Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 juni 2014
gepubliceerd op 10 juli 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingverminderingen met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde uitgaven

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2014003284
pub.
10/07/2014
prom.
30/06/2014
ELI
eli/besluit/2014/06/30/2014003284/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingverminderingen met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde uitgaven


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen beoogt het KB/WIB 92 aan te passen op het vlak van de belastingvermindering voor het onderhoud en de restauratie van beschermde monumenten en landschappen (artikel 14536 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), de belastingverminderingen voor de eigen woning (artikelen 14537 tot 14546, WIB 92) en de belastingvermindering voor dakisolatie (artikelen 14547, WIB 92). Overeenkomstig artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zijn vanaf aanslagjaar 2015 uitsluitend de gewesten bevoegd om voordelen met betrekking tot bepaalde uitgaven te verlenen, waaronder de uitgaven die recht geven op de hiervoor vermelde belastingverminderingen.

Ook de belastingverminderingen voor PWA- en dienstencheques (artikelen 14521 tot 14523, WIB 92, voor uitgaven voor de vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid (artikel 14525, WIB 92), voor uitgaven gedaan voor de vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs in huur gegeven woningen (artikel 14530, WIB 92) en voor uitgaven ter beveiliging van een woning tegen inbraak of brand (artikel 14531, WIB 92), worden vanaf aanslagjaar 2015 overeenkomstig artikel 5/5, § 4, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 tot financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten als gewestelijke belastingvermindering verleend. De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot deze belastingverminderingen moeten evenwel niet worden aangepast.

Overeenkomstig artikel 5/5, § 4, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten zijn vanaf aanslagjaar 2015 uitsluitend de gewesten bevoegd voor het verlenen van fiscale voordelen voor energiebesparende uitgaven. De belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in het belastbaar tijdperk zelf (i.c. uitgaven voor dakisolatie) wordt een gewestelijke belastingvermindering die zal worden verleend op grond van het nieuwe artikel 14547, WIB 92. De overgedragen belastingverminderingen voor uitgaven in 2011 en 2012 zullen evenwel verder worden verleend als federale belastingverminderingen op grond van het gewijzigde artikel 14524, § 1, WIB 92. Hetzelfde geldt voor de belastingvermindering voor energiezuinige woningen (artikel 14524, § 2, WIB 92 zoals het bestond voordat het werd opgeheven bij de wet van 28 december 2011 en op grond van artikel 535, WIB 92 van toepassing is gebleven). In het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Raad van State werd voorgelegd, waren ook een aantal wijzigingen opgenomen met betrekking tot de uitvoering van deze bepalingen. Gelet op het advies van de Raad van State worden de artikelen 2 tot 6 en 12 van het ontwerp met betrekking tot de uitvoering van artikel 14524, § 1, WIB 92 en van artikel 14524, § 2, WIB 92 zoals het bestond voordat het werd opgeheven bij de wet van 28 december 2011 en op grond van artikel 535, WIB 92 van toepassing blijft, uit het ontwerp verwijderd. Deze bepalingen zullen in een apart ontwerp van koninklijk besluit worden opgenomen, net als artikel 13 van het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit, dat bijlage IIbis van het KB/WIB 92 opheft. De bijlage IIbis van het KB/WIB 92 is immers verbonden met artikel 6311, KB/WIB 92 dat de uitvoeringsbepaling is voor de in artikel 14524, § 1, WIB 92 vermelde belastingvermindering.

Er wordt opgemerkt dat het advies inhoudt dat de Raad van State erkent dat de federale overheid ook na 1 juli 2014 bevoegd blijft voor de belastingverminderingen die op grond van de voormelde artikelen 14524, § 1 en 14524, § 2, WIB 92 worden verleend.

De voorgestelde wijzigingen betreffen louter technische wijzigingen aan het KB/WIB 92. 1. wijzigingen inzake de belastingvermindering voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen als bedoeld in artikel 14536, WIB 92 1° opheffen van afdeling XX en invoegen van een nieuwe afdeling XXVundecies/3 in hoofdstuk I van het KB/WIB 92 De wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen heeft onder meer de aftrek van de uitgaven die de eigenaar van niet verhuurde gebouwde onroerende goederen, delen van gebouwde onroerende goederen of landschappen die zijn beschermd overeenkomstig de wetgeving op het behoud van Monumenten en Landschappen of volgens een gelijkaardige wetgeving in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, heeft gedaan voor het onderhoud en de restauratie ervan, voor zover die onroerende goederen, delen van onroerende goederen of landschappen, voor het publiek toegankelijk zijn (artikel 104, 8°, WIB 92, zoals het bestond vooraleer het door de voormelde wet van 13 december 2012 werd opgeheven) omgevormd tot een belastingvermindering (artikel 14536, WIB 92).De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de in artikel 104, 8°, WIB 92 bedoelde aftrekbare besteding worden opgeheven en getransfereerd naar een nieuwe afdeling XXVundecies/3, die de uitvoeringsbepalingen bevat voor de in artikel 14536, WIB 92 bedoelde belastingvermindering. Deze wijzigingen treden in werking vanaf aanslagjaar 2013. (artikelen 1 en 2 van het besluit; inwerkingtreding : artikel 8, eerste lid, van het besluit) De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de in de artikelen 14533 en 14535, WIB 92 bedoelde belastingverminderingen (artikelen 6318/1 tot 6318/8 KB/WIB 92) worden door een ander koninklijk besluit ingevoegd in de afdelingen XXVundecies/1 en XXVundecies/2 in hoofdstuk I van het KB/WIB 92, eveneens met aanslagjaar 2013 als inwerkingtreding.

Deze terugwerkende kracht is verantwoord, gelet op het feit dat de aangebrachte wijzigingen louter een verschuiving inhouden van de uitvoeringsbepalingen van het deel van het KB/WIB 92 met betrekking tot aftrekken van het belastbaar inkomen naar het deel van het KB/WIB 92 met betrekking tot belastingverminderingen en derhalve de continuïteit in de toepassingsregels garanderen, zonder in te grijpen op verkregen situaties. 2° wijzigingen aan de nieuw ingevoegde afdeling vanaf aanslagjaar 2015 Ingevolge de wijzigingen die aan artikel 14536, WIB 92 zijn aangebracht door de wet van 8 mei 2014 is de delegatie aan de Koning om de toepassingsmodaliteiten van de vermindering vast te leggen vanaf aanslagjaar 2015 opgenomen in het achtste lid van het voormelde artikel, en niet langer in het zesde lid.(aanpassing van het opschrift van de afdeling - artikel 3 van het ontwerp van het koninklijk besluit; inwerkingtreding : artikel 8, tweede lid, van het besluit).

De bepalingen van artikel 6318/9, § 1, KB/WIB 92 zoals het door artikel 2 van dit besluit is ingevoegd, zijn vanaf aanslagjaar 2015 opgenomen in artikel 14536, zesde en zevende lid, WIB 92. De bepalingen van het ingevoegde artikel 6318/9, § 2, KB/WIB 92 vormen vanaf aanslagjaar 2015 de tekst van artikel 6318/9, KB/WIB 92, zoals het door artikel 4 van dit besluit wordt vervangen, met dien verstande dat de verwijzingen naar paragraaf 1, 1° en 2°, van artikel 6318/9, KB/WIB 92 zoals het is ingevoegd bij artikel 2 van dit besluit, worden vervangen door verwijzingen naar artikel 14536, zesde en zevende lid, WIB 92 in artikel 6318/9, KB/WIB 92 zoals het wordt vervangen door artikel 4 van dit besluit (artikel 4 van het besluit; inwerkingtreding : artikel 8, tweede lid, van het besluit). 2. invoegen van een nieuwe afdeling XXVundecies/4 in hoofdstuk I van het KB/WIB 92 met de uitvoeringsbepalingen inzake de belastingverminderingen voor de eigen woning Vanaf aanslagjaar 2015 zijn uitsluitend de gewesten bevoegd voor het verlenen van fiscale voordelen voor de uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning.De belastingverminderingen voor de eigen woning zijn in het WIB 92 gegroepeerd in een aparte onderafdeling, i.c. onderafdeling II/octodecies "Belastingverminderingen voor de eigen woning" van titel II, hoofdstuk II, afdeling I, van het WIB 92.

Het betreft o.m. de in een belastingvermindering omgezette aftrek voor enige woning (woonbonus) (artikelen 14537 en 14538, WIB 92), de belastingvermindering voor het lange termijnsparen of bouwsparen (artikelen 14539 tot 14542, WIB 92) en de in een belastingvermindering omgezette aftrek van interesten van hypothecaire leningen (bijkomende interestaftrek) (artikel 14545, WIB 92) voor uitgaven die betrekking hebben op de eigen woning.

In het KB/WIB 92 worden de onderstaande wijzigingen aangebracht vanaf aanslagjaar 2015 (artikel 5 van het besluit; inwerkingtreding : artikel 8, tweede lid, van het besluit). 1° invoegen van een nieuwe afdeling In hoofdstuk I van het KB/WIB 92 wordt een nieuwe afdeling XXVundecies/4 - "Belastingverminderingen voor de eigen woning" ingevoegd.2° uitvoeringsbepaling inzake de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14537, WIB 92 (belastingvermindering voor enige woning) In het ontworpen artikel 6318/10, KB/WIB 92 worden de toepassingsmodaliteiten vastgelegd van de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14537, WIB 92 (gewestelijke "woonbonus").Het artikel is de tegenhanger van artikel 62, KB/WIB 92, dat de toepassingsmodaliteiten vastlegt voor de aftrek voor enige woning ("woonbonus"); 3° uitvoeringsbepalingen inzake de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14539, WIB 92 (belastingvermindering lange termijnsparen - bouwsparen) a) Het ontworpen artikel 6318/11, KB/WIB 92 legt, bij toepassing van artikel 14540, § 5, WIB 92, de toepassingsmodaliteiten vast voor de belastingvermindering voor premies van individuele levensverzekeringen.Het artikel vormt de "gewestelijke" tegenhanger van artikel 632, KB/WIB 92, dat de toepassingsmodaliteiten vastlegt voor de (federale) belastingvermindering voor premies van individuele levensverzekeringen als bedoeld in artikel 1451, 2°, WIB 92.

De bepaling inzake de voorzorgsinstellingen (artikel 632, 1°, tweede streepje, KB/WIB 92) wordt niet meer hernomen. Volgens de administratieve commentaar werd hiermee bv. de A.S.L.K. beoogd die aan andere regels was onderworpen dan de "gewone" verzekeringsondernemigen. Een dergelijk onderscheid is momenteel evenwel niet langer relevant. De notie "verzekeringsonderneming" van het ontworpen artikel 6318/11, KB/WIB 92 beoogt in feite hetzelfde als de notie "verzekeringsonderneming" in de Richtlijn 2009/138/EG van 25 november 2009 (Solvabiliteit II). b) Het ontworpen artikel 6318/12, KB/WIB 92 legt, bij toepassing van artikel 14540, § 5, WIB 92, de toepassingsmodaliteiten vast voor de belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen.Het artikel is de gewestelijke tegenhanger van artikel 633, KB/WIB 92, dat de toepassingsmodaliteiten vastlegt voor de (federale) belastingvermindering voor kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen als bedoeld in artikel 1451, 3°, WIB 92. 4° uitvoeringsbepaling inzake de belastingverminderingen voor premies levensverzekeringen (belastingvermindering voor enige woning en vermindering lange termijnsparen - bouwsparen) In het kader van de belastingvermindering als bedoeld in artikel 1451, 3°, WIB 92 bepaalt artikel 634, KB/WIB 92 dat de premies betreffende een contract met kosteloze of betalende deelneming in de winst, ten belope van hun nominale bedrag voor de vermindering voor het lange termijnsparen in aanmerking worden genomen (ook wanneer het winstaandeel van de premie wordt afgetrokken).Het ontworpen artikel 6318/13, KB/WIB 92 bevat een vergelijkbare bepaling voor de toepassing van de verminderingen voor de eigen woning als bedoeld in de artikelen 14537 en 14539, § 1, eerste lid, 1°, WIB 92. Hierbij wordt opgemerkt dat een dergelijke bepaling destijds niet werd ingevoegd voor de aftrek voor enige woning (artikel 104, 9°, zoals het bestond vooraleer het werd opgeheven door de wet van 8 mei 2014), maar dat het principe administratief wel steeds werd toegepast. 5° uitvoeringsbepaling inzake de belastingvermindering voor interesten van hypothecaire leningen In het ontworpen artikel 6318/14, KB/WIB 92 wordt bij toepassing van artikel 14545, § 2, 3°, b, WIB 92 de aard vastgelegd van de verbouwingswerken die kunnen worden gefinancierd met een hypothecaire lening die in aanmerking komt voor de vermindering voor interesten van hypothecaire leningen als bedoeld in artikel 14545, WIB 92.Het ontworpen artikel 6318/14, KB/WIB 92 vormt de (gewestelijke) tegenhanger van artikel 254, KB/WIB 92, dat de aard van de werken vastlegt voor de toepassing van de (federale) belastingvermindering voor interesten van hypothecaire leningen (artikel 526, WIB 92). 5. invoegen van een nieuwe afdeling XXVundecies/5 in hoofdstuk I van het KB/WIB 92 voor de uitvoeringsbepalingen inzake de belastingvermindering voor dakisolatie als bedoeld in artikel 14547, WIB 92 Vanaf aanslagjaar 2015 zijn uitsluitend de gewesten bevoegd voor het verlenen van fiscale voordelen voor energiebesparende uitgaven voor een woning.Voor de energiebesparende uitgaven in het belastbaar tijdperk zelf (i.c. uitgaven voor dakisolatie) is derhalve een aparte (gewestelijke) belastingvermindering ingevoerd die zal worden verleend op grond van het nieuwe artikel 14547, WIB 92.

In het KB/WIB 92 worden de onderstaande wijzigingen aangebracht vanaf aanslagjaar 2015 (artikel 6 van het besluit; inwerkingtreding : artikel 8, tweede lid, van het besluit). 1° invoegen van een nieuwe afdeling In hoofdstuk I van het KB/WIB 92 wordt een nieuwe afdeling XXVundecies/5 - "Belastingvermindering voor dakisolatie" ingevoegd.2° uitvoeringsbepaling inzake de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14547, WIB 92 Het ontworpen artikel 6318/15, KB/WIB 92 vormt de tegenhanger van de paragrafen 1 en 2 van artikel 6311, KB/WIB 92. De aannemer die de isolatiewerken uitvoert moet op de factuur of een bijlage bij de factuur attesteren dat de werken voldoen aan bepaalde voorwaarden. Deze attestering moet in principe gebeuren aan de hand van de formule die is opgenomen in het ontwerpen artikel 6318/15, § 1, 3°, c, KB/WIB 92. Deze formule verschilt evenwel van de formule die is opgenomen in artikel 6311, § 1, A, 4°, KB/WIB 92, zoals dit nu bestaat. Deze laatste formule kan evenwel gebruikt zijn voor uitgaven waarvoor in 2014 een factuur wordt uitgereikt. In de bepalingen inzake de inwerkingtreding wordt daarom gepreciseerd dat voor de belastingvermindering voor dakisolatie ook aan de attesteringsvoorwaarde als vermeld in het ontworpen artikel 6318/15, § 1, 3°, c, KB/WIB 92 is voldaan wanneer op een factuur die wordt uitgereikt uiterlijk op het einde van de maand die volgt op de maand waarin dit koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, een "oude formule" is gebruikt. Zoals voorgesteld door de Raad van State, wordt deze overgangsbepaling opgenomen in een apart artikel dat ook de "oude formule" herneemt. (artikel 7 van het besluit; inwerkingtreding : artikel 8, derde lid, van het besluit).

De uitvoeringsbepalingen die door dit besluit in het KB/WIB 92 worden ingevoegd, bevatten geen nieuwe beleidsmaatregelen. Dit besluit wordt bovendien genomen om een correcte toepassing te kunnen garanderen van de bepalingen in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die verband houden met belastingverminderingen die vanaf aanslagjaar 2015 een exclusief gewestelijke bevoegdheid zijn. Uit artikel 81quater van de Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gewesten en de Gemeenschappen blijkt dat de federale overheid zich heeft geëngageerd om tegen eind juni 2014 het juridisch kader voor de overgehevelde fiscale uitgaven vast te leggen, zodat de continuïteit van de toepassing van die belastingverminderingen kan worden gegarandeerd zonder decretaal optreden van de Gewesten. In lopende zaken moet de regering net de zaken waarvoor geen nieuw initiatief van de regering is vereist en die met het oog op de continuïteit van het gezag door de uitvoerende macht moeten worden behandeld, verderzetten om te vermijden dat een voor de burgers nadelig vacuüm zou ontstaan.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, K. GEENS

ADVIES 56.492/3 VAN 24 JUNI 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KB/WIB 92 OP HET STUK VAN DE BELASTINGVERMINDERINGEN MET BETREKKING TOT DE IN ARTIKEL 5/5, § 4, EERSTE LID, VAN DE BIJZONDERE WET VAN 16 JANUARI 1989 BETREFFENDE DE FINANCIERING VAN DE GEMEENSCHAPPEN EN DE GEWESTEN BEDOELDE UITGAVEN' Op 17 juni 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van vijf werk- dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingverminderingen met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde uitgaven'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 20 juni 2014 .

De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Kaat Leus, staatsraden, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 24 juni 2014.

Motivering van de spoedeisendheid 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. Door te eisen dat de adviesaanvragen met een termijn van vijf werkdagen van een "bijzondere" motivering worden voorzien, heeft de wetgever tot uiting gebracht dat hij wil dat alleen in uitzonderlijke gevallen verzocht wordt om mededeling van het advies binnen die uitzonderlijk korte termijn. De aanvrager moet derhalve pertinente en voldoende concrete gegevens aanbrengen die het aannemelijk maken dat de ontworpen regeling dermate spoedeisend is dat noodzakelijkerwijze een beroep moet worden gedaan op de procedure bedoeld in artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State (advies mede te delen binnen een termijn van vijf werkdagen) en waarom, op het ogenblik van de adviesaanvraag, geen beroep kon worden gedaan op de procedure bedoeld in artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State (advies mede te delen binnen een termijn van dertig dagen).

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat "- overeenkomstig artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, vanaf aanslagjaar 2015 uitsluitend de gewesten bevoegd zijn voor het verlenen van fiscale voordelen voor onder meer de uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning, voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen en voor uitgaven voor energiebesparende uitgaven in een woning; - de wijzigingen van de voormelde bijzondere wet met betrekking tot de aanvullende gewestelijke belasting op de personenbelasting in werking treden vanaf 1 juli 2014 en van toepassing zijn vanaf aanslagjaar 2015; - artikel 81quater, eerste lid, 2°, van de voormelde bijzondere wet bepaalt dat de gewestelijke belastingverminderingen en -kredieten met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, van diezelfde bijzondere wet bedoelde uitgaven, de verminderingen en kredieten zijn zoals ze zijn opgenomen in de op 30 juni 2014 bestaande fiscale wetgeving; - het voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit uitvoeringsbepalingen bevat met betrekking tot de belastingvermindering voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen (artikel 14536, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de belastingverminderingen voor de eigen woning (artikelen 14537 tot 14546, van hetzelfde Wetboek) en de belastingvermindering voor dakisolatie (artikel 14547, van hetzelfde Wetboek), verminderingen die vanaf aanslagjaar 2015 als gewestelijke belastingverminderingen zullen worden verleend; - het besluit derhalve zeker uiterlijk op 30 juni 2014 moet zijn getroffen".

Deze motivering is overgenomen in de aanhef van het ontwerp. Ze kan echter slechts worden betrokken op de ontworpen uitvoeringsbepalingen die verband houden met bevoegdheden die op 1 juli 2014 aan de gewesten worden overgedragen. Met die motivering is derhalve de spoedeisendheid van de artikelen 2 tot 6 en 12 van het ontwerp, die betrekking hebben op aangelegenheden waarvoor de federale overheid bevoegd blijft, niet verantwoord.

In de adviesaanvraag wordt bovendien het volgende gesteld : "Het ontwerp van koninklijk besluit dat voor advies wordt voorgelegd, is ontstaan uit de samenvoeging van twee ontwerpen van koninklijk besluit die apart voor advies aan de inspecteur van Financiën en voor akkoord aan de Minister van Begroting werden voorgelegd. Het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in een woning en de belastingvermindering voor energiezuinige woningen werd geïntegreerd in het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingverminderingen met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde uitgaven. De overgedragen verminderingen voor energiebesparende uitgaven (artikel 14524, § 1, WIB 92) en de belastingvermindering voor energiezuinige woningen (artikel 14524, § 2, WIB 92 zoals het bestond voordat het werd opgeheven bij de wet van 28 december 2011 en op grond van artikel 535, WIB 92 van toepassing blijft) zullen ingevolge een politiek akkoord voor de aanslagjaren 2015 en volgende als federale belastingverminderingen worden verleend (http ://www.dekamer.be/FLWB/PDF/53/3427/53K3427001.pdf, p. 45). Gelet op de bevoegdheidsoverdracht die vervat zit in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, dat op 1 juli 2014 in werking treedt, acht ik het evenwel aangewezen dat de wijzigingen aan de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voormelde belastingverminderingen uiterlijk op 30 juni 2014 worden aangebracht." De artikelen 2 tot 6 en 12 van het ontwerp zijn niet onlosmakelijk verbonden met de andere artikelen van het ontwerp, zodat voor de spoedeisendheid van die artikelen een aparte verantwoording noodzakelijk is. De laatst geciteerde passage uit de brief bevat echter geen pertinente en voldoende concrete gegevens die het aannemelijk maken dat ook de betrokken bepalingen van de ontworpen regeling dermate spoedeisend zijn dat noodzakelijkerwijze om een advies mede te delen binnen een termijn van vijf werkdagen dient te worden verzocht.

Inzonderheid blijkt niet waarom, op het ogenblik van de adviesaanvraag, geen beroep kon worden gedaan op de procedure waarbij het advies moet worden meegedeeld binnen een termijn van dertig dagen.

Uit wat voorafgaat volgt dat het spoedeisende karakter van de adviesaanvraag, wat die artikelen van het ontwerp betreft, niet naar behoren is gemotiveerd.

De adviesaanvraag is bijgevolg niet ontvankelijk wat de artikelen 2 tot 6 en 12 van het ontwerp betreft. Over die artikelen wordt daarom geen advies gegeven en is met dit advies bijgevolg ook niet voldaan aan de adviesverplichting bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State.

Voorafgaande opmerkingen 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is. 3. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 4. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot wijziging van een aantal bepalingen van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna : KB/WIB 92).Het gaat om uitvoeringsregels met betrekking tot de belastingvoordelen waarvoor de gewesten op 1 juli 2014 bevoegd worden ingevolge artikel 5/5, § 4, eerste lid, 1° ("uitgaven voor het verwerven of het behouden van de eigen woning"), 3° ("uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen") en 5° ("energiebesparende uitgaven in een woning") van de bijzondere wet van 16 januari 1989 `betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten' (hierna : bijzondere financieringswet).

Bevoegdheid 5. Vanaf 1 juli 2014 worden de gewesten exclusief bevoegd voor het bepalen van de regels die vanaf het aanslagjaar 2015 van toepassing zullen zijn voor de belastingvoordelen opgesomd in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere financieringswet (zie de artikelen 5/5, § 4, en 81quater, eerste lid, 2°, van de bijzondere financieringswet en artikel 82, § 2, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 2014 `tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden').Voor zover het ontworpen besluit vóór die datum wordt aangenomen, kan de ontworpen regeling ook vanuit temporeel oogpunt tot de bevoegdheid van de federale overheid worden gerekend. Vanaf 1 juli 2014 zullen de gewestregeringen evenwel bevoegd zijn om het te nemen besluit te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen. Het is dan ook nodig het te nemen besluit uiterlijk op die datum in het Belgisch Staatsblad bekend te maken, zodat de gewestregeringen ervan op de hoogte zijn en met kennis van zaken hun beleidsvoornemen kunnen bepalen ten aanzien van de ontworpen regeling.

Rechtsgrond 6. Voor de artikelen 1, 7 tot 11, 13 en 14 van het ontworpen besluit kan rechtsgrond worden gevonden in de hierna vermelde wetsbepalingen. 6.1. Voor artikel 1 van het ontworpen besluit dient als rechtsgrond te worden verwezen naar de wet van 13 december 2012 `houdende fiscale en financiële bepalingen', gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet. Bij artikel 8, 3°, van die wet is artikel 104, 8°, van het WIB 92 opgeheven met ingang van het aanslagjaar 2013 (artikel 39, achtste lid, van de wet). Die opheffing kaderde in de omvorming van de aftrekbare bestedingen in belastingverminderingen. De opheffing van afdeling XX van hoofdstuk I van het KB/WIB 92 spoort met de opheffing van artikel 104, 8°, van het WIB 92. 6.2. Voor de artikelen 7 tot 9 van het ontworpen besluit is de rechtsgrond voor de aanslagjaren 2013 en 2014 (enkel artikel 7) artikel 14536, zesde lid, van het WIB 92 en vanaf het aanslagjaar 2015 (artikelen 7 tot 9) artikel 14536, achtste lid, van het WIB 92, zoals ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014. Die bepalingen belasten de Koning ermee de toepassingsmodaliteiten van de belastingvermindering voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen te bepalen. 6.3. Voor artikel 10 van het ontworpen besluit is de rechtsgrond te situeren in artikel 14538, § 3, van het WIB 92, dat de Koning de bevoegdheid verleent om de toepassingsmodaliteiten van de belastingverminderingen voor het verwerven of behouden van een enige woning bedoeld in artikel 14537 van het WIB 92 te bepalen, evenals in artikel 14545, § 2, 3°, b), van het WIB 92, dat de Koning opdraagt om de aard van de werken te bepalen die moeten zijn verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige met betrekking tot een woning die volledig of gedeeltelijk wordt vernieuwd. 6.4. Voor de artikelen 11, 13 en 14, zesde lid, van het ontworpen besluit wordt de rechtsgrond geboden door artikel 14547, zesde lid, van het WIB 92. Die bepaling belast de Koning ermee om de voorwaarden te bepalen waaraan de werken in verband met dakisolatie moeten voldoen om de desbetreffende belastingvermindering te genieten.

Onderzoek van de tekst Aanhef 7. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond van het ontworpen besluit. Artikel 14 8. Aan sommige bepalingen van het ontworpen besluit wordt terugwerkende kracht verleend.In dat verband moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.

Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.

Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt. 9.1. Artikel 14, zesde lid, van het ontworpen besluit is eigenlijk een overgangsbepaling, die niet thuishoort in de bepaling van inwerkingtreding, maar ondergebracht zou moeten worden in een apart artikel, in te voegen net voor het artikel met de inwerkingtredingsbepalingen. 9.2. Die overgangsbepaling hoort bij artikel 11 van het ontwerp, vermits erin wordt bepaald dat "aan [de] in artikel 6318/15, § 1, 3°, c, KB/WIB 92 vermelde voorwaarde voldaan [is] wanneer de factuur of de bijlage ervan de formule bevat die is vermeld in artikel 6311, § 1, A, 4°, KB/WIB 92, zoals het bestond alvorens het werd opgeheven bij artikel 3 van dit besluit".

Uit het verslag aan de Koning blijkt duidelijk wat de bedoeling ervan is : indien de thans opgelegde "oude formule" (artikel 6311, § 1, A, 4°, van het KB/WIB 92) nog gebruikt wordt tijdens de korte overgangsperiode, ondanks de verplichting om de nieuwe formule te gebruiken (ontworpen artikel 6318/15, § 1, 3°, c, van het KB/WIB 92), behoudt de belastingplichtige toch het belastingvoordeel. Het is echter raadzaam om duidelijkheidshalve die "oude formule" op te nemen in de overgangsbepaling. Die overgangsbepaling zou dan als volgt kunnen luiden : "Voor de facturen die worden uitgereikt tot de laatste dag van de maand die volgt op de maand waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, is aan de in artikel 6318/15, § 1, 3°, c, van het KB/WIB 92 vermelde voorwaarde voldaan wanneer de factuur of de bijlage ervan de volgende formule bevat : `Verklaring met toepassing van artikel 6311 van het KB/WIB 92 betreffende de uitgevoerde werken die zijn bedoeld in artikel 14524, § 1, eerste lid, 1° tot 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Ik, ondergetekende, bevestig dat : - (per maatregel de vermeldingen overnemen die worden opgelegd door bijlage IIbis van het KB/WIB 92); - de werken zijn uitgevoerd in een woning die, volgens de informatie verstrekt door (naam van de personen vermeld op de factuur), sedert ten minste vijf jaar in gebruik is genomen als woning op (datum van de aanvang van de werken). (verplicht op te nemen vermelding indien werken als vermeld in artikel 14524, § 1, eerste lid, 1° en 4° tot 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn uitgevoerd) (datum) (naam) (handtekening)'." 9.3. Er is geen specifieke inwerkingtredingsbepaling voor de overgangsbepaling, zodat ze in werking zal treden tien dagen na de bekendmaking van het te nemen besluit in het Belgisch Staatsblad. Dat spoort niet met de bedoeling ervan, omdat dit inhoudt dat de overgangsregeling gedurende de eerste tien dagen na de bekendmaking van de nieuwe regeling niet zal gelden, terwijl de nieuwe regels wel al van toepassing zullen zijn. Er zou dan ook bepaald moeten worden dat de overgangsbepaling in werking treedt op de dag van de bekendmaking van het te nemen besluit in het Belgisch Staatsblad. (1) Wet van 8 mei 2014 `tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet'. De griffier, G. Verberckmoes.

De voorzitter, J. Baert.

30 JUNI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingverminderingen met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde uitgaven (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, - artikel 14536, zesde lid, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, zoals het bestond alvorens het werd vervangen bij artikel 42, 3°, van de wet van 8 mei 2014; - artikel 14536, achtste lid, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014; - artikel 14538, § 3, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014; - artikel 14540, § 5, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014; - artikel 14545, § 2, 3°, b, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014; - artikel 14547, zesde lid, ingevoegd bij de wet van 8 mei;

Gelet op de wet van 13 december 2012 houdende fiscale en financiële bepalingen, Gelet op het KB/WIB 92;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 mei 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 juni 2014;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : - overeenkomstig artikel 5/5, § 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, vanaf aanslagjaar 2015 uitsluitend de gewesten bevoegd zijn voor het verlenen van fiscale voordelen voor onder meer de uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning, voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen en voor uitgaven voor energiebesparende uitgaven in een woning; - dit besluit uitvoeringsbepalingen bevat met betrekking tot de belastingvermindering voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen (artikel 14536, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de belastingverminderingen voor de eigen woning (artikelen 14537 tot 14546, van hetzelfde Wetboek) en de belastingvermindering voor dakisolatie (artikel 14547, van hetzelfde Wetboek), verminderingen die vanaf aanslagjaar 2015 als gewestelijke belastingverminderingen zullen worden verleend; - de wijzigingen van de voormelde bijzondere wet met betrekking tot de aanvullende gewestelijke belasting op de personenbelasting in werking treden vanaf 1 juli 2014 en van toepassing zijn vanaf aanslagjaar 2015; - artikel 81quater, eerste lid, 2°, van de voormelde bijzondere wet bepaalt dat de gewestelijke belastingverminderingen en -kredieten met betrekking tot de in artikel 5/5, § 4, van diezelfde bijzondere wet bedoelde uitgaven, de verminderingen en kredieten zijn zoals ze zijn opgenomen in de op 30 juni 2014 bestaande fiscale wetgeving; - dit besluit derhalve zeker uiterlijk op 30 juni 2014 moet zijn getroffen;

Gelet op advies 56.492/3 van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In hoofdstuk I van het KB/WIB 92, wordt de afdeling XX - Aftrek van uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde onroerende goederen. (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 104, 8° ), die het artikel 55 bevat, laatst vervangen bij koninklijk besluit van 21 februari 2011, opgeheven.

Art. 2.In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een afdeling XXVundecies/3 ingevoegd, die artikel 6318/9 bevat, luidende : "Afdeling XXVundecies/3 - Belasting-vermindering voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten en landschappen (Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, artikel 14536, zesde lid)

Art. 6318/9.§ 1. Voor de toepassing van artikel 14536 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 : 1° worden beschouwd als uitgaven voor onderhoud en restauratie van voor het publiek toegankelijke gebouwde onroerende goederen, delen van gebouwde onroerende goederen of landschappen en die beschermd zijn overeenkomstig de wetgeving op het behoud van Monumenten en Landschappen of een gelijkaardige wetgeving in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, de uitgaven die met een voorafgaande toelating van de bevoegde overheid zijn gedaan om die goederen of delen ervan in stand te houden, in hun vroegere staat te herstellen of om ze te valoriseren op historisch, artistiek, wetenschappelijk of esthetisch vlak;2° worden diezelfde goederen of delen ervan beschouwd voor het publiek toegankelijk te zijn wanneer zij als zodanig erkend zijn door de bevoegde overheid. § 2. Belastingplichtigen die om de toepassing van het voormeld artikel 14536 verzoeken, moeten de volgende documenten ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Financiën houden : a) de facturen en de betalingsbewijzen van de onderhouds- of restauratiewerken en een attest van de bevoegde overheid blijkens hetwelk die werken stroken met haar toelating vermeld in paragraaf 1, 1° ;b) het beschermingsbesluit van het betreffende onroerend goed en de beslissing waarbij de toegankelijkheid ervan overeenkomstig paragraaf 1, 2°, is erkend; c) een verklaring op eer die vermeldt of voor de onderhouds- of restauratiewerken subsidies zijn toegezegd, toegekend of betaald en, in bevestigend geval, het bedrag ervan.".

Art. 3.In het opschrift van afdeling XXVundecies/3 van hoofdstuk I van hetzelfde besluit, ingevoegd bij artikel 2 van dit besluit, worden de woorden "artikel 14536, zesde lid" vervangen door de woorden "artikel 14536, achtste lid".

Art. 4.Artikel 6318/9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij artikel 2 van dit besluit, wordt vervangen als volgt : "

Art. 6318/9.Belastingplichtigen die om de toepassing van artikel 14536 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 verzoeken, moeten de volgende documenten ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Financiën houden : a) de facturen en de betalingsbewijzen van de onderhouds- of restauratiewerken en een attest van de bevoegde overheid blijkens hetwelk die werken stroken met haar toelating vermeld in artikel 14536, zesde lid, van hetzelfde Wetboek;b) het beschermingsbesluit van het betreffende onroerend goed en de beslissing waarbij de toegankelijkheid ervan overeenkomstig artikel 14536, zevende lid, van hetzelfde Wetboek is erkend; c) een verklaring op eer die vermeldt of voor de onderhouds- of restauratiewerken subsidies zijn toegezegd, toegekend of betaald en, in bevestigend geval, het bedrag ervan.".

Art. 5.In hoofdstuk I van hetzelfde besluit, wordt een afdeling XXVundecies/4 ingevoegd, die de artikelen 6318/10 tot 6318/14 bevat, luidende : "Afdeling XXVundecies/4. - Belastingverminderingen voor de eigen woning (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikelen 14538, § 3, 14540, § 5, en 14545, § 2, 3° , b).

Art. 6318/10.Wanneer een belastingplichtige de toepassing vraagt van de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14537 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor interesten en betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening alsmede de bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en dat uitsluitend dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening, moeten tot staving van die vraag de volgende attesten die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde worden vastgesteld en die worden uitgereikt door de instelling die de lening heeft toegestaan of door de verzekeraar bij wie het levensverzekeringscontract is gesloten, worden overgelegd : A. wat de interesten en de betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van de hypothecaire lening betreft : 1° een eenmalig basisattest waarin de instelling de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het leningscontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van artikel 14537 van het genoemde Wetboek;2° een jaarlijks betalingsattest waarin de instelling het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane betalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 14537 van hetzelfde Wetboek gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld; B. wat de levensverzekeringspremies betreft : 1° een eenmalig basisattest waarin de verzekeraar de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het levensverzekeringscontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van artikel 14537 van het genoemde Wetboek;2° een jaarlijks betalingsattest waarin de verzekeraar het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane premiebetalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 14537 van hetzelfde Wetboek gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld.

Art. 6318/11.De in artikel 14539, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde bijdragen worden geacht in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte te zijn betaald wanneer het levensverzekeringscontract waarvoor die bijdragen worden betaald, onderschreven is bij een onderneming die is gevestigd in de Europese Economische Ruimte of bij een binnen de Europese Economische Ruimte gevestigde inrichting van een buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde onderneming.

Wanneer een belastingplichtige de toepassing vraagt van de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14539 van het vernoemde Wetboek voor bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden, moeten ter staving van die vraag de volgende attesten worden overgelegd die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde worden vastgesteld en die worden uitgereikt door de in het eerste lid bedoelde onderneming bij wie het levensverzekeringscontract is gesloten : 1° een eenmalig basisattest waarin de onderneming de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het levensverzekeringscontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van de in artikel 14539 van het genoemde Wetboek vermelde belastingvermindering;2° een jaarlijks betalingsattest waarin de onderneming het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane premiebetalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 14539, eerste lid, 1°, van het genoemde Wetboek, gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld.

Art. 6318/12.Wanneer een belastingplichtige de toepassing vraagt van de belastingvermindering als bedoeld in artikel 14539 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor betalingen voor de aflossing of de wedersamenstelling van een hypothecaire lening, moeten ter staving van die vraag de volgende attesten worden overgelegd die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde worden vastgesteld en die worden uitgereikt door de instelling die die lening heeft toegestaan : 1° een eenmalig basisattest waarin de instelling de gegevens meedeelt waaruit moet blijken dat het leningscontract in aanmerking kan komen voor de toepassing van artikel 14539 van het vernoemde Wetboek;2° een jaarlijks betalingsattest waarin de instelling het bedrag van de door de belastingplichtige tijdens het belastbare tijdperk gedane betalingen meedeelt, alsmede de gegevens die noodzakelijk zijn om na te gaan of de voor de toepassing van artikel 14539, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek gestelde voorwaarden nog steeds zijn vervuld.

Art. 6318/13.Premies betreffende een contract met kosteloze of betalende deelneming in de winst, worden tot hun nominale bedrag in aanmerking genomen voor de in de artikelen 14537 en 14539 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde belastingverminderingen.

Art. 6318/14.De dienstverrichtingen als bedoeld in artikel 14545, § 2, 3° , b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn deze vermeld in rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven.".

Art. 6.In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een afdeling XXVundecies/5 ingevoegd, die het artikel 6318/15 bevat, luidende : "Afdeling XXVundecies/5 - Belastingvermindering voor dakisolatie (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 14547, zesde lid)

Art. 6318/15.§ 1. De uitgaven voor dakisolatie als vermeld in artikel 14547, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden slechts in aanmerking genomen voor de in dat artikel vermelde belastingvermindering indien de daarmee verband houdende werken voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de dienstverrichtingen die aan de basis liggen van de uitgaven worden verstrekt en gefactureerd aan de belastingplichtige;2° de aannemer waarborgt dat het voor de isolatie van het dak gebruikte isolatiemateriaal een thermische weerstand R heeft die gelijk is aan of groter is dan 2,5 vierkante meter Kelvin per watt;3° de door de aannemer uitgereikte factuur of de bijlage ervan moet : a) de woning aangeven waar de werken worden uitgevoerd;b) desgevallend, de verdeling van de kosten van de werken opgeven tussen de werken voor dakisolatie en andere werken; c) de volgende formule bevatten : "Verklaring met toepassing van artikel 6318/15 van het KB/WIB 92 betreffende de uitgevoerde werken die zijn bedoeld in artikel 14547, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Ik, ondergetekende .................., bevestig dat het voor de isolatie van het dak gebruikte isolatiemateriaal een thermische weerstand R heeft die gelijk is aan of groter is dan 2,5 vierkante meter Kelvin per watt en dat de werken voor dakisolatie zijn uitgevoerd in een woning die, volgens de informatie verstrekt door (naam van de personen vermeld op de factuur), sedert ten minste vijf jaar in gebruik is genomen als woning op (datum van de aanvang van de werken). (datum) (naam) (handtekening)" . § 2. De belastingplichtige die het voordeel vermeld in artikel 14547 van het genoemde Wetboek aanvraagt, moet de volgende documenten ter beschikking van de Federale Overheidsdienst Financiën houden : - de facturen betreffende de werken die aan de basis liggen van de uitgaven die zijn vermeld in artikel 14547, eerste lid, van hetzelfde Wetboek; - het betalingsbewijs van de bedragen die voorkomen op die facturen; - de documenten die aantonen dat de woning bij het begin van de werken waarmee de uitgaven verband houden, ten minste vijf jaar in gebruik is genomen als woning.".

Art. 7.Voor de facturen die worden uitgereikt tot de laatste dag van de maand die volgt op de maand waarin dit besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, is aan artikel 6318/15, § 1, 3°, c, van het KB/WIB 92 voldaan wanneer de factuur of de bijlage ervan de volgende formule bevat : "Verklaring met toepassing van artikel 6311 van het KB/WIB 92 betreffende de uitgevoerde werken die zijn bedoeld in artikel 14524, § 1, eerste lid, 1° tot 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Ik, ondergetekende . . . . ., bevestig dat; - ... (per maatregel de vermeldingen overnemen die worden opgelegd door bijlage IIbis van het KB/WIB 92); - de werken zijn uitgevoerd in een woning die, volgens de informatie verstrekt door (naam van de personen vermeld op de factuur), sedert ten minste vijf jaar in gebruik is genomen als woning op ... (datum van de aanvang van de werken). (verplicht op te nemen vermelding indien werken als vermeld in artikel 14524, § 1, eerste lid, 1° en 4° tot 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn uitgevoerd) (datum) (naam) (handtekening)" .

Art. 8.De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2013.

De artikelen 3 tot 6 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2015.

Artikel 7 treedt in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juni 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 13 december 2012, Belgisch Staatsblad van 20 december 2012 (3e uitgave).

Wet van 8 mei 2014, Belgisch Staatsblad van 28 mei 2014 (2e uitgave).

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

Koninklijk besluit van 21 februari 2011, Belgisch Staatsblad van 25 februari 2011 (3e uitgave) err. 3 maart 2011.

Programmawet van 27 december 2012, Belgisch Staatsblad van 31 december 2012 (2e ed.).

Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^