Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 december 2005
gepubliceerd op 01 maart 2006

Wet houdende instemming met het Overeenkomst van 4 april 2003 met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014043
pub.
01/03/2006
prom.
30/12/2005
ELI
eli/wet/2005/12/30/2006014043/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JUNI 2005. - Wet houdende instemming met het Overeenkomst van 4 april 2003 met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt betuigd met het Overeenkomst van 4 april 2003 met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel.

Art. 3.Onze Minister van Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE Gezien en met s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005/2006 Kamer van volksvertegenwoordigers. Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 4 juli 2005, nr. 51-1911/1.

Tekst overgezonden aan de Senaat, nr. 51-1911/3. - Verslag nr. 51-1911/2.

Parlementaire handelingen. - Besprekking en Stemming. Vergadering van 17 november 2005.

Senaat Documenten. - Tekst overgezonden door de Kamer nr. 3-1437/1. - Verslag 3-1437/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 14 december 2005. Stemming.Vergadering van 22 december 2005.

Memorie van toelichting Dames en Heren, Op de federale Ministerraad van 8 november 2002 werd een ontwerp van Overeenkomst met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet (GEN) van, naar, in en rond Brussel goedgekeurd.

Op 4 april 2003 keurden alle betrokken regeringen deze Overeenkomst goed.

Aan de ondertekening van deze Overeenkomst is jarenlang denkwerk voorafgegaan. Uitgaande van de vaststelling (gestaafd door verscheidene onderzoeken : IRIS, SOFRETU, SYSTRA) dat bij gebrek aan maatregelen vanwege de openbare overheden, de evolutie van de autodrukte in en rond Brussel zou kunnen leiden tot een zowel sociaal-economisch als op milieugebied ongunstige volledige verzadiging van het wegennet, bleek begin de jaren negentig al dat een algemeen mobiliteitsproject opgezet moest worden ter bevordering van de modale verschuiving van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer, met name voor het woon-werkverkeer in en rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dit project wil een GEN voor Brussel creëren en bestaat in het uitwerken van een geïntegreerd aanbod aan gemeenschappelijk vervoer.

Dit bestaat uit een voorstedelijk aanbod dat gevormd wordt door snelle radiale en transversale spoorweg- en wegverbindingen. Het raamwerk is het spoorwegnet dat aangevuld wordt met een snelbusnet in de zones die niet door de spoorwegen bediend worden.

In de eerste fase van de uitbouw van het GENaanbod, het doel van de onderhavige overeenkomst, wordt dit raamwerk « basis GENspoorwegnet » genoemd, gevormd door een geheel van « verbindingen » (« liaisons » in de franstalige tekst), ook radiale en transversale spoorwegverbindingen genoemd (« relations » in de franstalige tekst).

Concreet hebben de partijen bij onderhavige Overeenkomst, elk binnen het kader van haar bevoegdheden, zich geëngageerd de nodige middelen te ontplooien met het oog op : - een beduidende toename, kwantitatief én kwalitatief, van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer; - een integratie van het vervoeraanbod van de vier maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer in deze zone (dienstregelingen, tarieven, informatie); - begeleidende maatregelen ter aanmoediging van het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer, gelijktijdig met de ingebruikneming van het GEN-aanbod.

De partijen beogen het GEN-aanbod in zijn geheel uiterlijk 31 december 2012 in gebruik te nemen. Dit aanbod zal de drie volgende polen bedienen : de Noord-Zuidverbinding, de wijk van de Europese instellingen ten oosten van Brussel en de luchthaven Brussel-Nationaal, alsook de andere belangrijke polen van de GEN-zone.

Hoofdstuk I van de Overeenkomst omschrijft het doel van het project, de maatregelen die genomen moeten worden om dat doel te bereiken, alsmede de betrokken actoren en de geografische zone in kwestie.

Het GEN-project impliceert een nauwe samenwerking tussen de drie gewesten en de federale Staat, alsook hun respectieve beheerders van gemeenschappelijk vervoer (VVM/DE LIJN, MIVB, SRWT/TEC en NMBS), zijnde acht partners. De onderlinge samenwerking is georganiseerd op drie niveaus : algemene coördinatie, strategische en tactische coördinatie, en operationele coördinatie. Deze overlegstructuur, alsook de samenstelling, de opdracht en de werking van de op te richten samenwerkingsorganen worden beschreven in hoofdstuk II. Vraag en aanbod komen aan bod in hoofdstuk III, waarin omschreven worden : - enerzijds de organisatie van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone (uit verschillende invalshoeken : definitie van de spoorweg- en wegverbindingen waaruit het GEN-net samengesteld is, amplitude en frequentie van bediening, harmonisering van de tarieven); - en anderzijds de wijze waarop een onderzoek uitgevoerd zal worden naar de verplaatsingsbehoeften in diezelfde zone, met de bedoeling het spooraanbod te laten evolueren.

Het succes van het GEN hangt onder meer af van begeleidende maatregelen ter ontmoediging van het autogebruik voor het woon-werkverkeer. De ter bevordering van de overstap van de personenauto naar het gemeenschappelijk vervoer nodig geachte begeleidende maatregelen worden uiteengezet in hoofdstuk IV. De te ontwikkelen gemeenschappelijke strategie inzake marketing en informatie aan de reiziger wordt behandeld in hoofdstuk V. Hoofdstuk VI behelst het financiële gedeelte van het project : hierin wordt nader ingegaan op de wijze waarop de drie gewesten en de federale Staat zullen overeenkomen om de verschillende soorten uitgaven onder elkaar te verdelen.

Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan de bevoegdheidsregels van de betrokken overheden, onder meer op het niveau van de financieringswijze die geheel van toepassing blijft.

Het tijdschema van de op touw te zetten prioritaire acties om het GEN-aanbod eind 2012 operationeel te maken is opgenomen in hoofdstuk VII. Door de goedkeuring van dit wetsontwerp kunnen de in de overeenkomst voorziene overlegstructuren geïnstalleerd worden. Het Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit en de GEN-stuurgroep zullen de uitvoering van het Gewestelijk Expresnet in een actueel meerjarenprogramma en overeenstemmende jaarprogramma's concretiseren.

De evolutie van de mobiliteitsbehoeften, de resultaten van nieuwe studies en het feitelijke verloop van investeringsprojecten kunnen bijsturingen verantwoorden van bepaalde elementen in de voorliggende overeenkomst. Binnen het vastgelegde algemene kader, en met repect van de in de overeenkomst omschreven procedures, zullen deze bijsturingen kunnen gebeuren COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN VAN DE OVEREENKOMST Art. 1 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 2 : De termen « partijen », « GEN », « GEN-zone », « ECMM », « maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer » en « begeleidende maatregel » worden nauwkeurig omschreven.

Art. 3 : In dit artikel worden de bedoeling en de doelen van het GEN nader bepaald.

Art. 4 : Naast het GEN-aanbod zijn de engagementen van de partijen van toepassing op een geheel van maatregelen, volgens de respectieve bevoegdheden, ter bevordering van de aantrekkelijkheid van het gemeenschappelijk vervoer en de niet gemotoriseerde vervoermiddelen.

Art. 5 : Het geografisch gebied wordt behoorlijk afgebakend maar de mogelijkheid tot aanpassing wordt niettemin opengelaten om optimaal rekening te houden met de zich wijzigende mobiliteit.

Art. 6 : De samenwerking geeft aanleiding tot aanvullende coördinaties op drie niveaus : algemeen, strategisch en tactisch, operationeel.

Art. 7 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 8 : De mogelijkheid om een specifieke coördinatie-unit op te richten wordt aan het initiatief van de vier regeringen overgelaten.

Art. 9 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 10 : Nogmaals wordt erop gewezen dat in het geval van vervoersmaatschappijen de opdrachten en taken van openbare dienst, onder meer in direct verband met het GEN, behoorlijk worden vastgesteld, uitgevoerd en gevolgd in het raam van de respectieve bevoegdheden van elke partij.

Art. 11 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 12 : Gezien de respectieve bevoegdheden van de partijen en van de vervoersmaatschappijen geven het meerjarenprogramma en de jaarlijkse programma's aanleiding tot vooruitzichten voor de volgorde, de budgetten en de verantwoordelijkheden.

Art. 13 : Het bewuste onderzoek zal als richtsnoer dienen, zowel voor de diagnose van de behoeften en de vraag als voor de implementatie van het spooraanbod overeenkomstig de bedieningsdoelstellingen binnen en buiten de GEN-zone.

Dit zal resulteren in businessplannen die de exploitanten dienen op te stellen. De Stuurgroep zal tot taak hebben financiële middelen en aanbod af te stemmen op de ontwikkelingen en het onderzoek zal om de vijf jaar verricht worden.

Art. 14 : Hoewel het globaal aanbod in de GEN-zone uit bussen en treinen bestaat, is de overeenkomst gericht op het voorstedelijk spoorwegaanbod, dat eventueel kan evolueren (§ 1), hoe dan ook volgens een permanent streven naar integratie, in alle opzichten, van de dienstregelingen tot en met de tarieven, het meedelen van informatie inbegrepen (§ 2).

Art. 15 : De tarifaire eenmaking zal in drie fasen verlopen. De eerste fase, voor de vervoerbewijzen die toegang geven tot heel het binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikbare aanbod van de vervoersmaatschappijen, is operationeel sedert 1 februari 2003.

De tweede fase betreft een integratie die uitgebreid zal worden tot een randzone die op de ICMIT van 30 november 1991 gedefinieerd werd.

De derde fase betreft een nieuw compatibel inningssysteem in de GEN-zone dat later op nationale schaal zal uitgebreid worden.

Art. 16 : Het aanbod is gestoeld op drie aparte maar complementaire bestanddelen : - radiale verbindingen, d.w.z. tussen twee uiteinden van de zone dwars door Brussel, en transversale verbindingen, d.w.z. tussen twee punten van de rand van de zone maar niet dwars door Brussel (bijlage II); - lokale verbindingen heen en terug; - andere verbindingen, nuttig geacht voor de continuïteit van het aanbod voor het GEN. Art. 17 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 18 : Bij een GEN-verbinding wordt een van de hoofdpolen bediend; de andere polen zijn via een andere GEN-verbinding bereikbaar.

Art. 19 : Dit artikel, samen met bijlage III, bevat nadere gegevens over het aanbod, met mogelijkheid tot aanpassing door de NMBS overeenkomstig de resultaten van het in artikel 13 bedoelde onderzoek. § 2 stelt een minimumdrempel in die gedefinieerd wordt als het huidige treinaanbod, tijdelijke aanpassingen onder meer ten gevolge van werkzaamheden uitgezonderd.

Art. 20 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 21 : Overeenkomstig artikel 10 hoort iedere partij de taken om te zetten in de respectieve beheerscontracten met de vervoersmaatschappijen.

Art. 22 : De begeleidende maatregelen maken integraal deel uit van de GEN-onderneming, maar vallen onder elk van de partijen.

Via de Stuurgroep zal toegezien worden op een optimale en gecoördineerde implementatie.

Art. 23 : Marketing, promotie en informatie zijn essentieel voor het algemeen welslagen van het nieuwe vervoeraanbod in het kader van het GEN. Een gemeenschappelijke strategie van de exploitanten is onontbeerlijk.

Art. 24 : Dit artikel behoeft geen commentaar.

Art. 25-26-27 : De infrastructuur, waaronder die voor de opvang van de cliënteel, en het rollend materieel komen op basis van de in artikel 12 vastgestelde programma's ten laste van de betrokken partijen al naargelang hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 27 betreft hierbij « ad hoc » akkoorden tussen partners die verbonden zijn door de uitbouw van het vervoersaanbod en de begeleidingsmaatregelen, nuttig geacht om de aantrekkelijkheid van het globale aanbod te verzekeren.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheidsregels van de betrokken overheden.

Art. 28 : De betrokken partijen moeten akkoord gaan met elk door de Stuurgroep voorgesteld nieuw initiatief, onder meer wat de financiering ervan betreft.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheidsregels van de betrokken overheden in deze materie.

Art. 29 : Eind 2012 is de deadline.

Art. 30 : Zoals aangegeven in bijlage V zouden twee radiale verbindingen operationeel moeten zijn, aangezien hun capaciteit qua infrastructuur te gelegener tijd toereikend zal zijn.

Art. 31 : Het rollend materieel enerzijds en de radiale verbinding R2 over de lijnen 124 en 161 anderzijds vragen om een aparte behandeling.

Hierbij geven beide lijnen aanleiding tot aanzienlijke en lange werkzaamheden om de capaciteit te verhogen van 2 tot 4 sporen en vermits het specifiek rollend materieel ook niet snel beschikbaar zal zijn, moeten voor de eind 2005 voorziene GEN-diensten overgangsmaatregelen genomen worden om het aanbod te verbeteren zonder het einde van de genoemde werkzaamheden of de levering van het genoemde materieel af te wachten.

De bijlagen hebben betrekking op : I : De GEN-zone.

II : De specifieke spoorwegverbindingen van het GEN. III : De amplitudes en frequenties van die verbindingen.

IV : De eind 2005 in dienst verwachte spoorwegverbindingen.

V : Het soort maatregelen die overwogen moeten worden ter begeleiding van het spoorwegaanbod en ter consolidatie van de aantrekkingskracht van de GEN-onderneming.

De genoemde Overeenkomst wordt gelijktijdig door elk Gewest geratificeerd.

Het Parlement wordt gevraagd onderhavige Overeenkomst zo spoedig mogelijk goed te keuren zodat het GEN-project geïmplementeerd kan worden voor Brussel.

COMMENTAAR OP DE ARTIKELEN VAN HET WETSONTWERP Artikel 1 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Art. 2 Dit artikel keurt de Overeenkomst goed.

Art. 3 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

De Minister van Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE

OVEREENKOMST MET HET OOG OP DE VERWEZENLIJKING VAN HET PROGRAMMA VAN HET GEWESTELIJK EXPRESNET VAN, NAAR, IN EN ROND BRUSSEL. Gelet op artikel 39 van de Grondwet;

Gelet op het "Gewestelijk ontwikkelingsplan" van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het "Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen" van het Vlaamse Gewest;

Gelet op het "Schéma de Développement de l'Espace régional" van het Waalse Gewest;

Gelet op de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Verkeer en Infrastructuur van 30 maart 1999 die strekt tot de verwezenlijking van het GEN en de oprichting van een werkgroep die gemandateerd is voor het op punt stellen van een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de drie gewesten;

Gelet op de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie van 30 november 1999 met betrekking tot de gemeenschappelijke tariefzones;

Gelet op de beslissing van de Interministeriële Conferentie voor Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie van 31 januari 2000 om het mandaat van de werkgroep te bevestigen;

Gelet op het Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001- 2012 van de NMBS;

Gelet op de adviezen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (op 19.07.2001), het Waals Gewest (op 31.01.2002) en het Vlaamse Gewest (op 01.03.2002) over het ontwerp van het samenwerkingsakkoord betreffende het GEN van, naar, in en rond Brussel goedgekeurd door de Ministerraad van 20 april 2001.

Overwegende dat de partijen bij onderhavige overeenkomst het Gewestelijk Expresnet van, naar, in en rond Brussel als een globaal project beschouwen met de mobiliteit van de personen als doel;

Overwegende dat zij vastberaden zijn een aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in te voeren dat aantrekkelijk is t.o.v. de auto, dat het niet gemotoriseerd vervoer evenals aanmoedigingsmaatregelen voor de overstap van transportmodus van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer integreert;

Overwegende dat het O.E.S.O.-rapport "Examen des performances environnementales pour la Belgique" stelt dat de Belgische cijfers m.b.t. het verkeer per inwoner per BBP-eenheid bij de hoogste zijn binnen de O.E.S.O.;

Overwegende dat de bijdrage van de transportsector in de atmosferische uitstoot zeer hoog is;

Overwegende dat het GEN-project, door het nastreven van een overstap van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer bij individuele verplaatsingen, past in de doelstelling die België aangenomen heeft om de uitstoot van gassen met broeikaseffect te verminderen door de ratificering van de overeenkomst van Kyoto in 1997 (vermindering van de uitstoot van gassen met broeikaseffect met 7,5 % in 2008-2012 t.o.v. 1990) en dat hetzelfde geldt voor de verklaring van Rio van 14 juni 1992 over het milieu en de ontwikkeling;

Overwegende dat het federaal plan voor duurzame ontwikkeling 2001-2004, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 19 september 2000 bij toepassing van de wet van 5 mei 1997 op de coördinatie van het federaal beleid inzake duurzame ontwikkeling, de overstap van transportmodus als een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame ontwikkeling beschouwt;

Overwegende dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de verbindingsassen naar dit gewest meer en meer verzadigd zijn door het autoverkeer en dat dit aanleiding geeft tot aanzienlijke sociaal-economische kosten en de mobiliteit van de burgers en de economische actoren benadeelt;

Overwegende dat verschillende onderzoeken (IRIS, SOFRETU, SYSTRA), bij ongewijzigd beleid, voorzien dat het wegennet van, naar, in en rond Brussel op middellange en op lange termijn volledig verzadigd zal zijn;

Overwegende dat de hierboven vermelde mobiliteitsstudies duidelijk aangetoond hebben dat het gemeenschappelijk vervoer een zwak aandeel heeft in de verplaatsingen tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zijn nabije omgeving en dat deze studies eveneens aangetoond hebben dat er een groot aantal potentiële klanten bestaat dat in het raam van een coherent mobiliteitsproject door het gemeenschappelijk vervoer zou kunnen aangetrokken worden;

Overwegende dat het voor de verwezenlijking van deze overstap van transportmodus noodzakelijk is een systeem van gemeenschappelijk vervoer van, naar, in en rond Brussel te ontwikkelen dat snel is en dat over op adequate wijze gekozen stopplaatsen en een hoge bedieningsfrequentie beschikt;

Overwegende dat de werkzaamheden van deze door de interministeriële conferentie opgerichte werkgroep geleid hebben tot het uitwerken van de basis van een algemeen mobiliteitsproject waaronder een aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in een zone met een straal van ongeveer dertig kilometer rond Brussel;

Overwegende dat onderhavige overeenkomst moet worden beschouwd als een samenwerkingsproces en gericht is op een geïntegreerde benadering van deze verschillende vormen van het aanbod waarbij de autonomie gerespecteerd wordt van elk van de delen ervan, ten overstaan van het GEN-spoorwegaanbod dat de basis van het netwerk vormt;

Overwegende dat de hierboven vermelde onderzoeken aantonen dat het welslagen van het project in ruime mate afhangt van de begeleidende maatregelen die parallel zullen genomen worden met de verhoging en de verbetering van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer van, naar, in en rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Overwegende dat onder deze begeleidende maatregelen het stationeren op en buiten de wegeninfrastructuur een bepalende rol speelt voor het welslagen van het project, inzonderheid omdat diverse enquêtes (CETUR en nationale enquête over de mobiliteit van de gezinnen) aangetoond hebben dat het ter bestemming over een parkeerplaats beschikken een fundamenteel gegeven is in de modale keuze ten gunste van de auto in het woonwerkverkeer;

De Staat, vertegenwoordigd door de heer Guy Verhofstadt, Eerste Minister van de federale regering en door Mevr. Isabelle Durant, Vice-Eerste Minister van de federale regering, belast met Mobiliteit en Vervoer;

Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de heer Patrick Dewael, Ministerpresident van de Vlaamse Regering, door de heer Gilbert Bossuyt, Vlaams Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie en door de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams Minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening;

Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de heer Jean-Claude Van Cauwenberghe, Minister-president van de Regering van het Waals Gewest, belast met de Internationale Betrekkingen, de heer José Daras, Vice-president van de Waalse Regering en Minister van het Waals Gewest, belast met Vervoer, Mobiliteit en Energie en door de heer Michel Foret, Minister van het Waals Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de heer François- Xavier de Donnéa, Minister-voorzitter van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met de Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, door de heer Jos Chabert, Minister Vice-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, door de heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en door de heer Willem Draps, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen.

Gezamenlijk hun eigen bevoegdheden uitoefenend, komen overeen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze overeenkomst wordt gesloten zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheidsverdeling tussen de partijen zoals bepaald door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot hervorming der instellingen.

Art. 2.in het raam van deze overeenkomst wordt verstaan onder : 1. « de partijen » : de Federale regering, de Waalse regering, de Vlaamse regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;2. « GEN » (Gewestelijk Expresnet) : het basisnet dat het globaal aanbod van de 4 maatschappijen van openbaar vervoer structureert, zoals omschreven in artikel 16;3. « GEN-zone » : het geografisch gebied zoals vastgelegd in artikel 5;4. « ECMM » : het Executief Comité van de Ministers van Mobiliteit, opgericht bij artikel 3 van het Samenwerkingsakkoord van 11 oktober 2001 tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het meerjarig investeringsplan voor 2001-2012 van de NMBS;5. « maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer » : de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, de Vlaamse Vervoermaatschappij, de Société régionale wallonne de Transport en haar vijf TEC's alsook de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussel;6. « begeleidende maatregel » : elke actie die tot doel heeft het gebruik van het gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone te bevorderen.

Art. 3.Deze overeenkomst heeft de verwezenlijking van het GEN tot doel, teneinde de mobiliteit van, naar, in en rond Brussel te waarborgen.

Het GEN heeft als doel de modale verschuiving van de auto naar het gemeenschappelijk vervoer te begunstigen en het marktaandeel van het openbaar vervoer in de GEN-zone te verhogen.

Om dit doel te bereiken, richt het project zich hoofdzakelijk op : - de verbetering van het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer; - het aanbieden aan de gebruiker van een geïntegreerde dienstverlening; - het verwezenlijken van begeleidende maatregelen.

Art. 4.Daartoe engageren de partijen zich : - hun aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone te verhogen conform de bepalingen van de artikelen 13 tot 24; - de nodige middelen te ontplooien om gemeenschappelijk vervoer aan te bieden dat onderling en met de andere verplaatsingsmodi en -middelen gecoördineerd is, inzonderheid met de niet gemotoriseerde, die aantrekkelijk zijn t.o.v. het individueel autogebruik; - de maatregelen te nemen en de nodige overeenkomsten af te sluiten voor de integratie van het aanbod aan openbaar vervoer vanuit het oogpunt van de gebruiker, met inbegrip van de harmonisering van de tarieven en de integratie van vervoerbewijzen; - de nodige maatregelen te treffen om de automobilisten ertoe aan te zetten het gemeenschappelijk vervoer en het niet gemotoriseerd vervoer te gebruiken; - alle nuttige informatie voor de opmaak, evaluatie of bijsturing van de te voeren acties in het kader van deze overeenkomst of van haar uitvoering kosteloos ter beschikking te stellen of toegankelijk te maken voor de andere partijen.

Art. 5.Zonder afbreuk te doen aan andere geografische afbakeningen die door de partijen zijn vastgelegd voor de harmonisering van de tarieven en de integratie van de systemen van vervoerbewijzen en ontwaarding, strekt de GEN-zone zich uit in een straal van ongeveer 30 km rond Brussel.

Deze zone is de geografische basis voor de strategie om het GEN-aanbod te ontwikkelen.

Binnen deze zone gelden de bepalingen van onderhavige overeenkomst. In bijlage I wordt de zone omschreven.

Het ECMM kan de afbakening van de zone aanpassen aan de zich wijzigende mobiliteit. HOOFDSTUK II. - Samenwerkingsorganen Afdeling 1. - Overlegstructuur en op te richten organen

Art. 6.§ 1. De samenwerking tussen de partijen wordt op drie niveaus georganiseerd : 1. de algemene coördinatie tussen de partijen heeft plaats in het ECMM;2. de strategische en tactische coördinatie tussen de vertegenwoordigers van de federale en gewestelijke ministers en van de besturen die bevoegd zijn voor het openbaar vervoer en deze van de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer heeft plaats in de Stuurgroep;3. de operationele coördinatie wordt door de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer in een Operationele Groep verzekerd. § 2. De werking van de samenwerkingsstructuur zal jaarlijks door het ECMM worden geëvalueerd; de eerste evaluatie vindt uiterlijk 12 maanden na het in werking treden van onderhavige overeenkomst plaats. Afdeling 2. - Samenstelling van de overlegorganen

Art. 7.Voor het overleg bedoeld in artikel 6, § 1, 2°, is de Stuurgroep samengesteld uit 12 leden : - een vertegenwoordiger van elke minister die het openbaar vervoer en/of mobiliteit onder zijn bevoegdheid heeft; - een vertegenwoordiger van elk bestuur dat het openbaar vervoer onder zijn bevoegdheid heeft; - een vertegenwoordiger van elke maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer;

De Stuurgroep vergadert een eerste maal binnen twee maanden die volgen op de datum van inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst.

Art. 8.De Operationele Groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vier maatschappijen van openbaar vervoer.

De maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer mogen op vraag van de partijen een andere vorm van rechtsstructuur oprichten die als opdracht heeft de coördinatie van de activiteiten bedoeld in artikel 10 te waarborgen.

Daartoe zal een werkgroep worden opgericht op initiatief van het ECMM. Afdeling 3. - Opdracht van de overlegorganen

Art. 9.§ 1. De Stuurgroep volgt de uitvoering van onderhavige overeenkomst op. Bovendien is zij belast met het verstrekken van adviezen over elke materie m.b.t. het GEN-aanbod, op eigen initiatief of op vraag van de partijen.

Uiterlijk op 31 maart van elk jaar overhandigt zij aan de partijen een omstandig jaarverslag over de toepassing van deze overeenkomst. § 2. De partijen kunnen de Stuurgroep belasten met het voorbereiden van hun gemeenschappelijke beslissingen m.b.t. het GEN.

Art. 10.In het raam van hun respectieve opdrachten verzekeren de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer in de Operationele Groep de coördinatie van hun activiteiten en meer bepaald inzake : - de kennis van de behoeften van de klanten, evenals promotieacties, publiciteits- en informatiecampagnes; - het formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het aanbod; - het onderzoek van een compatibel systeem van vervoerbewijzen en van de beginselen van een harmonisering van de tarieven in het kader van algemene initiatieven voor de harmonisering van de tarieven die door de maatschappijen voor openbaar vervoer op hun grondgebied worden ondernomen; - verbetering van de aansluitingen en geïntegreerde informatie aan het publiek; - de inrichting van de stations, van de stopplaatsen, van de plaatsen van aansluiting en van parkeergelegenheden.

De uitoefening van de opdrachten en taken van openbare dienst opgedragen aan de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer blijft de bevoegdheid van elke maatschappij conform de geldende federale en gewestelijke wetgevingen. Afdeling 4. - Werking en wijze van samenwerking

Art. 11.De vergaderingen van de Stuurgroep worden voorgezeten door de vertegenwoordiger van de federale minister die bevoegd is voor mobiliteit en vervoer.

De Stuurgroep kan worden samengeroepen op vraag van een lid. De Stuurgroep vergadert minstens om de twee maanden.

De Stuurgroep verstrekt advies bij consensus. Bij vastgestelde onmogelijkheid om eenparig een advies te verstrekken, stuurt de Stuurgroep de voorliggende adviezen naar het ECMM, voor beslissing.

De Stuurgroep stelt haar intern reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan het ECMM. De Stuurgroep wordt ondersteund door een permanent secretariaat, dat is samengesteld uit 4 leden die respectievelijk worden gedetacheerd door elk van de 4 partijen.

Het secretariaat wordt gehuisvest op een locatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die met het openbaar vervoer heel goed bereikbaar is. De financiële middelen van het secretariaat worden door de partijen verzekerd.

De Operationele Groep stelt haar intern reglement op en legt het voor aan het ECMM via de Stuurgroep.

Art. 12.De Stuurgroep stelt een indicatief meerjarenprogramma en een jaarlijks programma op.

Het indicatief meerjarenplan omvat de gestructureerde beschrijving van de geplande acties van de partijen die het openbaar vervoer in hun bevoegdheid hebben en van de betrokken maatschappijen van openbaar vervoer, inzonderheid op grond van de studie bepaald in artikel 13.

Het wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het ECMM. Jaarlijks worden door de Stuurgroep jaarprogramma's opgesteld, op basis van het meerjarenprogramma.

Ze worden eveneens ter goedkeuring voorgelegd aan het ECMM. Het meerjarenprogramma, gebaseerd op de goedgekeurde meerjareninvesteringsprogramma's, en de verfijning ervan in jaarprogramma's omvatten de volgorde van uitvoering, de betreffende budgetten (wat betreft de aspecten van exploitatie en investeringen) en de verdeling van de verantwoordelijkheden. HOOFDSTUK III. - Analyse van de vraag en organisatie van het aanbod Afdeling 1. - Analyse van de vraag en actieplan

Art. 13.Op initiatief van de Stuurgroep wordt er uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst een onderzoek aangevat dat binnen 18 maanden na deze datum wordt opgeleverd. Het wordt ten minste om de 5 jaar geactualiseerd. Het heeft betrekking op de verplaatsingsbehoeften die op grond van objectieve criteria worden geanalyseerd, en op de functionaliteiteisen inzake frequentie, amplitude en haltes. Het neemt o.a. de prijselasticiteit van de vraag in aanmerking.

De voorgaande termijnen kunnen gewijzigd worden om in overeenstemming te zijn met de periodiciteit van de NMBSplannen.

Deze studie zal toelaten het referentiespooraanbod dat in onderhavige overeenkomst wordt gedefinieerd (Bijlage II) aan te passen en te laten evolueren.

De studie zal, behalve de voorwaarden bedoeld in artikel 18, minstens de volgende doelstellingen in aanmerking nemen : - de verbetering van de bediening van de luchthaven van Brussel-Nationaal door rechtstreekse verbindingen tussen de luchthaven en de Noord-Zuidverbinding, en tussen de luchthaven en de Europese wijk; - de bediening van andere aantrekkingspolen in de drie gewesten, waaronder het Weststation te Brussel; - de bediening van de economische polen van de perifere zone door transversale verbindingen, waaronder Zottegem - Aalst en Dendermonde - Mechelen - Leuven - Ottignies - Nivelles; - de complementariteit tussen het voorstadsaanbod op radiale spoorlijnen en het overige spoorwegaanbod, met name treinen op langere afstand. Het GEN-spoorwegaanbod zal geen afbreuk mogen doen aan het IC/IR-aanbod en aan het hogesnelheidsaanbod dat door de NMBS werd ingericht, noch aan de ontwikkeling ervan, onder andere wat betreft de bediening van de luchthaven Brussel-Nationaal vanuit de voornaamste steden van het land; - de complementariteit van het spooraanbod en het aanbod van bus, tram en metro, optimaal rekening houdend met de halteplaatsen vermeld in het « Gewestelijk Ontwikkelingsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest », het « Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen » van het Vlaams Gewest, en het « Schéma de Développement de l'Espace régional » van het Waals Gewest, - de maximale doorstroming voor verbindingen per bus en tram; - het wegwerken van de bottle-necks voor het spoorverkeer.

Op basis van deze studie van de vraag zal er een business-plan, inclusief aanbod en financiële aspecten, waaronder de exploitatiekosten, worden opgesteld door de NMBS. De gewestelijke maatschappijen van gemeenschappelijk vervoer zullen aan deze laatste, met het oog op het uitwerken van het plan, de elementen bezorgen met betrekking tot hun bestaand en verwacht cliënteel dat ze naar de GEN-stations zullen aanbrengen.

De Stuurgroep zal instaan voor een coördinatie, teneinde financiële middelen en aanbod te optimaliseren. Afdeling 2. - Organisatie van het aanbod

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 14.§ 1. Het globaal aanbod in de GENzone wordt gevormd door de prestaties van de vier maatschappijen voor openbaar vervoer in het kader van hun respectieve opdracht inzake spoor- en wegverbindingen.

Het net is samengesteld uit snelle radiale en transversale spoorweg- of wegverbindingen.

Het voorstedelijk spoorwegaanbod wordt gepreciseerd in het kader van deze onderhavig overeenkomst.

Bijlage II omvat een GEN-basisnetwerk van de spoorwegen, opgebouwd rekening houdend met de gekende elementen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze overeenkomst, waarvan de elementen in functie van de mobiliteitsbehoeften en nieuwe ontwikkelingen zullen kunnen evolueren.

Op advies van de Stuurgroep bepalen de partijen de verbeteringen en aanpassingen die aan dit basisnetwerk moeten worden aangebracht. § 2. Het aanbod aan gemeenschappelijk vervoer in de GEN-zone wordt door de maatschappijen voor openbaar vervoer op een voor de gebruiker geïntegreerde wijze aangeboden.

De integratie wordt bekomen door een gecoördineerde aanpak van de volgende aspecten : amplitude, bedieningsfrequentie, dienstregelingen, de conceptie en het gebruik van de infrastructuur, het produceren en het meedelen van informatie aan de gebruikers, de harmonisering van tarieven en commercialiseringacties.

Art. 15.In het kader van de harmonisering van de tarieven, streven de partijen de invoering van een gemeenschappelijk tariefaanbod na. In een eerste fase voeren de vier maatschappijen voor openbaar vervoer een systeem in voor de wederzijdse erkenning van de vervoerbewijzen voor één, vijf, tien ritten en één dag, geldig op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij passen hun software aan en installeren bijkomende validatietoestellen in de stations en stopplaatsen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

In een tweede fase leveren de vier maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer compatibele vervoerbewijzen af die geldig zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in de "randzone" die door de interministeriële conferentie van 30 november 1999 goedgekeurd werd. Zij passen hun software aan en installeren bijkomende validatietoestellen in de stations en stopplaatsen van de "randzone".

In een derde fase voeren de vier maatschappijen voor de gehele GEN-zone een compatibel inningssysteem in, en dit in het vooruitzicht van een compatibel inningssysteem voor het hele grondgebied. Zij gebruiken daarbij de meest vooruitstrevende aangepaste technologie.

Onderafdeling 2. - Het GEN-aanbod

Art. 16.Het globaal vervoeraanbod in de GEN-zone bestaat uit : - de snelle radiale en transversale spoorweg- of wegverbindingen (GEN); - de verbindingen naar een GEN-station of -stopplaats; - de andere verbindingen, noodzakelijk om het GEN-aanbod te structureren.

Art. 17.Het GEN-aanbod bestaat uit de prestaties van de maatschappijen voor openbaar vervoer in het raam van hun opdracht op de spoorweg- en wegverbindingen vastgelegd volgens artikel 16 en met kenmerken inzake amplitude, bedieningsfrequentie en commerciële snelheid, conform deze onderafdeling.

Art. 18.Het aanbod inzake radiale en transversale verbindingen wordt opgevat om de drie volgende polen te bedienen : de Noord-Zuidverbinding, de wijk van de Europese instellingen in het oosten van Brussel en de luchthaven Brussel-Nationaal.

Elke radiale GEN-verbinding bedient op geprivilegieerde wijze ten minste één van deze drie polen. De twee andere polen zijn vanaf elke radiale GEN-verbinding bereikbaar met ten hoogste één overstap.

Art. 19.§ 1. Het GEN-aanbod waarborgt de voorwaarden inzake amplitude, bedieningsfrequentie en commerciële snelheid die van aard zijn om de doelstelling opgenomen in artikel 3 te bereiken.

Daartoe worden de referentiekenmerken inzake amplitude en bedieningsfrequentie van het GEN-aanbod vastgelegd in bijlage III. De studie bedoeld in artikel 13 zal de elementen aandragen die nuttig zijn voor het eventuele aanpassen door de NMBS van deze parameters. § 2. Voor elke verbinding mogen de kenmerken van het GEN-aanbod opgenomen in paragraaf 1 niet lager zijn dan die van het spooraanbod dat op het ogenblik van de inwerkingtreding van de onderhavige overeenkomst bestaat, behalve bij gemotiveerde tijdelijke afwijking, met name om redenen van werken.

Art. 20.Zonder afbreuk te doen aan strengere normen streeft het GEN-aanbod ernaar de recentste kwaliteitsnormen inzake openbaar vervoer van personen na te leven, zoals zij door de bevoegde Belgische en internationale instanties zijn voorgeschreven. Afdeling 3. - Regels met betrekking tot de toewijzing van de

exploitatie

Art. 21.In het raam van haar opdrachten exploiteert en draagt elke maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer de lasten van het GEN-aanbod dat onder haar bevoegdheid valt. De partijen zetten de inhoud van onderhavige overeenkomst om in het beheerscontract met hun respectieve maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer. HOOFDSTUK IV. - Begeleidende maatregelen GEN

Art. 22.Omwille van hun belang voor het welslagen van het GEN, maken de begeleidende maatregelen er integraal deel van uit. Ze worden progressief ingevoerd door de partijen om tezelfdertijd met de overeenstemmende bestanddelen van het GEN van kracht te worden.

De begeleidende maatregelen hebben betrekking op parkeren, intermodaliteit, verhogen van de commerciële snelheid van het openbaar vervoer en de wegencategorisering.

Deze en andere maatregelen, die bijdragen tot een beter gebruik van het openbaar vervoer, worden - op vraag van de partijen en de maatschappijen van openbaar vervoer - door de Stuurgroep bestudeerd.

In het business-plan zal er rekening mee worden gehouden.

Bijlage V bevat een lijst met maatregelen die, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de onderscheiden publieke overheden, als uitgangspunt zullen dienen bij de genoemde studie.

In de indicatieve programma's, meerjarenprogramma's en jaarlijkse programma's bedoeld in artikel 12 worden de begeleidende maatregelen opgenomen. HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke strategie inzake marketing en informatie

Art. 23.Er wordt een gemeenschappelijke strategie inzake marketing uitgewerkt door de maatschappijen voor openbaar vervoer, inzonderheid in de Operationele groep.

Deze strategie strekt ertoe het GENspoorwegaanbod te promoten in samenhang met het geheel van het aanbod aan openbaar vervoer in de GEN-zone.

De partijen verzekeren door geregelde en gecoördineerde acties de promotie, bijvoorbeeld door een logo.

Art. 24.Het informeren van de reiziger wordt op gecoördineerde wijze aangepakt. Het geïntegreerd informatiesysteem in de GEN-zone omvat een cartografisch element en alle gepaste informatiedragers teneinde zo goed mogelijk de inlichtingen m.b.t. de dienstregelingen, de tarieven en de gebruiksmodaliteiten te verspreiden.

Deze informatie wordt continu bijgewerkt volgens de wijzigingen van het aanbod. HOOFDSTUK VI. - Financiële bepalingen

Art. 25.De Staat en de gewesten beheren elk wat hen betreft de kwesties m.b.t. de eigendom en de financiering van de infrastructuur conform de programma's opgesteld in toepassing van artikel 12.

Art. 26.De Staat en de gewesten beheren elk wat hen betreft de kwesties m.b.t. de modaliteiten voor de aankoop en de financiering van het rollend materieel van het GEN conform de programma's opgesteld in toepassing van artikel 12.

Art. 27.De partijen of hun mandatarissen stellen specifieke overeenkomsten op tussen henzelf en/of met andere partners (gemeente, privé,...) voor de financiering van de infrastructuur voor het onthaal van de gebruikers.

Art. 28.Voor elk gemeenschappelijk onderzoek of project voorgesteld door de Stuurgroep, komen alle betrokken partijen, m.b.t. de financiering, een verdeelsleutel overeen. Bij gebrek aan een akkoord wordt het gemeenschappelijke onderzoek of project voorgelegd aan het ECMM. HOOFDSTUK VII. - Programmering en prioritaire acties

Art. 29.De doelstelling bestaat erin dat het GEN-aanbod uiterlijk eind 2012 in zijn totaliteit operationeel is.

Art. 30.Uiterlijk op 31 december 2005 is het GEN-spooraanbod operationeel op ten minste twee radiale verbindingen, beschreven in bijlage IV.

Art. 31.Specifieke overgangsmaatregelen zullen bestudeerd worden teneinde, ten laatste tegen 31.12.2005, te kunnen leiden tot een opwaardering en optimale versterking van de huidige capaciteit en frequentie op de toekomstige radiale lijnen van R2, evenals tot een modernisering van het rollend materieel.

Uitvoering van de beslissing van het overlegcomité van 4 april 2003.

Bijlage VI bevat de kalender voor de aankoop van het speciale GEN-materieel zoals die op 28 maart 2003 door de raad van bestuur van de NMBS werd goedgekeurd.

Gedaan te Brussel op 4 april 2003 in 12 originele exemplaren in het Frans en in het Nederlands.

Voor de Staat : De Eerste Minister van de Federale Regering, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister van de Federale Regering belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Voor het Vlaams Gewest : De Minister-president van de Vlaamse Regering, P. DEWAEL Vlaams Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT De Vlaams Minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN Voor het Waals Gewest : De Minister-president van de Regering van het Waals Gewest, belast met de Internationale Betrekkingen, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Vice-president van de Waalse Regering en Minister van het Waals Gewest belast met Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van het Waals Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-voorzitter van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met de Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. DE DONNEA De Minister Vice-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. DELATHOUWER De Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen, W. DRAPS

Bijlagen Lijst van de bijlagen : I. GEN-zone - Kaart en omschrijving.

II. Radiale en transversale spoorverbindingen.

III. Amplitudes en frequenties van het spoorwegaanbod IV. Overgangsfase tegen 2005.

V. Begeleidende maatregelen.

VI. Voorgestelde procedure met het oog op de aankoop van de GEN-treinstellen

Bijlage I. - GEN-zone. - Kaart en omschrijving Toepassing van artikel 5 GEN - kaart : Zie bijgaande kaart.

Omschrijving : 1. Lijst met de gemeenten. De GEN - zone bestaat uit de volgende gemeenten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Afbakening van de centrale kern. De centrale kern van de GEN-zone wordt afgebakend op basis van : 1. gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2.de Brusselse agglomeratie, zoals die wordt bepaald door het Nationaal Instituut voor de Statistiek in de studie « De Belgische stadsgewesten 1991 », Statistische Studiën nr. 104, NIS, 1996, op grond van criteria die te maken hebben met continuïteit inzake verstedelijking; 3. de gemeenten die grenzen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4. de geobserveerde dagelijkse verkeersstromen per spoor;5. de verkeersinfrastructuur. De lijst van de gemeenten die de centrale kern uitmaken is de volgende : - de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Asse - Beersel - Dilbeek - Drogenbos - Eigenbrakel - Grimbergen - Halle - Hoeilaart - Kraainem - Linkebeek - Machelen - Overijse - Rixensart - Sint-Genesius-Rode - Sint-Pieters-Leeuw - Ter Hulpen - Tervuren - Vilvoorde - Waterloo - Wemmel - Wezenbeek-Oppem - Zaventem.

In afwijking van wat hierboven wordt beschreven, is de bediening die wordt voorzien voor de centrale kern volgens bijlage III, enkel van toepassing tot aan de grens van de agglomeratie die in bovenvermelde studie wordt beschreven als het grondgebied dat tot de agglomeratie behoort en als volgt is afgebakend : 1) Zaventem station en nationale luchthaven 2) Eigenbrakel, Mont-Saint-Jean, centrum en station 3) Halle station en centrum 4) Dilbeek Buurtstation en NMBS-station 5) Asse station 6) Grimbergen Buurtstation 3.Definitie van de perifere zone De perifere ring van de GEN - zone omvat het grondgebied van de gemeenten en delen van gemeenten die behoren tot de GEN - zone en niet tot de centrale kern.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage II. - Radiale en transversale spoorverbindingen Toepassing van artikelen 13 en 14 1. Radiale spoorverbindingen De spoorverbindingen, die hieronder worden beschreven, vormen het radiale referentiespoornet dat overeenstemt met de situatie van de mobiliteit zoals die werd waargenomen op het moment van ondertekening van dit akkoord.Op voorstel van de Stuurgroep kunnen de partijen de structuur en de organisatie van wijzigen.

De betreffende kaart werd toegevoegd.

Dit schema zal in elk geval moeten worden aangepast overrenkomstig de lus rond de luchthaven Brussel-Nationaal en de configuratie van het spoorwegknooppunt van Ottignies.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Transversale spoorverbindingen Bovendien moeten, naast de radiale spoorverbindingen, de transversale spoorverbindingen, vermeld onder artikel 13, bestudeerd en geëvalueerd worden : - Zottegem - Aalst; - Dendermonde - Mechelen - Leuven - Ottignies - Nivelles.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage III. - Amplitudes en frequenties van het spooraanbod Toepassing van artikel 19.

Hieronder volgt een voluntaristische visie voor 2012, die zal kunnen worden aangepast overeenkomstig de resultaten van de studie die in artikel 13 wordt vermeld en overeenkomstig alle analyses die de NMBS uitvoert, met het oog op het bereiken van de doelstellingen inzake mobiliteitsoverdracht en een optimale aanwending van de budgetten. 1) De gegarandeerde minimale amplitude is een bediening over een periode van 20 uur per kalenderdag(x) zijnde : - op werkdagen laat het eerste vertrek toe in een van de drie in artikel 18 bedoelde polen aan te komen om 6 uur, terwijl het laatste vertrek in een van de drie polen plaatsvindt om 24 uur, zijnde een bediening van 5 uur tot 1 uur; - op zaterdagen, zon- en feestdagen laat het eerste vertrek toe in een van de drie in artikel 18 bedoelde polen aan te komen om 7 uur, terwijl het laatste vertrek in één van de drie polen plaatsvindt om 1 uur, zijnde een bediening van 6 uur tot 2 uur. 2) De minimale frequentie van de verbindingen varieert volgens de twee zones die deel uitmaken van de GEN-zone en die respectievelijk als centrale kern en perifere ring worden gekwalificeerd. De minimale frequentie en amplitude van de bediening bij aankomst in en vertrek uit één van de drie polen zijn volgens de beschouwde periodes : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*)In dit stadium van ontwikkeling van het project, gaat deze doelstelling verder dan de werkhypotheses opgenomen in het werkdocument goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de NMBS van 27 maart 2001 (RB 2001/113).

Bijlage IV. - Tussenfase tot 2005 Toepassing van artikel 30.

Krachtens artikel 17 van het Samenwerkingsakkoord betreffende het meerjarige Investeringsplan 2001-2012 van de NMBS, zal het GEN-aanbod zal uiterlijk op 31 december 2005 operationeel zijn op de twee volgende spoorwegverbindingen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ten voorlopigen titel omvat het GEN-spooraanbod van R4b het proefproject op lijn 26.

Op de verbinding R4b zal de toekomstige bediening van de halteplaatsen Petit-Enghien, Bierghes en Saintes onderzocht worden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op grond van de resultaten van de vervoerstudie die in artikel 13 wordt vermeld, kan de Stuurgroep exploitatie-modellen voor deze verbindingen aan het ECMM voorstellen.

De NMBS zal een planning voor de invoering van deze exploitatie voorstellen.

Bijlage V. - Begeleidende maatregelen Toepassing van artikel 22 Hieronder volgen maatregelen die, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de onderscheiden publieke overheden, als uitgangspunt zullen dienen voor de studie van de Stuurgroep, vermeld in artikel 22 : - Beperking van het aanbod van langdurig parkeren op de openbare weg in administratieve wijken gelegen in de stationsomgeving; - Afstemming van het parkeeraanbod buiten de openbare weg in gebouwen die niet bestemd zijn voor huisvesting in functie van de fijnmazige bediening door het openbaar vervoer; - Het opdrijven van de reissnelheid van het bovengronds openbaar vervoer, vooral door de aanleg van beschermde banen; - Verbetering van de voorwaarden rond intermodaliteit in de stationsomgevingen, vooral m.b.t. beveiligde fietsenstallingen en parkings; - De hiërarchische indeling van de wegen in steden en in het bijzonder de vrijwaring via de aanleg van de zone 30 om het doorgaand verkeer in de woonwijken te ontraden.

Bijlage VI. - Voorgestelde procedure met het oog op de aankoop van de gentreinstellen (Bijlage 1 bij de nota bestemd voor de Raad van Bestuur) 1. Selectieprocedure Er wordt aanbevolen dat de procedure als volgt zou verlopen : - De vraag tot goedkeuring van de gunningswijze voor de opdracht, nl. de -"onderhandelingsprocedure met bekendmaking", zal aan de Raad van Bestuur voorgelegd worden op zijn vergadering van 28 maart 2003. - De Directie "Operaties - Stafdienst Aankopen" zal de opdrachtaankondiging overmaken aan het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en het Bulletin der Aanbestedingen in bijlage bij het Belgisch Staatsblad, uiterlijk op 2 april 2003, met een geplande publicatie omstreeks 10 april 2003. - De kandidatuurdossiers zullen op 16.05.2003 ontvangen worden. - Het voorstel tot selectie van de firma's zal ter goedkeuring aan het Directiecomité voorgelegd worden op zijn vergadering van 16.06.2003. 2. Gunningsprocedure De procedure : moet toelaten een beroep te doen op de creativiteit van de bouwers.Daarom wordt er voorgesteld de onderhandelingsprocedure in twee gedeelten op te splitsen. 2.a 1ste fase van de onderhandelingen - Verzending aan de geselecteerde firma's, op 17.06.2003, van een document waarin de voornaamste karakteristieken van het gewenst materieel beschreven worden. - Er zal een gemotiveerde "shortlist"-keuze gemaakt worden, die aan het Directiecomité zal worden voorgelegd op zijn vergadering van 27.10.2003. 2.b 2de fase van de onderhandelingen - Verzending vóór 15.11.2003 van het bestek aan de op de "shortlist" weerhouden firma's, met een gedetailleerd commercieel gedeelte en technische specificaties.

De gunningscriteria zijn : de prijs (LCC incluis), de kwaliteit van het materieel en de leveringstermijn. - Indiening van de becijferde offerten op 01.02.2004. - Fase van onderhandelingen over de prijzen en oppuntstelling van de offerten. - Goedkeuring van de offerte door de Raad van Bestuur eind april 2004. - Eerste leveringen : eind 2006.

^