerraad naam op 30 maart 2001 met betrekking tot het syntheserapport van de werkgroep N.M.B.S.;

Overwegende dat de aanwezige partijen vastbesloten zijn een aanbod voor het treinvervoer in te stellen dat aantrekkelijk is in vergelijking met het wegvervoer, om de overstap van transportmodus te waarborgen die de spoorwegen in staat moet stellen 50 % meer personen en goederen te vervoeren tegen het jaar 2012;

Overwegende dat het om het aanbod voor het treinvervoer tot stand te brengen essentieel is de investeringen te plannen en te verwezenlijken over een periode van twaalf jaar;

Overwegende dat het OESO-rapport « Onderzoek van de milieuprestaties van België » stelt dat de Belgische cijfers met betrekking tot het verkeer per inwoner per BBP-eenheid bij de hoogste zijn binnen de OESO;

Overwegende dat, in de mate dat het meerjarig investeringsplan streeft naar een overstap van transportmodus, het tevens meewerkt aan de doelstelling met betrekking tot de vermindering van de gassen met broeikaseffect die België zich heeft opgelegd bij de bekrachtiging van het akkoord van Kyoto in 1997 (verlaging van de uitstoot van gassen met een broeikaseffect met 7,5 % in 2008-2012 ten opzichte van 1990) en dat hetzelfde geldt voor de verklaring van Rio van 14 juni 1992 over het leefmilieu en de ontwikkeling;

Overwegende dat het federaal plan voor duurzame ontwikkeling 2001-2004, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 19 september 2000 bij toepassing van de wet van 5 mei 1997 op de coördinatie van het federaal beleid inzake duurzame ontwikkeling, de overstap van transportmodus als een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame ontwikkeling beschouwt;

Gelet op het GEN-project dat werd goedgekeurd door de federale regeling op 20 april 2001;

Overwegende dat dit akkoord betrekking heeft op de wederzijdse verbintenissen van de partijen om de verwezenlijking van de sporweginfrastructuurwerken mogelijk te maken en hun opvolging door een ad hoc orgaan;

Overwegende dat de partijen zich ertoe verbinden samen te werken en de nodige middelen aan te wenden om : - In te staan voor de verstrekking van de verschillende toelatingen en vergunningen die vereist zijn volgens de verschillende reglementeringen die onder hun respectievelijke bevoegdheid vallen om de verwezenlijking van de werken volgens de in het investeringsplan voorgestelde planningen mogelijk te maken; - De prefinanciering van bepaalde projecten te waarborgen waarvoor de partijen wensen vooruit te lopen op de planningen die voorzien zijn in het meerjarig investeringsplan;

Overwegende dat het Overlegcomité bedoeld in artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen in het kader van de uitvoering van huidig akkoord overeenkomstig artikel 33 van genoemde wet volgens de consensusprocedure beslist;

De Staat, vertegenwoordigd door de heer Guy Verhofstadt, Eerste Minister van de Federale Regering en door Mevr. Isabelle Durant, Vice-Eerste Minister van de Federale Regering, belast met Mobiliteit en Vervoer;

Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de heer Patrick Dewael, Minister-President van de Vlaamse Regering, belast met Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, door de heer Steve Stevaert, Minister Vice-President van de Vlaamse Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en door de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams Minister belast met Begroting en Financiën, Ruimtelijke Ordening en Media;

Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de heer Jean-Claude Van Cauwenberghe, Minister-President an de Regering van het Waals Gewest, belast met de International Betrekkingen, de heer José Daras, Minister van het Waals Gewest, belast met de Internationale Betrekkingen, de heer José Daras, Minister van het Waals Gewest, belast met vervoer, Mobiliteit en Energie en door de heer Michel Foret, Minister van het Waals Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de heer François-Xavier de Donnéa, Minister-Voorzitter van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met de Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, door de heer Jos Chabert, Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, door de heer Robert Delathouwer, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en door de heer Willem Draps, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen;

Gezamenlijk hun eigen bevoegdheden uitoefenend, komen overeen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit akkoord wordt gesloten zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheidsverdeling tussen de partijen zoals bepaald door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot hervorming der instellingen.

De partijen bevestigen het federaal karakter van de N.M.B.S. met eerbied voor het principe van de uniciteit van de onderneming.

Art. 2.In het raam van dit akkoord wordt verstaan onder : 1. « De partijen » : De Federale Regering, de Waalse Regering, de Vlaamse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;2. « Investeringsplan » : het meerjarig investeringsplan bevat de planning voor de spoorweginvesteringen over verscheidene jaren, met betrekking tot de aankoop, de inrichting, het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de infrastructuur evenals de investeringen in het rollend materieel.Op die wijze beschrijft het investeringsplan de relatie tussen het vervoer-aanbod en de infrastructuurbehoeften zoals goedgekeurd door de Federale Ministerraad; 3. « Overlegcomité » : orgaan zoals bedoeld in artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. HOOFDSTUK II. - Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit

Art. 3.Om de permanente samenwerking met de gewesten te versterken, wordt een Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit (E.C.M.M.) opgericht, waarin de drie gewestelijke ministers die bevoegd zijn voor openbaar vervoer en/of de mobiliteit zetelen alsook de federale minister die bevoegd is voor treinvervoer.

Deze laatste neemt het voorzitterschap van dit comité op zich.

Het secretariaat wordt waargenomen door de Federale Overheidsdienst voor de Mobiliteit.

Dit comité is belast met het onderzoek van de coördinatie van het openbaar vervoer en met de opvolging van de uitvoering van het investeringsplan. Hiervoor worden de bevoegde organen van de N.M.B.S. gehoord door het comité.

De ministers die bevoegd zijn voor de ruimtelijke ordening kunnen worden uitgenodigd op de vergaderingen van het E.C.M.M. Dat geldt ook voor de federale en gewestelijke openbaarvervoermaatschappijen.

Het E.C.M.M. neemt een reglement van interne orde aan dat onder andere de modaliteiten van beraadslaging vaststelt. HOOFDSTUK III. - Investeringsplan

Art. 4.De raad van bestuur van de N.M.B.S. heeft akte genomen op 1 juni 2001 van het investeringsplan dat een bijlage bij dit akkoord vormt. Het plan wordt gewijzigd door het huidig akkoord en door de explicatie nota van 14 juli 2001 die als bijlage aan dit akkoord wordt gevoegd (*).

Het aldus gewijzigde plan wordt door de partijen goedgekeurd en maakt wezenlijk deel uit van dit akkoord.

De partijen verbinden zich om de richtinggevende planning vermeld in het plan na te komen.

Art. 5.Het investeringsplan strekt zicht uit over een periode van twaalf jaren.

Art. 6.§ 1. De noden van het investeringsplan, waarvan de raad van bestuur van de N.M.B.S. op 1 juni 2001 akte heeft genomen, bedragen 687,6 miljard in franken 1999, te splitsen als volgt : - Behoud van de capaciteit . . . . . 143,1 miljard - Uitbreiding van de capaciteit . . . . . 176,2 miljard - Rollend materieel . . . . . 150,5 miljard - Onthaal reizigers . . . . . 23,7 miljard - Productiematerieel . . . . . 35,5 miljard - HST . . . . . 96,1 miljard - Mobiliteit Brussel . . . . . 62,5 miljard § 2. Er wordt gepland de financiering van deze behoeften te laten gebeuren, zoals geakteerd door de raad van bestuur van de N.M.B.S. op 1 juni 2001, op de volgende manier : - Ministerie . . . . . 391,0 miljard - HST-Fin. . . . . . 68,3 miljard - GEN-fonds . . . . . 62,5 miljard - Eigen middelen N.M.B.S. . . . . . 65,0 miljard - ETCS (Europa) . . . . . 3,3 miljard - Alternatieve financiering . . . . . 97,5 miljard § 3. Met uitzondering van de investeringen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de investeringen in het rollend materieel en de bijzondere projecten waarvoor geen verdeelsleutel van toepassing is krachtens het investeringsplan zoals goedgekeurd door de federale Ministerraad, bedraagt de budgettaire verdeelsleutel voor de investeringen 60 % voor het Vlaams Gewest en 40 % voor het Waals Gewest. Deze verdeelsleutel wordt in acht genomen voor ieder burgerlijk jaar tussen 2001 en 2012, in overeenkomst met de planningstabel die bij dit akkoord wordt gevoegd. HOOFDSTUK IV. - Verbintenissen tussen de Partijen

Art. 7.De partijen verbinden zich ertoe om de verschillende procedures betreffende de administratieve toelatingen en vergunningsaanvragen die vereist zijn volgens de verschillende reglementeringen die onder hun bevoegdheid vallen voor de projecten die in het investeringsplan vermeld zijn, binnen de kortste termijn af te handelen.

Meer in het bijzonder komen de partijen overeen om de investeringen op het vlak van de veiligheid - onder andere de installatie van uitzendmasten voor telecommunicatie-uitrusting en de afschaffing van de overwegen - dringend te behandelen.

Art. 8.De Regering van het Vlaams Gewest, de Regering van het Waals Gewest en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering komen overeen om de evrschillende procedures betreffende de administratieve toelatingen en vergunningsaanvragen die vereist zijn volgens de verschillende reglementeringen die onder hun bevoegdheid vallen - zoals de stedenbouwkundige vergunning - binnen een termijn van maximum achttien maanden vanaf de indiening van het complete dossier door de verzoeker af te handelen, zowel voor het project inzake het op vier sporen brengen van lijn 161 tussen Brussel en Ottignies als voor het project inzake het op vier sporen brengen van lijn 124 tussen Brussel en Nijvel.

De vergunningsaanvragen worden voor elk project afzonderlijk behandeld.

Art. 9.De Regering van het Vlaams Gewest en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering komen overeen om de verschillende procedures betreffende de administratieve toelatingen en vergunningsaanvragen die vereist zijn volgens de verschillende reglementeringen die onder hun bevoegdheid vallen - zoals de stedenbouwkundige vergunning - binnen een termijn van maximum achttien maanden vanaf de indiening van het complete dossier door de verzoeker af te handelen, zowel voor het project inzake het op drie of vier sporen brengen van lijn 50A tussen Brussel en Denderleeuw als voor het project voor de nieuwe lijn tussen en Mechelen.

De vergunningaanvragen worden voor elk project afzonderlijk behandeld.

Art. 10.Zo nodig, verbinden de gewesten zich ertoe de verschillende stedenbouwkundige en ruimtelijke ordeningsplannen te wijzigen om de verbintenissen van dit akkoord te kunnen nakomen. In dit geval worden de termijnen zoals bepaald bij artikel 8 en 9, verlengd met twaalf maanden te rekenen van de datum van indiening van de vergunningsaanvraag met uitzondering van het project tot aanleg van een nieuwe lijn tussen Brussel en Mechelen, waarvoor de termijn met vierentwintig maanden verlengd wordt.

Gelet op het belang van de vier projecten bedoeld in artikel 8 en 9 en gelet op hun interregionaal karakter, beloven de partijen al het mogelijke te doen om de verschillende termijnen in de verschillende procedurestadia betreffende de vergunningsaanvragen zoveel mogelijk te verkorten.

Art. 11.De termijnen bedoeld in artikel 8, 9 en 10 zijn geschorst : - in geval van overmacht, die behoorlijk door het overlegcomité wordt vastgesteld; - als de vertraging te wijten is aan de aanvrager van de vergunning of toelating en voorzover die behoorlijk werd vastgesteld door het overlegcomité.

Art. 12.Als de vergunning voorzien bij artikel 8 en 9 niet binnen de in de wet voorziene termijnen (respectievelijk achtien en dertig maanden) afgeleverd wordt, kan na aanmelding in het overlegcomité, geen gebruik worden gemaakt van de artikels 14 en 15 en dit tot het ogenblik van de aflevering van de vergunningen voorzien bij artikelen 8 en 9.

Art. 13.De Federale overheid geeft de N.M.B.S. opdracht om vóór het einde van 2002 bij de bevoegde gewestelijke overheden de dossiers betreffende de aanvragen voor administratieve toelatingen en vergunningen in te dienen voor het project inzake het op vier sporen brengen van lijn 161 tussen Brussel en Ottignies, voor het project inzake het op vier sporen brengen van lijn 124 tussen Brussel en Nijvel, en voor het project inzake de tweede havenontsluiting van Antwerpen.

De N.M.B.S. dient vóór het einde van 2001 een dossier in voor de tweede spoortunnel onder Schelde dat moet toelaten de procedure voor het Ruimtelijk Uitvoeringsplan op te starten. HOOFDSTUK V. - Pre en cofinanciering

Art. 14.Ieder gewest kan instaan voor de renteloze prefinanciering van de infrastructuurprojecten van gewestelijk belang op haar grondgebied voor een bedrag van maximum 20 miljard in kapitaal of 2,5 miljard in jaarlijkse intrestlasten, voorzover zij de verschillende administratieve toelatingen en vergunningen heeft verstrekt die vereist zijn volgens de verschillende reglementeringen die onder haar bevoegdheid vallen. De prefinanciering gebeurt via een achtergestelde lening aangegaan door de N.M.B.S., waarvan de intrestlasten betaald worden door het gewest. De lening wordt gedekt door de waarborg van de staat. De kost hiervan wordt door het gewest gedragen. De voor gefinancierde bedragen zullen worden terugbetaald door de Federale Staat overeenkomstig de bijlagen bedoeld in artikel 4 van dit akkoord.

Art. 15.De N.M.B.S. onderhandelt, op verzoek van een gewest, de cofinanciering van de werken betreffende de grote spoorweginvesteringen naar rato van 8 miljard voor het Vlaams Gewest en voor 4 miljard voor het Waals Gewest. Deze bedragen kunnen verhoogd worden middels bestemming van deze werken door het Overlegcomité als werk van nationaal nut.

Elke vorm van cofinanciering komt bovenop het bedrag van 687,6 miljard waarvan sprake is in artikel 6, en heeft geen invloed op de budgettaire verdeelsleutel. HOOFDSTUK VI. - Gewestelijk expresnet in en rond Brussel

Art. 16.De partijen verbinden zich ertoe het samenwerkingsakkoord betreffende het G.E.N. zo snel mogelijk af te handelen en af te sluiten.

De partijen komen overeen dat de samenwerkingsorganen van het G.E.N. zowel op strategisch niveau als op operationeel niveau zullen worden georganiseerd.

Art. 17.Een gedeelte van het rollend materieel bestemd voor het G.E.N. moet tegen 2005 beschikbaar zijn zodat twee eerste lijnen van het G.E.N. uiterlijk op 31 december 2005 in dienst kunnen worden genomen. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 18.De geschillen tussen de partijen die voortvloeien uit de interpretatie en de uitvoering van dit akkoord worden beslecht door een jurisdictie zoals bedoeld in artikel 92bis , §§ 5 en 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 19.Dit akkoord treedt in werking de dag na zijn goedkeuring door de Federale Kamers, de Vlaamse Raad, de Waalse Raad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Gedaan te Brussel op 11 oktober 2001 in 1 origineel exemplaar in het Frans en in het Nederlands.

Voor de Staat : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Voor het Vlaams Gewest : De Minister-President, P. DEWAEL De Vice-President en Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Minister van Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN Voor het Waals Gewest : De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Vice-President en Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President, F.-X. de DONNEA De Minister van Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Staatssecretaris van Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. DELATHOUWER De Staatssecretaris van Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen, W. DRAPS _______ Nota (*) Het investeringsplan 2001-2012 en de explicatieve nota van 14 juli 2001 kunnen op de Griffie van de Raad geraadpleegd worden.

^