Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 september 2004
gepubliceerd op 06 oktober 2004

Koninklijk besluit houdende oprichting van cellen duurzame ontwikkeling in de federale overheidsdiensten, de programmatorische federale overheidsdiensten en het Ministerie van Landsverdediging

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie en programmatorische federale overheidsdienst duurzame ontwikkeling
numac
2004002114
pub.
06/10/2004
prom.
22/09/2004
ELI
eli/besluit/2004/09/22/2004002114/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende oprichting van cellen duurzame ontwikkeling in de federale overheidsdiensten, de programmatorische federale overheidsdiensten en het Ministerie van Landsverdediging


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, voert één van de punten van het regeerakkoord van 10 juli 2003 uit, namelijk : « In de diverse federale overheidsdiensten zullen « cellen van duurzame ontwikkeling » opgericht worden, die alle belangrijke overheidsbeslissingen op hun effect inzake duurzame ontwikkeling zullen beoordelen. Dit mag evenwel nooit leiden tot een bijkomende vertraging in de besluitvorming. De vooruitgang van het beleid inzake duurzame ontwikkeling zal jaarlijks worden onderzocht door de ministerraad, op basis van onder meer een rapport van de Task Force van het Federaal Planbureau over duurzame ontwikkeling, van een verslag van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO) over de uitvoering van het plan in elke administratie en elke federale instelling en een begeleidend advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. » Inleiding De regering hecht veel belang aan duurzame ontwikkeling. Bij haar vorming werd er een minister van duurzame ontwikkeling benoemd.

Het federaal beleid inzake duurzame ontwikkeling vindt onder meer zijn grondslag in de wet van 5 mei 1997. Deze wet voorziet onder andere in het opstellen van een vierjarig Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling en de opvolging ervan. Bij de totstandkoming en opvolging van dit plan spelen drie organen een belangrijke rol, met name de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO), de Task Force Duurzame Ontwikkeling (TFSD) van het Federaal Planbureau (FPB) en de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO).

Dit beleid beperkt zich echter niet tot de cyclus van de Federale Plannen en Rapporten inzake Duurzame Ontwikkeling. In 2002 werd de Programmatorische Federale Overheidsdienst (POD) Duurzame Ontwikkeling opgericht. Onverminderd de wet van 5 mei 1997 is deze overheidsdienst belast met de voorbereiding en de coördinatie van het beleid inzake duurzame ontwikkeling en met de terbeschikkingstelling van expertise.

De verantwoordelijkheid voor een beleid inzake duurzame ontwikkeling ligt ook bij elk lid van de federale regering en bij elke overheidsdienst. Via de creatie van cellen duurzame ontwikkeling in de federale overheidsdiensten wil de federale regering dan ook de implementatie van duurzame ontwikkeling in het beleid verstevigen.

Concreet beoogt de federale regering door de oprichting van cellen duurzame ontwikkeling : 1° de uitvoering en opvolging van het lopende federaal plan inzake duurzame ontwikkeling in elke overheidsdienst te bevorderen door de cel onder meer als een intern coördinatiepunt op te richten en dit binnen het kader van de wet van 5 mei 1997 wordt toegekend aan de ICDO;2° de uitvoering van duurzame ontwikkelingseffectbeoordelingen (DOEB) op belangrijke overheidsbeslissingen mogelijk te maken door er een wettelijke basis voor te creëren;3° de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de diverse federale overheidsdiensten op het vlak van duurzame ontwikkeling te bevorderen doordat elke cel duurzame ontwikkeling een duidelijk te identificeren entiteit zal vormen. Bespreking van de artikelen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities Artikel 1 stelt het toepassingsgebied vast. Het is van toepassing op alle federale overheidsdiensten, op drie programmatorische federale overheidsdiensten en op het Ministerie van Landsverdediging.

Artikel 2 bepaalt onder meer de definitie en de inhoud van het actieplan inzake duurzame ontwikkeling dat de cel duurzame ontwikkeling van elke overheidsdienst per kalenderjaar opstelt.

Dit actieplan inzake duurzame ontwikkeling kan geïntegreerd worden in het managementplan en in het operationeel plan van de leidend ambtenaar. HOOFDSTUK II. - Oprichting, samenstelling en opdrachten Artikel 3 voorziet in de oprichting van een cel duurzame ontwikkeling in elke overheidsdienst die onder het toepassingsgebied van dit ontwerpbesluit valt. Elke cel wordt opgericht onder het gezag van de leidend ambtenaar.

Artikel 4 stelt de taken van de cellen duurzame ontwikkeling vast.

Elke cel heeft acht taken die verdeeld kunnen worden over twee takenpakketten. Het eerste takenpakket (artikel 4, 1°, 2° en 3°) is gelieerd aan de interne werking van de overheidsdienst. Het tweede takenpakket (artikel 4, 4°, 5°, 6°, 7° en 8°) is gelieerd aan de samenwerking tussen de overheidsdiensten op het vlak van duurzame ontwikkeling.

Artikel 5 bepaalt dat de cel duurzame ontwikkeling van elke overheidsdienst een werkgroep is die uit minimum de titularissen van de volgende functies, namelijk : 1° uit de vertegenwoordiger van het lid van de regering of de vertegenwoordigers van de leden van de regering in de ICDO die bevoegd zijn voor de dienst;2° uit de expert die de dienst in de ICDO vertegenwoordigt;3° uit de adviseur voor intern milieubeheer van de dienst;4° uit een verantwoordelijke voor de begroting van de dienst;5° uit een verantwoordelijke voor het aankoopbeleid van de dienst. Het is mogelijk dat een lid deel uitmaakt van de cel duurzame ontwikkeling als titularis van meerdere van deze functies.

Met uitzondering van de vertegenwoordiger(s) van de federale regering en de expert die de overheidsdienst in de ICDO vertegenwoordigt, worden de leden van de cel aangewezen door het directiecomité of, bij ontstentenis hiervan, door de leidend ambtenaar van de overheidsdienst. HOOFDSTUK III. - Actieplan Artikel 6 bepaalt dat in elke overheidsdienst voor het begin van het betrokken kalenderjaar een actieplan inzake duurzame ontwikkeling wordt vastgesteld door het directiecomité van de overheidsdienst of, bij ontstentenis hiervan, door de leidend ambtenaar van de overheidsdienst. De basis is een ontwerp van actieplan dat door de cel duurzame ontwikkeling wordt opgesteld.

Een eerste actieplan dient voor het kalenderjaar 2005 te worden vastgesteld.

Slotbepalingen De oprichting van de cellen duurzame ontwikkeling heeft ook een weerslag op de taken van, enerzijds, de ICDO en haar secretariaat en, anderzijds, de POD Duurzame Ontwikkeling. In dat kader kennen de artikels 7 en 8 aan deze organen bepaalde bevoegdheden toe omtrent (1) het kennisbeheer inzake duurzame ontwikkeling, (2) de DOEB, (3) de actieplannen inzake duurzame ontwikkeling en (4) de sensibilisatiestrategie rond duurzame ontwikkeling.

Bij het operationaliseren van methodes omtrent de DOEB zal de POD Duurzame Ontwikkeling gebruik maken van onder andere de studies die worden opgestart ingevolge het tweede plan voor wetenschappelijke ondersteuning van een beleid gericht op duurzame ontwikkeling (PODO II) van de POD Wetenschapsbeleid.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, Ch. DUPONT De Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, Mevr. E. VAN WEERT

ADVIES 37.446/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 21 juni 2004 door de Minister van Ambtenarenzaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende oprichting van cellen duurzame ontwikkeling in de federale overheidsdiensten », heeft op 8 juli 2004 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt tot de oprichting van « cellen duurzame ontwikkeling » in de federale overheidsdiensten, de programmatorische federale overheidsdiensten en het Ministerie van Landsverdediging.Die cellen dienen het beleid inzake duurzame ontwikkeling te ondersteunen en dienen het effect van alle belangrijke overheidsbeslissingen op de duurzame ontwikkeling te evalueren.

Het ontwerp bevat bepalingen over de oprichting, de samenstelling en de opdrachten van de op te richten cellen (hoofdstuk II) en voorziet in het opstellen van een actieplan voor duurzame ontwikkeling (hoofdstuk III). Tot slot wordt het secretariaat van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling belast met het kennismanagement inzake duurzame ontwikkeling (artikel 7), en worden een aantal taken in verband ermee toevertrouwd aan de Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling (artikel 8). 2. Het ontworpen besluit, dat aspecten van de inrichting van de rijksbesturen regelt, vindt globaal genomen rechtsgrond in artikel 37 van de Grondwet.Voor artikel 7 ervan, dat een taak aan het secretariaat van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling toevertrouwt, kan rechtsgrond worden gevonden in artikel 17, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling. Krachtens die bepaling kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, andere opdrachten dan die welke in de wet zijn opgesomd, toevertrouwen aan de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling. Bijkomend moet voor artikel 7 van het ontworpen besluit, in zoverre het specificeert dat het het secretariaat van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling is dat wordt belast met de taak inzake het kennismanagement, als rechtsgrond een beroep worden gedaan op artikel 16, laatste lid, van de wet van 5 mei 1997, krachtens hetwelk de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de algemene regels vaststelt betreffende de organisatie en de werking van die commissie.

Geen rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt geboden door titel VIII, hoofdstuk IV, van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, waaraan in het tweede lid van de aanhef wordt gerefereerd.

Onderzoek van de tekst Opschrift Gelet op het gegeven dat het ontworpen besluit ook van toepassing is op de programmatorische federale overheidsdiensten (artikel 1, 2°) en op het Ministerie van Landsverdediging (artikel 1, 3°), vulle men het opschrift aan met de zinsnede « , de programmatorische federale overheidsdiensten en het Ministerie van Landsverdediging ».

Aanhef 1. Gelet op het gegeven dat het ontworpen besluit enkel betrekking heeft op de inrichting van de rijksbesturen, en niet op het eigenlijke statuut van het rijkspersoneel, kan er in het eerste lid van de aanhef mee worden volstaan te verwijzen naar artikel 37 van de Grondwet.2. Gelet op hetgeen is opgemerkt omtrent de rechtsgrond van het ontworpen besluit, dient het tweede lid van de aanhef te worden weggelaten.3. In het huidige derde lid van de aanhef (dat het tweede lid wordt) dient meer specifiek te worden verwezen naar de artikelen 16, laatste lid, en 17, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997.4. De in het huidige vierde tot zesde lid van de aanhef vermelde koninklijke besluiten bieden uiteraard geen rechtsgrond aan het ontworpen besluit, worden erdoor niet gewijzigd, noch is hun vermelding noodzakelijk voor een goed begrip ervan. Behoudens wanneer die besluiten omwille van de duidelijkheid alsnog zouden worden gewijzigd of aangevuld (zie de opmerking bij de slotbepalingen), dienen de genoemde leden uit de aanhef te worden weggelaten. 5. De in het zevende lid opgenomen considerans kan worden weggelaten nu die niet noodzakelijk is voor een goed begrip van het ontworpen besluit, en er evenmin enige hogere rechtsnorm is die een bijzonder motiveringsverplichting oplegt.6. In het huidige tiende lid van de aanhef schrijve men « artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, » in plaats van « artikel 84, eerste lid, 1° ». Artikel 1 Onderdelen van een opsomming mogen niet worden aangeduid door paragraaftekens. Men vervange in artikel 1 derhalve de vermeldingen « § 1° » (Nederlandse tekst), « § 1 » (Franse tekst), « § 2° », (Nederlandse tekst), « § 2 » (Franse tekst) en « § 3° » door de vermeldingen »1° », « 2° » en « 3° ».

De verdere onderdelen van de in artikel 1 voorkomende opsomming dienen dan te worden aangegeven door de vermeldingen « a) », « b) », »c) », enzovoort.

Artikel 2 1. In het inleidende zinsdeel van artikel 2 schrijve men « wordt verstaan onder » in plaats van « dient te worden verstaan onder ».2. Men vervange in artikel 2 de vermeldingen « a) » tot « e) » door de vermeldingen « 1 ° » tot « 5 ° » en de in het huidige onderdeel d) voorkomende streepjes door de vermeldingen « a) », « b) » en « c) ».3. Gelet op artikel 1, 3°, voege men aan de sub artikel 2, a) (lees P), opgenomen omschrijving de zinsnede « , alsmede het Ministerie van Landsverdediging » toe.4. Met betrekking tot de definitie van « leidend ambtenaar » in artikel 2, b) (lees 2°), kan worden opgemerkt dat de « chef defensie » luidens het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten, de voorzitter is van het directiecomité van het Ministerie van Landsverdediging.Om die reden redigere men die definitie als volgt : « de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst of de voorzitter van het directiecomité van het Ministerie van Landsverdediging of de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst; ». 5. Gelet op de sub artikel 2, a) (lees l°), voorkomende definitie van het begrip « dienst », vervange men in artikel 2, c) (lees 3°), het woord « overheidsdiensten » door het woord « diensten ». Hetzelfde geldt met betrekking tot de in artikel 2, e) (lees 5 °), voorkomende woorden « federale overheidsdiensten ». 6. In artikel 2, d) (lees 4°), schrijve men « het actieplan (...) dat door elke dienst elk kalenderjaar wordt opgesteld » in plaats van « het actieplan (...) van elke dienst dat voor elk kalenderjaar wordt opgesteld ».

In de Nederlandse tekst van artikel 2, d), eerste streepje (lees 4°, a)), vervange men bovendien het woord « zijn » door het woord « is ».

Artikel 4 1. Conform de terminologie die wordt gebruikt in artikel 16, derde lid, van de wet van 5 mei 1997, vervange men in de Nederlandse tekst van artikel 4, 5°, van het ontwerp het woord « verslag » door het woord « rapport ».2. In artikel 4, 6°, dient de zinsnede « , gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 december 2003 » te worden geschrapt. Hetzelfde geldt ten aanzien van artikel 5, § 1, 2°. 3. Artikel 4, 6°, heeft ook betrekking op de cel duurzame ontwikkeling bij het Ministerie van Landsverdediging.Luidens artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 1 december 1998 tot vaststelling van de algemene regels betreffende de organisatie en de werking van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling zijn nochtans enkel de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten vertegenwoordigd in die commissie. Vraag is evenwel of die laatste bepaling niet dient te worden aangepast door erin ook gewag te maken van het Ministerie van Landsverdediging. Er is immers geen reden om geen vertegenwoordiger van dat ministerie op te nemen in de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling.

Artikel 5 1. In het inleidende zinsdeel van artikel 5, § 1, kan het woord « namelijk » worden geschrapt. In de Nederlandse tekst van artikel 5, § 1, 1° tot 5°, dient telkens het woord « uit » te worden geschrapt. In de Franse tekst van artikel 5, § 1, dient in 1° en 3° het woord « du » te worden vervangen door het woord « le », terwijl in 2° het woord « de » en in 4° en 5° het woorddeel « d »' dienen te worden geschrapt. 2. In artikel 5, § 1, 2°, van het ontwerp wordt verwezen naar de « expert » bedoeld in artikel 12, § l, van het koninklijk besluit van 1 december 1998.In die bepaling wordt evenwel geen melding gemaakt van een « expert », wel van een « vertegenwoordiger » van elke federale overheidsdienst en programmatorische federale overheidsdienst. De gemachtigde bevestigt dat beoogd wordt effectief naar die vertegenwoordigers te verwijzen. De tekst van artikel 5, § 1, 2°, van het ontwerp dient in die zin te worden aangepast. 3. In artikel 5, § 2, schrijve men « Wanneer de behoeften van de dienst dit rechtvaardigen » in plaats van « In functie van de behoeften van de dienst ». Artikel 6 Een indeling in paragrafen is niet raadzaam wanneer elke paragraaf slechts uit één lid bestaat en die indeling niet kan bijdragen tot een meer duidelijke voorstelling van het ingedeelde artikel. De indeling van artikel 6 in twee paragrafen die elk slechts uit één lid bestaan, kan derhalve vervallen.

Een gelijkaardige opmerking geldt ten aanzien van artikel 8.

Slotbepalingen 1. Voor het opschrift « Slotbepalingen » dient de vermelding « Hoofdstuk IV » te worden aangebracht.2. Bij de artikelen 7 en 8 van het ontwerp worden impliciet respectievelijk het reeds genoemde koninklijk besluit van 1 december 1998 en het koninklijk besluit van 25 februari 2002 aangevuld.Het verdient aanbeveling de artikelen 7 en 8 van het ontwerp in die besluiten te integreren.

Tevens rijst de vraag of ook best het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst niet wordt aangevuld met een referentie aan de cellen duurzame ontwikkeling, nu ook die cellen organen zijn die gemeenschappelijk zijn aan alle federale overheidsdiensten en aan alle programmatorische federale overheidsdiensten.

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

G. Schrans en M. Rigaux, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Baert.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Van Calenbergh, auditeur.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, M. Van Damme.

22 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende oprichting van cellen duurzame ontwikkeling in de federale overheidsdiensten, de programmatorische federale overheidsdiensten en het Ministerie van Landsverdediging ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 37 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, inzonderheid op de artikelen 16, laatste lid, en 17, tweede lid;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 en 12 maart 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 6 mei 2004;

Gelet op advies 37.446/1 van de Raad van State, gegeven op 8 juli 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Vallen onder de toepassing van dit besluit : 1° de volgende federale overheidsdiensten : a) de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, b) de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, c) de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, d) de Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie, e) de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, f) de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, g) de Federale Overheidsdienst Financiën, h) de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, i) de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, j) de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, k) de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, l) de Federale Overheidsdienst Justitie, m) de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; 2° de volgende programmatorische federale overheidsdiensten : a) de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, b) de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, c) de Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling;3° het Ministerie van Landsverdediging.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « dienst » : elke overheidsdienst, alsmede het Ministerie van Landsverdediging, die onder het toepassingsgebied van dit besluit valt;2° « leidend ambtenaar » : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst of de voorzitter van het directiecomité van het Ministerie van Landsverdediging of de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst;3° « duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling », hierna « DOEB » genoemd : de methode(s) voor het bestuderen door de diensten van mogelijke sociale, economische en leefmilieueffecten van een voorgesteld beleid vooraleer de uiteindelijke beslissing genomen wordt;4° « actieplan » : het actieplan inzake duurzame ontwikkeling dat door elke dienst elk kalenderjaar wordt opgesteld en dat omvat : a) een lijst van de maatregelen van het lopende Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling waarvan de uitvoering aan de dienst is toevertrouwd en de wijze waarop hieraan tijdens het betreffende kalenderjaar uitvoering zal worden gegeven;b) een lijst van andere maatregelen inzake duurzame ontwikkeling die door de dienst in het betreffende kalenderjaar zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de beleidslijnen van de minister of de ministers die bevoegd zijn voor de dienst;c) een lijst van de types van beslissingen waarop een DOEB zal worden uitgevoerd;5° « kennismanagement » : het op systematische wijze beheren van de verzameling, opslag en verspreiding van bestaande en nieuwe informatie en kennis, noodzakelijk voor het functioneren van de diensten, inzake duurzame ontwikkeling. HOOFDSTUK II. - Oprichting, samenstelling en opdrachten

Art. 3.In elke dienst wordt een cel duurzame ontwikkeling opgericht onder het gezag van de leidend ambtenaar.

Art. 4.De cel duurzame ontwikkeling heeft de volgende opdrachten : 1° het opstellen van een ontwerp van actieplan voor haar dienst;2° het uitvoeren van een DOEB of het coördineren van de uitvoering van een DOEB op beslissingen overeenkomstig het actieplan;3° het sensibiliseren van haar dienst rond duurzame ontwikkeling;4° de interne coördinatie van de uitvoering van de maatregelen van het lopende Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling die aan haar dienst zijn toevertrouwd krachtens dit plan;5° het ondersteunen van de vertegenwoordigers van de federale regering bij het opstellen van het rapport bedoeld in artikel 16, derde lid, van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling;6° het vertegenwoordigen van haar dienst in de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 1 december 1998 tot vaststelling van de algemene regels betreffende de organisatie en de werking van de Interdepartementale Commissie Duurzame ontwikkeling;7° het ondersteunen van de Task Force Duurzame Ontwikkeling van het Federaal Planbureau bij het opstellen van het Federaal Rapport inzake Duurzame Ontwikkeling door het leveren van gegevens en informatie;8° het verspreiden binnen haar dienst van elk Federaal Rapport inzake Duurzame Ontwikkeling.

Art. 5.§ 1. De cel duurzame ontwikkeling is een werkgroep die minimum uit de houders van de volgende functies is samengesteld : 1° de vertegenwoordiger van het lid van de regering of de vertegenwoordigers van de leden van de regering in de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling die bevoegd zijn voor de dienst;2° de vertegenwoordiger bedoeld in artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 1 december 1998 tot vaststelling van de algemene regels betreffende de organisatie en de werking van de Interdepartementale Commissie Duurzame ontwikkeling;3° de adviseur voor intern milieubeheer van de dienst;4° een verantwoordelijke voor de begroting van de dienst;5° een verantwoordelijke voor het aankoopbeleid van de dienst. § 2. Wanneer de behoeften van de dienst dit rechtvaardigen kunnen er personeelsleden als lid worden toegevoegd aan de cel duurzame ontwikkeling. § 3. Het lid bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, is belast met de coördinatie van de cel duurzame ontwikkeling. § 4. In de diensten bedoeld in artikel 1, § 1 en § 2, 2°, en met uitzondering van de leden bedoeld in artikel 5, § 1, 1° en 2°, worden de leden van de cel duurzame ontwikkeling aangewezen door het directiecomité van de dienst.

In de diensten bedoeld in artikel 1, § 2, 1° en 3° en § 3, en met uitzondering van het lid of de leden bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, worden de leden van de cel duurzame ontwikkeling aangewezen door de leidend ambtenaar. § 5. De leidend ambtenaar stelt het huishoudelijk reglement van de cel duurzame ontwikkeling van zijn dienst vast. HOOFDSTUK III. - Actieplan

Art. 6.Op basis van het ontwerp bedoeld in artikel 4, 1°, stelt het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, de leidend ambtenaar het actieplan voor het betrokken kalenderjaar op en dit uiterlijk op 31 december van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

Een eerste actieplan wordt vastgesteld voor het kalenderjaar 2005. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 7.Het secretariaat van de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling is belast met het kennismanagement, noodzakelijk voor het functioneren van de federale overheidsdiensten, inzake duurzame ontwikkeling.

Art. 8.De Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling is ermee belast de methodes omtrent de DOEB te operationaliseren en deze ter beschikking te stellen van elke dienst.

De Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling is belast met de kwaliteitsmonitoring van de implementatie van de DOEB in elke dienst.

De Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling is belast met de uitwerking van een methode voor het opstellen van het actieplan en met het ondersteunen van elke cel duurzame ontwikkeling bij het opstellen van het actieplan van haar dienst.

De Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling is belast met de uitwerking van een sensibilisatiestrategie rond duurzame ontwikkeling.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 4, 2°, en artikel 8, § 2, die in werking treden op de door Onze Minister bevoegd voor duurzame ontwikkeling te bepalen datum.

Art. 10.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 september 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Economie, Energie Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, A. DE DECKER De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijken Kansen, C. DUPONT De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Leefmilieu en van Pensioenen, B. TOBBACK De Staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, P. VANVELTHOVEN De Staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de Fscale Fraude, H. JAMAR De Staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, V. VAN QUICKENBORNE De Staatssecretaris voor Europese Zaken, D. DONFUT De Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Sociale Economie, E. VAN WEERT De Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een Handicap, Mevr. G. MANDAILA MALAMBA

^