Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 mei 2004
gepubliceerd op 25 augustus 2004

Decreet inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036333
pub.
25/08/2004
prom.
07/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/07/2004036333/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2004. - Decreet inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

Art. 2.Dit decreet regelt het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, in afkorting SERV, hierna te noemen de Raad. HOOFDSTUK II. - Opdrachten en hoedanigheden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen

Art. 3.§ 1. Binnen de Raad vindt er sociaal-economisch overleg plaats tussen de representatieve organisaties van de werknemers, de werkgevers, de middenstand en de landbouw.

De in het eerste lid vermelde organisaties kunnen met elkaar akkoorden sluiten, alsmede aanbevelingen doen aan sectoren en ondernemingen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 11, § 1.

Het staat de in het eerste lid vermelde organisaties vrij om de in het tweede lid bedoelde akkoorden al dan niet ter bekrachtiging aan de Vlaamse regering voor te leggen. § 2. Naast de in paragraaf 1 verleende opdracht, functioneert de Raad tevens als de strategische adviesraad voor het beleidsdomein dat betrekking heeft op het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het toerisme. § 3. Bij het uitbrengen van zijn studies, standpunten, adviezen en andere documenten vermeldt de Raad telkens de hoedanigheid waarin hij optreedt, te weten hetzij, enerzijds, de hoedanigheid van orgaan van sociaal-economisch overleg als bedoeld in de eerste paragraaf, hetzij, anderzijds, de hoedanigheid van strategische adviesraad voor het beleidsdomein dat betrekking heeft op het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het toerisme als bedoeld in de tweede paragraaf, evenals het artikel van dit decreet waarop zijn optreden is gesteund. HOOFDSTUK III. - Statuut, samenstelling en werking van de Raad

Art. 4.De Raad heeft rechtspersoonlijkheid.

Art. 5.§ 1. De Raad is samengesteld uit tien leden voorgedragen door de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw en uit tien leden voorgedragen door de representatieve organisaties van de werknemers. Deze twintig leden worden door de Vlaamse regering benoemd uit dubbele lijsten voorgedragen door die organisaties. § 2. Overeenkomstig de in paragraaf 1 bepaalde procedure, benoemt de Vlaamse regering voor ieder lid een plaatsvervanger. § 3. De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. § 4. Leden van de Raad en hun plaatsvervangers worden door de Vlaamse regering ontslagen op verzoek van de representatieve organisatie op wier voordracht zij benoemd zijn.

Leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen ook te allen tijde vrijwillig ontslag nemen. § 5. Het lid van de Raad dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de vervanging van het effectieve lid is voorzien met naleving van hetgeen is bepaald in paragraaf 1. § 6. De Raad kan, voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken, een beroep doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werkgroepen, onder de voorwaarden te bepalen in zijn reglement van orde. § 7. Ten hoogste tweederde van de leden van de Raad is van hetzelfde geslacht.

Telkens in de Raad één of meer mandaten te begeven zijn, dient per mandaat, door elke voordragende representatieve organisatie, de kandidatuur van minstens één man en één vrouw te worden voorgedragen.

Art. 6.Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, met het ambt van minister, staatssecretaris en hun kabinetsleden, met het ambt van personeelslid van een departement of agentschap van de Vlaamse overheid dat in een hiërarchische verhouding staat tot de minister tot wiens bevoegdheid de Raad behoort, met het ambt van personeelslid van het Vlaams Parlement en de bij het Vlaams Parlement opgerichte diensten en met het ambt van personeelslid van de Raad.

Art. 7.§ 1. De Raad verkiest onder zijn leden een voorzitter en stelt uit zijn leden het dagelijks bestuur samen.

Het dagelijks bestuur is samengesteld uit een gelijk aantal leden voorgedragen door de organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw, enerzijds, en door de organisaties van de werknemers, anderzijds, de voorzitter van de Raad die het dagelijks bestuur voorzit, meegerekend. § 2. De regeling van de rechtspositie van het personeel van de Raad wordt vastgesteld door de Vlaamse regering.

De Vlaamse regering stelt de presentiegelden en de vergoedingen van de leden van de strategische adviesraad vast. § 3. De Raad stelt zijn reglement van orde op dat verplicht voorziet in : 1° de bevoegdheden van de voorzitter;2° de bevoegdheden en de werkwijze van het dagelijks bestuur;3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;4° de periodiciteit van de vergaderingen;5° de wijze van besluitvorming van de Raad;6° de bekendmaking van de handelingen;7° de voorwaarden waaronder de Raad een beroep kan doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werkgroepen, overeenkomstig artikel 5, § 6;8° de organisatie van de administratieve en materiële opvang en het verzekeren van het secretariaat van de in afdeling II van hoofdstuk IV genoemde opdrachten;9° de organisatie van de administratieve en materiële opvang en het verzekeren van het secretariaat van het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité;10° enige andere regeling die de werking van de Raad, alsmede de in diens schoot opgerichte commissies, werkgroepen of andere organismen, betreft. Het in het eerste lid bedoelde reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse regering. § 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 16, § 4, kan elk van de in afdeling II van hoofdstuk IV bedoelde commissies, werkgroepen of andere organismen een eigen reglement van orde inzake de organisatie en de werking daarvan vaststellen.

Enig in het eerste lid bedoeld reglement van orde is onderworpen aan de goedkeuring van de Raad.

Art. 8.De voorzitter vertegenwoordigt de Raad in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.

De rechtsgedingen waarbij de Raad betrokken is, hetzij als eiser, hetzij als verweerder, worden op verzoek van de voorzitter krachtens een beslissing van het dagelijks bestuur ingesteld.

De voorzitter voert en stelt de vorderingen in kortgeding en de eis tot inbezitstelling in; hij verricht alle daden van bewaring of alle handelingen tot stuiting van verjaring en van verval.

Art. 9.§ 1. De financiële middelen van de Raad bestaan uit : 1° een vaste dotatie die jaarlijks wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;2° een variabele dotatie die bepaald wordt in functie van de bijkomende opdrachten waarmee de Vlaamse regering de Raad belast;3° eigen inkomsten. § 2. De Raad maakt jaarlijks aan de minister die de Raad tot zijn bevoegdheid heeft, een ontwerp van zijn begroting over, mede opgesplitst in functie van de algemene en bijzondere opdrachten die bij dit decreet zijn bepaald. De begroting wordt achtereenvolgens aan de Vlaamse regering en aan het Vlaamse Parlement ter goedkeuring voorgelegd. § 3. De Raad voert een boekhouding en stelt de begroting en de rekening op volgens de wijze zoals door de Vlaamse regering bepaald.

Art. 10.De Raad richt een secretariaat in dat in staat is de administratieve ondersteuning voor zijn algemene, bijkomende en bijzondere opdrachten te verzekeren.

De Raad zorgt tevens voor de nodige administratieve en materiële opvang en het verzekeren van het secretariaat van het overleg tussen de Vlaamse regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité. HOOFDSTUK IV. - Sociaal-economisch overleg Afdeling 1. - Algemene bevoegdheden van de Raad

Art. 11.§ 1. In het kader van artikel 3, paragraaf 1, van dit decreet beschikt de Raad over een algemene bevoegdheid tot het plegen van sociaal-economisch overleg, op eigen initiatief, over alle aangelegenheden als bedoeld in artikel 39 en/of in de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet, die een sociaal-economische dimensie hebben of waaromtrent het akkoord, de betrokkenheid of het advies van het Vlaamse Gewest voorzien is.

Onverminderd het bepaalde elders in dit decreet, kan de Raad aan de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde overleg, naar goeddunken, een interne of externe mededeling verbinden. § 2. De Vlaamse regering verzoekt de Raad tot het plegen van sociaal-economisch overleg over : a) alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-economische dimensie hebben, uitgezonderd het voorontwerp van decreet houdende de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;b) alle voorontwerpen van decreet houdende oprichting, afschaffing of wijziging van bevoegdheden van instellingen waarvan de opdracht een sociaal-economische dimensie heeft en die onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest en/of van de Vlaamse Gemeenschap ressorte-ren;c) alle voorontwerpen van wet of van koninklijk besluit die een sociaal-economische dimensie hebben en waarvoor in toepassing van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen het akkoord van de Vlaamse regering is vereist. Het in deze paragraaf bedoelde sociaal-economisch overleg resulteert in een standpunt van de Raad dat wordt meegedeeld aan de Vlaamse regering.

Art. 12.Vóór 10 september van elk jaar brengt de Raad een met redenen omkleed standpunt uit over het te voeren begrotingsbeleid. Het standpunt wordt meegedeeld aan de Vlaamse regering. Indien het standpunt niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht.

Art. 13.Het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering of het lid van de Vlaamse regering dat terzake bevoegd is, kan de Raad en/of enige instantie bedoeld in de artikelen 16, 17 en 19 om studies en/of standpunten omtrent onderwerpen die Vlaanderen aanbelangen, verzoeken.

Art. 14.§ 1. Tenzij de Vlaamse regering in haar aanvraag uitdrukkelijk in een langere termijn voor het plegen van sociaal-economisch overleg heeft voorzien, worden de standpunten bedoeld in artikel 11, § 2, verstrekt binnen een termijn van één maand na datum van ontvangst van de aanvraag.

Ingeval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse regering de termijn inkorten zonder dat hij minder dan tien werkdagen mag bedragen.

Indien het standpunt niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht. § 2. De in artikel 13 bedoelde studies en standpunten worden uitgebracht binnen de termijn, opgelegd in het verzoek, die minstens tien werkdagen moet omvatten.

Indien de studie of het standpunt niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht. Afdeling 2. - Bijzondere opdrachten van de Raad

Onderafdeling 1. - STV-Innovatie & Arbeid

Art. 15.§ 1. In de schoot van de Raad is er een stichting, genaamd "STV-Innovatie & Arbeid". § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde stichting heeft tot taak om zich te ontwikkelen tot een kenniscentrum op het gebied van organisatorische en technologische veranderingen in relatie tot arbeid in Vlaanderen.

De in het eerste lid bedoelde taak omvat in elk geval : a) het bijeenbrengen van informatie en documentatie;b) het uitvoeren of initiëren van maatschappelijk onderzoek;c) het verspreiden van de behaalde onderzoeksresultaten;d) het mede onderbouwen van het overleg binnen en de standpuntbepaling van de Raad;e) het valoriseren van de onderzoeksresultaten naar de geledingen van de Raad, bedoeld in artikel 5, § 1;f) op verzoek van de Raad, het formuleren van aanbevelingen aan de Raad, de Vlaamse regering en/of het Vlaams Parlement. Onderafdeling 2. - Sectorale commissies

Art. 16.§ 1. Op aanbeveling, op verzoek of als gevolg van een standpunt van de Raad kan de Vlaamse regering voor iedere bedrijfstak of samenhangend geheel van bedrijfstakken die, respectievelijk dat zij omschrijft, bij de Raad sectorale commissies oprichten. § 2. Iedere sectorale commissie is samengesteld uit een gelijk aantal stemgerechtigde leden die de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties van de betrokken bedrijfstak, of het betrokken samenhangend geheel van bedrijfstakken, die, respectievelijk dat de Vlaamse regering omschrijft, vertegenwoordigen. Zij worden door de Vlaamse regering benoemd op dubbele lijsten, voorgedragen door de Raad.

Leden van een sectorale commissie en hun plaatsvervangers worden door de Vlaamse regering ontslagen op verzoek van de Raad. Leden van een sectorale commissie en hun plaatsvervangers kunnen ook te allen tijde vrijwillig ontslag nemen.

Iedere sectorale commissie kiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. Er bestaat een wisselend voorzitter- en ondervoorzitterschap tussen de leden benoemd uit de respectievelijke lijsten van de werkgevers- en werknemersorganisaties. Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelfde groep van leden die de werkgevers- of werknemersorganisaties vertegenwoordigen, behoren.

De Vlaamse regering bepaalt voor iedere sectorale commissie het aantal leden zonder dat dit aantal twintig leden mag overschrijden.

Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden hernieuwd. De leden blijven in functie totdat hun opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de vervanging van het effectieve lid is voorzien met naleving van hetgeen is bepaald in het eerste lid van deze paragraaf. § 3. Overeenkomstig de in paragraaf 2, eerste lid, bepaalde procedure wordt voor ieder lid een plaatsvervangend lid benoemd. § 4. Iedere sectorale commissie stelt zijn reglement van orde op. Dit reglement van orde is onderworpen aan de goedkeuring van de Raad en van de Vlaamse regering. § 5. De sectorale commissies hebben een algemene bevoegdheid tot het formuleren van aanbevelingen en standpunten inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 en/of de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet die een sociaal-economische dimensie hebben en tot de materies van de bedrijfstak, of het samenhangend geheel van bedrijfstakken, die, respectievelijk dat de Vlaamse regering omschrijft, behoren.

De sectorale commissies kunnen op eigen initiatief, of op verzoek, aanbevelingen richten tot, respectievelijk standpunten meedelen aan, het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering, het lid van de Vlaamse regering dat terzake bevoegd is en de Raad. § 6. De sectorale commissies kunnen voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken een beroep doen op deskundigen.

Onderafdeling 3. - Vlaamse havencommissie

Art. 17.§ 1. Bij de Raad is een commissie tot voorbereiding van het havenbeleid, hierna genoemd de Vlaamse Havencommissie, opgericht. § 2. De Vlaamse Havencommissie is onderworpen aan het bepaalde in artikel 24 en artikel 30, § 3, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens.

Onderafdeling 4. - Beroepsprofielen

Art. 18.§ 1. Hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de Vlaamse regering legt de Raad de beroepsprofielen bedoeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs vast.

In geval van een regeringsinitiatief als bedoeld in het eerste lid, legt de Raad de profielen vast binnen een door de Vlaamse regering bepaalde termijn die niet korter is dan één jaar.

Indien de Raad binnen de in het vorige lid bepaalde termijn geen profielen heeft vastgelegd, kan de Vlaamse regering zelf de decretale specifieke eindtermen ontwikkelen op voorstel van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling bij de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de Vlaamse regering, hetzij op verzoek van de sociale partners van een bedrijfstak of een samenhangend geheel van bedrijfstakken, die, respectievelijk dat de Vlaamse regering omschrijft, legt de Raad de beroepsprofielen van enige onderwijsvorm of enig onderwijsniveau andere dan deze bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, vast.

Onderafdeling 5. - Commissie Diversiteit

Art. 19.§ 1. Bij de Raad fungeert een commissie, genaamd "Commissie Diversiteit", die ijvert voor de evenredige vertegenwoordiging in het sociaal-economische leven van die groepen van de bevolking die thans niet op een evenredige wijze vertegenwoordigd zijn in het sociaal-economische leven.

De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de Raad, de nadere omschrijving van de in het eerste lid bedoelde groepen. § 2. Onverminderd het bepaalde in § 3 van dit artikel is de Commissie Diversiteit samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van enerzijds de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw, en van anderzijds de representatieve organisaties van de werknemers.

Voor elk van de leden van de Commissie Diversiteit wordt door de organisatie die hen heeft voorgedragen, tevens een plaatsvervanger voorgedragen.

De leden en plaatsvervangende leden van de Commissie Diversiteit worden aangeduid door de Raad.

De Commissie Diversiteit verkiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. Er bestaat een wisselend voorzitter- en ondervoorzitterschap tussen de leden van enerzijds de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties en anderzijds de werknemersorganisaties.

Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelfde groep van leden die de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties, respectievelijk de werknemersorganisaties vertegenwoordigen, behoren.

Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden hernieuwd. De leden blijven in functie tot hun opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de definitieve vervanging van het effectieve lid is voorzien. § 3. De Commissie Diversiteit betrekt de in § 1 bedoelde groepen bij de werking overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in het reglement van orde. § 4. De bepalingen van artikel 16, § 4, zijn van overeenkomstige toepassing voor de Commissie Diversiteit. § 5. De Raad kan de Commissie Diversiteit verzoeken om informatie in te zamelen, studies te verrichten en aanbevelingen te formuleren inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 en/of de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet, die een sociaal-economische dimensie hebben en die inzonderheid het thema van de diversiteit of de evenredige participatie van minderheidsgroepen of minder bedeelde groepen betreffen.

De Commissie Diversiteit kan op eigen initiatief studies en aanbevelingen richten aan de Raad. De wijze waarop de commissie tot haar studies en aanbevelingen komt, wordt bepaald in het reglement van orde. HOOFDSTUK V. - De Raad als strategische adviesraad

Art. 20.§ 1. Inzake het beleidsdomein dat betrekking heeft op het economische beleid, het tewerkstellingsbeleid en het toerisme, geldt de Raad als strategische adviesraad zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden. § 2. In de in paragraaf 1 bedoelde hoedanigheid en wat het daar bedoelde beleidsdomein betreft, heeft de Raad de volgende opdrachten : 1° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over de hoofdlijnen van het beleid;2° bijdragen tot het vormen van een beleidsvisie;3° de maatschappelijke ontwikkelingen volgen en interpreteren;4° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering;5° reflecties leveren over de bij het Vlaams Parlement ingediende beleidsnota's;6° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over voorstellen van decreet;7° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van samenwerkingsakkoord van strategisch belang die de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaams Gewest wil sluiten met de Staat of met andere Gemeenschappen en Gewesten, en over ontwerpen van Europese en internationale samenwerkingsakkoorden van strategisch belang. § 3. De Vlaamse regering is verplicht om advies te vragen over de in § 2, 4°, bedoelde ontwerpen van besluit van de Vlaamse regering die van strategisch belang zijn. Dit zijn ontwerpen van reglementair of organiek besluit die uitvoering geven aan de inhoud van een decreet en door de Vlaamse regering worden beschouwd als basisuitvoeringsbesluiten. § 4. De Vlaamse regering kan gemotiveerd afwijken van de in § 3 bedoelde adviezen evenals van de met toepassing in artikel 11, § 2, geformuleerde standpunten en informeert de Raad hierover. § 5. Alle adviezen uitgebracht door de SERV zijn openbaar. § 6. De in paragraaf 2 bedoelde opdrachten doen geen afbreuk aan de elders in het decreet bepaalde taken, opdrachten en bevoegdheden van de Raad.

Art. 21.In de in artikel 20, § 1, bedoelde hoedanigheid wordt een advies in de regel verstrekt binnen een termijn van één maand na de datum van ontvangst van de aanvraag. In geval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse regering de termijn inkorten zonder dat deze minder dan tien werkdagen mag bedragen.

Indien het advies niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht.

Art. 22.In de in artikel 20, § 1, bedoelde hoedanigheid kan de Raad onderling samenwerken met andere strategische adviesraden en een gezamenlijk advies uitbrengen. HOOFDSTUK VI. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen

Art. 23.Het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen wordt opgeheven.

Art. 24.De Raad en de in afdeling II van hoofdstuk IV vermelde commissies en andere instanties, alsmede alle in hun hoofde bestaande rechten en verplichtingen en door hen gestelde handelingen, eventuele proceshandelingen en besluiten inbegrepen, genieten na datum van inwerkingtreding van dit decreet, een volle continuïteit sedert de datum van oprichting van de Raad, respectievelijk andere instantie of commissie, op grond van het decreet van 27 juni 1985 of van het later decreet dat voormeld decreet van 27 juni 1985 heeft gewijzigd.

Art. 25.Het tweede lid van artikel 24 van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens wordt vervangen als volgt : « Inzake het Vlaamse havenbeleid brengt de Vlaamse Havencommissie, op eigen initiatief, aanbevelingen gericht tot de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement uit. Binnen dezelfde bevoegdheidssfeer neemt de Vlaamse Havencommissie, op verzoek van de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement, standpunten die worden meegedeeld aan de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement in. » .

Art. 26.De Vlaamse regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 mei 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-goevernment, P. CEYSENS _______ Nota Zitting 2003-2004 Stukken - Ontwerp van decreet - Amendement - Verslag - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering :2074 - Nr. 1 :2074 - Nr. 2 :2074 - Nr. 3 :2074 - Nr. 4 Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 27 en 29 april 2004.

^