gepubliceerd op 20 december 2012
Wet houdende fiscale en financiële bepalingen
13 DECEMBER 2012. - Wet houdende fiscale en financiële bepalingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Inkomstenbelastingen Afdeling 1. - Wijzigingen met betrekking tot natuurlijke personen
Art. 2.In artikel 53, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de woorden « , zomede de roerende voorheffing die de schuldenaar van het inkomen heeft gedragen tot ontlasting van de verkrijger; » vervangen door de woorden « en zowel de bijkomende heffing op roerende inkomsten als de roerende voorheffing die de schuldenaar van het inkomen met miskenning van de artikelen 174/1 en 261 tot ontlasting van de verkrijger heeft gedragen; ».
Art. 3.In artikel 59, §§ 3 tot 5, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006 en 14 april 2011, worden de woorden « § 1, » telkens vervangen door de woorden « § 1, eerste lid, ».
Art. 4.In artikel 90, 3°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2005 en, wat de Franstalige tekst betreft, gewijzigd bij de wet van 27 juli 2008, worden de woorden « of van de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, zomede » vervangen door de woorden « of van een gelijkaardige wettelijke verplichting in een buitenlandse wetgeving, alsmede ».
Art. 5.Artikel 90, 5°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « 5° inkomsten verkregen, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid : a) hetzij uit de onderverhuring of de overdracht van huur van al dan niet gemeubileerde onroerende goederen;b) hetzij uit de concessie van het recht om een plaats die van nature onroerend is en niet is gelegen binnen de omheining van een sportinrichting te gebruiken om er plakbrieven of andere reclamedragers te plaatsen;c) hetzij uit de concessie van het recht om een plaats die van nature onroerend is te gebruiken om er zend- en ontvangstapparaten te installeren door de operatoren van de mobiele telefonie;».
Art. 6.In artikel 98, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 oktober 1997, worden de woorden « en verlaagd met de door de verkrijger gestorte giften aan een in artikel 104, 3°, a en b, vermelde instelling op voorwaarde dat zij blijken uit een kwijtschrift van de begiftigde » opgeheven.
Art. 7.In de inleidende zin van artikel 100, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « of de concessie van het recht om apparatuur bestemd voor de verspreiding van de mobiele telefonie te plaatsen, » ingevoegd tussen de woorden « of andere reclamedragers te plaatsen » en de woorden « , naar het verschil tussen de volgende twee grootheden : ».
Art. 8.In artikel 104 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden « artikelen 107 tot 116, » vervangen door de woorden « artikelen 115 en 116, »;2° in de bepaling onder 1° worden de woorden « of van de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, zomede » vervangen door de woorden « of van een gelijkaardige wettelijke verplichting in een buitenlandse wetgeving, alsmede »;3° de bepalingen onder 3° tot 8° worden opgeheven.
Art. 9.In artikel 105 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 december 2008, worden de bepalingen onder 2° en 3° vervangen als volgt : « 2° de in artikel 104, 1° en 2°, bedoelde uitgaven die door beide echtgenoten samen verschuldigd zijn, worden evenredig aangerekend op de totale netto-inkomens van beide echtgenoten; 3° de in artikel 104, 1° en 2°, bedoelde uitgaven die door één echtgenoot persoonlijk verschuldigd zijn, worden bij voorrang aangerekend op het totale netto-inkomen van die echtgenoot en het eventuele saldo wordt op het totale netto-inkomen van de andere echtgenoot aangerekend.».
Art. 10.In titel II, hoofdstuk II, afdeling VI, van hetzelfde Wetboek wordt het onderdeel « B. Giften. » dat de artikelen 107 tot 111 bevat, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, opgeheven.
Art. 11.In titel II, hoofdstuk II, afdeling VI, van hetzelfde Wetboek wordt het onderdeel « C. Bezoldigingen van een huisbediende. » dat het artikel 112 bevat, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, het koninklijk besluit van 20 juli 2000, de wet van 12 augustus 2000 en het koninklijk besluit van 13 juli 2001, opgeheven.
Art. 12.In titel II, hoofdstuk II, afdeling VI, van hetzelfde Wetboek wordt het onderdeel « D. Kinderoppas. » dat de artikelen 113 en 114 bevat, laatst gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, opgeheven.
Art. 13.In artikel 132, eerste lid, 6°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1994 en 24 december 1999 en het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de woorden « de in artikel 104, 7°, vermelde aftrek voor kinderoppas; » vervangen door de woorden « de in artikel 14535 vermelde vermindering voor kinderoppas; ».
Art. 14.In artikel 132bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden « die geen aftrek vraagt van de uitgaven voor kinderoppas bedoeld in artikel 104, 7°. » vervangen door de woorden « die geen vermindering vraagt voor kinderoppas bedoeld in artikel 14535. ».
Art. 15.Artikel 134 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 134.§ 1. De belastingvrije som wordt vastgesteld als het totaal van het, eventueel verhoogde, basisbedrag en de toeslagen vermeld in de artikelen 132 en 133. § 2. De belastingvrije som wordt aangerekend op de opeenvolgende inkomensschijven, te beginnen met de eerste. § 3. Het deel van de belastingvrije som dat na toepassing van de §§ 1 en 2 niet is aangerekend, wordt in de mate dat het betrekking heeft op de toeslagen vermeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet.
Het belastingkrediet is gelijk aan 25 pct. van het deel van de belastingvrije som dat met toepassing van het eerste lid kan worden omgezet, met een maximum van 250 euro per kind ten laste.
Deze paragraaf is niet van toepassing : - op de belastingplichtige die beroepsinkomsten heeft die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten; - op de echtgenoot van een in het eerste streepje vermelde belastingplichtige die overeenkomstig artikel 126, § 2, eerste lid, 4°, alleen wordt belast. § 4. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt als volgt gehandeld : 1° de belastingvrije som wordt per echtgenoot vastgesteld;2° de toeslagen vermeld in artikel 132 worden aangerekend bij de echtgenoot met het hoogste belastbare inkomen;3° wanneer het belastbare inkomen van één van beide echtgenoten lager is dan zijn belastingvrije som, wordt het saldo bij de belastingvrije som van de andere echtgenoot gevoegd;4° voor de toepassing van § 3 worden de belastingvrije sommen van beide echtgenoten samengevoegd om vast te stellen in welke mate het deel van de belastingvrije som dat na toepassing van de punten 1 tot 3 niet is aangerekend, betrekking heeft op de toeslagen vermeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, en kan worden omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet.».
Art. 16.Artikel 1452 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 1452.De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct. van de werkelijk betaalde uitgaven. ».
Art. 17.In artikel 1453, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 27 december 2006, worden de woorden « in § 1, 1°, » vervangen door de woorden « in het eerste lid ».
Art. 18.In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, de wetten van 20 juli 2001, 22 december 2003 en 22 december 2009, worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : « De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct. van de in het eerste lid bedoelde uitgaven. ».
Art. 19.Artikel 14523 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 14523.In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de in artikel 14521 vermelde belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten. ».
Art. 20.In artikel 14525 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 april 2003 en gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004 en 14 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid, c, worden de woorden « 104, 8°, of » opgeheven;2° het zevende lid wordt vervangen als volgt : « In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten.»; 3° in het achtste lid worden de woorden « in het tweede lid, 4°, » vervangen door de woorden « in het derde lid, 4°, ».
Art. 21.In artikel 14528 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De belastingvermindering is niet van toepassing op de uitgaven die in aanmerking komen voor de toepassing van de korting op factuur bedoeld in artikel 147 van de programmawet van 27 april 2007 zoals het bestond voor het is opgeheven door artikel 70 van de wet van 28 december 2011.»; 2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, dat luidt als volgt : « In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten.»; 3° in paragraaf 3, derde lid, c, worden de woorden « 104, 8°, » opgeheven.
Art. 22.In artikel 14530 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2009 en 14 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, c, worden de woorden « 104, 8°, » opgeheven;2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten.».
Art. 23.In artikel 14531 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wetten van 8 juni 2008 en 22 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden in de bepaling onder c de woorden « 104, 8°, » opgeheven;2° in het derde lid worden de woorden « 50 pct.» vervangen door de woorden « 30 pct. »; 3° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten.».
Art. 24.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling IIquaterdecies ingevoegd, luidende « Onderafdeling IIquaterdecies - Vermindering voor giften ».
Art. 25.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling IIquaterdecies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 24 wordt een artikel 14533 ingevoegd, luidende : «
Art. 14533.§ 1. Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven : 1° giften in geld : a) aan de instellingen die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, of van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden van de Franse Gemeenschap, aan de erkende universitaire ziekenhuizen of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;b) aan koninklijke academiën, aan het « Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Fonds fédéral de la Recherche scientifique - FFWO/FFRS », aan het « Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen - FWO », aan het « Fonds de la Recherche scientifique - FNRS - FRS-FNRS », alsmede aan instellingen voor wetenschappelijk onderzoek die erkend zijn door de minister van Financiën en door de minister tot wiens bevoegdheid het beleid en de programmatie inzake wetenschap behoren of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend, uitgezonderd de instellingen die rechtstreeks verbonden zijn met een politieke partij of lijst;c) aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn;d) aan door de Koning erkende culturele instellingen die in België zijn gevestigd en waarvan het invloedsgebied één van de gemeenschappen of het gehele land bestrijkt, of aan culturele instellingen die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, waarvan het invloedsgebied een deelstaat of een gewest van de betrokken Staat of het gehele land bestrijkt en die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;e) aan instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan en die, na advies van de raadgevende instellingen van de Staat of van de Gemeenschappen tot wiens bevoegdheid die bijstand behoort, worden erkend door de bevoegde organen van de Staat of van de Gemeenschappen waaronder die instellingen ressorteren en, voor de toepassing van de belastingwet, door de minister van Financiën of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;f) aan het Rode Kruis van België of aan een nationale afdeling van het Rode Kruis in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en aan de Koning Boudewijnstichting, aan het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht, aan het Paleis voor Schone Kunsten en aan de Koninklijke Muntschouwburg;g) aan de Nationale Kas voor Rampenschade ten bate van het Nationaal Fonds voor Algemene Rampen of van het Nationaal Fonds voor Landbouwrampen, aan de provinciale rampenfondsen, evenals aan instellingen voor hulpverlening aan slachtoffers van rampen die de toepassing rechtvaardigen van de wet betreffende het herstel van schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, en die hiertoe zijn erkend door de minister van Financiën of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;h) aan beschutte werkplaatsen die, ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, opgericht of erkend zijn door de gewestregering of door de bevoegde instelling of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;i) aan instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu en die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën en de minister tot wiens bevoegdheid het leefmilieu behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;j) aan instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben, waarvan het invloedsgebied het gehele land, één van de gewesten of de Duitstalige Gemeenschap bestrijkt en die door de Koning erkend zijn of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;k) aan VZW's waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren, die de erkenning hebben gekregen bedoeld in artikel 5 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren en die voldoen aan de voorwaarden door de Koning vastgesteld op voorstel van de minister van Financiën of aan gelijkwaardige verenigingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;l) aan instellingen die zich bezig houden met duurzame ontwikkeling in de zin van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling en die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën en de minister tot wiens bevoegdheid de Duurzame Ontwikkeling behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;2° giften in geld aan instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden die als dusdanig erkend zijn door de minister van Financiën en door de minister tot wiens bevoegdheid de ontwikkelingssamenwerking behoort of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;3° giften in geld aan door de minister van Financiën en door de minister van Buitenlandse zaken erkende verenigingen en instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen of aan gelijkwaardige verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend;4° giften aan Rijksmusea en, op voorwaarde dat de giften voor hun musea worden bestemd, giften aan Gemeenschappen en Gewesten, provincies, gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn : a) ofwel in geld;b) ofwel in de vorm van kunstwerken waarvan de minister van Financiën overeenkomstig § 4 erkent dat zij behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten. De belastingvermindering voor de in het eerste lid vermelde giften wordt verleend op voorwaarde dat zij ten minste 25 euro bedragen en blijken uit een kwijtschrift van de begiftigde.
De belastingvermindering is gelijk aan 45 pct. van de werkelijk gedane giften.
Het totale bedrag van de giften waarvoor de vermindering wordt verleend mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 10 pct. van het totale netto-inkomen, noch meer bedragen dan 250.000 euro.
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbare inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van het belastbare inkomen van de beide echtgenoten. § 2. De Koning bepaalt de verplichtingen en de formaliteiten die de begiftigden moeten vervullen opdat de giften voor de belastingvermindering in aanmerking kunnen komen.
Wat de giften bedoeld in § 1, eerste lid, 1° tot 3° aan verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte betreft, moet de belastingplichtige het bewijs ter beschikking houden van de administratie dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat gelijkwaardig is aan een in hetzelfde artikel bedoelde Belgische vereniging of instelling en, in voorkomend geval, dat de vereniging of instelling uit een andere lidstaat op vergelijkbare wijze is erkend, dit wil zeggen volgens dezelfde voorwaarden als de in § 3, eerste en tweede lid, bedoelde voorwaarden. § 3. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop de in § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, g, i tot l, 2° en 3°, vermelde verenigingen en instellingen die in België zijn gevestigd, worden erkend.
Wanneer een vereniging of instelling meer dan één van de in de voornoemde bepalingen vermelde activiteiten uitoefent, moet zij, voor elk van die activiteiten, voldoen aan de voorwaarden om te kunnen worden erkend.
Wanneer de vereniging of instelling binnen haar activiteiten één activiteit uitoefent die wordt vermeld in § 1, eerste lid, 1°, d of j, moet zij door de Koning worden erkend. § 4. De minister van Financiën erkent dat de kunstwerken bedoeld in § 1, eerste lid, 4°, b, behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten en stelt hun geldwaarde vast. De belastingvermindering wordt verleend voor de aldus vastgestelde geldwaarde.
De bijzondere commissie bedoeld in artikel 83/4 van het Wetboek der successierechten geeft de minister van Financiën een bindend advies over : 1° de vraag of de aangeboden kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of internationale faam genieten;2° de ontvankelijkheid van de schenking;3° de geldwaarde van het aangeboden kunstwerk. De kosten van de schatting worden voorgeschoten door de belastingplichtige.
De erkenning door de minister van Financiën en de vastgestelde geldwaarde bedoeld in het eerste lid, gelden voor een termijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van die erkenning en die geldwaarde, bij aangetekende zending, aan de belastingplichtige.
De kosten van de schatting van het kunstwerk worden aan de belastingplichtige terugbetaald zodra hij het bewijs heeft geleverd dat de schenking binnen de in het voorgaande lid gestelde termijn is verricht.
De Koning stelt de nadere regels vast betreffende het voorschot en de terugbetaling van de schattingskosten. ».
Art. 26.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, van hetzelfde Wetboek, wordt een onderafdeling IIquinquedecies ingevoegd, luidende « Onderafdeling IIquinquedecies - Vermindering voor bezoldigingen voor een huisbediende ».
Art. 27.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling IIquinquedecies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 26 wordt een artikel 14534 ingevoegd, luidende : «
Art. 14534.Er wordt een belastingvermindering verleend voor de bezoldigingen die in het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald of toegekend aan een huisbediende, met inbegrip van de op die bezoldigingen wettelijk verschuldigde sociale bijdragen.
De belastingvermindering wordt verleend onder de volgende voorwaarden : 1° de bezoldigingen bedragen ten minste 2.450 euro per belastbaar tijdperk en zijn aan het stelsel van de sociale zekerheid onderworpen; 2° bij zijn indiensttreding is de huisbediende sedert ten minste zes maanden gerechtigd tot een uitkering als volledig werkloze of tot het leefloon;3° bij de indienstneming laat de belastingplichtige zich bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als werkgever van huispersoneel inschrijven en de inschrijving is de eerste in die hoedanigheid sinds 1 januari 1980;4° enkel de bezoldigingen van één huisbediende komen in aanmerking. De in het tweede lid, 2° en 3°, vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing wanneer de belastingplichtige op 1 juli 1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had.
Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wordt de belastingvermindering voor de bezoldigingen van een huisbediende die voldoet aan de in het tweede lid, 2°, gestelde voorwaarde verder toegestaan ingeval de belastingplichtige binnen drie maanden een andere huisbediende in dienst neemt die aan dezelfde voorwaarden voldoet.
Het bedrag waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, is gelijk aan 50 pct. van de tijdens het belastbare tijdperk werkelijk betaalde of toegekende bezoldigingen en mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 5.000 euro.
De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct. van het in aanmerking te nemen bedrag.
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten. ».
Art. 28.In Titel II, Hoofdstuk III, Afdeling I, van hetzelfde Wetboek, wordt een onderafdeling IIsexdecies ingevoegd, luidende « Onderafdeling IIsexdecies - Belastingvermindering voor kinderoppas ».
Art. 29.In Titel II, Hoofdstuk III, Afdeling I, Onderafdeling IIsexdecies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 28, wordt een artikel 14535 ingevoegd, luidende : «
Art. 14535.Er wordt een belastingvermindering verleend voor de in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven voor de oppas van één of meer kinderen : - ofwel ten laste van de belastingplichtige; - ofwel voor wie aan de belastingplichtige bij toepassing van artikel 132bis, de helft van de toeslagen op de belastingvrije som bedoeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 5°, wordt toegekend.
De belastingvermindering wordt verleend onder de volgende voorwaarden : 1° de uitgaven hebben betrekking op het vergoeden van kinderoppas in de Europese Economische Ruimte buiten de normale lesuren tijdens dewelke het kind onderwijs volgt en moeten gedaan zijn voor kinderen die de leeftijd van twaalf jaar niet hebben bereikt;2° de belastingplichtige verkrijgt beroepsinkomsten;3° de uitgaven zijn betaald : a) ofwel aan instellingen of opvangvoorzieningen die worden erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd : - door Kind en Gezin, door het « Office de la Naissance et de l'Enfance » of door de regering van de Duitstalige Gemeenschap; - of door de lokale openbare besturen of openbare besturen van de gemeenschappen, andere dan de in het eerste streepje vermelde besturen, of van de gewesten; - of door buitenlandse openbare instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte; b) ofwel aan kinderdagverblijven of zelfstandige opvanggezinnen die onder toezicht staan van de in a, eerste of derde streepje, vermelde instellingen;c) ofwel aan scholen gevestigd in de Europese Economische Ruimte of aan instellingen of opvangvoorzieningen die verbonden zijn met de school of de inrichtende macht. In afwijking van het tweede lid, 1°, wordt de vermindering eveneens verleend voor de uitgaven gedaan voor de opvang van kinderen met een zware handicap die de leeftijd van achttien jaar niet hebben bereikt, en dit onder dezelfde voorwaarden.
Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder « kind met zware handicap » verstaan, het kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van een van de volgende criteria : 1° ofwel, meer dan 80 pct.lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid met 7 tot 9 punten van de graad van zelfstandigheid gemeten aan de hand van de gids gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; 2° ofwel, een totaal van minstens 15 punten, vastgesteld volgens de medisch-sociale schaal overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002. De belastingvermindering voor kinderoppas kan niet samengaan met de verhoging van de belastingvrije som ingevolge artikel 132, eerste lid, 6°.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit het maximumbedrag van de voor de vermindering in aanmerking te nemen uitgave per oppasdag en per kind bepalen, welk bedrag niet lager dan 4 euro mag zijn.
De belastingvermindering is gelijk aan 45 pct. van de werkelijk gedane uitgaven, desgevallend beperkt overeenkomstig het vorige lid.
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten.
De belastingplichtige houdt ter beschikking van de administratie de bewijsstukken die de vaststelling mogelijk maken van : a) de echtheid en het bedrag van de uitgaven;b) de volledige identiteit of benaming van de personen, scholen, instellingen en openbare besturen als bedoeld in het tweede lid, 3° ;c) de naleving van de in dit artikel beoogde voorwaarden.».
Art. 30.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, van hetzelfde Wetboek, wordt een onderafdeling IIseptdecies ingevoegd, luidende « Onderafdeling IIseptdecies - Vermindering voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen ».
Art. 31.In titel II, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling IIseptdecies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 30 wordt een artikel 14536 ingevoegd, luidende : «
Art. 14536.Er wordt een belastingvermindering verleend voor het niet door subsidies gedekte gedeelte van de in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven die de eigenaar van niet verhuurde gebouwde onroerende goederen, delen van gebouwde onroerende goederen of landschappen die zijn beschermd overeenkomstig de wetgeving op het behoud van Monumenten en Landschappen of volgens een gelijkaardige wetgeving in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, heeft gedaan voor het onderhoud en de restauratie ervan, voor zover die onroerende goederen, delen van onroerende goederen of landschappen, voor het publiek toegankelijk zijn.
De belastingvermindering is niet van toepassing op de uitgaven die : a) in aanmerking genomen zijn als werkelijke beroepskosten;b) recht geven op de in artikel 69 vermelde investeringsaftrek;c) in aanmerking komen voor de toepassing van de artikelen 14524, 14525, 14528, 14530 en 14531. Het bedrag waarvoor de belastingvermindering wordt verleend, is gelijk aan 50 pct. van de tijdens het belastbare tijdperk werkelijk betaalde uitgaven en mag per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 25.000 euro.
De belastingvermindering is gelijk aan 30 pct. van het in aanmerking te nemen bedrag.
In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten.
De Koning regelt de uitvoering van deze bepaling en bepaalt inzonderheid wat, voor de toepassing van de belastingwet, wordt verstaan onder « voor het publiek toegankelijk zijn ». ».
Art. 32.In artikel 154, § 3, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 mei 2007, worden de woorden « § 2, » telkens vervangen door de woorden « § 2, eerste lid, ».
Art. 33.Artikel 171, 4°, k, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 november 2011, wordt vervangen als volgt : « k) de premie bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een Impulsfonds voor de huisartsen-geneeskunde en tot vaststelling van werkingsregels ervan. ».
Art. 34.Artikel 466, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 april 2011, wordt vervangen als volgt : « Het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bedrag wordt evenwel verminderd met het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op de roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 1° en 2°, die geen beroepskarakter hebben. ».
Art. 35.Artikel 515septies, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de programmawet van 22 juni 2012, wordt aangevuld met de woorden « of zijn rechtverkrijgenden ».
Art. 36.In artikel 515novies, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 22 juni 2012, wordt het woord « rechthebbenden. » vervangen door het woord « rechtverkrijgenden. ».
Art. 37.In artikel 526, § 2, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2005, worden in de bepaling onder het tweede streepje de woorden « en waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is » opgeheven.
Art. 38.In artikel 527 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden « artikel 526, derde lid, » telkens vervangen door de woorden « artikel 526, § 2, tweede lid, ».
Art. 39.Artikel 3 treedt in werking vanaf aanslagjaar 2010.
Artikel 23, 3°, treedt in werking vanaf aanslagjaar 2012.
De artikelen 5 en 7 zijn van toepassing op de inkomsten verkregen vanaf 1 januari 2012.
Artikel 33 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2012.
Artikel 35 is van toepassing op de kapitalen die worden overgedragen vanaf 1 januari 2012.
Artikel 36 is van toepassing op de kapitalen en afkoopwaarden die worden overgedragen vanaf 1 juli 2012.
Artikel 23, 2°, is van toepassing op de uitgaven die werkelijk worden betaald tijdens een belastbaar tijdperk verbonden met aanslagjaar 2013 of een later aanslagjaar.
De artikelen 2, 4, 6, 8 tot 23, 1°, 24 tot 32, 34, 37 en 38 treden in werking vanaf aanslagjaar 2013.
Artikel 34 is ook van toepassing voor het aanslagjaar 2012 indien de gronden van belastbaarheid zijn weggevallen vóór 31 december 2012. Afdeling 2. - Wijzigingen met betrekking tot vennootschappen en andere
rechtspersonen
Art. 40.In artikel 19bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2005, 21 december 2009 en 19 mei 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « ingeval van overdracht onder bezwarende titel van aandelen, » ingevoegd tussen het woord « verkregen » en worden de woorden « ingeval van inkoop » en de woorden « 40 pct.» vervangen door de woorden « 25 pct. »; 2° in paragraaf 1, vijfde lid worden de woorden « , met uitsluiting van die bedoeld in artikel 2, § 5, van hetzelfde koninklijk besluit » opgeheven;3° in paragraaf 1, wordt het zesde lid vervangen als volgt : « Onder collectieve beleggingsinstellingen in effecten in de zin van dit artikel, worden verstaan de instellingen erkend overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's), en de collectieve beleggingsinstellingen gevestigd buiten het grondgebied waarop de Associatieovereenkomst tot oprichting van de Europese Economische Ruimte krachtens zijn artikel 126 van toepassing is.»; 4° in paragraaf 1, zevende lid worden de woorden « 40 pct.» vervangen door de woorden « 25 pct. »; 5° in paragraaf 1, achtste lid worden de woorden « wordt dit percentage geacht meer dan 40 pct.te bedragen » vervangen door de woorden « wordt dit percentage geacht 100 pct. te bedragen »; 6° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Wanneer de aanschaffings- of beleggingswaarde niet gekend is, is het belastbaar bedrag van de inkomsten het ontvangen bedrag tijdens de verrichting vermenigvuldigd met het percentage bedoeld in het eerste lid.».
Art. 41.In artikel 45, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 11 december 2008 en gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, worden de woorden « van artikelen 44, § 1, 2°, en 217, 2° » vervangen door de woorden « van artikelen 44, § 1, 2°, en 192, § 1, eerste lid, ».
Art. 42.Artikel 75, 3°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 december 1992, wordt vervangen als volgt : « 3° vaste activa indien het recht van gebruik ervan anders dan op de wijze als vermeld sub 2° is overgedragen aan een andere belastingplichtige, tenzij de overdracht gebeurt aan een natuurlijke persoon of aan een vennootschap, die zelf aan de voorwaarden, criteria en grenzen voor de toepassing van de investeringsaftrek tegen eenzelfde of een hoger percentage voldoet, die de vaste activa in België gebruikt voor het behalen van winst of baten en die het recht van gebruik daarvan geheel noch gedeeltelijk aan een derde overdraagt; ».
Art. 43.In artikel 181, 7°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 16 november 2004, worden de woorden « 7° erkend zijn voor de toepassing van artikel 104, 3°, b, d, e, h tot l, 4° en 4° bis, » vervangen door de woorden « 7° erkend zijn voor de toepassing van artikel 14533, § 1, eerste lid, 1°, b, d, e, h tot l, 2° en 3°, ».
Art. 44.Artikel 192, § 1, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en bij de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999, 15 december 2004, 11 december 2008, 22 december 2009 en 29 maart 2012, wordt aangevuld met een lid, luidende : « Om vast te stellen of aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van behoud gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom is voldaan in hoofde van de overnemende of verkrijgende vennootschap, worden de overgedragen aandelen ten gevolge van belastingneutrale verrichtingen bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, 214, § 1, en 231, §§ 2 en 3, die, naargelang het geval, beantwoorden aan het bepaalde in artikel 183bis, geacht te zijn verkregen op de datum waarop ze zijn verkregen door de inbrenger of de omgevormde, overgenomen of gesplitste vennootschap. ».
Art. 45.In artikel 198, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de programmawet van 22 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden « de in mindering van de vennootschapsbelasting gestorte sommen en de roerende voorheffing die de schuldenaar van het inkomen met miskenning van artikel 261, tot ontlasting van de verkrijger heeft gedragen, » vervangen door de woorden « de in mindering van de vennootschapsbelasting gestorte sommen, en zowel de bijkomende heffing op roerende inkomsten als de roerende voorheffing die de schuldenaar van het inkomen met miskenning van de artikelen 174/1 en 261 tot ontlasting van de verkrijger heeft gedragen, »;2° in het eerste lid, 9°, wordt het woord « kosteloos » opgeheven.
Art. 46.In artikel 199 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999, worden de woorden « in artikel 104, 5°, b, » vervangen door de woorden « in artikel 14533, § 1, eerste lid, 5°, » en worden de woorden « en uitgaven die krachtens dit Wetboek of krachtens bijzondere wettelijke bepalingen voor een belastingvermindering voor giften in aanmerking komen, » ingevoegd tussen de woorden « vrijgestelde inkomsten » en de woorden « die begrepen zijn ».
Art. 47.In artikel 200 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001, worden de woorden « die inzake aftrekbare giften zijn vermeld in artikel 109, » vervangen door de woorden « die inzake vermindering voor giften zijn vermeld in artikel 14533, § 1, vierde lid, ».
Art. 48.Artikel 205quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt opgeheven.
Art. 49.In artikel 219bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen als volgt : « Deze aanslag is gelijk aan 34 pct.van het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk, die werden aangelegd gedurende een belastbaar tijdperk verbonden aan de aanslagjaren 2003 en vorige, en aan 28 pct. van het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk, die werden aangelegd gedurende een belastbaar tijdperk verbonden aan de aanslagjaren 2004 en volgende. ». 2° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « 34 % » vervangen door de woorden « 28 pct.».
Art. 50.In artikel 223, eerste lid, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011, wordt het woord « kosteloos » opgeheven.
Art. 51.In artikel 234, eerste lid, 6°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011, wordt het woord « kosteloos » opgeheven.
Art. 52.In artikel 266, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « 15 pct. » vervangen door de woorden « 21 pct. ».
Art. 53.In artikel 269 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 28 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden in de bepaling onder 1° bis, de woorden « de bepalingen onder in 4° en 5° ;» vervangen door de woorden « de bepalingen onder 4° en 5° ; »; 2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt : « 5° op 15 pct.voor de inkomsten uit in artikel 21, 5°, bedoelde spaardeposito's, en in zoverre zij, wat de inkomsten betaald of toegekend aan natuurlijke personen betreft, meer bedragen dan de in de bepaling onder 5° van dat artikel bepaalde grenzen. »; 3° in het derde lid, e, worden de woorden « van 15 pct.» vervangen door de woorden « van 21 pct. ».
Art. 54.In de Franse tekst van artikel 365 van hetzelfde Wetboek, hersteld door artikel 33 van de wet van 11 december 2008, worden de woorden « est établie dans les délais prévus dans ce présent chapitre dans le chef de la société absorbante ou des sociétés bénéficiaires, même au moment où la société absorbée ou scindée comme personne morale n'existe plus. » vervangen door de woorden « est établie dans les délais prévus dans le présent chapitre dans le chef de la société absorbante ou des sociétés bénéficiaires, même à un moment où la société absorbée ou scindée n'existe plus en tant que personne morale. ».
Art. 55.In artikel 521, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « van artikel 192, eerste lid, » vervangen door de woorden « van artikel 192, § 1, eerste lid, ».
Art. 56.In titel X van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 536 ingevoegd, luidende : «
Art. 536.De overeenkomstig artikel 205quinquies, zoals dit bestond voor de opheffing ervan door artikel 48 van de wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, overgedragen vrijstellingen voor de aftrek voor risicokapitaal, die nog niet konden worden in mindering gebracht van de winst van een belastbaar tijdperk afgesloten op ten laatste 30 december 2012, alsmede de niet verleende vrijstelling bij geen of onvoldoende winst voor dit belastbaar tijdperk, worden achtereenvolgens in mindering gebracht van de winst van de zeven belastbare tijdperken volgend op dat waarin de aftrek voor risicokapitaal in eerste instantie niet in mindering gebracht kon worden, binnen de beperkingen en op de wijze voorzien in dit artikel.
De in het eerste lid vermelde aftrek van de overdracht voor risicokapitaal wordt uitgevoerd tot het bedrag van de winst die nog bestaat na de toepassing van alle in de artikelen 199 tot 206 bepaalde aftrekken in uitvoering van artikel 207, eerste lid.
Als het resultaat verkregen na de andere in de artikelen 199 tot 206 bepaalde aftrekken, hoger is dan één miljoen euro, wordt het krachtens dit artikel vrijgesteld bedrag dat deze beperking overtreft, zelf beperkt tot 60 pct.
In afwijking van het eerste lid, worden de bedragen die nog niet konden worden in mindering gebracht omwille van deze beperking tot 60 pct. achtereenvolgens in mindering gebracht, binnen de beperkingen en op de wijze bedoeld in het tweede en het derde lid, van de winst van de volgende belastbare tijdperken, zelfs na de vervaldag van de periode van aftrek bedoeld in het eerste lid, zodat de beperking niet tot gevolg heeft dat het bedrag dat men had kunnen aftrekken indien de beperking niet had bestaan, wordt verminderd. ».
Art. 57.De artikelen 118 en 120 van de programmawet van 27 december 2005 worden opgeheven.
Art. 58.Elke wijziging die vanaf 28 november 2011 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van de bepalingen als vermeld in de artikelen 45 en 52, vierde lid, wat de inwerkingtreding van dat artikel 45 betreft, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen.
Art. 59.Artikel 54 is van toepassing voor verrichtingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009.
Artikel 45, 1°, is van toepassing op de uitgaven gedaan of gedragen vanaf 1 januari 2012.
De artikelen 43, 46 en 47 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2012.
De artikelen 45, 2°, 50 en 51 zijn van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 1 januari 2012.
Artikel 53, 2°, is van toepassing op de interesten toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012.
De artikelen 48, 49, 1°, en 56 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2013.
Elke wijziging die vanaf 28 november 2011 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van deze artikelen 48, 49, 1°, en 56.
Artikel 40 is van toepassing op de verrichtingen die plaatsgrijpen vanaf de datum waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Artikel 42 is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2013, in zover de vaste activa vanaf 1 januari 2012 zijn verkregen of tot stand gebracht.
De artikelen 41 en 44 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2013, alsmede op meerwaarden gerealiseerd vanaf 28 november 2011 en voor verrichtingen of overbrengingen die plaatsvinden vanaf 28 november 2011, tijdens een belastbaar tijdperk dat ten vroegste op 6 april 2012 afsluit en verbonden is aan het aanslagjaar 2012.
Elke wijziging die vanaf 28 november 2011 aan de afsluitingsdatum van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking op de toepassing van artikelen 41, 42 en 44.
Artikel 49, 2°, is van toepassing op de dividenden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013. Afdeling 3. - Wijzigingen met betrekking tot niet-inwoners
Art. 60.In artikel 228 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord « uitsluitend » opgeheven;2° de inleidende zin van paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.In de in § 1 bedoelde inkomsten zijn begrepen : »; 3° in paragraaf 2, 3°, d, worden de woorden « in een inrichting waarover een andere in artikel 227, 2°, vermelde niet-inwoner in België beschikt, » vervangen door de woorden « in een Belgische inrichting waarover een andere in artikel 227, 2°, vermelde niet-inwoner beschikt, »;4° in paragraaf 2, 6°, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : « 6° de in artikel 23, § 1, 4°, vermelde bezoldigingen, rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste : »;5° de bepaling van paragraaf 2, 6°, d, wordt vervangen als volgt : « d) van een Belgische inrichting waarover een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner beschikt;»; 6° de bepaling van paragraaf 2, 7° bis, d, wordt vervangen als volgt : « d) een Belgische inrichting waarover een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner beschikt;»; 7° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3.De belasting wordt eveneens geheven van de inkomsten die niet door § 1 en § 2 worden beoogd maar die overeenkomstig de voorgaande titels van dit wetboek als belastbare inkomsten beschouwd worden en ten laste vallen : a) van een rijksinwoner;b) van een binnenlandse vennootschap of van een vereniging, instelling of lichaam met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België;c) van de Belgische Staat, Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten;d) van een Belgische inrichting waarover een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner beschikt, voor zover die inkomsten ingevolge een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting belastbaar zijn in België, of, wanneer dergelijke overeenkomst niet van toepassing is, voor zover de belastingplichtige niet bewijst dat de inkomsten daadwerkelijk belast werden in de Staat waarvan hij inwoner is.».
Art. 61.In artikel 229 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 11 december 2008 en 22 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 1.Onder de uitdrukking « Belgische inrichting » wordt verstaan elke vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de beroepswerkzaamheden van een buitenlandse onderneming geheel of gedeeltelijk in België worden uitgeoefend. »; 2° in de inleidende zin van paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden « een vaste inrichting : » vervangen door de woorden « een vaste bedrijfsinrichting : »;3° tussen de paragrafen 2 en 3 worden de paragrafen 2/1 en 2/2 ingevoegd, luidende : « § 2/1.Wanneer een buitenlandse onderneming in België voor eenzelfde of voor met elkaar verband houdende projecten diensten levert door middel van één of meer natuurlijke personen die in België aanwezig zijn en er die diensten leveren gedurende een tijdvak of tijdvakken waarvan de duur in het totaal 30 dagen te boven gaat of gaan tijdens enig tijdperk van twaalf maanden, vormen de werkzaamheden die in België in het kader van die levering van diensten worden uitgeoefend een Belgische inrichting. § 2/2. Wanneer een buitenlandse onderneming verbonden of geassocieerd is met één of meerdere andere ondernemingen in de zin van respectievelijk de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van vennootschappen, wordt de gecumuleerde duur van de gelijkaardige werkzaamheden die door deze ondernemingen in België worden uitgeoefend, in aanmerking genomen om vast te stellen of de duur van de door de bedoelde buitenlandse onderneming in België uitgeoefende werkzaamheden meer bedraagt dan de minimale duur die in § 1, tweede lid, 8°, en in § 2/1 is vastgelegd om een Belgische inrichting te vormen, of dan de minimale duur die door een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting is vastgelegd om een vaste inrichting te vormen.
Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de buitenlandse onderneming bewijst dat het uitoefenen van gelijkaardige werkzaamheden door haarzelf of door één of meer ondernemingen waarmee ze verbonden of geassocieerd is, gerechtvaardigd is op grond van andere motieven dan te vermijden dat die werkzaamheden, naargelang het geval, een Belgische inrichting of een vaste inrichting vormen met behulp waarvan die werkzaamheden worden uitgeoefend. »; 4° in paragraaf 3 worden de woorden « artikel 228, § 2, 3° of 4° » vervangen door de woorden « artikel 228, § 2, 3°, 3° bis of 4°, » en worden de woorden « voor de toepassing van artikel 228, § 2, 3°, » en « , voor de toepassing van artikel 228, § 2, 4°, » geschrapt;5° in paragraaf 4, vijfde lid, wordt het woord « inrichting » telkens vervangen door de woorden « Belgische inrichting ».
Art. 62.In artikel 230 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, b en c, worden de woorden « de inrichting waarover hij in België beschikt;» telkens vervangen door de woorden « de Belgische inrichting waarover hij beschikt »; 2° in het eerste lid, 3°, b, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder het derde streepje worden de woorden « artikel 104, 3°, a, of b, » vervangen door de woorden « artikel 14533, § 1, eerste lid, 1°, a of b, »;b) in de bepaling onder het vierde streepje worden de woorden « artikel 104, 4°, » vervangen door de woorden « artikel 14533, § 1, eerste lid, 2°, »;c) in de bepaling onder het vijfde streepje worden de woorden « artikel 104, 4° bis, » vervangen door de woorden « artikel 14533, § 1, eerste lid, 3°, ».
Art. 63.In artikel 231, § 2, zesde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juli 1992, wordt het woord « inrichting » vervangen door de woorden « Belgische inrichting ».
Art. 64.In artikel 232, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 25 april 2007, 4 mei 2007, 22 december 2008 en 22 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden « hun in België behaalde of verkregen beroepsinkomsten » vervangen door de woorden « hun in artikel 228, § 1, bedoelde beroepsinkomsten »;2° de bepaling onder a wordt vervangen als volgt : « a) beschikken of geacht worden te beschikken over één of meer Belgische inrichtingen;».
Art. 65.In artikel 240, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « een inrichting waarover die belastingplichtigen in België beschikken, » vervangen door de woorden « een Belgische inrichting waarover die belastingplichtigen beschikken, ».
Art. 66.Artikel 242, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 januari 1996 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2008 en 14 april 2011, wordt vervangen als volgt : « § 1. Wanneer de belastingplichtige in België belastbare beroepsinkomsten heeft behaald of verkregen die tenmiste 75 pct. bedragen van het geheel van zijn in het belastbaar tijdperk behaalde of verkregen binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten, zijn de in artikel 104 vermelde bestedingen aftrekbaar van het totale bedrag van de in artikel 232 vermelde netto-inkomsten.
Wanneer de belastingplichtige die niet voldoet aan de inkomstenvoorwaarde als vermeld in het eerste lid, gedurende het gehele belastbare tijdperk in België een tehuis heeft behouden, zijn de in artikel 104 vermelde bestedingen, met uitzondering van de in artikel 104, 1° en 2°, vermelde uitkeringen tot onderhoud wanneer de verkrijger van de uitkering geen rijksinwoner is, aftrekbaar van het totale bedrag van de in artikel 232 vermelde netto-inkomsten. ».
Art. 67.In artikel 243, vierde lid, tweede streepje, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 8 juni 2008 en 22 december 2008, worden de woorden « en waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is » opgeheven.
Art. 68.In artikel 244 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 januari 1996 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « in het belastbaar tijdperk behaalde of verkregen » ingevoegd tussen de woorden « het geheel van zijn » en « binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten. »; 2° in het tweede lid, tweede streepje, worden de woorden « en waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is » opgeheven.
Art. 69.Artikel 248 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 juli 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001, en bij de wetten van 4 mei 2007, 22 december 2008, 22 december 2009 en 14 april 2011, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. De in artikel 227 beoogde belastingplichtigen die inkomsten verkrijgen zoals bedoeld in artikel 228, § 3, kunnen er ook voor opteren om § 1 niet op die inkomsten toe te passen. Die keuze is definitief, onherroepelijk en bindend voor de belastingplichtige. In dat geval worden voormelde inkomsten toegevoegd aan de, naargelang het geval, in artikel 232, 233 of 234 bedoelde inkomsten om het netto bedrag te bepalen en de belasting te berekenen. ».
Art. 70.Artikel 270 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 28 december 1992 en 22 juli 1993, bij het koninklijk besluit van 12 december 1996 en bij de wetten van 22 december 1998 en 24 december 2002, wordt aangevuld als volgt : « 7° degenen die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in artikel 228, § 3, vermelde inkomsten betalen of toekennen. » .
Art. 71.In artikel 272, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993, worden de woorden « de in artikel 270, 1°, 3° en 6° vermelde belastingschuldigen » vervangen door de woorden « de in artikel 270, 1°, 3°, 6° en 7°, vermelde belastingschuldigen ».
Art. 72.In artikel 294, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden « of beroepsinkomsten, » vervangen door de woorden « , in artikel 228, § 1, bedoelde beroepsinkomsten of diverse inkomsten die overeenkomstig artikel 248, § 2, aan de in artikel 232, eerste lid, 2°, vermelde inkomsten zijn toegevoegd, ».
Art. 73.De artikelen 62, 2°, 66 tot 68 en 72 treden in werking vanaf aanslagjaar 2013.
De artikelen 60, 1° tot 3° en 5° tot 7°, 61, 62, 1°, 63 tot 65, 70 en 71 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2013.
Artikel 69 treedt in werking vanaf aanslagjaar 2014. HOOFDSTUK 3. - Diverse taksen
Art. 74.Artikel 172 van het Wetboek diverse rechten en taksen, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011, wordt artikel 1721.
Art. 75.Artikel 173 van het Wetboek diverse rechten en taksen, ingevoegd bij artikel 68 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, wordt artikel 1722. HOOFDSTUK 4. - Maatregelen voor een betere inning
Art. 76.In artikel 157 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid : a) worden de woorden « door de overledene, zijn erfgenamen en legatarissen waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest, of de begunstigden van een door hem gemaakte contractuele erfstelling verschuldigde belastingen en bijbehoren die » vervangen door de woorden « schulden van de overledene, zijn erfgenamen en legatarissen waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest, of de begunstigden van een door hem gemaakte contractuele erfstelling, mits die schulden »;b) wordt in de Franse tekst het woord « dus » vervangen door het woord « dues »;c) worden de woorden « en die tot een derdenbeslag of een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven » opgeheven;d) worden de woorden « ter post aangetekende brief » worden vervangen door de woorden « aangetekende brief met ontvangstmelding »;2° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden « aan rechtverkrijgenden waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest.» vervangen door de woorden « aan de rechtverkrijgende waarvan de identiteit vermeld is in de akte of het attest en betreffende dewelke de notaris aansprakelijk kan worden gesteld. ».
Art. 77.In artikel 158, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « van belastingschulden lastens de overledene of een andere persoon vermeld in het bericht met opgave voor elk van de schuldenaars van het bedrag van de belastingen en hun bijbehoren, die aanleiding kunnen geven tot derdenbeslag of inschrijving van de wettelijke hypotheek van de Schatkist. » vervangen door de woorden « lastens de overledene of een andere persoon vermeld in het bericht, van een fiscale schuld bestaande uit belastingen en bijbehoren, met opgave voor elk van de schuldenaars van het bedrag van de vorenbedoelde schuld. ».
Art. 78.Artikel 159 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 159.In het attest van erfopvolging of aan de voet van de uitgifte van de akte van erfopvolging wordt vermeld hetzij dat er geen kennisgeving van schulden bij toepassing van artikel 158 werd gedaan en dit zowel in hoofde van de overledene als in hoofde van één of meerdere personen die vermeld zijn in het bericht en die bestemmeling zijn van het attest of de uitgifte, hetzij dat de schulden waarvan bij toepassing van artikel 158 kennis werd gegeven zijn betaald of, in voorkomend geval zullen worden betaald met de tegoeden gehouden door de schuldenaar.
De vermelding van de gedane of van de nog te verrichten betaling wordt door de door de Koning aangewezen ambtenaar aan de voet van het attest toegevoegd of vervolledigd.
De notaris die een attest van erfopvolging of een uitgifte van een akte van erfopvolging aflevert waarin onjuiste vermeldingen staan betreffende het ontbreken van de kennisgeving of betreffende de betaling van schulden waarvan van het bestaan kennis werd gegeven overeenkomstig artikel 158, loopt dezelfde aansprakelijkheid op als de notaris die de verplichting bepaald in artikel 157, § 1, niet naleeft.
Die aansprakelijkheid is evenwel beperkt tot het bedrag dat als gevolg van die onjuistheden niet kon worden ingevorderd. ».
Art. 79.In artikel 160 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « uit de akte of het attest van erfopvolging » vervangen door de woorden « uit het attest van erfopvolging of uit de uitgifte van de akte van erfopvolging »;2° in paragraaf 2, worden de woorden « vermeld dat alle op naam van de overledene en alle op naam van de erfgenaam, de legataris of de begunstigde van een contractuele erfstelling bestaande schulden en hun bijbehoren waarvan bij toepassing van artikel 158 gebeurlijk kennis werd gegeven, werden betaald.» vervangen door de woorden « vermeld : a) dat alle op naam van de overledene en alle op naam van de erfgenaam, de legataris of de begunstigde van een contractuele erfstelling bestaande schulden waarvan bij toepassing van artikel 158 in voorkomend geval kennis werd gegeven, werden betaald of;b) dat de tegoeden kunnen worden vrijgegeven aan de erfgenaam, de legataris of de begunstigde van een contractuele erfstelling na betaling, door middel van de door de schuldenaar gehouden fondsen, van zijn schulden en van zijn deel in de schulden van de overledene waarvan werd kennisgegeven.»; 3° in paragraaf 2 wordt het woord « expeditie » vervangen door het woord « uitgifte »;4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3.De in de § 1 bedoelde aansprakelijkheid is beperkt tot de waarde van de tegoeden die zijn vrijgegeven aan de schuldenaars die zijn vermeld in de kennisgeving waarvan sprake in artikel 158. ».
Art. 80.In artikel 163 van dezelfde wet worden de woorden « of dienst » ingevoegd, tussen het woord « persoon » en het woord « die ».
Art. 81.In artikel 1240bis van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet 6 mei 2009 en gewijzigd bij de programmawet van 29 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt een derde lid ingevoegd, luidende : « De Koning kan een door hem aangewezen dienst belasten met de taak die is opgedragen aan de ontvanger der successierechten bedoeld in het eerste lid en in paragraaf 3 en die laatste ervan ontslaan.»; 2° paragraaf 4, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « In voorkomend geval vermeldt de akte of het attest het nummer van het Nationaal Register, van het Bis-Register of het ondernemingsnummer van de belanghebbenden.»; 3° in paragraaf 5 worden de woorden « of de ontvanger van het successiekantoor kunnen » vervangen door de woorden « , de ontvanger van het successiekantoor of de door de Koning bij toepassing van paragraaf 1, derde lid, aangewezen dienst kunnen ». HOOFDSTUK 5. - Fedorest
Art. 82.In artikel 73 van de programmawet van 8 juni 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « overeenkomstig artikel 140 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, » vervangen door de woorden « overeenkomstig de artikelen 77 tot en met 84 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, » en worden de woorden « een Staatsdienst met afzonderlijk beheer » vervangen door de woorden »een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie »;2° tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende leden ingevoegd : « Voor het verwezenlijken van zijn doelstellingen kan FEDOREST ook overeenkomsten sluiten met andere dan federale overheden of overheidsdiensten of instellingen die onder hun bevoegdheid vallen, wanneer deze FEDOREST verzoeken om de dienstverlening inzake restauratie voor hen te organiseren en wanneer deze samenwerking toelaat om de dienstverlening voor de federale ambtenaren beter of efficiënter te organiseren. In voorkomend geval zal een overeenkomst worden afgesloten tussen FEDOREST en die overheid waarin de financiering en de wederzijdse rechten en plichten van beide partijen worden geregeld. ». . HOOFDSTUK 6. - Werkingskosten van de FSMA
Art. 83.Artikel 41 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, wordt opgeheven.
Art. 84.In artikel 10, eerste lid, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 april 2010 en het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt : « 7° Een jaarlijkse bijdrage in de werkingskosten van de FSMA betalen, vastgesteld overeenkomstig artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002. ».
Art. 85.In artikel 8, eerste lid, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2009, wordt de bepaling onder 10° vervangen als volgt : « 10° een jaarlijkse bijdrage in de werkingskosten van de FSMA betalen, vastgesteld overeenkomstig artikel 56 van de wet betreffende het toezicht op de financiële sector. ».
Art. 86.In artikel 5 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Overeenkomstig artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, dragen de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die aan het toezicht van de FSMA onderworpen zijn, de kosten van het toezicht dat door de FSMA ten aanzien van hen wordt uitgeoefend. ». HOOFDSTUK 7. - Financiering van de Nationale Kas voor Rampenschade
Art. 87.Voor het jaar 2012 wordt een bedrag van 11.860.300 euro afkomstig van de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen, zoals bepaald bij de artikelen 173 tot 183 van boek II, titel V, van het Wetboek diverse rechten en taksen, toegewezen door middel van het toewijzingsfonds 66.80.00.44B teneinde de Nationale Kas voor Rampenschade te financieren.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 december 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE De Minister van Justicie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetsontwerp, 53-2458 - Nr. 1. - Amendementen, 53-2458 - Nr. 2. - Verslag, 53-2458 - Nr.3. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-2458 - Nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-2458 - Nr. 5.
Integraal Verslag. - 28 en 29 november 2012.
Senaat.
Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 5-1867 - Nr. 1. - Verslag, 5-1867 - Nr. 2. - Beslissing om niet te amenderen, 5-1867 - Nr. 3.
Handelingen van de Senaat. - 6 december 2012.