Etaamb.openjustice.be
Erratum van 04 maart 2013
gepubliceerd op 22 april 2013

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert. - Erratum

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2013022223
pub.
22/04/2013
prom.
04/03/2013
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID


4 MAART 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert. - Erratum


In het Belgisch Staatsblad van 25 maart 2013, editie 3, pagina 18485, dienen het verslag aan de Koning en het advies nr. 51.267/1 van de Raad van State toegevoegd te worden : VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat we de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft als doel de administratiekosten voor bepaalde categorieën van rechthebbenden waarvoor de federale overheidsdiensten bevoegd zijn, met ingang van 1 januari 2012 te verhogen tot 3,209 % van de gezinsbijslag betaald door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor de rekening van de betrokken federale overheidsdiensten. Met het oog daarop moet het koninklijk besluit van 30 november 1993 'betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert' gewijzigd worden.

Het beroep op van een koninklijk besluit wordt geregeld door artikel 111, eerste lid, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 'betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.

Overeenkomstig het bovenbedoelde koninklijk besluit van 30 november 1993, wordt de vergoeding voor de administratiekosten die bepaalde overheidsinstellingen verschuldigd zijn aan de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, nu vastgesteld op 2 % van de betaalde gezinsbijslag.

Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en het Rekenhof hebben vastgesteld dat de op 2 % vastgestelde vergoeding voor bepaalde diensten onvoldoende was om de werkelijke kosten te dekken; dit heeft voor gevolg dat de sector van de sociale zekerheid een deel van deze kosten draagt, aangezien de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers gefinancierd wordt door het globaal beheer.

De bepalingen van dit koninklijk besluit betreffen de administratiekosten die bepaalde overheidsinstellingen verschuldigd zijn aan de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers van 2 tot 3, 209 % van de gezinsbijslag uitbetaald door deze Rijksdienst.

Het nemen van voormelde bepalingen is noodzakelijk voor de verbetering van de procedure tot vaststelling van het recht op kinderbijslag en voor zijn behoud.

Dit ontwerp houdt geen rekening met de beschouwing geformuleerd door de Raad van State in zijn advies nr. 51.267/1 van 15 mei 2012 betreffende artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit.

Dit artikel bepaalt dat het koninklijk besluit uitwerking heeft met retroactiviteit tot 1 januari 2012. De toekenning van een retroactiviteit is nu mogelijk in de mate dat de retroactiviteit opgelegd is om het goed functioneren van de diensten te verzekeren en in principe geen afbreuk doet aan verworven rechten. Enerzijds veroorzaken de dossiers van de beoogde overheidsinstellingen een toename van werk, motiveerd door het feit dat de vaststelling van het recht op kinderbijslag een belangrijke manueel onderzoekswerk noodzaakt bij externe bronnen zodra de hiervoor vereiste gegevens niet in bezit zijn van de Rijkdienst voor kinderbijslag voor werknemers of niet elekronisch geconsulteerd kunnen worden. Anderzijds heeft de Raad van Ministers van 27 november 2009 de maatregelen bekrachtigd via de goedkeuring van de bestuursovereenkomsten en de beheersbudgetten. Dit ontwerp heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012 wegens budgettaire redenen (de kredieten vereist door de verhoging van het percentage van administratiekosten zijn geëvalueerd en voorzien voor het gehele jaar). De retroactiviteit kan dus als noodzakelijk beschouwd worden voor het goed functioneren van de dienst en doet geen afbraak aan verworven rechten.

We hebben de eer te zijn Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Sociale Zaken en voor Gezinnen, Ph COURARD

ADVIES 51.267/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 20 april 2012 door de Staatssecretaris voor Sociale Zaken en voor Gezinnen verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 1993 betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert », heeft het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de administratiekosten voor sommige categorieën van rechthebbenden waarvoor de federale overheidsdiensten bevoegd zijn, met ingang van 1 januari 2012 te verhogen tot 3,209 % van de gezinsbijslag betaald door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van de betrokken federale overheidsdiensten. Met het oog daarop wordt het koninklijk besluit van 30 november 1993 « betreffende de terugbetaling van de uitgaven in verband met de gezinsbijslag die de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers voor rekening van bepaalde publiekrechtelijke rechtspersonen uitkeert » gewijzigd. 2. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 111, eerste lid, van de samengeordende wetten van 19 december 1939 « betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders », waaraan wordt gerefereerd in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp. Vormvereisten 3. Uit artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten « betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling » vloeit voort dat in beginsel elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministeraad moet worden voorgelegd, aanleiding moet geven tot een voorafgaand onderzoek met bettreking tot de noodzaak om een effectbeoordeling inzake duurzame ontwikkeling uit te voeren. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat aan dit vormvereiste reeds is voldaan, zodat dergelijk onderzoek wellicht nog dient te gebeuren. Indien uit dit voorafgaand onderzoek bovendien zou blijken dat een effectbeoordeling in de zin van artikel 19/2 van dezelfde wet noodzakelijk is, en als gevolg van die effectbeoordeling wijzigingen zouden worden aangebracht in de tekst van het ontwerp, zullen deze wijzigingen eveneens nog om advies aan de afdeling wetgeving moeten worden voorgelegd.

Onderzoek van de tekst 4. Artikel 3 van het ontwerp bepaalt dat het ontworpen besluit uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2012, derhalve met terugwerkende kracht. Het is bekend dat het verlenen van retroactiviteit aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar is, namelijk ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke machtiging bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de goede werking van de diensten en erdoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.

Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen kan deze worden gebillijkt.

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter.

J. Baert, W. Van Vaerenbergh, staatsraden.

M. Rigaux, M. Tison, assessoren van de afdeling wetgeving.

W. Geurts, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de Heer W. Pas, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer W. Van Vaerenbergh.

De Griffier, W. GEURTS. De Voorzitter, M. VAN DAMME.

^