gepubliceerd op 01 februari 2012
Wet tot wijziging van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, met het oog op de invoering van bestuurlijke boetes
28 DECEMBER 2011. - Wet tot wijziging van de wet van 19 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2006 pub. 23/01/2007 numac 2006014300 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen sluiten betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, met het oog op de invoering van bestuurlijke boetes (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering, gewijzigd bij de Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008, bij de Richtlijn 2008/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 en bij de Richtlijn 2009/149/EG van de Commissie van 27 november 2009.
Art. 3.Artikel 12 van de wet van 19 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2006 pub. 23/01/2007 numac 2006014300 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen sluiten betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2010 pub. 09/02/2010 numac 2010014024 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur en de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen wat de rechtsmiddelen tegen bepaalde beslissingen van het toezichthoudend orgaan en de veiligheidsinstantie betreft type wet prom. 26/01/2010 pub. 09/02/2010 numac 2010014023 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en het Gerechtelijk Wetboek wat de rechtsmiddelen tegen bepaalde beslissingen van het toezichthoudend orgaan en de veiligheidsinstantie betreft sluiten, wordt aangevuld met de bepaling onder 14°, luidende : « 14° het opleggen van bestuurlijke boetes. »
Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 13/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 13/1.§ 1. De veiligheidsinstantie kan een bestuurlijke boete opleggen aan een spoorweg onderneming, aan de spoorweginfrastructuurbeheerder en aan de houder, in geval van een overtreding als bedoeld in artikel 59bis en 59ter. § 2. Een personeelslid bedoeld in artikel 58/1, § 1, stelt in geval van een in artikel 59/1 en artikel 59/2 bedoelde overtreding, een rapport op.
De Koning bepaalt het model van legitimatiekaart die voorgelegd wordt bij de toezichtstaken.
Het rapport is gedagtekend en vermeldt minstens : 1° de naam van de vermoedelijke overtreder;2° de overtreding;3° de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd. Het rapport wordt onmiddellijk bezorgd aan de leiding van de veiligheidsinstantie.
Een afschrift van het rapport wordt uiterlijk bij de kennisgeving van het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan de vermoedelijke overtreder toegezonden. § 3. De leiding brengt de vermoedelijke overtreder binnen vijftien dagen na de dagtekening van het rapport op de hoogte van het voornemen om een bestuurlijke boete op te leggen. De leiding kan deze termijn verlengen voor zover zij dit noodzakelijk acht met het oog op de uitoefening van de opdrachten en bevoegdheden van de veiligheidsinstantie. Bovendien kan de leiding deze termijn verlengen indien zij de vermoedelijke overtreder een termijn toestaat om een einde te maken aan de overtreding.
De kennisgeving geschiedt bij aangetekende zending of op de door de Koning bepaalde wijze en vermeldt op straffe van nietigheid het overwogen bedrag van de op te leggen bestuurlijke boete, alsook de naam van de vermoedelijke overtreder.
Deze kennisgeving kan slechts handelen over feiten die niet langer dan vijf jaar voor de dag van het versturen van de aangetekende zending begaan zouden zijn. § 4. De vermoedelijke overtreder wordt uitgenodigd om binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de kennisgeving van dit bericht schriftelijk zijn verweer mee te delen. Indien de vermoedelijke overtreder geen zetel in België heeft, wordt deze termijn met vijftien dagen verlengd.
Tevens wordt de vermoedelijke overtreder erop gewezen dat hij : 1° op verzoek de documenten waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen;2° mondeling zijn schriftelijke verweer kan toelichten.De vermoedelijke overtreder richt daartoe aan de veiligheidsinstantie een schriftelijke aanvraag binnen dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving.
De vermoedelijke overtreder kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat en kan getuigen oproepen.
Indien de vermoedelijke overtreder van oordeel is dat hij te weinig tijd heeft om zich te verdedigen, richt hij een met redenen omkleed verzoek aan de veiligheidsinstantie die binnen vijftien dagen hierover beslist. Indien de veiligheidsinstantie binnen vijfenveertig dagen hierover geen beslissing neemt, wordt het verzoek geacht ingewilligd te zijn. De in § 6 bedoelde termijn wordt geschorst voor de duur van de verlenging van de termijn bedoeld in dit lid.
De veiligheidsinstantie stelt zich loyaal en onpartijdig op bij het verzamelen en meedelen van de bewijzen à charge en de bewijzen à décharge. § 5. Als een bestuurlijke boete wordt opgelegd, wordt het bedrag ervan afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder wordt verweten. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder de overtreding heeft gepleegd.
Indien op het moment van de beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete de feiten geen overtreding, zoals bedoeld in artikel 59/1 en 59/2, meer uitmaken, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.
De §§ 3 en 4 zijn van toepassing in geval van het in artikel 14/5 bedoelde hoger beroep. § 6. De bevoegdheid van de veiligheidsinstantie tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt twee jaar nadat de veiligheidsinstantie de in § 3 bedoelde kennisgeving heeft verzonden.
Art. 5.Artikel 14/6 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2010 pub. 09/02/2010 numac 2010014024 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur en de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen wat de rechtsmiddelen tegen bepaalde beslissingen van het toezichthoudend orgaan en de veiligheidsinstantie betreft type wet prom. 26/01/2010 pub. 09/02/2010 numac 2010014023 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en het Gerechtelijk Wetboek wat de rechtsmiddelen tegen bepaalde beslissingen van het toezichthoudend orgaan en de veiligheidsinstantie betreft sluiten, wordt aangevuld met een lid, luidende : « In afwijking van het derde lid, heeft het hoger beroep tegen een beslissing bedoeld in artikel 12, 14°, schorsende werking. »
Art. 6.In hoofdstuk 1 van Titel III van dezelfde wet wordt een artikel 58/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 58/1.§ 1. De Koning wijst de personeelsleden van de veiligheidsinstantie aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Zij kunnen : 1° zich op elk moment, en zonder voorafgaande verwittiging, vrije toegang verschaffen tot al het rollend materieel of materieel bestemd om te rijden op de infrastructuur;2° alle vaststellingen doen, informatie inzamelen, verklaringen opnemen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen doen vertonen en die in beslag nemen welke nodig zijn bij het toezicht of nodig zijn om aan de overtreding een einde te maken. Zij maken van hun toezichtrechten alleen gebruik voor zover dat redelijkerwijs nuttig wordt geacht voor de vervulling van hun toezichtopdrachten.
Zij kunnen voor de uitvoering van hun opdrachten een beroep doen op de openbare macht. § 2. Ze hebben het recht op toegang : 1° in de woning van de ondernemingsleiders, bestuurders, zaakvoerders, directeurs en andere personeelsleden van de betrokken onderneming alsook in de woning en de lokalen die gebruikt worden voor professionele doeleinden van natuurlijke en rechtspersonen, intern of extern, belast met het commercieel, rekenplichtig, administratief, fiscaal en financieel beheer van die onderneming;2° in de hoofd- of de exploitatiezetel van de betrokken onderneming. Toegang tot de in het eerste lid bedoelde plaatsen kan slechts onder de volgende voorwaarden : 1° ze hebben de voorafgaande en schriftelijke toestemming gekregen van de bewoner;2° ze werden ertoe voorafgaandelijk en schriftelijk gemachtigd door de onderzoeksrechter.In dat geval kunnen ze de woning en de bewoonde lokalen slechts betreden tussen 8 en 18 uur. § 3. De in § 1 bedoelde personeelsleden zijn onderworpen aan het beroepsgeheim wat betreft de verkregen informatie bij de uitoefening van hun toezichtopdrachten. »
Art. 7.Artikel 59 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 59.Onverminderd artikel 43, derde lid, worden de inbreuken op deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten, het niet naleven van een beslissing van de veiligheidsinstantie, het hinderen van vaststellingen en onderzoeken van de veiligheidsinstantie, evenals de belemmering van de activiteiten van het onderzoeksorgaan, bestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot duizend vijfhonderd euro of met een van deze straffen alleen.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde misdrijven.
Het eerste lid is niet van toepassing op de spoorwegonderneming, de infrastructuurbeheerder en de houder, die een inbreuk begaat die in artikel 59/1 bestraft wordt met een bestuurlijke boete.
Het eerste lid is niet van toepassing op de spoorwegonderneming, de infrastructuurbeheerder en de houder, die een inbreuk begaat op een uitvoeringsbesluit van deze wet die in toepassing van artikel 59/2, bestraft wordt met een bestuurlijke boete. »
Art. 8.In Titel III van dezelfde wet wordt een hoofdstuk III ingevoegd dat de artikelen 59/1, 59/2 en 59/3 bevat, luidende : « Hoofdstuk III. Bestuurlijke boetes
Art. 59/1.De volgende overtredingen van deze wet worden bestraft met een bestuurlijke boete : 1° de inbreuk op artikel 6, § 3 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 2° de inbreuk op artikel 6, § 4 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 3° de inbreuk op artikel 8 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 4° de inbreuk op artikel 9 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 5° het niet nakomen door de spoorwegonderneming of de spoorweginfrastructuurbeheerder van de in artikel 13 bedoelde maatregelen wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 6° het niet bieden van de in artikel 14, derde lid, bedoelde technische bijstand wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 7° de inbreuk op artikel 16 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 8° de inbreuk op artikel 17 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 9° de inbreuk op artikel 18, eerste zin, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 10° de inbreuk op artikel 18, tweede zin, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 11° het niet tijdig indienen van het in artikel 19 bedoelde verslag wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 500 tot 1.000 euro; 12° het niet indienen van het in artikel 19 bedoelde verslag wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 13° het onvolledig indienen van het in artikel 19 bedoelde verslag wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 20 tot 4.000 euro; 14° het niet nakomen van de in artikel 20 vermelde verplichtingen, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 15° het niet onverwijld in kennis stellen van de in artikel 24 bedoelde ingrijpende wijzigingen, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 16° de inbreuk op artikel 30, tweede lid, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 17° het niet nakomen van de in artikel 37/15 bedoelde verplichtingen aangaande de geldigheid van de vergunning van de treinbestuurder wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 18° de inbreuk op artikel 37/4, eerste lid, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 500 tot 1.000 euro per treinbestuurder; 19° tenzij er uitzonderingen voorzien zijn door de wet, wordt het niet nakomen van de in artikel 37/15 bedoelde verplichtingen aangaande de bevoegdheidsbewijzen van de treinbestuurders, zowel op het gebied van de infrastructuur, het materieel als de taalkennis, bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 20° de inbreuk op artikel 37/9 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 500 tot 1.000 euro; 21° de inbreuk op artikel 37/10, derde lid, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 500 tot 1.000 euro; 22° de inbreuk op artikel 37/11 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 23° de inbreuk op artikel 37/13 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 24° de inbreuk op artikel 37/14 wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 25° de inbreuk op artikel 37/20, derde lid, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 26° het niet verifiëren dat de begeleider over een in artikel 37/23, § 1, eerste lid, bedoeld attest beschikt alvorens hem toe te staan om de in hetzelfde artikel bedoelde cruciale taken te verrichten, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 27° het door de houder in overtreding van artikel 38 niet laten inschrijven van een voertuig in het NVR, met de naam van de met het onderhoud belaste entiteit, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 28° het niet of niet tijdig meedelen aan de veiligheidsinstantie van de noodzakelijke aanpassingen aan de in artikel 38 bedoelde NVR, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 1.000 tot 2.000 euro; 29° het niet respecteren door de met het onderhoud belaste entiteit van de in artikel 39 tot 42/1 voorgeschreven regels betreffende de certificering, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 30° het hinderen van het onderzoeksorgaan bij de in artikel 46 vermelde bevoegdheden, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 4.000 tot 8.000 euro; 31° het niet binnen de toegestane tijd antwoorden op een auditrapport, inspectieverslag of toezichtsverslag met betrekking tot de in artikel 6 bedoelde veiligheidsvoorschriften of met betrekking tot een veiligheidsvergunning of een veiligheidscertificaat wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 500 tot 1.000 euro; 32° het niet binnen de toegestane tijd invoeren van maatregelen tot verbetering, naar aanleiding van een auditrapport, een inspectieverslag of een toezichtsverslag met betrekking tot de in artikel 6 bedoelde veiligheidsvoorschriften of met betrekking tot een veiligheidsvergunning of een veiligheidscertificaat wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 33° het meer dan twee keer per jaar ofwel de waarden « onmiddellijke tussenkomst » van de veiligheidstoleranties van het spoor, overeenkomstig de basisparameters veiligheid in de TSI Infrastructuur, overschrijden, ofwel de veiligheidsprocedures omschreven in de TSI Besturing en Seingeving niet eerbiedigen, wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 2.000 tot 4.000 euro; 34° het niet of niet tijdig betalen van de in de artikelen 14/1, 14/2, 14/4, 33, 33/1, 33/2 bedoelde bijdrage wordt bestraft met een bestuurlijke boete van 20 tot 500 euro. De in het vorige lid vermelde overtredingen kunnen ook uit onachtzaamheid of gebrek aan voorzorg worden begaan.
Art. 59/2.§ 1. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de overtredingen van de ter uitvoering van deze wet genomen besluiten die met een bestuurlijke boete worden bestraft.
Er zijn overtredingen van drie graden.
De overtredingen kunnen ook uit onachtzaamheid of gebrek aan voorzorg worden begaan. § 2. De overtredingen van de eerste graad betreffen de feiten en gedragingen die geen impact hebben op de veiligheid van personen en die de werking van de veiligheidsinstantie of het onderzoeksorgaan niet ernstig belemmeren.
De in het eerste lid vermelde overtredingen worden bestraft met een bestuurlijke boete van 50 tot 1.000 euro. § 3. De overtredingen van de tweede graad betreffen de feiten en gedragingen, die een directe of indirecte impact hebben op veiligheid van personen, of die de werking van de veiligheidsinstantie of het onderzoeksorgaan ernstig belemmeren.
De in het eerste lid vermelde overtredingen worden bestraft met een bestuurlijke boete van 100 tot 2.000 euro. § 4. De overtredingen van de derde graad betreffen de feiten en gedragingen die van dien aard zijn dat ze een ongeval of een ernstig ongeval kunnen veroorzaken.
De in het eerste lid vermelde overtredingen worden bestraft met een bestuurlijke boete van 400 tot 8.000 euro. § 5. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad binnen de in §§ 2 tot 4 voorziene minimum- en maximumbedragen een bedrag of een minimum- en maximumbedrag bepalen voor een met een bestuurlijke boete bestrafbare gedraging.
Bij het bepalen van de graad en de strafmaat houdt de Koning rekening met de ernst van de strafbare feiten en de evenredigheid ervan met de bestuurlijke boete.
Art. 59/3.§ 1. In geval van verzachtende omstandigheden, kan de bestuurlijke boete verminderd worden zonder lager te zijn dan 1° 50 euro voor de overtredingen van de eerste graad;2° 100 euro voor de overtredingen van de tweede graad;3° 200 euro voor de overtredingen van de derde graad;4° de helft van het minimale bedrag van de in artikel 59/1 vermelde bedragen. § 2. Bij samenloop van verscheidene overtredingen bedoeld in artikel 59/1 en 59/2 worden alle bestuurlijke boetes samen opgelegd, zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de zwaarste bestuurlijke boete te boven mogen gaan. § 3. De veiligheidsinstantie kan in zijn beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete bepalen dat indien de overtreder binnen een termijn van een jaar geen overtreding meer begaat, de bestuurlijke boete vervalt. § 4. De §§ 1 tot 3 zijn volledig van toepassing op het in artikel 14/5 bedoelde hoger beroep. § 5. Indien de overtreder een jaar nadat een beslissing van de veiligheidsinstantie tot het opleggen van een bestuurlijke boete definitief is geworden of een jaar nadat het arrest inzake het hoger beroep tegen deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, een bestuurlijke boete bedoeld in artikel 59/1 en artikel 59/2 wordt opgelegd, worden de minimumbedragen bedoeld in § 1, in artikel 59/1 en in artikel 59/2, §§ 2 tot 4, verdubbeld. § 6. Er kan geen bestuurlijke boete worden opgelegd indien : 1° door de strafrechter voor het feit in kwestie al eerder een straf werd opgelegd;2° het feit in kwestie eerder al geleid heeft tot een vrijspraak, een eenvoudige schuldigverklaring zonder straf, een opschorting van de uitspraak van de veroordeling of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering. § 7. Indien de vermoedelijke overtreder strafrechtelijk vervolgd wordt voor feiten die onlosmakelijk samenhangen met het feit waarvoor de veiligheidsinstantie een bestuurlijke boete wil opleggen, worden de in deze titel vermelde termijnen opgeschort tot de strafrechter uitspraak heeft gedaan. § 8. De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/1952 pub. 13/01/2010 numac 2009000850 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, zijn eveneens van toepassing op de bestuurlijke boetes bedoeld in artikel 59/1 en 59/2.
De veiligheidsinstantie maakt in zijn beslissing melding van de vermenigvuldiging ingevolge de voormelde wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/1952 pub. 13/01/2010 numac 2009000850 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten Officieuze coördinatie in het Duits sluiten en vermeldt het getal dat het gevolg is van deze verhoging. § 9. De overtreder betaalt de bestuurlijke boete binnen de maand nadat de beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete definitief is geworden of het arrest inzake het beroep tegen deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De bestuurlijke boete komt toe aan de Schatkist. De overtreder stort het bedrag aan de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen.
De aangestelde van de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen, geeft de veiligheidsinstantie kennis van de verrichte betaling.
Indien de overtreder de bestuurlijke boete te laat betaalt, wordt het bedrag van rechtswege verhoogd met de wettelijke rentevoet, met een minimum van vijf procent van het bedrag van de bestuurlijke boete.
De bevoegdheid tot invordering van de bestuurlijke boete verjaart twee jaar na de laatste dag waarop de overtreder diende te betalen. Deze termijn wordt geschorst in geval van artikel 59/3, § 3. »
Art. 9.Deze wet wordt geciteerd als « Wet bestuurlijke boetes DVIS ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekengemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 december 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, M. WATHELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2011-2012. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetsvoorstel, 53-1758/001. - Verslag, 53-1758/002. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-1758/003. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-1758/004.
Integraal verslag. - 17 november 2011.
Senaat.
Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-1335/1.