gepubliceerd op 31 augustus 2006
Decreet betreffende het onderwijs XVI
VLAAMSE OVERHEID
7 JULI 2006. - Decreet betreffende het onderwijs XVI (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende het onderwijs XVI. HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling Artikel I.1 Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
HOOFDSTUK II. - Basisonderwijs Afdeling I. - Decreet basisonderwijs Artikel II.1 Artikel 2 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 2 § 1. Dit decreet is niet van toepassing op de internaten, semi-internaten, opvangcentra en observatiecentra verbonden aan basisscholen. § 2. In afwijking van § 1 is artikel 27, § 4, van toepassing op internaten. ».
Artikel II.2 In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998, 22 december 2000, 13 juli 2001, 28 juni 2002, 14 februari 2003, 10 juli 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° worden de woorden « in het kleuteronderwijs » geschrapt;2° in punt 34° wordt het woord « tellingsdatum » vervangen door de woorden « teldag of tijdens een welbepaalde telperiode »;3° in punt 45° worden de woorden « bepaalde datum » vervangen door de woorden « welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode » en worden de woorden « , een vestigingsplaats » geschrapt;4° een punt 45°ter wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 45°ter randgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;»; 5° een punt 45°quater wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 45°quater taalgrensgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs;»; 6° in punt 46° wordt het woord « datum » vervangen door de woorden « teldag of tijdens een welbepaalde telperiode »;7° in punt 55° wordt het woord « tellingsdatum » vervangen door de woorden « teldag of tijdens een welbepaalde telperiode ». Artikel II.3 In artikel 11, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, worden tussen het woord « gewoon » en het woord « basisonderwijs » en tussen het woord « buitengewoon » en het woord « onderwijs » telkens de woorden « gefinancierd of gesubsidieerd » ingevoegd.
Artikel II.4 Aan artikel 15, § 1, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd : « Voor leerlingen die onderwijs van het type 5 volgen in een preventorium, is een protocol alleen vereist als de school er om vraagt. ».
Artikel II.5 In artikel 20 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 10 juli 2003, wordt § 3 opgeheven.
Artikel II.6 In hetzelfde decreet wordt een artikel 25bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 25bis De Vlaamse Regering richt in elke provincie een Commissie van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs (CABO) op. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking ervan en ze bepaalt, onverminderd de bevoegdheden, vastgelegd in artikelen 26 en 35, in welke gevallen de CABO gemotiveerde adviezen kan uitbrengen. ».
Artikel II.7 In artikel 26 van hetzelfde decreet wordt § 3 opgeheven.
Artikel II.8 In artikel 27, § 3, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 13 juli 2001, worden de woorden « de participatieraad of » geschrapt.
Artikel II.9 In artikel 27, § 4, derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « onderwijsinspectie » vervangen door de woorden « bevoegde dienst van de onderwijsadministratie ».
Artikel II.10 Aan artikel 28, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001 en 10 juli 2003, wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° de samenstelling van de schoolraad. ».
Artikel II.11 In artikel 44bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997, worden de woorden « van het voormelde decreet basisonderwijs » geschrapt.
Artikel II.12 In artikel 82bis, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 december 1997 en 10 juli 2003, wordt het bedrag « 83,353 miljoen euro » vervangen door het bedrag « 83,352 miljoen euro ».
Artikel II.13 In artikel 90, § 2, van hetzelfde decreet wordt het bedrag « 25.875 frank » vervangen door het bedrag « 641,42 euro ».
Artikel II.14 In artikel 91 van hetzelfde decreet worden de woorden « gewoon kleuteronderwijs of lager onderwijs » vervangen door de woorden « gefinancierd of gesubsidieerd gewoon kleuteronderwijs of gefinancierd of gesubsidieerd gewoon lager onderwijs ».
Artikel II.15 In artikel 108 van hetzelfde decreet worden tussen de woorden « De programmatienormen » en de woorden « zijn hier » de woorden « en rationalisatienormen » ingevoegd.
Artikel II.16 In artikel 108bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, wordt het tweede lid opgeheven.
Artikel II.17 Aan artikel 125duodecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003 en gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. Scholengemeenschappen, waar scholen van het gemeenschapsonderwijs deel van uitmaken, kunnen de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking aanwenden om het personeelslid dat belast is met het mandaat van algemeen directeur in de scholengroep, waar één of meerdere scholen van de scholengemeenschap deel van uit maken, school- of klasvrij te maken. ».
Artikel II.18 In artikel 130, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998 en 10 juli 2003, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Beneden een door de Vlaamse Regering vastgelegd leerlingenaantal moet de directie, afhankelijk van de beslissing van het schoolbestuur, een gedeeltelijke lesopdracht of een gedeeltelijke opdracht van zorg of ICT opnemen. De gedeeltelijke opdracht van zorg of ICT kan opgenomen worden op basis van de puntenenveloppe ter ondersteuning van de werking van de scholengemeenschap, de puntenenveloppe ter ondersteuning en coördinatie van het zorgbeleid in het gewoon basisonderwijs, de puntenenveloppe voor ICT-coördinatie of op basis van de in artikel 153sexies, § 4, vermelde vrij aan te wenden samengelegde punten op het niveau van de scholengemeenschap. Het schoolbestuur kan zijn beslissing maar herzien als dat niet leidt tot een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking. ».
Artikel II.19 In artikel 134 van hetzelfde decreet wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. In afwijking van § 1 worden de lestijden volgens de schalen voor bestaande scholen voor type 5 die betrokken zijn bij een herstructurering berekend op basis van het gemiddelde aantal regelmatige leerlingen van de maand september.
In afwijking van § 1 is het aantal lestijden volgens de schalen voor scholen voor type 5 die betrokken zijn bij of die ontstaan zijn door een fusie gelijk aan de som van de lestijdenpakketten van de betrokken scholen.
De bepalingen van artikelen 129 en 146 zijn niet van toepassing op de in dit artikel vermelde scholen. ».
Artikel II.20 In artikel 138 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 13 juli 2001, 28 juni 2002 en 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden punt 5° en punt 7° vervangen door wat volgt : « 5° lestijden voor lichamelijke opvoeding;»; « 7° lestijden ter ondersteuning van de integratie van de anderstalige leerlingen voor de Nederlandstalige scholen in de rand- en taalgrensgemeenten, voor de scholen in de gemeenten die grenzen aan de randgemeenten en/of aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en voor de scholen in de gemeenten die bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap. »; 2° in § 2 worden de woorden « , zoals bepaald in artikel 171, » geschrapt. Artikel II.21 Artikel 139 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2002, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 139 De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden tot het verkrijgen van aanvullende lestijden, vermeld in artikel 138, 1°, 2°, 3°, 4°, 5° en 7°, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan. ».
Artikel II.22 In artikel 139ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2002, wordt het laatste lid vervangen door de volgende bepaling : « Wanneer een school op 1 januari van het voorafgaand schooljaar vestigingsplaatsen heeft die niet in eenzelfde of aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelegen zijn, worden de verschillende vestigingsplaatsen voor de toepassing van de bepalingen van het eerste lid en van artikel 13quater als school beschouwd. ».
Artikel II.23 Aan artikel 153sexies, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, wordt de volgende zin toegevoegd : « Scholengemeenschappen, waar scholen van het gemeenschapsonderwijs deel van uitmaken, kunnen deze vrij aan te wenden punten aanwenden om het personeelslid dat belast is met het mandaat van algemeen directeur in de scholengroep, waar één of meerdere scholen van de scholengemeenschap deel van uit maken, school- of klasvrij te maken. ».
Artikel II.24 In artikel 153novies, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, wordt het woord « gesubsidieerd » geschrapt.
Artikel II.25 Aan artikel 155 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bestaande tekst, die § 1 wordt, wordt het woord « extra » vervangen door het woord « bijkomende »;2° er wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.In het kader van het geïntegreerd onderwijs gericht op de begeleiding van autistische kinderen en in afwijking van de bepalingen van dit hoofdstuk kan de Vlaamse Regering, op vraag van het schoolbestuur, in het buitengewoon onderwijs voor de schooljaren 2006/2007 en 2007/2008 bijkomende lestijden en bijkomende uren toekennen voor het onderwijzend en paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.
Het aantal bijkomende lestijden en bijkomende uren bedraagt voor het Gemeenschapsonderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het vrij onderwijs respectievelijk maximaal 97, 158 en 447 bijkomende lestijden en 89, 146 en 413 bijkomende uren.
In geen geval kan het schoolbestuur personeelsleden affecteren, muteren en/of vast benoemen in de bijkomende lestijden of bijkomende uren. ».
Artikel II.26 In artikel 164 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt het woord « lesuren » vervangen door het woord « uren ».
Artikel II.27 Artikel 177, § 1, 3°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « 3° het niet naleven van de bepalingen inzake de keuze en de vrijstelling van keuze tussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer zoals bedoeld in artikel 29; ».
Artikel II.28 Artikel 187 van hetzelfde decreet, opgeheven door het decreet van 14 februari 2003, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : « Artikel 187 Leerlingen die vóór 1 september 2006 in het kader van Geïntegreerd Onderwijs begeleid werden in een erkende niet gesubsidieerde school voor gewoon onderwijs, behouden in het schooljaar 2006-2007 deze begeleiding. ».
Artikel II.29 In artikel 192, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2003, worden de woorden « 153duodecies » vervangen door de woorden « 153novies ».
Afdeling II. - Inwerkingtreding Artikel II.30 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van : 1° artikel II.27 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 1997; 2° artikelen II.2, 1°, 4° en 5°, II.17, II.18, II.20, 1°, II.21, II.22 en II.23 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2005; 3° Artikelen II.6 en II.7 die in werking treden op de dag van de publicatie van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.
HOOFDSTUK III. - Secundair onderwijs Afdeling I. - Wet tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving Artikel III.1 In artikel 3, § 5, laatste lid, en § 6, eerste lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij het decreet van 21 december 1994, wordt de datum « 15 november » vervangen door de datum « 1 november ».
Artikel III.2 In artikel 6quater van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 24 juli 1996 en gewijzigd bij de decreten van 15 juli 1997, 1 december 1998, 18 januari 2002, 28 juni 2002 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De inrichtende machten, in voorkomend geval op voordracht en na beslissing van de klassenraden of de gelijkgestelde organen, zijn bevoegd om aan de leerlingen de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen voor zover het structuuronderdeel in kwestie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 24, § 2, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 7°, 8°, 9° en 10°, voor wat betreft het onderwijs voor sociale promotie en het deeltijds kunstonderwijs, respectievelijk in artikel 24ter, § 1, voor wat betreft het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs »;2° in het tweede lid worden de woorden « Wat het gewoon secundair onderwijs betreft » vervangen door de woorden « Wat het gewoon secundair onderwijs en de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs betreft »;3° het derde, vierde en vijfde lid worden opgeheven voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Artikel III.3 In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk V vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK V. - Erkenning, financiering en subsidiëring ».
Artikel III.4 In artikel 24 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1970 en 18 september 1981, bij het koninklijk besluit nummer 411 van 25 april 1986, en de decreten van 5 juli 1989, 31 juli 1990, 14 juli 1998, 28 juni 2002, 14 februari 2003 en 2 april 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het volledige derde lid van § 2, wordt aangeduid als artikel 24quinquies ;2° de overige bepalingen van artikel 24 worden opgeheven voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Artikel III.5 In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 24bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 24bis § 1. Een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs wordt gefinancierd of gesubsidieerd als aan alle onderstaande voorwaarden, die betrekking hebben hetzij op het structuuronderdeel in kwestie hetzij op de school die het organiseert, samen is voldaan : 1° georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een inrichtende macht, zoals vermeld in artikel 2;2° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden op het gebied van hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen;3° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maken;4° beschikken over voldoende didactisch materiaal en over een aangepaste schooluitrusting;5° de bepalingen naleven met betrekking tot de onderwijstaal en de taalkennis van het personeel, zoals bepaald in de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en zoals bepaald in de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken;6° een structuur aannemen zoals vastgesteld bij decreet.Onder structuur wordt begrepen de grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van die indelingen; 7° de reglementering betreffende verlofregeling en aanwending van de schooltijd, zoals vermeld in artikel 7, in acht nemen;8° beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen inzake eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke eindtermen, leerplannen en handelingsplannen;9° een beleidscontract of een beleidsplan hebben met een centrum voor leerlingenbegeleiding;10° beschikken over personeel waarvan de gezondheidstoestand de gezondheid van de leerlingen niet in gevaar brengt;11° als school in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen op het gebied van de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigen;12° voor wat het Gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd officieel onderwijs betreft : a) een open karakter hebben door open te staan voor alle leerlingen, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerling;b) de leerplannen volgen van het Gemeenschapsonderwijs, het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap of het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen, of eigen leerplannen volgen die ermee verenigbaar zijn vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen datum;c) een schoolwerkplan, schoolreglement en schoolboeken gebruiken in overeenstemming met het open karakter vermeld in punt a) ;d) begeleid worden door de begeleidingsdienst van het Gemeenschapsonderwijs, het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap of het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen datum;13° voldoen aan het rationalisatie- en programmatieplan; 14° deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform, opgericht overeenkomstig artikel IV.2, § 2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I. Onder samenwerken wordt verstaan de in artikel IV.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet vermelde gegevens leveren, en de in het kader van artikel IV.4, eerste lid, van hetzelfde decreet gemaakte afspraken naleven; 15° wat het Gemeenschapsonderwijs betreft : de bevoegdheden van de schoolraad respecteren;16° wat het gesubsidieerd onderwijs betreft : geen afbreuk doen aan de besluitvormingsprocedures, vermeld in artikelen 19 tot en met 22 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad.Deze voorwaarde sluit tevens in dat de directeur met betrekking tot de hem door de inrichtende macht gedelegeerde bevoegdheden die voorwerp uitmaken van advies of overleg, voldoende gemandateerd wordt om in de verhouding tot de schoolraad autonoom te kunnen optreden. § 2. De financiering of subsidiëring van een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs vindt plaats vanaf het schooljaar van de oprichting ervan.
Als een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs wordt opgericht in het kader van de oprichting van een school die niet het gevolg is van een herstructurering van bestaande scholen, dan kan dit structuuronderdeel tijdens het schooljaar van oprichting aan een inspectie worden onderworpen. De inspectie is specifiek gericht op de vaststelling of aan alle financierings- of subsidiëringsvoorwaarden is voldaan. De resultaten van de inspectie dienen uiterlijk op 15 juni van het schooljaar in kwestie worden bekendgemaakt, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn. § 3. De in de financiering of subsidiëring opgenomen structuuronderdelen gewoon of buitengewoon secundair onderwijs worden per schooljaar met een dienstbrief van de bevoegde onderwijsadministratie bevestigd en meegedeeld aan de betrokken inrichtende macht. § 4. Financiering of subsidiëring impliceert ook erkenning.
Erkenning is de toekenning van de bevoegdheid aan de inrichtende macht om aan regelmatige leerlingen de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen. ».
Artikel III.6 In dezelfde wet wordt een artikel 24ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 24ter § 1. Een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs dat alleen voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 24bis, § 1, 1° tot en met 12°, wordt niet gefinancierd of gesubsidieerd maar wel erkend. § 2. De erkenning van een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs vindt plaats vanaf het schooljaar van de oprichting ervan.
Als een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs wordt opgericht in het kader van de oprichting van een school die niet het gevolg is van een herstructurering van bestaande scholen, dan kan dit structuuronderdeel tijdens het schooljaar van oprichting aan een inspectie worden onderworpen. De inspectie is specifiek gericht op de vaststelling of aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan. De resultaten van die inspectie moeten uiterlijk op 15 juni van het schooljaar in kwestie worden bekendgemaakt, zo niet worden ze geacht gunstig te zijn. § 3. De in de erkenning opgenomen structuuronderdelen gewoon of buitengewoon secundair onderwijs worden per schooljaar met een dienstbrief van de bevoegde onderwijsadministratie bevestigd en meegedeeld aan de betrokken inrichtende macht. ».
Artikel III.7 In dezelfde wet wordt een artikel 24quater ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 24quater § 1. Met behoud van de erkenning, wordt de financiering of subsidiëring van een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs dat niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 24bis, § 1, door de Vlaamse Regering geheel of gedeeltelijk ingehouden. Die inhouding kan alleen op voorstel van de onderwijsinspectie als het gaat om de voorwaarden, vermeld in 2°, 4° en 5°.
De Vlaamse Regering bepaalt de aanvullende bepalingen met betrekking tot die inhouding en regelt de beroepsprocedure. § 2. De Vlaamse Regering kan, op voorstel van een college van onderwijsinspecteurs, de erkenning, en ipso facto de financiering of subsidiëring, van een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs geleidelijk opheffen als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 24ter, § 1. Dat college van onderwijsinspecteurs wordt samengesteld voor de helft uit inspectieleden die afkomstig zijn uit het Gemeenschapsonderwijs of uit het gesubsidieerd officieel onderwijs, enerzijds, en voor de helft uit inspectieleden die afkomstig zijn uit het gesubsidieerd vrij onderwijs, anderzijds.
De Vlaamse Regering bepaalt de aanvullende bepalingen voor de werking en de organisatie van dat college van onderwijsinspecteurs, wijst de leden ervan aan en regelt de beroepsprocedure. De aanvullende bepalingen worden bepaald bij wijze van bekrachtiging van een gezamenlijk voorstel van de Vlaamse Regering, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de representatieve verenigingen van inrichtende machten van het officieel gesubsidieerd onderwijs voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van artikel 24bis, § 1, 12°.
Als het niet-voldoen aan de erkenningsvoorwaarden in het gewoon secundair onderwijs enkel betrekking heeft op de vakoverschrijdende of attitudinale eindtermen of ontwikkelingsdoelen, dan kan de erkenning niet worden opgeheven en wordt enkel de financiering of subsidiëring geheel of gedeeltelijk ingehouden. In afwijking hiervan wordt er gedurende een periode van vijf schooljaren, gerekend vanaf de invoering van de voornoemde eindtermen en ontwikkelingsdoelen of de specifieke eindtermen, slechts overgegaan tot de voornoemde inhouding van de financiering of subsidiëring omwille van voornoemde reden, voor zover de school kennelijk geen aanzet heeft gegeven tot het nastreven van voornoemde eindtermen, ontwikkelingsdoelen of specifieke eindtermen. ».
Artikel III.8 In dezelfde wet worden artikelen 6, 6bis en 53, 3°, opgeheven voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en verder ook artikelen 23, 48 en 49.
Afdeling II. - Decreet betreffende het onderwijs II Artikel III.9 In het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II wordt een artikel 3quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 3quinquies § 1. De vereniging zonder winstoogmerk Koninklijk Werk IBIS in Bredene, heeft : 1° als opdracht basisonderwijs en voltijds secundair zeevisserijonderwijs te organiseren voor jongeren die wezen zijn van vissers, zeelieden en binnenschippers of die kansarm zijn, en voor hen een internaat op te richten;2° als bijzondere opdracht en in zoverre de ouders of de personen die in rechte of in feite de ouderlijke macht uitoefenen hierom verzoeken te zorgen voor de opvoeding en de verzorging, voeding en kleding inbegrepen, van die jongeren. § 2. Onverminderd de gewone subsidiëring en binnen de perken van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt aan het Koninklijk Werk IBIS per leerling een buitengewone subsidie van 12.460 euro per begrotingsjaar toegekend.
Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd door het bedrag van het voorgaande jaar te vermenigvuldigen met de aanpassingscoëfficiënt A = 0,4 (C1/C0) + 0,6 (Lkl/Lk0), waarbij : 1° Cl/C0 gelijk is aan de verhouding tussen het geraamde indexcijfer van de consumptieprijzen op het einde van het volgende begrotingsjaar en het geraamde indexcijfer van de consumptieprijzen op het einde van het lopende begrotingsjaar;2° Lkl/Lk0 gelijk is aan de verhouding tussen het geraamde indexcijfer van de eenheidsloonkosten op het einde van het volgende begrotingsjaar en het geraamde indexcijfer van de eenheidsloonkosten op het einde van het lopende begrotingsjaar. Voor de berekening van die subsidie komen de regelmatige leerlingen die op 1 februari van het vorige begrotingsjaar in het internaat verblijven in aanmerking. Er komen niet meer dan 100 leerlingen voor subsidiëring in aanmerking. § 3. Het Koninklijk Werk IBIS kan geen aanspraak maken op andere subsidies of financiële tegemoetkomingen van de Vlaamse Gemeenschap voor de opdracht, vermeld in § 1. § 4. De subsidie wordt als volgt uitbetaald : 1° een voorschot van 2/3 van de totale subsidie voor het einde van het tweede kwartaal;2° een saldo van 1/3 van de totale subsidie bij het begin van het vierde kwartaal. § 5. Voor 1 juli legt het Koninklijk Werk IBIS de begroting voor haar internaatswerking van het volgende jaar ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering. Die begroting moet in evenwicht zijn.
Voor 31 maart wordt de rekening van het voorgaande jaar ter goedkeuring voorgelegd. ».
Artikel III.10 In artikel 48, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 19 april 1995 en 14 februari 2003, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° regelmatige leerling : de leerling die a) hetzij aan alle onderstaande voorwaarden voldoet : 1) beantwoorden aan de toelatingsvoorwaarden tot het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven;2) het geheel van de vorming van dit leerjaar werkelijk en regelmatig volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid;b) hetzij aan alle onderstaande voorwaarden voldoet : 1) voldoen aan de toelatingsvoorwaarden tot een eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs, zoals bepaald in hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs;2) het leerprogramma dat voor hem of haar individueel is bepaald door de klassenraad werkelijk en regelmatig volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid;3) onder het toepassingsgebied vallen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 betreffende de integratie van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon lager en secundair onderwijs. Leerlingen die niet beantwoorden aan het onder a) of b) gestelde, worden beschouwd als vrije leerlingen. ».
Artikel III.11 Aan artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 19 april 1995 en 14 februari 2003, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. De Vlaamse Regering kan aan door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen voor voltijds secundair onderwijs toelating verlenen om op het vlak van organisatie van de studie een experiment op te zetten naar analogie met het experiment dat is vastgelegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 betreffende het experimenteel Brussels curriculum in het voltijds secundair onderwijs.
In voorkomend geval zijn de bepalingen van voormeld besluit onverkort van toepassing in zover ze betrekking hebben op : 1° de structuuronderdelen binnen het experiment;2° de doelstellingen van het experiment;3° de toetreding tot en uittreding uit het experiment;4° de afwijkingen op de vigerende wet-, decreet- en regelgeving;5° de verplichte medewerking aan de evaluatie. Bovendien is de Vlaamse Regering ertoe gehouden : 1° de gebiedsomschrijving vast te leggen waarin het experiment kan worden opgezet;2° de tijdsduur van het experiment te bepalen;3° de evaluatie van het experiment te regelen;4° het Vlaams Parlement te informeren over de voortgang van het experiment en over de resultaten van de evaluatie. Dit experiment valt niet onder toepassing van het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het onderwijs. ».
Artikel III.12 In artikel 59bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 april 1993, wordt in 2° de datum « 15 september » vervangen door de datum « 1 november ».
Artikel III.13 In hetzelfde decreet wordt een artikel 59quater ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 59quater Voor onderwijsinstellingen die niet tot een scholengemeenschap zijn toegetreden, wordt het in artikel 57, § 1, bedoeld aantal wekelijkse uren-leraar, na toepassing van het in artikel 59, 4°, gestelde, verhoogd met 1 %.
Deze bijkomende uren-leraar worden door de betrokken onderwijsinstellingen aangewend op de wijzen zoals bepaald in artikel 80 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. ».
Artikel III.14 In hetzelfde decreet worden de artikelen 72bis en 72ter ingevoegd, die luiden als volgt : « Artikel 72bis Voor zover de omkadering wordt toegekend onder de vorm van uren-leraar, kan in het Gemeenschapsonderwijs en in het gesubsidieerd onderwijs een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs tijdens een bepaald schooljaar niet-ingerichte uren-leraar overdragen naar het daaropvolgend schooljaar mits te voldoen aan alle volgende voorwaarden : 1° de overdracht wordt beperkt tot twee procent van het aantal aanwendbare uren-leraar van dat bepaald schooljaar;2° de niet-ingerichte uren-leraar van een bepaald schooljaar dienen vastgelegd uiterlijk op 1 november van dat schooljaar met het oog op de overdracht naar het daaropvolgend schooljaar;3° de overgedragen uren-leraar van een bepaald schooljaar kunnen enkel in het daaropvolgend schooljaar worden aangewend. Artikel 72ter § 1. De overdracht van uren-leraar tijdens een bepaald schooljaar, zoals bedoeld in artikel 72bis, is slechts mogelijk indien de betrokken inrichtende macht van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs op eer verklaart dat zij tijdens dat schooljaar in de onderwijsinstelling waarvan het betrokken centrum deel uitmaakt, overeenkomstig de geldende reglementering, geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel dient uit te spreken. § 2. De niet-naleving van de bepalingen van § 1 heeft tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten aanzien van de overheid. § 3. In de overgedragen uren-leraar zoals bedoeld in artikel 72bis kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden. § 4. Met het oog op de controle van § 3 door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming, dienen de inrichtende machten van de betrokken onderwijsinstellingen een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat in de bedoelde uren-leraar geen personeelsleden vastbenoemd worden. § 5. De niet-naleving van de bepalingen van §§ 3 en 4 heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de overheid. ».
Artikel III.15 Aan de afdeling 4bis, bestaande uit artikelen 74bis tot en met 74quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt een artikel 74quinquies 1 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 74quinquies 1 Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking die wordt georganiseerd in het kader van het tijdelijk of permanent onderwijs aan huis wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid.
De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs zijn van toepassing op deze personeelsleden, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.De inrichtende macht van de instelling die de betrekking organiseert, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor deze reaffectatie of wedertewerkstelling is steeds de toestemming vereist van het terbeschikking gestelde personeelslid; 2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard.De inrichtende macht kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekking. ».
Artikel III.16 In hetzelfde decreet wordt een afdeling IVquater « Het schoolreglement » ingevoegd, bestaande uit artikelen 74octies tot en met 74undecies, die luiden als volgt : « Afdeling IVquater. - Het schoolreglement Artikel 74octies § 1. Elke inrichtende macht maakt voor elk van haar scholen een schoolreglement op waarin de rechten en plichten van elke leerling worden vastgelegd. Voor de toepassing van deze bepaling worden onder scholen niet de ziekenhuisscholen verstaan.
Elke inrichtende macht maakt voor elk van haar centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en centra voor deeltijds secundair zeevisserijonderwijs een centrumreglement op waarin de rechten en plichten van elke leerling worden vastgelegd.
Elke inrichtende macht maakt voor elk van haar centra voor deeltijdse vorming een centrumreglement op waarin de rechten en plichten van elke jongere worden vastgelegd. § 2. Het school- of centrumreglement bestaat ten minste uit het studie-, het orde- en het tuchtreglement.
Artikel 74novies § 1. Het studiereglement bevat de grote krachtlijnen van de organisatie van de studies, waaronder alleszins het studieaanbod van de school of het centrum, de lesspreiding tezamen met de vakantie- en verlofregeling, het evaluatiestelsel met inbegrip van de remediëringsmaatregelen, in voorkomend geval de stageregeling en in voorkomend geval de verhaalmogelijkheden tegen beslissingen van delibererende klassenraden. § 2. Ordemaatregelen worden genomen als bepaalde handelingen van de leerling het normale onderwijs- of vormingsgebeuren hinderen. De ordemaatregelen kunnen worden genomen door alle personeelsleden die daartoe door de inrichtende macht zijn gemandateerd. § 3. Tuchtmaatregelen worden genomen als de omstreden handelingen een gevaar vormen voor het onderwijs- of vormingsgebeuren.
Tuchtmaatregelen zijn onder meer : de tijdelijke uitsluiting en de definitieve uitsluiting. Onder uitsluiting moet worden verstaan : het ontnemen van het recht om het geheel van de vorming werkelijk en regelmatig te volgen in de school of het centrum.
Tuchtmaatregelen kunnen worden genomen door de inrichtende macht of haar afgevaardigde of door de directeur. Bij een definitieve uitsluiting moet voorafgaandelijk het advies van de begeleidende klassenraad of de begeleidende lesgevers worden ingewonnen.
Artikel 74decies § 1. Bij tuchtmaatregelen moeten de volgende regels worden gerespecteerd : 1° de betrokken personen evenals de leerling, eventueel bijgestaan door een raadsman, worden voorafgaandelijk gehoord;2° elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd;3° elke beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt;4° er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluitingen over te gaan;5° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;6° de betrokken personen hebben inzage in het dossier van de leerling;7° het tuchtdossier en de tuchtmaatregel zijn niet overdraagbaar naar een andere school of een ander centrum. § 2. Alleen tegen definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel kan in beroep worden gegaan. Het tuchtreglement bepaalt bij welk orgaan van de school of het centrum en volgens welke regels het beroep ingesteld moet worden.
Artikel 74undecies Een definitieve uitsluiting gaat in tijdens het schooljaar en uiterlijk op 31 augustus van dat schooljaar. Als de uitsluiting echter ingaat voor 30 juni van het schooljaar, dan blijft de leerling ingeschreven tot op het ogenblik van inschrijving in een andere school of een ander centrum. De leerling moet door de school of het centrum en door het begeleidende centrum voor leerlingenbegeleiding actief worden bijgestaan bij het zoeken naar een andere school of een ander centrum.
Bij elke uitsluiting die ingaat voor 30 juni van het schooljaar kunnen de betrokken personen een gemotiveerde vraag stellen tot opvang door de school of het centrum. Als op die vraag wordt ingegaan, dan maakt de school of het centrum afspraken met de betrokken personen en de leerling over de opvangvoorwaarden. Weigering van opvang moet door de school of het centrum schriftelijk worden gemotiveerd aan de betrokken personen. ».
Artikel III.17 Aan artikel 84quater, 1°, b), van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 12 juni 1991, worden de volgende twee leden toegevoegd : « Aan de leerlingen, vermeld in artikel 48, 2°, b), worden uitsluitend maar jaarlijks attesten van verworven bekwaamheden uitgereikt.
Aan de vrije leerlingen, vermeld in artikel 48, 2°, worden uitsluitend attesten van lesbijwoning als vrije leerling uitgereikt. ».
Artikel III.18 In het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs worden artikelen 61 tot en met 67 opgeheven.
Afdeling III. - Decreet betreffende het onderwijs III Artikel III.19 In artikel 15 van het decreet betreffende het onderwijs III van 9 april 1992, wordt tussen het eerste en tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Met ingang van 1 september 2006 behouden de personeelsleden bedoeld in het eerste lid het recht op een aanstelling in een ambt van het ondersteunend personeel als zij in toepassing van artikel 100quinquies van het decreet personeelsleden gemeenschapsonderwijs geconcordeerd worden naar een ambt van het ondersteunend personeel. ».
Afdeling IV. - Decreet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs Artikel III.20 In artikel 2 van decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 7°, b), worden de woorden « die buiten het toepassingsgebied van dit decreet vallen » geschrapt;2° een punt 34° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 34° het koninklijk besluit nummer 66 : het koninklijk besluit nummer 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nummer 463 van 25 september 1986, de wet van 1 augustus 1988, de decreten van 5 juli 1989, 31 juli 1990, 28 april 1993, 25 februari 1997 en 14 juli 1998 en de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 mei 1989, 7 december 1994 en 14 juni 2002.».
Artikel III.21 In hetzelfde decreet wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 2bis Dit decreet is niet van toepassing op de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde internaten en semi-internaten. ».
Artikel III.22 In artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden « Grafische technieken » vervangen door de woorden « Grafische communicatie en media ».
Artikel III.23 In artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van maatschappelijke, onderwijskundige of technologische ontwikkelingen of afhankelijk van arbeidsmarktbehoeften, nieuwe structuuronderdelen vastleggen.Ze kan hiertoe zelf het initiatief nemen of onderbouwde voorstellen in overweging nemen die door onderwijsverstrekkers of derden worden ingediend. Voor die voorstellen bepaalt de Vlaamse Regering de indienings- en adviseringsprocedure.
Als een nieuw structuuronderdeel wordt vastgelegd, dan bepaalt de Vlaamse Regering : 1° of dit structuuronderdeel al dan niet als specifiek moet worden beschouwd;2° in welk van de studiegebieden, vermeld in artikel 6, § 3, dit structuuronderdeel, voor zover het de tweede of de derde graad betreft, wordt gerangschikt.»; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Voor uitzonderlijke gevallen kan de Vlaamse Regering bepalen dat tijdens het eerste schooljaar waarin een geprogrammeerd structuuronderdeel wordt georganiseerd, de tellingdatum, bedoeld in artikel 3, § 8, 1°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, toegevoegd bij het decreet van 31 juli 1990 en gewijzigd bij de decreten van 9 april 1992 en 25 juni 1992, vastgesteld wordt op 1 oktober van het betrokken schooljaar voor de vaststelling van de omkaderingsnormen voor de diverse personeelscategorieën enerzijds en de bepaling van de werkingsmiddelen anderzijds. Onder uitzonderlijke gevallen worden programmaties van structuuronderdelen verstaan die : a) rechtstreeks en onmiddellijk tegemoetkomen aan dringende of onvoorziene lokale of regionale ontwikkelingen op socio-economisch, maatschappelijk of onderwijskundig vlak, waarbij de betrokken inrichtende machten tot een ingreep in het studieaanbod genoodzaakt zijn, en b) in de aanvangsperiode van effectieve organisatie de inzet van een groter aantal personele en materiële middelen vereisen dan in het gewone financierings- en subsidiëringssysteem is voorzien.».
Artikel III.24 Artikel 28 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 oktober 2000, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 28 § 1. De programmatie van een op 1 oktober van de twee voorafgaande schooljaren in de school in kwestie : 1° niet-georganiseerde specifieke optie in het eerste leerjaar van de tweede of derde graad;2° niet-georganiseerd specifiek derde leerjaar van de derde graad, georganiseerd als een specialisatie jaar;3° niet-georganiseerd studiegebied; kan slechts mits een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering. § 2. De Vlaamse Regering neemt die beslissing na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds de voor het secundair onderwijs bevoegde administratie en inspectie van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. Zowel bij het advies als bij de beslissing moeten ten minste de volgende context- en schoolgebonden criteria in acht worden genomen : 1° het al dan niet voorkomen van het op te richten structuuronderdeel in de gemeente, scholengemeenschap of onderwijszone in kwestie;2° de lokale socio-economische context;3° het in de school respectievelijk de scholengemeenschap bestaande studieaanbod;4° de evolutie van de leerlingenpopulatie en de verwachte leerlingeninstroom;5° de eventuele samenwerking met het bedrijfsleven;6° de overeenstemming met een eventueel onderwijsconvenant.».
Artikel III.25 Artikel 38 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 20 oktober 2000, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 38 § 1. De programmatie van een op 1 oktober van de twee voorafgaande schooljaren in de school in kwestie : 1° niet-georganiseerde specifieke optie in het eerste leerjaar van de tweede of derde graad;2° niet-georganiseerd specifiek derde leerjaar van de derde graad, georganiseerd als een specialisatie jaar;3° niet-georganiseerd studiegebied; kan slechts mits een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering. § 2. De Vlaamse Regering neemt die beslissing na advies van enerzijds de Vlaamse Onderwijsraad en anderzijds de voor het secundair onderwijs bevoegde administratie en inspectie van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. Zowel bij het advies als bij de beslissing moeten ten minste de volgende context- en schoolgebonden criteria in acht worden genomen : 1° het al dan niet voorkomen van het op te richten structuuronderdeel in de gemeente of onderwijszone in kwestie;2° de lokale socio-economische context;3° het in de school bestaande studieaanbod;4° de evolutie van de leerlingenpopulatie en de verwachte leerlingeninstroom;5° de eventuele samenwerking met het bedrijfsleven;6° de overeenstemming met een eventueel onderwijsconvenant.».
Artikel III.26 In hetzelfde decreet worden de bepalingen van artikelen 29, § 3, 33, § 1, 2°, en 34, § 1, 2°, opgeheven.
Artikel III.27 In artikel 74 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt de datum « 15 november » telkens vervangen door de datum « 1 november ».
Artikel III.28 In artikel 75 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt de datum « 15 november » telkens vervangen door de datum « 1 november ».
Artikel III.29 Artikel 79 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 79 Zoals bepaald in artikel 85bis van dit decreet en in artikel 27 van het koninklijk besluit nummer 65 van 20 juli 1982, kunnen de door de scholen van een scholengemeenschap niet-aangewende wekelijkse uren-leraar, ingericht als praktische vakken, en de niet-aangewende wekelijkse lesuren, ingericht als uren beroepsgerichte vorming, in het kader van de oprichting of instandhouding van betrekkingen in de ambten van technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur, worden samengevoegd voor de oprichting of instandhouding van betrekkingen in de ambten van technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur in een of meer scholen van de scholengemeenschap. ».
Artikel III.30 In hetzelfde decreet wordt een artikel 85bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 85bis § 1. Elke school voor voltijds technisch of beroeps-secundair onderwijs mag één betrekking van technisch adviseur-coördinator oprichten als het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken, zevenmaal de minimumprestaties bereikt, die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken. De betrekking wordt in stand gehouden als het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken, niet lager ligt dan zesmaal de minimumprestaties die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken. Als dat minimum gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet wordt bereikt, wordt de betrekking opgeheven.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, blijft een personeelslid dat op 31 augustus 1991 benoemd was in het ambt van technisch adviseur en dat niet voldoet aan de aanstellingsvereisten voor het ambt van technisch adviseur-coördinator met ingang van 1 september 1991 die betrekking verder uitoefenen voor zover de desbetreffende norm wordt bereikt. In voorkomend geval vervalt dus de verplichting dat de eerste betrekking die in de school wordt ingericht, een betrekking is in het ambt van technisch adviseur-coördinator. § 2. Elke school voor voltijds technisch of beroeps-secundair onderwijs mag zoveel betrekkingen van technisch adviseur oprichten als het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar, ingericht als praktische vakken, het volgende aantal voltijdse betrekkingen van leraar, belast met het geven van praktische vakken, bereikt : 1° voor één betrekking : 15;2° voor twee betrekkingen : 19;3° voor drie betrekkingen : 22;4° voor vier betrekkingen : 29;5° voor vijf betrekkingen : 31;6° voor zes betrekkingen : 33;7° voor zeven betrekkingen : 36; enzovoort per volledige schijf van 7.
Die betrekkingen worden in stand gehouden als het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar, ingericht als praktische vakken, niet lager ligt dan het volgende aantal voltijdse betrekkingen van leraar, belast met het geven van praktische vakken : 1° voor één betrekking : 14;2° voor twee betrekkingen : 18;3° voor drie betrekkingen : 21;4° voor vier betrekkingen : 28;5° voor vijf betrekkingen : 30;6° voor zes betrekkingen : 32;7° voor zeven betrekkingen : 35; enzovoort per volledige schijf van 6.
Als die minima gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet worden bereikt, worden de betrekkingen opgeheven. § 3. Voor de toepassing van de bepalingen in §§ 1 en 2 : 1° worden alle praktische vakken in aanmerking genomen, zoals bepaald bij de uitvoeringsbesluiten inzake de vaststelling van de vakken. De hierna volgende praktische vakken worden echter niet in aanmerking genomen : stage algemene verpleegkunde, stage medische wetenschappen, stage psychiatrische verpleegkunde, stage sociale wetenschappen, stage verzorging, stage ziekenhuisverpleegkunde; 2° mogen de uren praktische vakken van een school die uitsluitend de eerste graad of de eerste en de tweede graad organiseert gevoegd worden bij één school die tot dezelfde scholengemeenschap behoort en die geen eerste graad organiseert;3° komen de ingerichte uren praktische vakken van een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in aanmerking voor de berekening van de betrekking van technisch adviseur-coördinator en van het aantal betrekkingen van technisch adviseur in een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs waar ze worden ingericht.».
Artikel III.31 In artikel 93 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 15 juli 2005, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Deze titel is van toepassing op het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. ».
Artikel III.32 Aan artikel 94, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen door het decreet van 14 februari 2003, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering bepaalt de classificatie van deze ambten in het gewoon en het buitengewoon secundair onderwijs en kan de indeling van deze ambten wijzigen. ».
Artikel III.33 In artikel 96 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden in punten 1° en 2° de woorden « instellingen » telkens vervangen door de woorden « instellingen voor gewoon secundair onderwijs »;2° een § 2bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.Als een scholengemeenschap naast instellingen voor gewoon secundair onderwijs eveneens een of meerdere instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs bevat, ontvangt zij elk schooljaar naast de punten bedoeld in § 2 ook een aantal punten voor deze instellingen.
Dit aantal punten is samengesteld uit de som van het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorgaande schooljaar van de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs vermenigvuldigd met een variabele coëfficiënt.
Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt wiskundig afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal.
Deze coëfficiënt wordt bepaald door de Vlaamse Regering.
Voor het schooljaar 2006-2007 tot en met het schooljaar 2010-2011 zal dit aantal punten steeds minstens overeenkomen met het aantal punten dat, rekening houdend met artikelen 71, 9° en 97, nodig is voor de instandhouding van de betrekkingen in de ambten van het ondersteunend personeel die de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni van het voorafgaande schooljaar heeft georganiseerd mocht ze de normen van het koninklijk besluit nummer 66 nog steeds toepassen.
In afwachting van de vastlegging van deze coëfficiënt ontvangt de scholengemeenschap per instelling voor buitengewoon secundair onderwijs jaarlijks een puntenenveloppe.
Deze puntenenveloppe wordt toegekend op basis van het aantal leerlingen dat de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs telt op 1 februari van het voorgaande schooljaar en dit volgens volgende schalen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ». 3° in § 3 wordt in de eerste zin het woord « instelling » vervangen door het woord « instelling voor gewoon secundair onderwijs »;4° een § 3bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3bis.Aan de instelling van het buitengewoon secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoort wordt elk schooljaar een aantal punten toegekend dat bestaat uit de som van het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorgaande schooljaar van de instelling vermenigvuldigd met een variabele coëfficiënt.
Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt wiskundig afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal.
Deze coëfficiënt wordt bepaald door de Vlaamse Regering.
In afwachting van de vastlegging van deze coëfficiënt ontvangt de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs jaarlijks een puntenenveloppe op basis van het aantal leerlingen dat de instelling telt op 1 februari van het voorgaande schooljaar en dit volgens volgende schalen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld ». 5° een § 3ter wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3ter.In afwijking op § 3bis heeft een school voor buitengewoon secundair onderwijs van type 5 die beschouwd wordt als een ziekenhuisschool, jaarlijks recht op 82 punten. ».
Artikel III.34 In artikel 97, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een punt 14°bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : « 14°bis administratief medewerker met weddeschaal 125 : 82;»; 2° een punt 29° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 29° opvoeder met weddeschaal 125 : 82.».
Artikel III.35 In artikel 98 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.In afwijking van § 1 kent de scholengemeenschap tijdens het schooljaar 2006-2007, rekening houdend met artikel 97, aan elke instelling voor buitengewoon secundair onderwijs die behoort tot de scholengemeenschap, voldoende punten toe voor de instandhouding van de betrekkingen in de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel die een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni 2006 heeft georganiseerd op basis van de op dat ogenblik geldende normen van het koninklijk besluit nr. 66.
Hierbij houdt de scholengemeenschap rekening met het feit dat de betrekkingen in ambten van het administratief personeel of het opvoedend hulppersoneel die een instelling voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni 2006 heeft georganiseerd, op 1 september 2006 worden omgevormd tot betrekkingen van het ondersteunend personeel, rekening houdend met artikel 97. »; 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.In afwijking van § 1 kent de scholengemeenschap tijdens de schooljaren 2007-2008 tot en met 2010-2011, rekening houdend met artikelen 71, 9°, en 97, aan elke instelling voor buitengewoon secundair onderwijs die behoort tot de scholengemeenschap, het aantal punten toe dat nodig is voor de instandhouding van de betrekkingen in de ambten van het ondersteunend personeel die de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni van het voorafgaande schooljaar heeft georganiseerd, mocht ze de normen van het koninklijk besluit nr. 66 nog steeds toepassen, zoals bedoeld in artikel 96, § 2bis. ».
Artikel III.36 In artikel 98bis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.In afwijking van § 1 ontvangt de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs die niet behoort tot een scholengemeenschap, tijdens het schooljaar 2006-2007 voldoende punten voor de instandhouding van de betrekkingen in de ambten van het administratief personeel of het opvoedend hulppersoneel die de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni 2006 heeft georganiseerd op basis van de op dat ogenblik geldende normen van het koninklijk besluit nr. 66.
Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat de betrekkingen in ambten van het administratief personeel of het opvoedend hulppersoneel die de school voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni 2006 heeft georganiseerd, op 1 september 2006 worden omgevormd tot betrekkingen van het ondersteunend personeel, rekening houdend met artikel 97. »; 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.In afwijking van § 1 ontvangt de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs vanaf het schooljaar 2007-2008, rekening houdend met artikel 97, het aantal punten dat nodig is voor de instandhouding van de betrekkingen in de ambten van het ondersteunend personeel die de instelling voor buitengewoon secundair onderwijs op 30 juni van het voorafgaande schooljaar heeft georganiseerd, mocht ze de normen van het koninklijk besluit nr. 66 nog steeds toepassen. ».
Artikel III.37 Aan artikel 99bis, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003 en gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, worden de woorden « artikel 125 duodecies » vervangen door de woorden « artikelen 125duodecies en 153sexies »;2° aan § 8 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan tevens de ambten en de daaraan verbonden puntenwaarden, vermeld in § 6, wijzigen.».
Artikel III.38 De Vlaamse Regering is gemachtigd het koninklijk besluit nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten te wijzigen of op te heffen.
Artikel III.39 Het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 1991 tot vaststelling van de voorwaarden voor het oprichten van betrekkingen in de ambten van technisch adviseur en technisch adviseur-coördinator in het voltijds secundair onderwijs wordt opgeheven.
Afdeling V. - Decreet betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek Artikel III.40 In het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII-Mozaïek, wordt in hoofdstuk XII, zoals vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, een afdeling IIIbis RTC Vlaanderen, ingevoegd, bestaande uit het artikel XII.9bis, dat luidt als volgt : « Afdeling IIIbis. - RTC Vlaanderen Artikel XII.9bis Mits onderling akkoord kunnen alle RTC gezamenlijk overgaan tot de oprichting van één RTC Vlaanderen. Het RTC Vlaanderen is een Vlaams centrum georganiseerd door rechtspersonen, verzelfstandigde onderdelen van rechtspersonen of samenwerkingsverbanden tussen rechtspersonen.
Het RTC Vlaanderen coördineert de samenwerking tussen de RTC en organiseert zelf activiteiten die in overeenstemming zijn met de werking en de initiatieven van de RTC, zoals bedoeld in artikelen XII.1, tweede lid, en XII.2, doch die omwille van efficiëntie en effectiviteit een RTC-overschrijdende benadering vereisen.
De bepalingen van de artikelen XII.3 tot en met XII.9 en XII.15 zijn onverkort van toepassing op het RTC Vlaanderen. ».
Artikel III.41 Artikelen XII.10 tot en met XII.14 van hetzelfde decreet, zoals vervangen bij het decreet van 7 mei 2004, worden opgeheven.
Afdeling VI. - Buitengewoon onderwijs Onderafdeling I. - De wet betreffende het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs Artikel III.42 Artikel 3 van de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 3 Het buitengewoon secundair onderwijs wordt onderscheiden in verschillende types en opleidingsvormen. Elk van die types en opleidingsvormen omvat het onderwijs dat aangepast is aan de algemene en aan de bijzondere opvoedings- en onderwijsbehoeften van personen met een handicap die tot eenzelfde groep behoren. Die behoeften worden bepaald overeenkomstig de aard en de ernst van de voornaamste handicap, die de groep gemeenschappelijk heeft.
Voor hen die meervoudige handicaps hebben, worden het type en de opleidingsvorm van buitengewoon secundair onderwijs bepaald met inachtneming van de opvoedingsbehoeften waaraan bij voorrang voldaan moet worden in verband met hun leeftijd en vermogens.
De Vlaamse Regering bepaalt de types en opleidingsvormen die in het buitengewoon secundair onderwijs gefinancierd of gesubsidieerd kunnen worden. In afwachting blijft het op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling geldende besluit van toepassing. ».
Artikel III.43 In dezelfde wet wordt een hoofdstuk Ibis, bestaande uit artikel 3bis, ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK Ibis. - Organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs Artikel 3bis § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de doelstellingen van de verschillende opleidingsvormen, de doelgroep van de verschillende types en welke types er in de verschillende opleidingsvormen kunnen worden georganiseerd. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt eveneens de minimumduur van de opleidingsvormen, de inhouden die in de verschillende opleidingsvormen worden aangeboden, welke fases de opleidingsvormen kunnen omvatten, de minimumduur en inhoud van die fases en de samenstelling en bevoegdheden van de klassenraad of de kwalificatiecommissie. Deze paragraaf is niet van toepassing op opleidingsvorm 4. § 3. In afwachting blijven de op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling geldende besluiten van toepassing. ».
Artikel III.44 In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt tussen de voorlaatste zin en de laatste zin de volgende zin ingevoegd : « Voor leerlingen die onderwijs van het type 5 volgen in een preventorium, is een protocol alleen vereist als de school er om vraagt.»; 2° er wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Kinderen en adolescenten kunnen als regelmatige leerling in een school voor buitengewoon secundair onderwijs worden toegelaten op basis van een inschrijvingsverslag dat opgesteld is zoals bepaald in §§ 1 en 2 : 1° na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van dertien jaar bereiken;2° op gemotiveerd advies, gevoegd bij het inschrijvingsverslag, na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van twaalf jaar bereiken;3° als ze meer dan eenentwintig jaar zijn en recht hebben op een afwijking zoals bepaald in artikel 4.».
Artikel III.45 Artikel 5bis van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 maart 1986 en bij het decreet van 31 juli 1990, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 5bis § 1. Geïntegreerd secundair onderwijs is een samenwerking tussen het gefinancierd en gesubsidieerd gewoon secundair en het gefinancierd en gesubsidieerd buitengewoon onderwijs. Het is bedoeld om leerlingen met een handicap of leer- en opvoedingsmoeilijkheden tijdelijk of permanent, gedeeltelijk of volledig de lessen of activiteiten te laten volgen in een school voor gewoon secundair onderwijs met hulp vanuit een school voor buitengewoon onderwijs die daartoe aanvullende lestijden of lesuren of aanvullende uren en via de werkingsmiddelen een integratietoelage of -krediet krijgt. § 2. De integratie is permanent als de leerling ten minste vanaf de laatste schooldag van september van het lopende schooljaar tot het einde van dat schooljaar de lessen en activiteiten in het gewoon secundair onderwijs volgt. Als die periode korter is, is de integratie tijdelijk. § 3. Als de geïntegreerde leerling alle lessen of activiteiten in het gewoon secundair onderwijs volgt, is de integratie volledig. Bij gedeeltelijke integratie volgt de leerling minstens twee halve dagen per week gewoon secundair onderwijs. § 4. In afwijking van § 1 kunnen leerlingen die vóór 1 september 2006 in het kader van geïntegreerd onderwijs begeleid werden in een erkende niet gesubsidieerde school voor gewoon onderwijs, deze begeleiding behouden in het schooljaar 2006-2007. ».
Artikel III.46 In dezelfde wet worden artikelen 5bis 1 tot en met 5bis 6 ingevoegd, die luiden als volgt : « Artikel 5bis 1 Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd secundair onderwijs is het volgende vereist : 1° de leerling moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs;2° voor de betrokken leerling moet een integratieplan opgesteld worden. De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het integratieplan en legt de samenstelling van het integratieteam, dat het integratieplan zal opstellen, vast; 3° als het attest, vermeld in artikel 5, naar type 1 of 3 oriënteert, moet de leerling in het betreffende type ten minste negen maanden voltijds buitengewoon onderwijs gevolgd hebben onmiddellijk voorafgaand aan de integratie in het gewoon onderwijs. Artikel 5bis 2 Een nieuw integratieplan wordt opgesteld bij wijziging van de aard van de integratie, de aard en de ernst van de handicap of het onderwijsniveau, met inbegrip van het beroepenveld, de studierichting, de afdeling of de opties.
Artikel 5bis 3 Bij wijziging van het integratieteam kan het bestaande integratieplan bevestigd worden.
Artikel 5bis 4 § 1. Leerlingen die geïntegreerd secundair onderwijs volgen, zijn, afhankelijk van de aard van de integratie zoals bepaald in artikel 5bis, §§ 2 en 3, regelmatige leerling in de school voor buitengewoon secundair onderwijs of in de school voor gewoon secundair onderwijs. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop een regelmatige leerling in het geïntegreerd secundair onderwijs hetzij in de school voor gewoon secundair onderwijs, hetzij in de school voor buitengewoon secundair onderwijs, hetzij in beide in aanmerking komt als regelmatige leerling.
Artikel 5bis 5 § 1. Leerlingen met een handicap die in het kader van het geïntegreerd onderwijs, gewoon secundair onderwijs volgen, maar door hun handicap bepaalde vakken niet kunnen volgen, kunnen daarvoor een vrijstelling krijgen als ze vervangende activiteiten volgen. § 2. De klassenraad beslist over de vrijstelling en legt de vervangende activiteiten vast.
Artikel 5bis 6 De school voor buitengewoon onderwijs die een leerling geïntegreerd onderwijs begeleidt, krijgt daartoe aanvullende lestijden of lesuren of uren en een integratietoelage of -krediet.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen van de aanvullende lestijden of lesuren of uren, alsook het aantal en de wijze van de berekening ervan.
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen van de integratietoelage of -krediet, alsook de vaststelling ervan. ».
Artikel III.47 Artikel 5ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 5ter In opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair beroepsonderwijs kan een facultatieve integratiefase van één schooljaar worden georganiseerd in de vorm van een alternerende beroepsopleiding voor de verdere vorming van : 1° leerlingen die in opleidingsvorm 3 het (kwalificatie)getuigschrift hebben behaald;2° leerlingen van opleidingsvorm 3 die daartoe door de klassenraad bekwaam worden geacht.».
Artikel III.48 In artikel 5quater van dezelfde wet, ingevoegd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Op jaarbasis omvat de integratiefase minimaal 1200 lesuren, waarvan minimaal 450 lesuren algemene en sociale vorming en beroepsgerichte vorming en minimaal 700 uren werkervaring in het werkervaringsbedrijf. ».
Artikel III.49 Aan artikel 5septies van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt de volgende zin toegevoegd : « Er kan evenmin een tweede opleiding worden georganiseerd. ».
Artikel III.50 Artikelen 15 en 16 van dezelfde wet worden opgeheven.
Onderafdeling II. - Andere bepalingen betreffende het buitengewoon onderwijs Artikel III.51 Aan artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 1994, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. Voor de toepassing van § 2 komen in scholen die minimaal 10 leerlingen in het geïntegreerd onderwijs begeleiden, ook de leerlingen in aanmerking die op de eerste schooldag van oktober van het voorafgaande schooljaar in het kader van geïntegreerd onderwijs door de school begeleid werden. ».
Artikel III.52 Artikelen 20 tot en met 32 van het decreet van 15 juli 1997 betreffende het onderwijs VIII, gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, worden opgeheven.
Afdeling VII. - Inwerkingtreding Artikel III.53 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van : 1° artikel III.48 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2002; 2° artikel III.9 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2006; 3° artikel III.15 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2005; 4° artikelen III.20, 2°, en III.31 tot en met III.37 die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2006; 5° artikelen III.40 en III.41 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2006.
HOOFDSTUK IV. - Permanente vorming Afdeling I. - Volwassenenonderwijs Artikel IV.1 Aan artikel 5, § 1, van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs wordt een punt 34° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 34° mode.».
Artikel IV.2 In artikel 28, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, worden de woorden « en van het studiegebied Nederlands tweede taal » geschrapt.
Artikel IV.3 In artikel 41 van hetzelfde decreet, gewijzigd door de decreten van 14 februari 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Een certificaat bekrachtigt een modulaire opleiding in het secundair onderwijs voor sociale promotie en een opleiding die minder dan 900 lestijden telt in het hoger onderwijs voor sociale promotie, met uitzondering van de opleidingen algemene vorming ASO van de derde graad van het studiegebied algemene vorming en de opleidingen in het pedagogisch hoger onderwijs.»; 2° in § 4, 4°, worden na de woorden « het pedagogisch hoger onderwijs » de woorden « en de opleidingen die minder dan 900 lestijden tellen » toegevoegd;3° in § 4, 4°, wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Cursisten die voor 1 september 2006 in het hoger onderwijs voor sociale promotie een opleiding van minder dan 900 lestijden aangevat hebben, kunnen voor zover deze opleiding nog wordt georganiseerd tot uiterlijk 31 augustus 2010 aanspraak maken op een diploma.Deze bepaling is niet van toepassing voor de opleidingen van het pedagogisch hoger onderwijs. ».
Artikel IV.4 Artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 24 december 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 55 De ambten die de personeelsleden van een centrum kunnen uitoefenen, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° in de categorie onderwijzend personeel, in een wervingsambt : a) leraar hoger onderwijs voor sociale promotie;b) leraar secundair onderwijs voor sociale promotie;2° in de categorie bestuurspersoneel : a) in een selectieambt : 1) adjunct-directeur voor hoger onderwijs voor sociale promotie;2) adjunct-directeur voor secundair onderwijs voor sociale promotie;3) technisch adviseur;b) in een bevorderingsambt : 1) directeur;2) technisch-adviseur coördinator;3° in de categorie ondersteunend personeel, in een wervingsambt, het ambt van administratief medewerker. De ambten van het bestuurs- en ondersteunend personeel worden ten minste per tiende van een eenheid gefinancierd of gesubsidieerd. ».
Artikel IV.5 Het koninklijk besluit van 14 november 1962 houdende algemene regeling van de studiën in het Hoger Technisch Onderwijs wordt opgeheven.
Artikel IV.6 Artikel 5, § 2, van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs wordt opgeheven.
Artikel IV.7 In artikel 5bis, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 februari 1977 en gewijzigd bij wet van 15 juli 1985 en bij decreet van 5 juli 1989, worden de punten a) en d) opgeheven.
Afdeling II. - Basiseducatie Artikel IV.8 In artikel 5, § 3, 1°, van het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van basiseducatie voor laaggeschoolde volwassenen, zoals gewijzigd bij het decreet van 7 mei 2004, worden de woorden « Nederlands moedertaal » vervangen door het woord « Nederlands ».
Afdeling III. - Deeltijds kunstonderwijs Artikel IV.9 Aan artikel 91 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II worden een punt 7° en een punt 8° toegevoegd, die luiden als volgt : « 7° fusie van instellingen : de samenvoeging tot één nieuwe instelling van twee of meer instellingen die gelijktijdig worden afgeschaft of de samenvoeging tot één instelling van twee of meer instellingen waarbij één van de instellingen in kwestie blijft bestaan en de andere opslorpt; 8° overheveling : de overbrenging van een filiaal van de ene naar de andere instelling.».
Artikel IV.10 Aan artikel 93 van hetzelfde decreet wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De Vlaamse Regering kan modaliteiten bepalen voor fusies van instellingen en overhevelingen in het deeltijds kunstonderwijs zoals bedoeld in artikel 91, 7° en 8°. ».
Afdeling IV. - Inwerkingtreding Artikel IV.11 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van : 1° artikel IV.4 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 1999; 2° artikel IV.8 dat uitwerking heeft met ingang van 1 februari 2006.
HOOFDSTUK V. - Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding Artikel V.1 In artikel 14 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De centra zijn gesloten tijdens de kerstvakantie en de paasvakantie, uitgezonderd de eerste maandag en de tweede vrijdag van de kerstvakantie. Indien deze openingsdagen respectievelijk gelijk vallen met 25 of 26 december of met 1 of 2 januari, dan worden ze verplaatst naar de datum binnen de kerstvakantie die hierbij het dichtste aansluit. ».
Artikel V.2 In artikel 28 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de zin « Het centrum zet in dit geval de begeleiding slechts voort als de leerling vanaf 14 jaar of de ouders van de leerling jonger dan 14 jaar hiermee instemmen.» vervangen door wat volgt : « Het centrum zet in dit geval de begeleiding alleen voort als de betrokken leerling hiermee instemt, op voorwaarde dat hij in staat is tot een redelijke beoordeling van zijn belangen, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De minderjarige van twaalf jaar en ouder wordt vermoed in staat te zijn tot een redelijke beoordeling van zijn belangen.
In het andere geval wordt de begeleiding alleen voortgezet mits de ouders van de betrokken leerling ermee instemmen. »; 2° in § 2 wordt de zin « Een instemming van de betrokken leerling of zijn ouders is niet vereist » vervangen door de zin « In afwijking van artikel 4 en 8 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp is de instemming van de betrokken leerling of zijn ouders niet vereist.».
Artikel V.3 In artikel 30, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « vanaf 14 jaar » vervangen door de woorden « vanaf 12 jaar ».
Artikel V.4 Aan artikel 53 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 24 december 2004, wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De Vlaamse Regering stelt, onder de door haar te bepalen voorwaarden, jaarlijks 238.476 euro ter beschikking van netoverschrijdende informatiseringsprojecten ten behoeve van de centra. Die middelen worden jaarlijks geïndexeerd. ».
Artikel V.5 In artikel 70, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 10 juli 2003 worden de woorden « OG = 2.779 » vervangen door de woorden « OG = 2.772 ».
Artikel V.6 In artikel 70 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 10 juli 2003 wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Het totale aantal lineair te verdelen omkaderingsgewichten, S o, wordt berekend als volgt : S o = OG - S art71 - KL - PO waarbij : 1° OG = 2.898,85 zijnde het totale aantal omkaderingsgewichten te verdelen in overeenstemming met de bepalingen van dit decreet; 2° S art71 = de 315 extra-omkaderingsgewichten, vermeld in artikel 71;3° KL = de omkaderingsgewichten die aan de centra van het gemeenschapsonderwijs uitdovend worden toegewezen voor het aanwenden van de boventallige klerken, vermeld in artikel 187;4° PO = de omkaderingsgewichten die worden aangewend voor de permanente en netgebonden ondersteuning van de centra, vermeld in artikel 89.».
Artikel V.7 In artikel 90, § 1, van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Elk centrum kan, na onderhandeling in het lokaal comité, driejaarlijks maximaal één omkaderingsgewicht van het omkaderingsgewicht, vermeld in artikel 70, overdragen aan het permanent ondersteuningscentrum. De totale overdracht aan elk permanent ondersteuningscentrum kan echter niet meer bedragen dan het dubbele van het omkaderingsgewicht, vermeld in artikel 89, tweede lid. ».
Artikel V.8 In artikel 73 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden een punt 9° en 10° ingevoegd, die luiden als volgt : « 9° ervaringsdeskundige;10° intercultureel bemiddelaar.»; 2° een § 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Als een centrum het ambt van intercultureel bemiddelaar, bedoeld in artikel 73, § 1, 10°, inricht, heeft een personeelslid dat aan volgende voorwaarden voldoet, voorrang bij tijdelijke aanstelling en vaste benoeming : - het personeelslid werd hetzij als interculturele medewerker hetzij als intercultureel bemiddelaar overeenkomstig artikel 182 geconcordeerd naar het ambt van medewerker; - en het personeelslid is sinds 1 september 2000 tijdelijk aangesteld of vastbenoemd in het ambt van medewerker.
Als een centrum een personeelslid dat aan voormelde voorwaarden voldoet, aanstelt in het ambt van intercultureel bemiddelaar worden de diensten die het personeelslid sinds 1 september 2000 presteerde als medewerker, beschouwd als diensten gepresteerd in het ambt van intercultureel bemiddelaar. ».
Artikel V.9 In artikel 73, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden « 6° en 7° » vervangen door de woorden « 6°, 7° en 9° en 10° ».
Artikel V.10 In artikel 77 van hetzelfde decreet worden een 10° en 11° toegevoegd, die luiden als volgt : « 10° intercultureel bemiddelaar : 0,7; 11° ervaringsdeskundige : 0,5.».
Artikel V.11 Artikel 81 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 81 Onverminderd artikel 80, heeft het personeel recht op 21 werkdagen vakantie. Bij onvolledige prestaties en/ of bij aanstellingen kleiner dan een volledig schooljaar wordt dit aantal dagen vakantie in evenredige mate verminderd.
Deze vakantiedagen moeten worden opgenomen tijdens de schoolvakanties, met uitzondering van 7 werkdagen die buiten de schoolvakanties, behalve in de maand juni, kunnen worden opgenomen. ».
Artikel V.12 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van de artikelen V.4 en V.5 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2006.
HOOFDSTUK VI. - Decreten inzake inspectie en begeleiding Artikel VI.1 Artikel 7 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998 en 13 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 7 § 1. Om tot de onderwijsinspectie, de inspectie van de centra of tot de Dienst voor Onderwijsontwikkeling te worden toegelaten, komen in aanmerking : 1° de personeelsleden bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;2° de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 1, a), van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;3° de personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten bedoeld in artikel 87 van dit decreet;4° de personeelsleden van de onderwijsinspectie, de inspectie van de centra of de Dienst voor Onderwijsontwikkeling bedoeld in artikel 20 van dit decreet;5° het zelfstandig en het assisterend academisch personeel van de universiteiten;6° het onderwijzend personeel van de hogescholen;7° de educatieve personeelsleden tewerkgesteld in de centra voor basiseducatie en in het Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Centra voor Basiseducatie. § 2. De kandidaten bedoeld in § 1 moeten daarenboven ten minste 10 jaar dienstanciënniteit hebben en/of ervaring in de basiseducatie.
Deze voorwaarde geldt niet voor de personeelsleden die worden toegelaten tot het ambt van navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. § 3. De berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in § 2 gebeurt als volgt : 1° voor de dienstanciënniteit verworven in het Gemeenschapsonderwijs : overeenkomstig artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;2° voor de dienstanciënniteit verworven in het gesubsidieerd onderwijs : overeenkomstig artikel 6 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;3° voor de dienstanciënniteit verworven in de hogescholen of de universiteiten : overeenkomstig de regels zoals zij gelden voor de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding in het Gemeenschaponderwijs. Voor de hogescholen en universiteiten worden als diensten beschouwd : a) in het universitair onderwijs : de diensten, en daarmee gelijkgestelde, die een personeelslid heeft gepresteerd in de categorie van het academisch personeel zoals bedoeld in het decreet van 31 mei 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;b) in de hogescholen : de diensten en daarmee gelijkgestelde diensten, die een personeelslid heeft gepresteerd in de categorie van het onderwijzend personeel zoals bedoeld in het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. In voorkomend geval wordt de dienstanciënniteit verworven in het Gemeenschapsonderwijs, in het gesubsidieerd onderwijs, in de hogescholen of in de universiteiten samengeteld. § 4. In afwijking van § 1 kunnen eveneens worden toegelaten de kandidaten die voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° blijk geven van een zeer grondig onderwijskundig inzicht;2° ten minste 10 jaar relevante ervaring hebben in het onderwijs, vermeld in artikel 5, of in de centra vermeld in artikel 6, ofwel ten minste 10 jaar relevante ervaring hebben deels in het onderwijs of de centra, vermeld in artikelen 5 of 6, en deels met het onderwijs of met de centra, vermeld in artikelen 5 of 6. § 5. De algemene toelatingsvoorwaarden tot een ambt bij de onderwijsinspectie, de inspectie van de centra of de Dienst voor Onderwijsontwikkeling zijn : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Gemeenschap, behoudens door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;2° van goed gedrag zijn, zoals dat blijkt door een attest van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan drie maanden tevoren werd uitgereikt;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten.».
Artikel VI.2 Aan artikel 8, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De Vlaamse Regering kan aan deze personeelsformatie ook personeelsleden uit het onderwijs of de centra toevoegen aan wie een verlof wegens opdracht wordt toegekend. ».
Artikel VI.3 Artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 22 Voor de toegang tot een ambt van inspecteur wordt een proef georganiseerd.
Onverminderd de toepassing van artikel 7 moet de kandidaat om tot de proef te worden toegelaten een dossier overleggen houdende zijn curriculum vitae, met opgave van alle elementen waardoor hij zijn onderwijskundige inzichten, agogische vaardigheden en vakdidactische deskundigheid heeft uitgebreid en verdiept.
De Vlaamse Regering kan desgevallend bijkomende diplomavereisten of specifieke relevante ervaring bepalen. ».
Artikel VI.4 Artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 23 Voor de toegang tot het ambt van adviseur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling wordt een proef georganiseerd.
Om tot de proef te worden toegelaten moet de kandidaat een dossier overleggen houdende zijn curriculum vitae, met opgave van alle elementen waardoor hij zijn onderwijskundige inzichten heeft uitgebreid en verdiept.
De Vlaamse Regering kan eventueel extra diploma-vereisten en extra relevante ervaring vereisen. ».
Artikel VI.5 Artikel 23bis van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 23bis Voor de toegang tot het ambt van navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling wordt een proef georganiseerd.
Om tot de proef te worden toegelaten moet de kandidaat : 1° in het bezit zijn van een diploma van doctor op proefschrift en ten minste drie jaar ervaring hebben inzake onderwijskundige wetenschappelijke studieactiviteiten of in het bezit zijn van een academisch diploma of een diploma van academisch niveau en ten minste zes jaar ervaring hebben inzake onderwijskundige wetenschappelijke studieactiviteiten;2° een dossier overleggen met zijn curriculum vitae, met opgave van alle elementen waardoor hij zijn onderwijskundige inzichten heeft uitgebreid en verdiept. De Vlaamse Regering kan eventueel extra diplomavereisten en extra relevante ervaring bepalen. ».
Artikel VI.6 De artikelen 24 en 25 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, worden opgeheven.
Artikel VI.7 In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « artikelen 22 en 23 » vervangen door de woorden « artikelen 22, 23 en 23bis ».
Artikel VI.8 Artikel 28, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De beoordeling van de toelatingsvoorwaarden, van de proef en van het in de artikelen 22, 23 en 23bis bedoelde dossier geschiedt door een commissie, waarvan de Vlaamse Regering de samenstelling en de werking bepaalt. ».
Artikel VI.9 In artikel 82, § 1, tweede lid, en § 2, eerste lid, 3°, en derde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, worden de woorden « nuttige ervaring » telkens vervangen door de woorden « relevante ervaring ».
Artikel VI.10 In artikel 82, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 april 1999, wordt punt 5° opgeheven.
Artikel VI.11 Aan artikel 94 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 8 juli 1998, 1 december 1998 en 13 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1, 1°, worden de volgende woorden toegevoegd : « of het contractueel personeel van de pedagogische begeleidingsdiensten van het gesubsidieerd onderwijs of de gesubsidieerde centra »;2° in § 1, 2°, worden tussen de woorden « universiteit » en « en » de woorden « of als contractueel personeelslid van de pedagogische begeleidingsdiensten van het gesubsidieerd onderwijs of de gesubsidieerde centra » ingevoegd en worden de woorden « artikel 25 » vervangen door de woorden « artikel 7 »;3° een § 1bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.In afwijking van de bepalingen van § 1 kunnen de ambten van pedagogisch adviseur en adviseur-coördinator ook worden toegewezen aan een kandidaat die voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° blijk geven van een zeer grondig onderwijskundig inzicht;2° ten minste 10 jaar relevante ervaring hebben in het onderwijs of de centra, vermeld in artikel 89, ofwel ten minste 10 jaar relevante ervaring hebben deels in het onderwijs of de centra, vermeld in artikel 89, en deels met het onderwijs of de centra, vermeld in artikel 89.».
Artikel VI.12 Aan artikel 95 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden tussen de woorden « het academisch personeel van de universiteiten » en « kunnen eveneens in een ambt » de woorden « of de contractuele personeelsleden van de pedagogische begeleidingsdiensten van het Gemeenschapsonderwijs » ingevoegd;2° in § 1 worden tussen de woorden « universiteit » en « worden » de woorden « of als contractueel personeelslid van de pedagogische begeleidingsdienst van het Gemeenschapsonderwijs » ingevoegd en worden de woorden « artikel 25 » vervangen door de woorden « artikel 7 »;3° een § 1bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.In afwijking van de bepalingen van § 1 kunnen de ambten van pedagogisch adviseur en adviseur-coördinator ook worden toegewezen aan een kandidaat die voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° blijk geven van een zeer grondig onderwijskundig inzicht;2° ten minste 10 jaar relevante ervaring hebben in het onderwijs of de centra, vermeld in artikel 89, ofwel ten minste 10 jaar relevante ervaring hebben deels in het onderwijs of de centra, vermeld in artikel 89, en deels met het onderwijs of de centra, vermeld in artikel 89.».
Artikel VI.13 In artikel 13 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996 en 13 april 1999, wordt punt 7° opgeheven. Artikel VI.14 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van artikelen VI.10 en VI.13 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2004.
HOOFDSTUK VII. - Rechtspositie van het onderwijspersoneel Afdeling I. - Decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs Artikel VII.1 Aan artikel 3 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1998, 18 mei 1999, 14 februari 2003, 10 juli 2003 en 15 juli 2005, worden een punt 31° en 32° toegevoegd, die luiden als volgt : « 31° bevoegde instantie van de godsdienst of betrokken eredienst : de instantie of personen die de bevoegdheid op basis van de eigen interne regelgeving hebben, of de instantie of personen die van het representatieve orgaan van de eredienst of van het hoofd van de eredienst de bevoegdheid krijgen; 32° bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer : de erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap, vermeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.».
Artikel VII.2 In artikel 4, § 1, van hetzelfde decreet, wordt punt a) vervangen door wat volgt : « a) bestaat het aantal dagen, gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen gerekend van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van alle vakantieperioden met uitzondering van de zomervakantie, als ze in die activiteitsperiode vallen. Dat aantal wordt vermenigvuldigd met 1,2.
In afwijking hiervan bestaat voor het administratief personeel, de administratief medewerker van het beleids- en ondersteunend personeel, de administratief medewerker van het ondersteunend personeel en voor de personeelsleden van de CLB's, de semi-internaten en de opvangcentra, het aantal dagen gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen van het begin tot het einde van een ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van alle vakantieperioden. Dit aantal wordt niet vermenigvuldigd met 1,2.
De dagen, gepresteerd in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijk personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, worden gerekend vanaf het begin tot het einde van een ononderbroken periode van dienstactiviteit, met inbegrip van alle vakantieperioden; ».
Artikel VII.3 In artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « hem voor de vervulling van de betrekking ongeschikt maken » vervangen door de woorden « een gevaar vormen voor de gezondheidstoestand van de leerlingen »;2° in § 3 worden de woorden « of in strijd met de bepalingen van hoofdstuk IV van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt » geschrapt. Artikel VII.4 In artikel 22, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt het woord « levensbeschouwing » vervangen door de woorden « van de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.5 In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt punt d) opgeheven.
Artikel VII.6 In artikel 28bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 14 februari 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.In afwijking van § 2 deelt de raad van bestuur tijdens het schooljaar 2006-2007 de lijst mee van vacant verklaarde betrekkingen in de categorie van het ondersteunend personeel in het buitengewoon secundair onderwijs, na 15 september 2006 en vóór 15 oktober 2006. De vacante betrekkingen worden vastgesteld in functie van de toestand op 15 september 2006.
De vacante betrekkingen in de categorie van het opvoedend hulppersoneel en administratief personeel in het buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de internaten, die werden meegedeeld vóór 15 mei 2006 op basis van de toestand op 15 april 2006 hebben geen uitwerking. »; 2° een § 7 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7.Met het oog op de vaste benoemingen op 1 januari 2007 in de centra voor volwassenenonderwijs worden, in afwijking op § 2 en rekening houdend met artikel 57 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal gelegenheden van het volwassenenonderwijs, de vacante betrekkingen in het vak of de specialiteit grafische technieken in de vierde graad BSO beschouwd als vacante betrekkingen in het vak of de specialiteit grafische technieken in de derde graad TSO. ».
Artikel VII.7 In artikel 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt punt 3° opgeheven;2° § 3 wordt opgeheven. Artikel VII.8 In artikel 40bis, § 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « de vaste benoeming wordt meegedeeld » vervangen door de woorden « de vaste benoeming, de nieuwe affectatie en de mutatie worden meegedeeld » en worden de woorden « opdat zij zou » vervangen door de woorden « opdat zij zouden ».
Artikel VII.9 In artikel 40quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2003, worden de woorden « gewoon secundair onderwijs » vervangen door de woorden « gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de internaten ».
Artikel VII.10 In artikel 40septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 10 juli 2003, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de wervingsambten die door de Vlaamse Regering worden vastgelegd. ».
Artikel VII.11 In artikel 41, § 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 1 december 1993 en 18 mei 1999, worden de woorden « afgevaardigde van de betrokken godsdienst of van de erkende vereniging » vervangen door de woorden « de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of van de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.12 In artikel 47, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 1994, worden de woorden « en de vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt wordt meegedeeld » vervangen door de woorden « , de vaste benoeming, de nieuwe affectatie en de mutatie in een selectie- of bevorderingsambt worden meegedeeld » en worden de woorden « opdat zij zou » vervangen door de woorden « opdat zij zouden ».
Artikel VII.13 In artikel 55 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 14 februari 2003 en 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3bis worden tussen de woorden « voltijds gewoon secundair onderwijs » en de woorden « vast benoemd » de woorden « of het buitengewoon secundair onderwijs » ingevoegd;2° in § 4 worden de woorden « secundair onderwijs » vervangen door de woorden « gewoon en buitengewoon secundair onderwijs ». Artikel VII.14 In artikel 56ter, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Voor de toepassing van dit artikel kan de Vlaamse Regering de nadere administratieve en geldelijke bepalingen voor de betrokken personeelsleden vastleggen.
Het betreft bepalingen inzake : - de prestaties geleverd als tijdelijk personeelslid; - de rechten met betrekking tot de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur; - de kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling, een toelating tot de proeftijd, een vaste benoeming of een mutatie; - de vacantverklaring van betrekkingen met het oog op een toelating tot de proeftijd, een vaste benoeming of een mutatie; - de draagwijdte van de vaste benoeming; - de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling; - de bekwaamheidsbewijzen; - de weddenschalen. ».
Artikel VII.15 In artikel 61, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 13 juli 2001, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5°de terugkeer tot de tijdelijke aanstelling voor het personeelslid dat vast benoemd is in een wervingsambt, de terugzetting in rang voor het personeelslid dat vast benoemd is in een selectie- of bevorderingsambt of het uitstel van vaste benoeming voor een bepaalde duur van het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur. ».
Artikel VII.16 Aan artikel 67, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 14 februari 2003, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. Bij het uitstel van vaste benoeming blijft het personeelslid aangesteld voor doorlopende duur en blijft ook het recht op zulke aanstelling behouden. Het komt slechts opnieuw in aanmerking voor een vaste benoeming na verloop van twee volledige schooljaren volgend op de uitspraak. ».
Artikel VII.17 In artikel 73ter, § 10, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt het woord « levensbeschouwing » vervangen door de woorden « van de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.18 In artikel 73septies, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « levensbeschouwing » vervangen door de woorden « van de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.19 In artikel 77quater, § 3, van hetzelfde decreet wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3°ten aanzien van de instelling waar het personeelslid geaffecteerd of aangesteld is : - de wijze waarop zij in het beslissingsproces wordt betrokken. ».
Artikel VII.20 In hetzelfde decreet wordt een artikel 77quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 77quinquies Een personeelslid dat met toepassing van artikelen 41 en 42 van de arbeidswet van 16 maart 1971 door de werkgever verwijderd werd uit een risico kan door de bevoegde inrichtende macht belast worden met pedagogische of administratieve taken in een niet organieke betrekking in haar ambt in de instelling of het centrum in kwestie en/of voor de scholengemeenschap. Mits onderling akkoord kan het personeelslid deze taken ook uitoefenen in een andere instelling van de scholengemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere administratieve en geldelijke gevolgen van deze maatregel. ».
Artikel VII.21 Artikel 79 van het hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel VII.22 In artikel 86, 9°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden « het hoofd van de eredienst in kwestie of de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer » vervangen door de woorden « de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of van de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.23 Artikel 100ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt opgeheven.
Artikel VII.24 Artikel 100quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 100quater In het buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de internaten, kunnen vanaf het schooljaar 2006-2007 geen personeelsleden meer tijdelijk worden aangesteld of worden vast benoemd in betrekkingen in de categorie van het opvoedend hulppersoneel of het administratief personeel. ».
Artikel VII.25 Artikel 100quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 100quinquies § 1. De personeelsleden die op 30 juni 2006 vast benoemd zijn, toegelaten zijn tot de proeftijd, ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking of tijdelijk aangesteld zijn in een vacante betrekking in een ambt in de categorie van het opvoedend hulppersoneel worden, mits inachtneming van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, met ingang van 1 september 2006 geconcordeerd naar het ambt van opvoeder. Die concordantie is persoonsgebonden.
De concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. § 2. De personeelsleden die op 30 juni 2006 vast benoemd zijn, ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking of tijdelijk aangesteld zijn in een vacante betrekking in een ambt in de categorie van het administratief personeel worden, op voorwaarde van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, met ingang van 1 september 2006 geconcordeerd naar het ambt van administratief medewerker. Die concordantie is persoonsgebonden.
De concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. § 3. Van de concordantie, vermeld in §§ 1 en 2, kan mits wederzijds akkoord tussen inrichtende macht en betrokken personeelslid worden afgeweken. De afwijking kan enkel op 1 september 2006 worden toegepast en de concordantie is eveneens persoonsgebonden.
Het personeelslid volgt vervolgens de geldelijke en administratieve rechtspositie die verbonden is aan het ambt waarnaar hij als gevolg van de afwijking wordt geconcordeerd.
Bij de toepassing van deze paragraaf moet de inrichtende macht steeds rekening houden met artikel 95 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. § 4. Het personeelslid behoudt bij de concordantie steeds de salarisschaal die hij genoot op 30 juni 2006 en de daarmee overeenstemmende puntenwaarde, zoals bepaald in artikel 97 van voormeld decreet van 14 juli 1998. § 5. Het personeelslid dat op het ogenblik van de concordantie, vermeld in §§ 1 en 2, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994 betreffende de deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de psychomedisch-sociale centra of van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstellling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding, ter beschikking gesteld is in een ambt van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel, wordt beschouwd als ambtshalve geconcordeerd zoals vermeld in §§ 1 en 2. § 6. In afwijking op artikel 48 kan de raad van bestuur het personeelslid dat uiterlijk op 30 juni 2006 toegelaten is tot de proeftijd in het selectieambt van opvoeder-huismeester of directiesecretaris vast benoemen in dit ambt op voormelde datum. ».
Artikel VII.26 Aan artikel 100bis, § 5, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999 worden de woorden « én van zodra het college van beroep, zoals bedoeld in artikel 73novies, § 2, functioneert » toegevoegd.
Artikel VII.27 In hetzelfde decreet wordt een artikel 103sexies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 103sexies § 1. De prestaties die een personeelslid tussen 1 september 2002 en 31 augustus 2006 geleverd heeft in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon secundair onderwijs, kunnen beschouwd worden als gepresteerd in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers.
Hiertoe pleegt de raad van bestuur of haar afgevaardigde overleg met ieder van de betrokken personeelsleden.
Als de raad van bestuur of haar afgevaardigde en een personeelslid overeenkomen dat de verrichte prestaties beschouwd worden als prestaties in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers, dan wordt een individueel concordantieformulier opgesteld. Dit formulier, waaruit ook gedetailleerd blijkt welke prestaties beschouwd worden als prestaties in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers, wordt ondertekend door de raad van bestuur of haar afgevaardigde en door het betrokken personeelslid. De concordantie heeft dan uitwerking met ingang van 1 september 2006 en moet ingediend worden ten laatste op 15 september 2006. De concordantie is persoonsgebonden en eenmalig. § 2. Als de raad van bestuur of haar afgevaardigde en een personeelslid ter zake geen overeenkomst bereiken, dan deelt de raad van bestuur of haar afgevaardigde de reden hiervan schriftelijk mee aan het betrokken personeelslid. Het personeelslid kan dan bij de Commissie Bezwaarschriften, hierna commissie genoemd, tot uiterlijk twintig kalenderdagen nadat de beslissing van de raad van bestuur hem werd meegedeeld een gemotiveerd bezwaarschrift neerleggen. Het personeelslid kan zich ook tot de commissie wenden als de raad van bestuur nalaat om een beslissing te nemen. In dat geval dient het bezwaarschrift uiterlijk op 5 oktober bij de commissie ingediend te worden.
Dat bezwaarschrift houdt in dat het personeelslid een eigen voorstel indient tot concordantie naar het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers op grond van § 1 of dat het personeelslid een voorstel indient om geen concordantie te verkrijgen.
De commissie hoort de betrokken partijen. Ze houdt bij haar uitspraak eveneens rekening met de bepalingen van § 1.
Als de commissie het bezwaarschrift van het betrokken personeelslid niet aanvaardt, is de door de raad van bestuur gemaakte keuze in hoofde van het personeelslid bindend en definitief vanaf 1 september 2006.
Als de commissie het bezwaarschrift van het betrokken personeelslid aanvaardt, is deze beslissing ten aanzien van de raad van bestuur bindend en definitief vanaf 1 september 2006.
De commissie bestaat uit de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten of zijn afgevaardigde en de bevoegde leden van het college van inspecteurs-generaal of hun afgevaardigden. § 3. De individuele concordantie bedoeld in § 1 heeft voor gevolg dat : 1° de diensten, gepresteerd in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, worden geacht ook te zijn gepresteerd in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;2° voor personeelsleden die vast benoemd zijn, de draagwijdte van hun vaste benoeming zoals bedoeld in artikel 40bis, § 1, wordt uitgebreid met het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;3° het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, wordt geacht ook te zijn verworven voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;4° een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven voor de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, ook geldt voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;5° een reaffectatie of wedertewerkstelling in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, ook blijft gelden als reaffectatie of wedertewerkstelling in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers. § 4. De kandidaatstellingen die in toepassing van dit decreet plaatsvonden voor de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs voor het schooljaar 2006-2007, worden - waar nodig - geacht gebeurd te zijn voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers. § 5. In afwijking van artikel 28bis, § 2, deelt de raad van bestuur tijdens het schooljaar 2006-2007 de lijst van vacant verklaarde betrekkingen in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs mee na 15 september 2006 en vóór 15 oktober 2006. De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2006.
De vacante betrekkingen in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die werden meegedeeld vóór 15 mei 2006 op basis van de toestand op 15 april 2006, hebben geen uitwerking. ».
Afdeling II. - Decreet betreffende de rechtspositie van bepaaldepersoneelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centravoor leerlingenbegeleiding Artikel VII.28 Aan artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. In het gesubsidieerd officieel onderwijs ingericht door de gemeenten is het college van burgemeester en schepenen bevoegd voor het toekennen van een afwezigheid, een verlof, een terbeschikkingstelling, een tijdelijke aanstelling, een affectatie en een loopbaanonderbreking, voor zover die de duur van maximaal twaalf maanden niet overschrijdt. ».
Artikel VII.29 Aan artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1994, 1 december 1998, 14 februari 2003, 10 juli 2003 en 15 juli 2005, worden een punt 21° en 22° toegevoegd, die luiden als volgt : « 21° bevoegde instantie van de godsdienst of betrokken eredienst : de instantie of personen die de bevoegdheid op basis van de eigen interne regelgeving hebben, of de instantie of personen die van het representatieve orgaan van de eredienst of van het hoofd van de eredienst de bevoegdheid krijgen; 22° bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer : de erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap, vermeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.».
Artikel VII.30 In artikel 6, § 1, van hetzelfde decreet, wordt punt a) vervangen door wat volgt : « a) bestaat het aantal dagen, gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen gerekend van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van alle vakantieperioden met uitzondering van de zomervakantie, als ze in die activiteitsperiode vallen. Dat aantal wordt vermenigvuldigd met 1,2.
In afwijking hiervan bestaat voor het administratief personeel, de administratief medewerker van het beleids- en ondersteunend personeel, de administratief medewerker van het ondersteunend personeel en voor de personeelsleden van de CLB's, de semi-internaten en de opvangcentra, het aantal dagen gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen van het begin tot het einde van een ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van alle vakantieperioden. Dit aantal wordt niet vermenigvuldigd met 1,2.
De dagen, gepresteerd in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijk personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, worden gerekend vanaf het begin tot het einde van een ononderbroken periode van dienstactiviteit, met inbegrip van alle vakantieperioden; ».
Artikel VII.31 In artikel 19, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 8 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « of in strijd met de bepalingen van hoofdstuk IV van het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het lerarenambt » geschrapt;2° § 3 wordt geschrapt. Artikel VII.32 In artikel 21, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 22 april 1993, 20 december 1994, 18 mei 1999 en 14 februari 2003 wordt punt e) opgeheven.
Artikel VII.33 In artikel 31 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 februari 2003 en 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt 3° opgeheven;2° § 5 wordt opgeheven;3° in § 8 worden de woorden « de vaste benoeming wordt meegedeeld » vervangen door de woorden « de vaste benoeming, de nieuwe affectatie en de mutatie worden meegedeeld » en worden de woorden « opdat zij zou » vervangen door de woorden « opdat zij zouden ». Artikel VII.34 In artikel 33, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 14 juli 1998, 18 mei 1999, 14 februari 2003 en 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt : « In het buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de internaten, deelt de inrichtende macht voor het schooljaar 2006-2007 de vacante betrekkingen in de categorie van het ondersteunend personeel mee na 15 september 2006 en voor 15 oktober 2006.De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2006.
De vacante betrekkingen in de categorie van het opvoedend hulppersoneel en administratief personeel die werden meegedeeld voor 15 mei 2006 op basis van de toestand op 15 april 2006 hebben geen uitwerking. »; 2° tussen het vijfde en zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Met het oog op de vaste benoemingen in de centra voor volwassenenonderwijs op 1 januari 2007 worden de vacante betrekkingen in het vak of de specialiteit grafische technieken in de vierde graad BSO die, rekening houdend met artikel 57 van het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal gelegenheden van het volwassenenonderwijs, worden meegedeeld aan de personeelsleden die de voorwaarden voor een vaste benoeming vervullen, beschouwd als vacante betrekkingen in het vak of de specialiteit grafische technieken in de derde graad TSO.».
Artikel VII.35 In artikel 36bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2003, worden de woorden « gewoon secundair onderwijs » vervangen door de woorden « gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de internaten ».
Artikel VII.36 In artikel 36quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 10 juli 2003, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De personeelscategorie beleids- en ondersteunend personeel bestaat uit de wervingsambten die door de Vlaamse Regering worden vastgelegd. ».
Artikel VII.37 In artikel 41, § 2, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 21 december 1994, worden de woorden « de vaste benoeming in een selectie- of bevorderingsambt wordt meegedeeld » vervangen door de woorden « de vaste benoeming, de nieuwe affectatie en de mutatie in een selectie- of bevorderingsambt worden meegedeeld » en worden de woorden « opdat zij zou » vervangen door de woorden « opdat zij zouden ».
Artikel VII.38 In artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 14 februari 2003 en 10 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3bis worden tussen de woorden « voltijds gewoon secundair onderwijs » en de woorden « vast benoemd » de woorden « of het buitengewoon secundair onderwijs » ingevoegd;2° in § 4 worden de woorden « secundair onderwijs » vervangen door de woorden « gewoon en buiten gewoon secundair onderwijs ». Artikel VII.39 In artikel 47ter, § 10, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « levensbeschouwing » vervangen door de woorden « de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.40 In artikel 47septies, § 3, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt het woord « levensbeschouwing » vervangen door de woorden « van de niet-confessionele zedenleer ».
Artikel VII.41 In artikel 51quater, § 3, van hetzelfde decreet wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° ten aanzien van de instelling waar het personeelslid geaffecteerd of aangesteld is : - de wijze waarop zij in het beslissingsproces wordt betrokken. ».
Artikel VII.42 In hetzelfde decreet wordt een artikel 51quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 51quinquies Een personeelslid dat met toepassing van de artikelen 41 en 42 van de arbeidswet van 16 maart 1971 door de werkgever verwijderd werd uit een risico, kan door de bevoegde inrichtende macht belast worden met pedagogische of administratieve taken in een niet-organieke betrekking in haar ambt in de instelling of het centrum in kwestie en/of voor de scholengemeenschap. Mits onderling akkoord kan het personeelslid deze taken ook uitoefenen in een andere instelling van de scholengemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere administratieve en geldelijke gevolgen van deze maatregel. ».
Artikel VII.43 Artikel 53 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Artikel VII.44 In artikel 64, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 13 juli 2001, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° de terugkeer tot de tijdelijke aanstelling voor het personeelslid dat vast benoemd is in een wervingsambt, de terugzetting in rang voor het personeelslid dat vast benoemd is in een selectie- of bevorderingsambt of het uitstel van vaste benoeming voor een bepaalde duur van het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur. ».
Artikel VII.45 Aan artikel 65, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999, 13 juli 2001 en 14 februari 2003, wordt een § 7 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7. Bij het uitstel van vaste benoeming blijft het personeelslid aangesteld voor doorlopende duur en blijft ook het recht op zulke aanstelling behouden. Het komt slechts opnieuw in aanmerking voor een vaste benoeming na verloop van twee volledige schooljaren volgend op de uitspraak. ».
Artikel VII.46 In artikel 74quater, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Voor de toepassing van dit artikel kan de Vlaamse Regering de nadere administratieve en geldelijke bepalingen voor de betrokken personeelsleden vastleggen.
Het betreft bepalingen inzake : - de prestaties geleverd als tijdelijk personeelslid; - de rechten met betrekking tot de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur; - de mededeling van vacante betrekkingen met het oog op een vaste benoeming; - de kandidaatstelling voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur of een vaste benoeming; - de draagwijdte van de vaste benoeming; - de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling; - de bekwaamheidsbewijzen; - de weddenschalen. ».
Artikel VII.47 Artikel 84ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998, wordt opgeheven.
Artikel VII.48 Artikel 84quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 84quater In het buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de internaten, kunnen vanaf het schooljaar 2006-2007 geen personeelsleden meer tijdelijk worden aangesteld of worden vast benoemd in betrekkingen in de categorie van het opvoedend hulppersoneel of het administratief personeel. ».
Artikel VII.49 Artikel 84quinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1998 en gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 84quinquies § 1. De personeelsleden die op 30 juni 2006 vast benoemd zijn, ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking of tijdelijk aangesteld zijn in een vacante betrekking in een ambt in de categorie van het opvoedend hulppersoneel, worden, mits inachtneming van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, met ingang van 1 september 2006 geconcordeerd naar het ambt van opvoeder. Die concordantie is persoonsgebonden.
De concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. § 2. De personeelsleden die op 30 juni 2006 vast benoemd zijn, ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking of tijdelijk aangesteld zijn in een vacante betrekking in een ambt in de categorie van het administratief personeel, worden, mits inachtneming van titel XI - Ondersteunend personeel van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, met ingang van 1 september 2006 geconcordeerd naar het ambt van administratief medewerker. Die concordantie is persoonsgebonden.
De concordantie heeft geen gevolgen voor de geldelijke en administratieve rechtspositie van het personeelslid. § 3. Van de concordantie, vermeld in §§ 1 en 2 kan mits wederzijds akkoord tussen inrichtende macht en betrokken personeelslid worden afgeweken. De afwijking kan enkel op 1 september 2006 worden toegepast en de concordantie is eveneens persoonsgebonden. Het personeelslid volgt vervolgens de geldelijke en administratieve rechtspositie die verbonden is aan het ambt waarnaar hij als gevolg van de afwijking wordt geconcordeerd.
Bij de toepassing van deze paragraaf moet de inrichtende macht steeds rekening houden met artikel 95 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs. § 4. Het personeelslid behoudt bij de concordantie steeds de salarisschaal die hij genoot op 30 juni 2006 en de daarmee overeenstemmende puntenwaarde, zoals bepaald in artikel 97 van voormeld decreet van 14 juli 1998. § 5. Het personeelslid dat op het ogenblik van de concordantie, vermeld in §§ 1 en 2, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994 betreffende de deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de psychomedisch-sociale centra of van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstellling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen, ter beschikking gesteld is in een ambt van het opvoedend hulppersoneel of van het administratief personeel, wordt beschouwd als zijnde ambtshalve geconcordeerd zoals vermeld in §§ 1 en 2. ».
Artikel VII.50 In hetzelfde decreet wordt een artikel 84terdecies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 84terdecies § 1. De prestaties die een personeelslid tussen 1 september 2002 en 31 augustus 2006 geleverd heeft in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 inzake de organisatie van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon secundair onderwijs, kunnen beschouwd worden als gepresteerd in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers.
Hiertoe pleegt de inrichtende macht of haar afgevaardigde overleg met ieder van de betrokken personeelsleden.
Als de inrichtende macht of haar afgevaardigde en een personeelslid overeenkomen dat de verrichte prestaties beschouwd worden als prestaties in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers, dan wordt een individueel concordantieformulier opgesteld. Dit formulier, waaruit ook gedetailleerd blijkt welke prestaties beschouwd worden als prestaties in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers, wordt ondertekend door de inrichtende macht of haar afgevaardigde en door het betrokken personeelslid. De concordantie heeft dan uitwerking met ingang van 1 september 2006 en moet ingediend worden ten laatste op 15 september 2006. De concordantie is persoonsgebonden en eenmalig. § 2. Als de inrichtende macht of haar afgevaardigde en een personeelslid ter zake geen overeenkomst bereiken, dan deelt de inrichtende macht of haar afgevaardigde de reden hiervan schriftelijk mee aan het betrokken personeelslid. Het personeelslid kan dan bij de Commissie Bezwaarschriften, hierna commissie genoemd, tot uiterlijk twintig kalenderdagen nadat de beslissing van de inrichtende macht hem werd meegedeeld een gemotiveerd bezwaarschrift neerleggen. Het personeelslid kan zich ook tot de commissie wenden als de inrichtende macht nalaat om een beslissing te nemen. In dat geval dient het bezwaarschrift uiterlijk op 5 oktober bij de commissie ingediend te worden.
Dat bezwaarschrift houdt in dat het personeelslid een eigen voorstel indient tot concordantie naar het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers op grond van § 1 of dat het personeelslid een voorstel indient om geen concordantie te verkrijgen.
De commissie hoort de betrokken partijen. Ze houdt bij haar uitspraak eveneens rekening met de bepalingen van § 1.
Als de commissie het bezwaarschrift van het betrokken personeelslid niet aanvaardt, is de door de inrichtende macht gemaakte keuze in hoofde van het personeelslid bindend en definitief vanaf 1 september 2006.
Als de commissie het bezwaarschrift van het betrokken personeelslid aanvaardt, is deze beslissing ten aanzien van de inrichtende macht bindend en definitief vanaf 1 september 2006.
De commissie bestaat uit de administrateur-generaal van het Agentschap voor Onderwijsdiensten of zijn afgevaardigde en de bevoegde leden van het college van inspecteurs-generaal of hun afgevaardigden. § 3. De individuele concordantie bedoeld in § 1 heeft voor gevolg dat : 1° de diensten, gepresteerd in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, worden geacht ook te zijn gepresteerd in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;2° voor personeelsleden die vast benoemd zijn, de draagwijdte van hun vaste benoeming zoals bedoeld in artikel 40bis, § 1, wordt uitgebreid met het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;3° het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, wordt geacht ook te zijn verworven voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;4° een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur verworven voor de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, ook geldt voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers;5° een reaffectatie of wedertewerkstelling in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die gebruikt werden voor lesuren Nederlands, ook blijft gelden als reaffectatie of wedertewerkstelling in het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers. § 4.De kandidaatstellingen die in toepassing van dit decreet plaatsvonden voor de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs voor het schooljaar 2006-2007, worden - waar nodig - geacht gebeurd te zijn voor het algemeen vak Nederlands voor nieuwkomers. § 5. In afwijking van artikel 33, § 1, deelt de inrichtende macht tijdens het schooljaar 2006-2007 de vacante betrekkingen in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs mee na 15 september 2006 en vóór 15 oktober 2006. De vacante betrekkingen worden vastgesteld op basis van de toestand op 15 september 2006.
De vacante betrekkingen in de specifieke uren-leraar onthaalonderwijs die werden meegedeeld vóór 15 mei 2006 op basis van de toestand op 15 april 2006, hebben geen uitwerking. ».
Afdeling III. - Inwerkingtreding Artikel VII.51 De artikelen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van : 1° artikelen VII.8, VII.12, VII.33, 3°, en VII.37 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1995; 2° artikelen VII.19 en VII.41 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2003; 3° artikelen VII.3, 1°, VII.5, VII.7, VII.32 en VII.33, 1° en 2°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2004; 4° artikelen VII.3, 2°, VII.14, VII.31, 1° en VII.46 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2005; 5° artikelen VII.6, 1°, VII.24, VII.25, VII.34, 1°, VII.48 en VII.49 die uitwerking hebben met ingang van 1 juni 2006.
HOOFDSTUK VIII. - Andere bepalingen Afdeling I. - Geïntegreerd onderwijs Artikel VIII.1 Aan artikel 5 van het koninklijk besluit nummer 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 9 april 1992, 28 april 1993 en 14 juli 1998, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. In het kader van het geïntegreerd onderwijs gericht op de begeleiding van autistische kinderen en in afwijking van de bepalingen van dit besluit kan de regering op vraag van de inrichtende macht in het buitengewoon onderwijs voor de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008, extra lesuren en extra uren toekennen voor het onderwijzend en paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.
Het aantal extra lesuren en extra uren bedraagt voor het Gemeenschapsonderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het vrij onderwijs respectievelijk maximaal 71, 35 en 333 extra lesuren en 12, 6 en 59 extra uren.
In geen geval kan de inrichtende macht personeelsleden affecteren, muteren en/of vast benoemen in de extra lesuren of extra uren. ».
Artikel VIII.2 Aan artikel 6 van het koninklijk besluit nummer 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993 en 14 juli 1998 en aan artikel 9 van het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993 en 14 juli 1998, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. In het kader van het geïntegreerd onderwijs gericht op de begeleiding van autistische kinderen en in afwijking van de bepalingen van dit besluit kan de regering op vraag van de inrichtende macht in het buitengewoon onderwijs voor de schooljaren 2006-2007 en 2007-2008, extra lesuren en extra uren toekennen voor het onderwijzend en paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.
Het aantal extra lesuren en extra uren bedraagt voor het Gemeenschapsonderwijs, het officieel gesubsidieerd onderwijs en het vrij onderwijs respectievelijk maximaal 71, 35 en 333 extra lesuren en 12, 6 en 59 extra uren.
In geen geval kan de inrichtende macht personeelsleden affecteren, muteren en/of vast benoemen in de extra lesuren of extra uren. ».
Afdeling II. - Internaten Artikel VIII.3 In artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 184 van 30 december 1982 tot vaststelling van de wijze waarop voor de Rijksinstituten voor buitengewoon onderwijs en de tehuizen van het Rijk de ambten worden bepaald van het paramedisch personeel en van het personeel toegekend in het kader van het internaat, gewijzigd bij het decreet van 31 juli 1990, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In aanmerking komende interne leerlingen zijn ook die leerlingen die als regelmatige leerlingen zijn ingeschreven op 1 februari van het voorafgaande schooljaar in een school voor gewoon onderwijs. Voor de bepaling van het urenpakket geldt voor die leerlingen het richtgetal 7 of, voor leerlingen met een attest voor het buitengewoon onderwijs, het richtgetal dat overeenstemt met het betrokken type en niveau in het buitengewoon onderwijs. ».
Artikel VIII.4 Artikel 2 van het koninklijk besluit nummer 456 van 10 september 1986 houdende rationalisatie en programmatie van de internaten van het door de Staat georganiseerde of gesubsidieerde onderwijs, gewijzigd bij de decreten van 31 juli 1990 en 9 april 1992, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 2 § 1. De oprichtingsnorm voor een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd internaat bedraagt veertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen op 1 september van het schooljaar van oprichting.
Een internaat kan eveneens worden opgericht in het kader van een herstructurering, zijnde een fusie van bestaande internaten onmiddellijk gevolgd door een afsplitsing van een of meer internaten, met dien verstande dat het oorspronkelijke aantal internaten niet wordt overschreden. In voorkomend geval bedraagt de oprichtingsnorm dertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen op 1 september van het schooljaar van oprichting. Deze norm is van toepassing op alle internaten die uit de herstructurering voortvloeien.
Een internaat kan eveneens worden opgericht in het kader van een herstructurering, zijnde een afsplitsing van een bestaand internaat, al dan niet na fusie, met dien verstande dat het oorspronkelijke aantal internaten wel wordt overschreden. In voorkomend geval bedraagt de oprichtingsnorm veertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen op 1 september van het schooljaar van oprichting. Deze norm is van toepassing op alle internaten die uit de herstructurering voortvloeien. § 2. De behoudsnorm voor een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd internaat bedraagt dertig regelmatig ingeschreven interne leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. § 3. Indien 1 september of 1 februari een lesvrije dag is, dan wordt de eerstvolgende lesdag als tellingsdatum genomen. ».
Artikel VIII.5 Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de decreten van 31 juli 1990 en 9 april 1992, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 3 § 1. Een internaat wordt gefinancierd of gesubsidieerd wanneer aan alle onderstaande voorwaarden gezamenlijk is voldaan : 1° ofwel als autonoom internaat georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijk rechtspersoon of een publiekrechtelijk rechtspersoon, zijnde het Gemeenschapsonderwijs, een gemeentebestuur of een provinciebestuur, ofwel verbonden zijn aan een door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instelling voor gewoon basis- of secundair onderwijs;2° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen;3° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maken;4° de bepalingen naleven met betrekking tot de onderwijstaal en de taalkennis van het personeel, zoals bepaald in de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en zoals bepaald in de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken;5° beschikken over personeel waarvan de gezondheidstoestand de gezondheid van de leerlingen niet in gevaar brengt;6° voldoen aan de oprichtingsrespectievelijk de behoudsnorm, naargelang van het geval. § 2. Een internaat kan aan een onderwijsinstelling die afhangt van een andere inrichtende macht worden verbonden op basis van een overeenkomst tussen de twee betrokken inrichtende machten. ».
Artikel VIII.6 In artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993, 19 april 1995 en 8 juli 1996, wordt het punt a) vervangen door wat volgt : « a) de interne leerlingen van verschillende vestigingsplaatsen van eenzelfde internaat worden samengeteld. Een gebouw of een gebouwen-complex van een internaat kan niet tezelfdertijd een vestigingsplaats zijn van een ander internaat; ».
Artikel VIII.7 Artikel 2bis van hetzelfde besluit ingevoegd bij het decreet van 9 april 1992, wordt opgeheven.
Afdeling III. - Politiek verlof Artikel VIII.8 In artikel 29, tweede lid, van het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt een derde gedachtestreepje toegevoegd, dat luidt als volgt : « - hetzij als tijdelijk personeelslid aangesteld zijn. ».
Artikel VIII.9 Artikel 31 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 31 Aan een personeelslid wordt op zijn verzoek, een voltijds of deeltijds politiek verlof toegekend voor de uitoefening van een mandaat van : 1° burgemeester, schepen of gemeenteraadslid;2° provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie;3° voorzitter, lid van het bureau of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn;4° voorzitter, lid van het vast bureau van de districtsraad of lid van de districtsraad. De Vlaamse Regering kan voor personeelsleden die dit verlof opnemen, voorwaarden bepalen. ».
Afdeling IV. - Gelijke kansen Artikel VIII.10 In artikel III.4, § 1, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, worden tussen de woorden « in de school » en de woorden « minstens 10 % boven de relatieve aanwezigheid« de woorden « of vestigingsplaats« ingevoegd.
Artikel VIII.11 In artikel VI.3 van hetzelfde decreet worden in het laatste lid de datum « 1 januari 2002 » vervangen door de datum « 1 januari van het voorgaande schooljaar. ».
Artikel VIII.12 In artikel VI.14 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De extra uren-leraar worden uitgeoefend in het ambt van leraar of van godsdienstleraar. Met de puntenwaarden worden halftijdse of voltijdse betrekkingen opgericht in het ambt van opvoeder. ».
Artikel VIII.13 In artikel VIII.3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3 worden tussen het woord « meewerkende » en het woord « instelling » de woorden « school voor basis- en secundair onderwijs of » ingevoegd;2° in § 4 worden tussen het woord « werkingsbudget » en het woord « om » de woorden « bestemd voor materiaalkosten, vervoerskosten en uitrustingskosten of » ingevoegd. Artikel VIII.14 Aan artikel VIII.4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het betrokken personeelslid kan, mits zijn instemming, voor de vervulling van zijn opdracht in het kader van het tijdelijk project kunstinitiatie worden ingezet voor en in andere scholen of instellingen die de in artikel VIII.3, § 2, vermelde samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten. ».
Artikel VIII.15 In artikel VIII.5, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° het bedrag dat toegekend wordt aan elk punt dat omgezet wordt in een werkingsbudget, bestemd voor materiaalkosten, vervoerskosten en uitrustingskosten of om voordrachtgevers in te zetten; ».
Artikel VIII.16 In artikel IV.4, 9°, van het decreet van 15 juli 2005 houdende wijziging van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, wordt de zinsnede « artikel III.4, § 2 » vervangen door de zinsnede « artikel III.9, § 2 ».
Afdeling V. - Controle ziekteverlof Artikel VIII.17 In artikel 57 van het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V, wordt het laatste lid vervangen door wat volgt : « Het personeelslid dat de bij of krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen niet naleeft, kan, onverminderd de bepalingen van de decreten rechtspositie, een geldelijke sanctie opgelegd krijgen volgens de voorwaarden, vastgelegd door de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering waarborgt daarbij in elk geval het recht op verdediging van het personeelslid in kwestie. ».
Afdeling VI. - Speciale onderwijsleermiddelen Artikel VIII.18 In artikel 67, § 1, van decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « kleuteronderwijs, lager » worden geschrapt;2° tussen het woord « gewoon » en het woord « secundair » worden de woorden « gefinancierd of gesubsidieerd » ingevoegd. Afdeling VII. - Decreet betreffende het onderwijs XI Artikel VIII.19 In artikel 173 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs XI worden de woorden « Dienst Europese Projecten » vervangen door de woorden « Dienst Beroepsopleiding ».
Afdeling VIII. - Decreet betreffende het onderwijs XIV Artikel VIII.20 In artikel X.31 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, wordt aan het eerste lid een zin toegevoegd, die luidt als volgt : « De begripsbepalingen uit de punten 3° en 5° hebben eveneens betrekking op het hoger onderwijs. ».
Artikel VIII.21 In artikel X.32 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel X.32 wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° diploma : een door de Vlaamse Gemeenschap erkend studiebewijs door het bestuur van een school/centrum uitgereikt aan een regelmatige leerling/cursist die met goed gevolg het secundair of hoger onderwijs heeft voltooid of het studiebewijs bedoeld in artikel 85 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen; »; 2° er wordt een 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° erkend studiebewijs : een studiebewijs bedoeld in de punten 1° tot 4° of in artikel 17, §§ 1 en 2, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. ».
Afdeling IX. - Coördinatie van de regelgeving Artikel VIII.22 In artikel X.35 van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004 en 15 juli 2005, worden punten 37°, 38° en 39° vervangen door wat volgt : « 37° het decreet betreffende het onderwijs XIV; 38° het decreet betreffende het onderwijs XV;39° het decreet betreffende het onderwijs XVI.».
Afdeling X. - Inwerkingtreding Artikel VIII.23 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van artikelen VIII.6, VIII.11, VIII.13, VIII.14, VIII.15 en VIII.16 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2005.
HOOFDSTUK IX. - Autonome bepalingen Afdeling I. - Bekrachtiging van omzendbrieven en besluiten Artikel IX.1 De volgende besluiten en omzendbrief worden bekrachtigd vanaf de datum van de respectieve inwerkingtreding : 1° besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfstages en mentorschap;2° besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 betreffende de investeringsoperatie in scholen voor technologie en industriële technieken; 3° omzendbrief PV/2003/01 van 10 juni 2003 betreffende het deeltijds kunstonderwijs, punt 2.1., programmatie vanaf 1 september 2003 van een middelbare graad in filialen.
Afdeling II. - Experimenteel modulair beroepsonderwijs Artikel IX.2 De Vlaamse Regering kan beslissen om het tijdelijk project houdende het experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair stelsel met één schooljaar te verlengen. In voorkomend geval houdt het project op per 31 augustus 2008.
Afdeling III. - Experimenten deeltijds kunstonderwijs Artikel IX.3 De experimenten die toegestaan werden door de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs, op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting beeldende kunst, en op basis van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting muziek, woordkunst en dans, die aflopen op 30 juni 2006 worden verlengd met een jaar tot en met 30 juni 2007.
Afdeling IV. - Eun Partnership Artikel IX.4 § 1. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om toe te treden tot de internationale vzw Eun Partnership en bij te dragen tot de werking van de vereniging. § 2. De internationale vzw Eun Partnership heeft tot doel het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in scholen te ondersteunen en te promoten. Eun Partnership realiseert dat door de samenwerking tussen scholen in Europa aan te moedigen en door specifieke dienstverlening te verstrekken aan scholen en andere onderwijsactoren. § 3. Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap uitgetrokken kredieten wordt aan voornoemde vzw een toelage verleend.
Afdeling V. - Terugvorderingen volwassenenonderwijs Artikel IX.5 § 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden die nà 7 augustus 1982 en vóór 1 september 1991 prestaties hebben uitgeoefend waarvoor ze bezoldigd werden op grond van de bepalingen van artikel 10, § 5, van het koninklijk besluit nummer 63 van 20 juli 1982 houdende wijziging van de bezoldigingsregels van toepassing op het onderwijzend en daarmee gelijkgesteld personeel van het onderwijs met volledig leerplan en van het onderwijs voor sociale promotie of met beperkt leerplan. § 2. Het personeelslid, vermeld in § 1, voor wie de bepalingen van artikel 10, § 5, van voormeld koninklijk besluit van 20 juli 1982 door een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking niet meer gelden, kan vragen om, met ingang van 1 september 1991, zijn voor die periode toegekende salaris of salaristoelage opnieuw vast te stellen volgens de voornoemde bepalingen en zonder rekening te houden met de voormelde onderbreking van de uitgeoefende prestaties.
Dit verzoek moet medegedeeld worden aan de bevoegde diensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming.
Afdeling VI. - Tijdelijke projecten betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap Artikel IX.6 De Vlaamse Regering kan het besluit van 27 januari 2006 tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap wijzigen.
Afdeling VII. - Inwerkingtreding Artikel IX.7 De bepalingen van dit hoofdstuk treden in werking op 1 september 2006, met uitzondering van : 1° artikel IX.1, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2005; 2° artikel IX.1, 2°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2005; 3° artikel IX.1, 3°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2003; 4° artikel IX.3 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006; 5° artikel IX.5 dat uitwerking heeft met ingang van 7 augustus 1982.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 juli 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Zitting 2005-2006 : Stukken.- Ontwerp van decreet : 851, nr. 1. - Amendementen : 851, nr. 2. - In eerste lezing aangenomen artikelen : 851, nr.3. - Amendementen : 851, nr. 4. - Verslag : 851, nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 851, nr. 6.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 5 juli 2006.